De Amsterdamse krant Het Parool is een serie begonnen over een interessant onderwerp: de hufterigheid in Amsterdam. Belangrijkste conclusie: liefst 92 procent van de Amsterdamse bevolking ervaart hufterigheid in de eigen stad, maar ziet het eigen gedrag „nauwelijks als asociaal”.
Verslaggever Hans van den Beek, opende de serie met een incident waarbij zijn eigen vrouw was betrokken. Zij wilde oversteken bij een zebrapad op het Hugo de Grootplein in West, een plek die ik goed ken en waarvan ik altijd denk: hier word ik nog eens morsdood gereden. Een motorrijder naderde het zebrapad en de vrouw wachtte eerbiedig af, omdat ze nog niet dood wilde. Gelukkig stopte de motorrijder keurig en kon de vrouw haar weg vervolgen. Maar als ze halverwege het pad is, roept de motorrijder: „Hé, kankerhoer, kun je niet eens bedanken?”
Ik wens mevrouw Van den Beek toe dat zij deze motorrijder nooit meer tegenkomt bij een zebrapad, de volgende keer zal ze het niet overleven. Ik zie de kop in Het Parool al voor me: „Dodelijke wraak op vrouw verslaggever.” De advocaat van de dader zal bij de rechtbank begrip vragen voor zijn cliënt, die zich getergd voelde door de beschrijving in de krant.
Is dit incident veelzeggend? De verslaggever vindt van wel, en ik zou dat misschien ook vinden als het mijn eigen vrouw was geweest, maar ik voel hier toch de nodige twijfel. Hoe onveilig het voor voetgangers ook is bij de zebrapaden, zo’n staaltje van cynische onbeschoftheid heb ik nooit eerder gezien of gehoord. Wat die paden zo onveilig maakt, is niet zozeer de onbeschoftheid als wel de onverschilligheid van de fietsers en scooterrijders. Jij bestaat als voetganger niet voor hen, ze doen ook altijd letterlijk alsof ze je niet zien staan.
Maar noem je die onverschilligheid een vorm van hufterigheid, dan heeft Het Parool gelijk. Zo ervaren de ondervraagde Amsterdammers het in ieder geval: hufterigheid vooral in het verkeer en op straat, zowel bij voetgangers als bij (brom)fietsers. Het hoogst scoorden berijders van elektrische fietsen of fatbikes. Een grote meerderheid ervaart ook hufterigheid van automobilisten en – op de derde plaats – hufterigheid op straat.
Een hufter wordt gedefinieerd als iemand die zich asociaal gedraagt. Als het om hufterigheid op straat gaat, denken we vooral aan afval, hondenpoep en schreeuwen. Ik zou er subtielere vormen van hufterigheid waaraan we ons vrijwel allemaal schuldig maken, aan willen toevoegen. Wat te denken van het negeren van bedelaars op straat? We zien ze wel, maar we hebben haast of last van ‘geefgêne’: we schamen ons voor de fooi waarmee we ons schuldgevoel kunnen afkopen.
Laatst zag ik een eigenaardige variant hiervan. Voor de etalage van een chique winkel voor woninginrichting zat een haveloze bedelaar te huiveren in de wind. Enkele meters voor hem stond de winkelier de opstelling in de etalage met enkele mensen te bespreken. Een schrijnend contrast: die bedelaar en de verlichte winkel met de duurste meubels achter hem. Hij zat in de weg, de bedelaar, want ze wilden een foto van de etalage maken. Vragend keken ze elkaar aan. Wie ging het hem zeggen? Wie durfde onbeschoft te worden?