Column | Evenveel vrouwen als mannen op de Olympische Spelen is toch doodnormaal?

Met dichtgeknepen keel kijk ik naar mijn oudste dochtertje die op het podium van haar school staat. Alle clichés zijn waar. Dat je ontroerd raakt van alleen al de aanblik van je kind tussen tientallen andere kinderen. Van dat lijfje in haar turnpakje met glitters. Van hoe ze kijkt, van hoe ze bijna de kleinste is. Van hoe ze zich staande houdt, terwijl omverblazen heel makkelijk zou zijn.

Ze was om zes uur al wakker vanochtend. Zachtjes begon ze in haar kamer te rommelen. Speciaal voor vandaag had ik haar turnpakje gewassen en toen het tijd was om aan te kleden, had ze zich er al in gedanst voor ik er erg in had. Twee staartjes wilde ze, want vandaag was een bijzondere dag. Vandaag mocht ze in haar favoriete sportkleding naar school, want vandaag ging het over de Olympische Spelen. De muziek begint en dwars door de zaal heen wordt het olympisch vuur van wc-rollen en gekleurd papier naar voren gebracht.

Straks thuis ga ik haar vertellen dat dit jaar de eerste Spelen in de geschieden zijn waaraan evenveel vrouwen als mannen meedoen. In 1984 was nog geen kwart van de deelnemers vrouw. En zelfs in 2021, tijdens de vorige Spelen, was nog niet eens de helft van de deelnemers van het vrouwelijk geslacht. Maar nu, nu is het gelijk, zal ik opgetogen roepen.

Ze zal haar schouders ophalen: hoezo vertel je dit, mama? Evenveel mannen als vrouwen is toch doodnormaal? Ik ga haar vertellen hoe vrouwen lange tijd betutteld werden. Hoe we heel veel sporten niet mochten doen, omdat dat niet goed voor ons zou zijn. Ze zal met haar ogen rollen. Zuchten. Uhuh. Tuurlijk, mam.

Ik vertel haar over Roberta Gibb en Kathrine Switzer, de eerste vrouwen die een marathon liepen, in Boston – terwijl dat toen, we hebben het over zestig jaar geleden, absoluut niet mocht. Omdat vrouwen dat niet konden, vond men. De twee deden zich voor als man om te laten zien dat dat onzin was. Vrouwen kunnen prima een marathon volbrengen. Ik laat haar de foto zien van Kathrine Switzer, die zelfs nog bijna van het parcours werd getrokken door een organisator: „Get the hell out of my race!” Jaaaa mam, zal mijn dochter zuchten, mag ik nu spelen?

Nog even lieverd, zal ik zeggen. En ik vertel over Vera Pauw en Lieke Martens, de een twintig jaar geleden baanbreker voor vrouwenvoetbal, de ander misschien wel het eerste echt grote idool voor meisjes zoals mijn dochter. Ze zal al lang naar de trampoline in de tuin vertrokken zijn. Hoezo is Lieke Martens bijzonder? Iedereen heeft haar shirtje. Niks anders dan Frenkie de Jong of Virgil van Dijk toch?

Rechtop staat ze in haar turnpakje, de blote schoudertjes naar achteren. Haar staartjes wippen op en neer terwijl ze zingt, net zo hard als de jongens naast haar: „Zet je schrap en starten maar, meet je krachten aan elkaar, zet ’m op, laat je gaan en win.” Sommige kinderlijke vanzelfsprekendheden verdwijnen. Maar deze verdwijnt niet, nooit meer. Deze kinderlijke vanzelfsprekendheid blijft.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.