
Het is in de vorige eeuw ooit begonnen met de hitparade in de popmuziek, daarna zag je ze overal: lijstjes met de beste 10, 50, 100 van een of ander cultuurgoed. Zo kwamen NRC en De Standaard onlangs met ‘De 50 beste Nederlandstalige boeken van de 21ste eeuw’. Liefst 81 kenners konden ieder hun eigen top-10 indienen.
Het waren allen ongetwijfeld gekwalificeerde mensen, toch miste ik een in dit verband niet onbelangrijke groep: de schrijvers zelf, met name de schrijvers van fictie. Ik kwam daarvan op die lijst maar twee bekende namen tegen: Arnon Grunberg en Marja Pruis. Voor mij jammer, want ik heb heel wat te danken aan de goede leestips van schrijvers. Bij voetbal heb ik dat overigens ook: dat ik meer waarde hecht aan het oordeel van de beoefenaar – Marco van Basten, Theo Janssen – dan dat van de voetbaljournalist.
Dat lijstje van Grunberg was meteen verrassend met titels die je elders niet vaak tegenkwam. 1. Koetsier Herfst – Charlotte Mutsaers. 2. De vader van Artenio – Frida Vogels. 3. Het theater, de brief en de waarheid – Harry Mulisch. 4. Specht en zoon – Willem Jan Otten. 5. Het boek Ont – Anton Valens. 6. Gelukkige slaven – Tom Lanoye. 7. Hokwerda’s kind – Oek de Jong. 8. De bewaker – Peter Terrin. 9. Het diner – Herman Koch. 10. Roundhay, tuinscène – Marente de Moor. Geen van deze titels stond bij de uiteindelijke top-20.
Toch bestaan er wel uitgebreide lijsten waarop schrijvers hun voorkeuren kenbaar maakten. In 1984 nam de Bijenkorf het initiatief voor een boekje onder de titel De literaire top 100 ‘Allertijden’ . Daarin stelden zes schrijvers (Maarten Biesheuvel, Cees Buddingh’, Hella Haasse, Maarten ’t Hart, Doeschka Meijsing en Ethel Portnoy), drie critici (Kees Fens, Jaap Goedegebuure en Carel Peeters) en de uitgever Martin Ros en de columnist Nico Scheepmaker ieder hun top-100 van verhalend proza uit de wereldliteratuur samen.
Voor een gretige lijstjeslezer als ik was het smullen. Neem de eerste tien van Biesheuvel. 1. De vergaderzaal – A. Alberts. 2. Sprookjes – H.C. Andersen. 3. Keefman – J. Arends. 4. Rode Ruiterij – Isaak Babel. 5. Eugénie Grandet – Honoré de Balzac. 6. Wachten op Godot – Samuel Beckett. 7. Kopstukken – Godfried Bomans. 8. Jane Eyre – Charlotte Brontë. 9. Sil de strandjutter – Cor Bruijn. 10. De meester en Margarita – Michail Boelgakov.
Die van Maarten ’t Hart doe ik er even gratis bij: 1. Woeste hoogten – Emily Brontë. 2. David Copperfield – Charles Dickens. 3. Het grauwe huis – Charles Dickens. 4. Grote verwachtingen – Charles Dickens. 5. Oorlog en vrede – Lev Tolstoj. 6. Anna Karenina – Lev Tolstoj. 7. Dokter Glas – Hjalmar Söderberg. 8. Licht in augustus – William Faulkner. 9. Belevenissen van Zeno – Italo Svevo. 10. Moby Dick – Herman Melville.
Bij de criticus Kees Fens viel mij de lage waardering op voor de Nederlandse literatuur uit de tweede helft van de 20ste eeuw: W.F. Hermans, Gerard Reve, Louis Paul Boon en Hugo Claus eindigen bij hem omstreeks de 90ste plaats, nog net voor de oudere Willem Elsschot.
Al die lijstjes uit de wereldliteratuur resulteerden in deze winnaar: Sprookjes van H.C. Andersen. Het eerste Nederlandstalige boek: op de tiende plaats De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon. Een boek uit 1953. Zou het nog veel gelezen worden?
