Column | Kritiek op Hamas is óók een plicht

De scherpste kritiek is nodig om het vernietigingsbeleid van Netanyahu een halt toe te roepen. Ik was te jong voor de Vietnamoorlog, die wereldwijd protesten uitlokte. Er vielen miljoenen doden: soldaten en vooral ook heel veel burgers. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig was die oorlog elke dag op tv te zien.

Nu pas, door de oorlog in Gaza, waarbij de doden godlof (nog) niet in de miljoenen worden geteld, krijg ik enig idee hoe onverdraaglijk zo’n almaar doorgaande verwoesting is, die elk journaal weer als dagmenu geserveerd wordt. Eerst slaat het je lam, daarna vergroot het je woede, vooral ook omdat het steeds duidelijker is dat de Israëlische premier er alles aan doet om vooral zichzelf te redden en niet zijn land.

Maar nu de volgende tournure, die we ook kennen uit het Vietnamverleden. De binnenvallende agressor in die oorlog waren de Verenigde Staten, vandaar die kreet, overal en nergens: ‘Yankee go home’.

Maar daarna volgde de hinkstapsprong, die erop neerkwam dat de vijand van mijn vijand wel mijn vriend moest zijn. Van de weeromstuit. Terechte kritiek liep uit op blinde solidariteit, alles was beter dan die Yanks. Vietnamese communisten werden toegejuicht, want zij vormden de vijand van de Amerikanen. Maar dat was buiten de communistische nasleep gerekend, van de Sovjet-Unie en van maoïstisch China, en al helemaal buiten de latere opkomst van Pol Pot in Cambodja, die een kwart van zijn landgenoten elimineerde.

Daarvoor hadden de Vietnam-demonstranten nooit getekend, integendeel. Maar de logica van het vijand-vijand-vriend-denken kent zo zijn eigen, onweerstaanbare dynamiek.

Nu weer terug naar Gaza, waar het optreden van het Israëlische leger ervoor zorgt dat Hamas in toenemende mate in een zacht, bijna menslievend schijnsel komt te staan. De slachtpartij van 7 oktober 2023 moet dan verdrongen worden of zodanig verdraaid, dat het op noodweer lijkt, een te rechtvaardigen actie. Maar iedereen die de kritiek op Israël en Netanyahu paart aan sympathie, ja zelfs lof voor Hamas, levert het Palestijnse volk uit aan een regime, waaronder al die westerse demonstranten nog geen week zouden willen leven.

Ik lees in Trouw de bijdrage van Raven Aluvihare, arts en fotograaf, die blijk geeft van zijn ambivalentie over de demonstratie in Den Haag van zondag 18 mei. Zo’n honderdduizend mensen toonden daar hun solidariteit met het Palestijnse volk. Maar Aluvihare is ook beducht en behoorlijk wantrouwend, want „we moeten weigeren deze overwinning te laten kapen door stemmen die de strijd eerder afwezen of demoniseerden”. Ik ben bang dat Aluvihare onder de ‘stemmen die de strijd eerder afwezen’ ook de critici van Hamas rekent. Maar kritiek op Hamas is ook een mensenrechtenplicht. De etnische zuivering van Gaza, door Netanyahu aangekondigd, maakt van Hamas nog geen leuke, Palestijnse vriendenclub. Een veroordeling van de Israëlische regering hoeft in het geheel niet hand in hand te gaan met een omarming van Hamas, of zelfs maar met een vergoelijking van die organisatie.

Ik mag toch hopen dat Aluvihare er niet van uitgaat dat die honderdduizend demonstranten in Den Haag waren om de lof te zingen van Hamas. Ze tekenden protest aan, ook tegen de lafhartige houding van de Nederlandse regering. In anderhalf jaar tijd is de stemming ten aanzien van Netanyahu’s Israël behoorlijk omgeslagen.

Zoiets heet ‘voortschrijdend inzicht’. En dat inzicht valt aan veel zaken toe te schrijven, maar echt niet aan de wijsheid van Hamas.

Stephan Sanders is essayist.