„Mijn vader had een plan. En ik moest me aan dat plan houden.” Ik lees het interview met Max Verstappen in Time Magazine. Een bijzonder interview, maar niet omdat er sinds 1966 nooit meer een Nederlander solo op de cover van een van de meest toonaangevende tijdschriften ter wereld stond. Max vertelt over zijn opvoeding. En over zijn vader. Dat doet hij bijna nooit. Hij vertelt summier, en zet daarmee een deur op een kier.
Toen hij twee jaar was gaf vader Jos hem al een heel klein quadje. Nog voor hij vijf werd zat Max al in een kart. Toen zijn zoon talentvol bleek, ging Jos all-in, schrijft Time. Een verhaal dat we in Nederland al lang kennen: Jos bouwde de motoren voor de karts van zijn zoon, hij sleutelde dag en nacht, precies en toegewijd. Hij reed Max door heel Europa, ritten van dertien uur aan een stuk, om zijn zoon te laten racen.
Ook als het stortte van de regen, en andere families naar huis gingen, liet Jos zijn zoon trainen op doorweekte banen. Max was toen nog geen tien jaar oud. „Ik zag andere kinderen rondrennen en spelen, ze dachten nog niet na over de toekomst”, vertelt hij daar nu over in Time. „Maar mijn vader had een plan. En ik moest me aan dat plan houden.”
Een opvoeding die klinkt als een sprookje. Een tot op het bot gemotiveerde vader, een zoon waar het talent vanaf droop. Samen deden ze er alles aan. Keihard werken, doorgaan waar anderen stoppen; daar maak je het onderscheid. Zo kweek je kampioenen, zo word je een wereldster.
Toen Max veertien was, werd hij tijdens een race in Napels ingehaald door een andere coureur. In plaats van geduldig te wachten om de kop weer te kunnen nemen, nam Max een risico en crashte. Jos was furieus. In de auto op weg naar huis stopte Jos bij een benzinepomp. „Max wilde met me praten, ik wilde dat niet”, zegt Jos daarover in het verhaal in Time. „Dus ik zei: als je nu je mond niet houdt, dan zet ik je uit de wagen.” Max hield blijkbaar z’n mond niet, want Jos liet Max achter bij de pomp. Even later keerde hij toch om Max op te pikken. Daarna praatte hij een week lang niet tegen zijn zoon.
Eén keer maar heeft Jos zijn zoon een tik gegeven, op zijn helm, voor de start van een race in Engeland. Niet vaker, benadrukt Jos. En: „Dat had hij nodig.” Max won de race. Niet veel later was Max op zijn zeventiende de allerjongste coureur ooit in de Formule 1.
Ik lees en herlees deze passages, en weet niet waar ik meer buikpijn van krijg: van wat er gezegd wordt, of van wat er niet gezegd wordt. Van de gedachte aan Max die niet mocht rondrennen en spelen, of van Max achtergelaten bij de benzinepomp. Van een vader die een week lang weigert met je te praten, terwijl je nog maar een tiener bent.
De opvoeding is wel geslaagd: Max is precies geworden wat Jos wilde. Hij is de allerbeste, steenrijk, wereldberoemd. „Mijn vader had een plan. En ik moest me aan dat plan houden.” Ik lees het nog eens, en zou dolgraag willen weten: heeft iemand ooit gevraagd wat Max zelf eigenlijk wil?
Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.