Column | Investeer eens in een vrouw

Vorige maand was Anne L’Huillier, winnaar van de Nobelprijs voor Natuurkunde in 2023, in Eindhoven. Eerst gaf ze bij ASML een lezing; daarna bij de jaarlijkse bijeenkomst van de Nederlandse Natuurkundige Vereniging, die aan de TU/e werd gehouden. Prachtig plaatste ze daarin haar bekroonde werk aan ultrakorte laserpulsen in een bredere context, met véél aandacht voor de samenwerking met collega’s, promovendi, postdocs.

Opvallend, vond ook een vrouwelijke collega na afloop. En nee, uit één lezing kun je geen conclusies trekken. Anderzijds laat onderzoek zien dat vrouwen in het openbaar vaker worden onderbroken en dat ze negatief beoordeeld worden als ze veel (maar minder dan mannen) aan het woord zijn. Veel onderzoek toont verder dat publicaties van vrouwen tijdens peerreviews (gemiddeld) negatiever worden beoordeeld; dat ze wel (gemiddeld) vaker gelezen, maar tegelijk (gemiddeld) minder vaak geciteerd worden. In zo’n klimaat zetten vrouwen hun werk allicht als vanzelf minder centraal – al hoeft dit bij Anne L’Huillier niet zo te zijn natuurlijk.

Hoe dan ook, vond mijn collega: vrouwen kunnen maar beter brutaler worden. Grotere onderzoekssubsidies aanvragen; hun succes minder snel relativeren; hun mannetje staan. Of zou het nóg beter zijn als juist iedereen meer nadruk op samenwerking zou leggen? En zouden veel mannen daar ook niet blij mee zijn?

Ik dacht aan het boek over de bijdragen van vrouwen aan ontwikkelingen in de quantumfysica (de laser is zo’n ontwikkeling) waaraan ik samen met drie redacteuren en een stel collega’s werk. Meestal wordt die vroege geschiedenis van de quantumfysica beschreven in termen van de ‘Big Five’: Max Planck, Albert Einstein, Niels Bohr, Werner Heisenberg en Erwin Schrödinger. En vaak wordt ook de foto getoond van de Solvay-bijeenkomst in 1927 waar die Big Five met ruim twintig andere fysici hevig debatteerden over de interpretatie van al die nieuwe inzichten. Eén vrouw zit er tussen: Marie Curie.

Maatschappij veranderen

Zo’n foto zou nu niet meer worden gemaakt. Volgens sommigen zitten we inmiddels in een tweede quantumrevolutie. Nu eentje waarin eerdere quantuminzichten nieuwe technologieën voortbrengen die de maatschappij zullen veranderen, zoals quantumnetwerken, quantumcomputers en quantumsensoren. Om daar zou goed mogelijk op in te spelen, wordt in Nederland een heel ‘quantumecosysteem’ opgetuigd. Trouwens, in photonics, het spelen met licht, gebeurt iets dergelijks.

Dat ‘ecosysteem’ is hier natuurlijk een metafoor, ontleend aan de ecologie – de leer (logos) van het huis (oikos), verbasterd tot eco. Ecologen bestuderen hoe levende organismen zich in een bepaalde omgeving – denk aan hei of veen – verhouden tot elkaar én tot allerlei omgevingsaspecten zoals de luchtvochtigheid, het klimaat of de zuurgraad van de bodem. En wanneer mensen het woord ecosysteem lenen, denken ze vervolgens meestal aan een gezond ecosysteem waarin vele soorten gedijen en tot bloei komen.

Voor zoiets moet vervolgens ook zo’n quantum- of photonics-ecosysteem zorgen: dat technici opgeleid aan roc’s en hogescholen, onderzoekers van universiteiten, patent officers, technologie-ontwikkelaars, investeerders in start-ups, schooldocenten en andere experts samen een netwerk vormen vol wederzijdse betrekkingen waarin nieuwe technologie kan bloeien en in de maatschappij kan worden ingebed. Zo bekeken was het wetenschappelijke ecosysteem tijdens die eerste quantumrevolutie een monocultuur.

In het nieuwe ecosysteem moeten juist het diverse palet aan mensen zich thuis gaan voelen. Gemakkelijk is zoiets niet. De Big Five en de foto uit 1927 zitten in de hoofden van veel fysici en technologie-ontwikkelaars, en stereotiepe beelden van hoogleraren met woeste haren hebben zich in het collectieve geheugen genesteld. Dat zulke beelden nauw aansluiten bij traditionele ideeën over gender die van generatie op generatie en anders wel door TikTok worden overgedragen, maakt ze des te hardnekkiger.

Ronde gezichten

Speelt daarnaast mee dat zulke beelden nauw aansluiten bij ons primatenbrein, waarover Mariska Kret vorige week schreef? Zo zouden mensen dankzij hun primatenreflexen meer vertrouwen stellen in mensen met ronde gezichten en grote ogen (Einstein voldoet), en mensen met rechte kaken en dicht bij elkaar staande ogen juist vaker als dominant en leidend zien. Overigens heeft geen van de Big Five van de quantumfysica zo’n gezicht.

De primatenreflexen kunnen misschien wel iets anders ophelderen. Namelijk dat krap 5 procent van de investeringen in Europese hightechstart-ups naar een door (alleen) een vrouw geleide start-up gaat. En dat één reden daarvoor is dat vrouwen moeite hebben om startkapitaal te werven. Omdat investeerders dus misschien onbewust oordelen dat iemand met een vrouwelijk gezicht niet over leidende eigenschappen beschikt?

Dat is niet zeker natuurlijk. Het is hoe dan ook frustrerend. Orang-oetangs, zo was onlangs ook in het nieuws, lijken plantenpulp op een wondje te smeren om genezing te bespoedigen. De mens kan intussen ultrakorte laserpulsen, muziekstukken en quantumcomputers maken. Dan zou die mens toch ook in staat moeten zijn om primatenreflexen en stereotiepe ideeën af te schudden die niet langer passen bij hoe we nu (willen) leven? Dus, bent u investeerder, kies dan eens voor een start-up met een vrouw aan het hoofd!

Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.