Regelmatig breng ik mijn kinderen op de racefiets naar school. Zij op hun eigen fietsjes, en ik in wielertenue. Klikschoenen, broek met zeem, en helm. Kan ik meteen doorfietsen als de school begint. Wel zo efficiënt. Ik breng de meiden naar binnen, de een naar de kleuters en de ander naar groep drie. Omdat ik vaak een fietstenue draag, denk ik er eigenlijk niet bij na dat het misschien wel wat ongewoon is om zo door de school te lopen. Voor sommige ouders zal ik vast die rare moeder met die helm zijn. Die gekke fietsmevrouw.
Ik heb nog altijd het gevoel voor volwassene te spelen, ik val vanzelf een keer door de mand. Hoe lang hou je dat? Ik interviewde eens Margje van toen 74. Mensen noemden haar het „fietsvrouwtje uit Wolvega”, omdat het gek was dat een dame van haar leeftijd bijna elke dag op de racefiets zat. Kon haar niks schelen. Ze fietste gewoon. Omdat ze er zo van genoot. Of ze zich ook nog lang geen mevrouw voelde, heb ik haar niet gevraagd.
Zo zit ik te denken bij een reportage over Taghi Askari, een honderdjarige schoonspringer uit Iran. In 1951 behaalde hij een bronzen en een zilveren plak op de Asian Games. Hij deed toen salto’s van de tienmeterplank. Bij de WK zwemmen in Doha werd hij deze week geïnterviewd over zijn leven, en deed hij ook een duik.
Daar stond hij in zijn zwembroek, zonder de grote bos zwart haar die hij ooit had, en wat krom gegroeid. Hij spreidde zijn armen, de benen kaarsrecht naast elkaar. Langzaam liet hij zichzelf voorover vallen, de rug bleef een beetje gekromd, maar de tenen strekte hij perfect. Het werd een doodgewone duik. Zo eentje die je op zwemles leert. Maar van deze honderdjarige was het mooi, zelfs aandoenlijk om te zien.
Hoe zou het met Margje zijn? Ik schrijf haar zoon, en hij schrijft terug: ze is nu 82, en fietst nog steeds. Afgelopen zomer ging ze nog een weekend naar Zuid-Limburg om te fietsen. „Mensen snappen niet dat ik het nog doe”, zegt Margje daar zelf over. „Nou en? Leeftijd is maar een getal. Fietsen heeft me zoveel gebracht: vrijheid, plezier, nieuwe mensen, nieuwe landen. Als ik even down ben, pak ik de fiets en na vijf minuten voel ik me een ander mens.”
Het is alsof ik mezelf hoor, en ik kan me niet voorstellen dat dat ooit verandert. Maar hoe zal ik me voelen als ik ooit tachtig of zelfs honderd word? Zal ik dan nog kunnen fietsen? Ik voel me nu fysiek niet veel anders dan twintig jaar geleden – maar de tijd spaart niemand. Minder goed kunnen bewegen komt vanzelf. De wereld die zich voor je opende toen je jong was, sluit zich langzaam. Of, zoals Margjes zoon me schrijft: „Tot verdriet van mijn moeder gaat de leeftijd nu meespelen. In haar hoofd wil ze nog zoveel.”
Als je in je hoofd nog niet eens een mevrouw of meneer bent, maar steeds meer wordt beperkt door een krakkemikkig wordend lichaam, ben je dan aandoenlijk of een beetje gek als je toch blijft gaan? Misschien ben je juist het tegendeel. Ik zou in ieder geval het allerliefst ooit, net als Margje, willen kunnen zeggen: „Mocht ik overlijden, dan hoop ik dat ze me vinden naast mijn fiets.”
Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.