Column | Eerst geloven, dan zien

Ik loop met Annechien langs het strand. Ze wijst op een visser die met zijn net door de branding loopt. „Garnalen”, zeg ik. „En zure bommen”, knikt ze. Is dit een grap? Ik kijk opzij. Nee, ze is volkomen serieus.

„Zure bommen kun je niet vangen”, zeg ik. „Een zure bom is een augurk.”

„Ach Nicolien, hou toch op”, zegt ze geprikkeld. „We zien het toch zelf? Die man vangt zure bommen! Mijn vader trakteerde mij en mijn zusje zestig jaar geleden bij de haringkraam op het strand al op een zure bom, vers uit zee.”

„Dat was een grapje van je vader”, zeg ik. „Zure bommen zijn augurken uit het zuur.”

Een dag later belt ze me op. „Ik heb het opgezocht en je had gelijk: zure bommen zijn augurken! Ongelofelijk gewoon! Ik heb direct mijn zus gebeld, maar die gelooft het niet. Ze werd zelfs kwaad. ‘We hebben samen wel honderd keer gezien hoe die zure bommen uit zee werden gehaald!’”

Als ik een paar dagen later op mijn volkstuin aan het werk ben, hoor ik mijn naam roepen. Daar is Wilma, een beetje buiten adem, want ze heeft haar tuin helemaal aan de andere kant van het complex en het is een warme dag.

„We dachten gisteren toch dat we een gans in die boomtop zagen?” begint ze.

„Die nijlgans, jazeker”, zeg ik. „Bij de hoofdingang.”

„Maar dat kan natuurlijk niet! Mijn man lachte zich dood toen ik het vertelde. Ganzen zijn veel te groot om in bomen te zitten.”

„We zagen het toch zelf?” zeg ik.

Wilma schudt lachend haar hoofd. „Ja, we dachten het allebei, maar het is onmogelijk. Denk alleen maar aan die zwemvliezen! Alsof een gans in een boom kan neerstrijken. Ik voelde me een enorme idioot!”

„Nijlganzen broeden zelfs in bomen. Als de eieren uitgekomen zijn, springen de kleine gansjes naar beneden, als dwarrelende blaadjes.” Nu ik het zeg, vind ik het ook nogal ongeloofwaardig klinken, dus ik voeg er aan toe: „Het is zelfs op de televisie geweest!”

„Geeft niks hoor”, zegt Wilma hartelijk. „Maar we hadden het dus gewoon helemaal mis.”

Ze loopt weg, mij verlamd achterlatend. Officieel is een nijlgans een halfgans, tussen eend en gans in. Zou dat schelen? Ik loop naar het pad, zet een paar stappen en roep: „Wilma!” Maar ze is al te ver weg. Het lijkt de slotscène uit Dokter Zhivago wel. Moet ik nou dat hele eind in de hitte achter haar aan hollen terwijl ik roep: „Wilma, echt, het is een gans!” Straks val ik dood neer.

Mismoedig draai ik me om en loop naar mijn tuintje terug. Later vertel ik het verhaal aan Annechien.

„Volhouden”, zegt Annechien energiek. „Leg je nooit neer bij de domheid van mensen. Ik heb mijn zus inmiddels zo ver dat ze toegeeft dat zure bommen niet in zee zwemmen. We zijn er nog niet, want volgens haar was dat vroeger wél zo, maar nu niet meer. En weet je hoe dat komt? Door de klimaatopwarming.”

Nicolien Mizee is schrijver en vervangt Frits Abrahams tijdens zijn vakantie.