Column | Imitatio: voor popsterren en de gewone man

Deze week hoorde ik van het bestaan van Benson Boone: een popster uit 2002 met een zwarte snor, een matje en een glitterend acrobatenpakje. Hij is een kopie van Freddie Mercury, maar dan met PrEP en TikTok tot z’n beschikking. De gelijkenis is zo groot dat Queen-gitarist Brian May afgelopen maand naast hem op het podium kroop tijdens het op influencers gerichte muziekfestival Coachella. Op sociale media uitte Boone zijn frustratie over het weinige applaus dat May ontving van het publiek, dat tot dan dacht dat ‘Bohemian Rhapsody’ een cocktail is.

In de lijn der mannelijke popsterren is Boone de directe opvolger van Harry Styles, die weer talloze keren is vergeleken met Mick Jagger. Hetzelfde donkere haar, dezelfde brede mond, niet vies van een beetje oogpotlood. De enige die het niet eens is met de vergelijking, is Sir Mick. „Ik bedoel, ik droeg altijd veel meer make-up dan hij. Kom op, ik was veel androgyner.” Vechten om wie er het meest androgyn uitziet: het blijven alfamannetjes. Styles’ kledingkast is hoe dan ook identiek aan die van Jagger en bevat pantalons met wijde pijpen, jasjes met brede revers, boa’s en strakke turnpakjes voor op het podium. What’s next? Een roodharige gen Z’er met een turquoise outfit en een bliksemschicht diagonaal over z’n snoet?

De reden dat zo veel mannelijke idolen zich androgyn kleden, is om zich te onderscheiden van gewone mannen, van wie velen een kleurenpalet van lichtgrijs tot donkerblauw hanteren. Bordeauxrood is het gekste wat er kan gebeuren. We worden omringd door polo’s, verwassen spijkerbroeken, Happy Socks, teenslippers en T-shirts onder colberts. In deze wereld mag je al je handjes dichtknijpen als je vriend een paar Samba’s aantrekt.

De meeste Nederlandse jongens en mannen hebben natuurlijk geen schuld. Hun vaders deden aankopen bij V&D of C&A. Ze zijn opgegroeid met winkelstraten waarin het kiezen was tussen WE of Jack & Jones. Nergens is hulp.

De enige die zich uitspreekt over wat mannen zouden moeten dragen, is stijlpastoor Arno Kantelberg, en die blijft er maar op hameren dat broekspijpen niet te lang mogen zijn en mouwen niet te kort. Zo ver zijn de meesten helemaal nog niet! Leg eerst maar eens rustig uit wat er mis is met V-halzen en enkelsokjes.

Toen ik onlangs een roedel jongvolwassen mannen in pufferjassen op het station van Heerhugowaard zag, moest ik denken aan een video. My boyfriend was a 6 when I met him but I turned him into a 9, was de titel. De vriendin had zijn hoodie vervangen door een wit shirt en zijn skinny jeans door een beige linnen broek met een dunne zwarte riem, alsof hij zo was weggelopen uit La Chimera of Call Me By Your Name. Dat is dan wel weer schattig van mannen, dat de meesten zo’n restyling wel best vinden.

Sinds de Bob Dylan-biopic lijken de meeste mannen helemaal geen hulp meer nodig te hebben. Ze lopen rond in suède jasjes en donkerblauwe jeans − alleen de gitaar en neusprothese die Timothée Chalamet in de film droeg ontbreken. Levi’s bracht zelfs ‘een kleine capsulecollectie’ op de markt, bestaande uit een reproductie van Dylans jack en jeans inclusief „inzetstukken met bootcut-panelen, geïnspireerd op de inzetstukken die zijn toenmalige vriendin erin naaide”. Ere wie ere toekomt.

Niets mis met een beetje imitatio, de uitkomst voor zowel rijzende popsterren als de gewone man. Binnenkort verschijnt de vierdelige biopic over The Beatles. Zolang de styling voor Sgt. Pepper’s buiten beschouwing wordt gelaten, liggen ook daar kansen voor het straatbeeld.

Tessa Sparreboom is neerlandicus en oud-redacteur van Propria Cures.