Column | Je hoopt maar dat de modellen kloppen

Het is moeilijk te weten wat je moet doen. Soms begin ik er niet eens aan. Zonder leidraad in het leven lig ik op de bank en ik lees over de lichtgevende sokken van de dichter Pablo Neruda. Die blijken te zijn geweven van schemer en schapenwol. De dichter schrijft: „Mara Mori bracht me een paar sokken, die ze met haar herdershanden breide”.

Ook maar iets breien misschien? Terwijl ik kritisch naar mijn eigen sokken kijk, arriveert per mail een bericht over fotograaf Mandy Barker. Zij presenteerde onlangs haar fotoboek gekleed in kleren die waren aangespoeld op het strand. Het boek dat ze presenteerde, Photographs of British Algae, gaat over kleding die is gevonden langs de Britse kust en die door de inwerking van het zout is gaan lijken op zeewier.

Er zijn momenten dat ik mezelf alleen nog kan zien als een veroorzaker van afval en een tsunami aan overtollige kledingstukken. Waarschijnlijk loopt Mandy nu rond op mijn oude schoenen. Tijd om er toch maar iets van te vinden en dus haal ik als verantwoordelijk burger een boek tevoorschijn. Oltre Terra heet het. Het is de catalogus van de gelijknamige tentoonstelling van ontwerpstudio Formafantasma en het gaat over wol.

Toen Oltre Terra vanuit Oslo neerstreek in Nederland, schreef de directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam dat deze tentoonstelling niet pleit voor de herwaardering van wol. Ze is ook geen aanklacht tegen de fast fashion-industrie. „Of althans, niet in de eerste plaats.” Tentoonstelling en boek laten vooral zien hoe innig de levens van mensen en schapen met elkaar verweven zijn.

Interessant in dit verband is de rationalisering van het schaap. Op verzoek van de markt zijn sinds de zeventiende eeuw efficiëntere schapen ontstaan. Verbeterde schapen. Maar rationaliseren is moeilijker dan je denkt en af en toe botst de ratio hard op de realiteit. Dan blijkt er in de innovatieplannen geen rekening te zijn gehouden met de kluwen aan veranderende sociale omstandigheden waarbinnen de verhouding tussen schapen en mensen vorm krijgt.

Sinds ze met mensen samenleven verliezen schapen bijvoorbeeld hun vacht niet meer vanzelf. Dat is voor schaapscheerders handig. Maar aangezien mensen vandaag de dag liever plastic jurken en synthetische pakken dragen – „suits are being made of plastic instead of wool” – worden schapen niet meer voor hun vacht gehouden. Toch moeten ze dus nog wel door mensenhand worden geschoren. Dat maakt de productie van schapenkaas en – o gruwel – schapenvlees duur en niet erg efficiënt.

Wat moet een mens deze dagen kortom doen? Wel wol dragen, geen wol dragen? Plastic kleren hebben het voordeel dat ze goedkoper zijn, dat er geen land voor hoeft te worden begraasd en geen methaan uitgestoten. Het nadeel is dat ze in de oceaan terechtkomen en aanspoelen op het strand. Het maken van een goede afweging is vooral zo lastig, lees ik in het hoofdstuk Wool in Norway, omdat de modellen hopeloos tekortschieten. En misschien is dat, het falen van de modellen, wel de meest indringende conclusie van het boek.

Zo houdt het PEF, het model van de Product Environmental Footprint, er geen rekening mee dat wollen kleren biologisch afbreekbaar zijn; bovendien kijkt het niet naar het gedrag van mensen. In feite wordt de ecologische voetafdruk van het schaap grotendeels bepaald door de vraag hoe vaak mensen hun sokken wassen en hoe snel ze ze weggooien. Maar dat weet het model niet en het denkt er ook niet over na.

Deze les is direct toepasbaar op andere plannen om de natuur te rationaliseren. „Onze missie is het digitaliseren van de oceaan”, zegt de maritieme tak van defensiebedrijf Helsing. Het digitaliseren van de oceaan! Dat is nog weer andere koek dan het rationaliseren van het schaap. Je hoopt maar dat de modellen kloppen en dat ze de mens precies vertellen wat te doen.

Maar vanzelfsprekend is dat niet. Als je erop let, en dat doe ik, zie je opeens overal aarzelingen opkomen over het functioneren van modellen. Voorzichtig wordt de complexe realiteit achter elk plan vandaan getrokken. In het boek Het geweld achter cijfers, bijvoorbeeld, waarin antropoloog Janine Janssen, inderdaad, de realiteit laat zien achter de cijfers. Bij het Centraal Planbureau, dat besluit regels voor doorrekeningen aan te passen, opdat „hervormingen ‘beter’ in beeld komen in hun analyse”.

Ook het digitaliseren van de oceaan klinkt als zo’n plan waar je de werkelijkheid heel graag eens achter vandaan zou trekken. De innig verweven levens van mensen en walvissen, de militaire sonar, de bouw, de constructiegeluiden, en de bedradingen die op algen lijken maar die in feite aangespoelde plastic jurken zijn.

Maxim Februari is jurist en schrijver en heeft om de week een column in NRC.