Column | Hardloopwedstrijden

Jaïr Ferwerda is in het echt best een aardige jongen, ik heb nog met hem gelachen toen hij jaren geleden de ‘Nacht van NRC’ mocht of moest organiseren. Hij had familieleden meegenomen die kwamen kijken hoe hij werkte, het was een beetje hetzelfde als naar hem kijken terwijl hij thuis de afwas deed. Later was hij opeens een soort vliegende politiek reporter op televisie met als specialisme goed geïnformeerd meelachen met de macht. In Story stond laatst een achtergrondverhaal. Hij komt uit Stiphout bij Helmond, hij luisterde als baby al naar Met het Oog op Morgen en hij monteert zijn stukjes zelf. Beste citaat was: „Je bent zo goed als je laatste item.”

Zondag stond hij in het Olympisch Stadion in Amsterdam volgens afspraak met draaiende camera bij de finish van de halve marathon op minister-president Dick Schoof te wachten. Dick stond bij het babbeltje een beetje uit te trappelen. Op de achtergrond passeerden iets te enthousiaste lopers die in woord en gebaar lieten weten dat ze ‘Dickie’ heus wel herkenden. Er volgde een gesprek over helemaal niets, Dick Schoof vergeleek zijn kabinet maar weer eens met een hardloopwedstrijd, zoals hij alles vergelijkt met het lopen van een hardloopwedstrijd. Zijn hele leven is een hardloopwedstrijd, zijn carrière is een hardloopwedstrijd, een bak yoghurt is een hardloopwedstrijd, praten met Jaïr is ook een hardloopwedstrijd. Door de nieuwe premier begin ik terug te verlangen naar Mark Rutte, die was – zeker in combinatie met Jaïr – ook niet te harden, maar als die zwaaiend wegfietste was het vieze gevoel meteen weg.

Gelukkig is het allemaal niet echt. In het lijf van Jaïr zit een zwetende werkstudent en Dick Schoof speelt een minister-president die net doet alsof hij niet de achtste keuze voor de functie was. Gekke gedachte: als een onverlaat tijdens zo’n onderonsje het vuur opent verliezen we niets, maar we zouden het wel een klap voor de democratie noemen.

Hij is dat paardje in Ponypark Slagharen op wie iedereen wel wil zitten

Het Binnenhof is vergeven van journalistieke en politieke onverlaten die met elkaar content om te lachen produceren. Rutger Castricum, de oervader van het genre, loopt er ook weer rond; hij is allang geen gevaar meer, zijn nakomelingen hebben veel scherpere snavels. Van alle koddebeiers is Jaïr de fatsoenlijkste, met de lieve lobbes willen ze wel afspreken. Hij is dat paardje in Ponypark Slagharen op wie iedereen wel wil zitten, het maakt hem niet uit wie er op z’n rug kruipt, als hij er maar een kwinkslag uit kan persen. „Een vlieg sla ik niet dood omdat hij niet prikt”, zou Leah van Roosmalen (7) zeggen.

Het is natuurlijk niet voor niks dat hij met Caroline van der Plas mee naar huis mocht voor een documentaire. Kan geen kwaad, is hooguit wat onhandig, knoeit met zijn koffie en af en toe neemt hij zijn familie mee.

Jair staat nooit voor een dichte deur.

Het moment dat ze hem uitkiezen om het echte nieuws tegen te vertellen komt steeds dichterbij.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.