Column | Een derde van de kersverse moeders verlaat de wetenschap

‘What is this?” Een mannenhand haalt een lekkend zakje uit mijn tas. „Breast milk.” Hij kijkt vies. „Tasty and nutritious”, kom ik de beste man tegemoet. Ik bevind mij op de luchthaven van Newcastle, op terugreis van een congres. Met een slakkentempo worden zo’n 30 zakjes door de scanner gehaald. Mijn twee promovendi staan er wat bedremmeld bij. Ik ben een hoogleraar-moeder of moeder-hoogleraar, een zeldzame combi, zo blijkt.

Begin december presenteerde het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren nieuwe cijfers. Het aandeel vrouwelijke hoogleraren is 27,6 procent. De groei waar met een procentpuntje per jaar al nauwelijks sprake van was, neemt af. Zijn vrouwen oververtegenwoordigd onder studenten, hun aandeel daalt met elke stap op de academische carrièreladder. Er is ook goed nieuws: het old boys network gaat met pensioen en de vijver van universitair hoofddocenten (een treetje onder de positie van hoogleraar) is gevuld met vrouwelijk toptalent. Dit is het moment om het tij te keren! Maar er moet meer gebeuren dan vrouwelijke hoogleraren aanstellen, want de uitstroom is hoog, zeker onder moeders.

Afgelopen november presenteerde de non-profit organisatie Mothers in Science cijfers over vier groepen wetenschappers: vaders, moeders en kinderloze academici (m/v). Naast obstakels waar vrouwen in de wetenschap mee kampen zoals genderstereotypes, discriminatie en seksisme worden moeders extra afgestraft. Ze hebben het vaakst een burn-out, verlaten de wetenschap disproportioneel, worden het minst gewaardeerd, verdienen het slechtst, hebben vaker een tijdelijk contract, krijgen minder promotie en hebben zelden een leidende positie. Opvallend is dat moeders meer wetenschappelijke artikelen publiceren dan mannen en vrouwen zonder kinderen. Ook opmerkelijk: vaders hebben de meeste output en moeders werken evenveel over als de rest. De data laat zien dat ouderschap het probleem niet is: moeders zijn minstens even competent en ambitieus als vaders of kindlozen. Nee, er is iets met dat moederschap.

Als een zombie

Om uit te leggen wat, neem ik mijzelf als voorbeeld. Vier jaar geleden raakte ik zwanger. Ongemakken verstoorden mijn slaap en ik liep rond als een zombie. Met 35 weken beviel ik en moesten mijn zoon en ik een periode aansterken in het ziekenhuis waarna ik in een postnatale depressie belandde. Na vier maanden bracht ik mijn ienieminimannetje naar de crèche en pakte ik mijn oude rol op. Maar ik voelde me als een actrice die ‘wetenschappertje speelde’. Anderhalf jaar later had ik een miskraam en moest lang herstellen. Stress en lichamelijke klachten tekenden de derde zwangerschap welke resulteerde in de geboorte van een tweede kind. Een jaar later probeer ik alle ballen in de lucht te houden.

Ik ben gelukkig met twee gezonde jongens en een partner die elke week een dag vrij is. De kinderen gaan drie dagen naar de crèche en mijn ouders helpen veel. Al deze luxe ten spijt ben ik door de aanhoudende gebroken nachten hondsmoe. Ook ben ik minder flexibel. Een evenement laat op de dag? Het gaat aan mij voorbij want de kinderen moeten van de crèche gehaald worden. Aannames van anderen helpen niet. Data van Mothers in Science laat zien dat aannames ervoor zorgen dat vrouwen na de bevalling als minder competent, ambitieus en inzetbaar worden gezien. Ik herken dit, bijvoorbeeld aan de verbaasde reacties die ik krijg als ik baby en babysitter of borstkolf en koelkist meezeul naar een congres.

Weg van de mooie woorden

Universiteiten zijn verantwoordelijk voor het hooghouden van de kwaliteit van wetenschap, waar diversiteit en een diversiteit aan perspectieven aan bijdragen. Talk the talk, walk the walk. Willen universiteiten de uitstroom van waardevol wetenschappelijk talent tegengaan, dan moeten ze weg van de mooie woorden over gendergelijkheid en op naar concrete aanpassingen in een cultuur en structuur die door de eeuwen heen zijn gebouwd voor en door mannen en die aan een broodnodige herziening toe is. Een allerbelangrijkste eerste stap is te luisteren naar deze groep en de obstakels die ten grondslag liggen aan ongelijkheid te erkennen en weg te nemen. Zorg ervoor dat het beleid er daadwerkelijk zo op is ingericht dat het dezelfde kansen biedt aan iedereen: man, vrouw, met of zonder kind.

Het huidige beleid is oneerlijk. Om een concreet voorbeeld te geven. Een deel van de tijd die ik naast onderwijstaken aan onderzoek spendeer wordt betaald uit onderzoekssubsidies. Dit budget dekt onderzoekskosten die nodig zijn voor het uitvoeren van een project waar duidelijke doelen binnen vastgestelde tijd behaald moeten worden. Zwangerschapsverlof en voeden of kolven onder werktijd verkort deze tijd terwijl de hoeveelheid werk hetzelfde blijft. Het UWV compenseert universiteiten voor zwangerschapsverlof en daar kan bijvoorbeeld extra onderzoeksassistentie van worden aangenomen die de onderzoeker helpt om de doelen te halen. Echter, deze compensatie is niet dekkend en belandt vaak in de grote pot.

Geef moeders de verloren tijd terug, verminder hun onderwijs zodat ze aan carrièrebepalende wetenschappelijke output kunnen werken, geef hen extra reisbudget zodat ze congressen kunnen bezoeken en contacten kunnen onderhouden en geef hen meer vrouwelijke rolmodellen om te laten zien dat het met extra support op een gezonde manier kan.

Mariska Kret is hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit Leiden. Op www.mariskakret.com staan de bronnen vermeld en is meer te lezen over dit onderwerp.