Pas toen ik topsporter werd, op mijn dertigste, heb ik leren luisteren naar mijn gevoel. Elke ochtend als ik wakker werd, ging ik met mijn ogen dicht mijn lichaam langs. Hoe voelt het vandaag? Hoe voelen mijn armen, mijn benen. Ben ik moe maar kan ik wel trainen, of ben ik zo moe dat ik rusten moet? Heb ik pijntjes, of juist niet?
Ik voelde mijn pols, hoe vaak slaat mijn hart in een minuut: een indicatie van hoe uitgerust en fit je bent. Ik probeerde ook mijn stemming te peilen: heb ik er zin in vandaag, ben ik vrolijk, of juist chagrijnig. Is er iets dat me aan het piekeren houdt. Dat schreef ik allemaal op, en zo kreeg ik, door de dagen, maanden en jaren heen, een interessant logboek van mijn fysieke en mentale gesteldheid. Dat gebruikte ik om mijn trainingsschema te finetunen.
Tegenwoordig hebben topsporters, en veel meer mensen trouwens, zo’n horloge dat alles meet. Uren slaap, uren diepe slaap. Hoe je hersteld bent, en je rusthartslag. Daar kun je veel mee, met al die gegevens. Maar uiteindelijk gaat het nog altijd om het gevoel van de sporter zelf. Atleten doen nog steeds wat ik ook deed: bewust voelen, het lichaam langs, een kijkje nemen in het gemoed – en daarvan leren voor de training van die dag. Durven rusten als je je moe voelt, vooral als je trainingsschema wat anders zegt, is daarbij de grootste kunst.
Het is een machtig interessante leerschool: voelen waar je grenzen liggen en daarnaar gaan leven. Het heeft me, ook nadat ik was gestopt met wielrennen, heel veel gebracht. Als je leert vertrouwen op je gevoel is het veel makkelijker beslissingen nemen waar je rationeel over twijfelt. Vóór mijn wielercarrière leefde ik op basis van ratio, vaak tegen mijn gevoel in. Dan voelt een beslissing uiteindelijk nooit goed, maar is het al geschied en worstel je ermee.
Toch vinden we veel met gevoel bezig zijn in het dagelijks leven vaak maar soft. We zijn een rationele maatschappij: het hoofd leidt, het lichaam volgt. Voelen wat we willen in het leven, wat fijn is, of juist waar onze grenzen liggen, is ons nooit echt geleerd. Daarom is het ook zo moeilijk om het direct duidelijk te kunnen zeggen als iemand onze grens niet respecteert. We voelen die grens niet, althans, niet meteen. In de dagen die volgen wellicht, of pas veel later, als het onbehagen maar niet weg te redeneren valt.
Wat zou het mooi zijn als we wel meteen kunnen voelen wat niet oké is, en het open durven te zeggen. Wat zou het mooi zijn als de andere partij het dan ook zonder morren incasseert. Net zoals je je verontschuldigt als je op iemands teen staat: dat doet pijn, o sorry, dat kwam per ongeluk. Probleem opgelost, zaak gesloten. Zo simpel zou het toch moeten kunnen zijn.
Zo droom ik wel eens hoe we sport kunnen gebruiken voor écht leren voelen, zoals topsporters doen. Te beginnen bij de kinderen, voor elke training of gymles: even met de ogen dicht je lichaam langs. Je armen, je benen. En hoe het voelt in je buik: heb je er zin in? Zie je ergens tegenop? Het klinkt simpel, en soft misschien. Maar naar je gevoel leren en durven luisteren is onbetaalbaar. En niet alleen topsporters, maar elk mens gegund.
Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.