Chromosoomfout geeft miskraam

Veel vaker dan tot nu toe gedacht zijn er bij vroege miskramen genetische afwijkingen in het embryo. Afwijkingen in de aantallen chromosomen, de dragers van het erfelijke materiaal, komen voor bij bijna 70 procent van de miskramen in de eerste drie maanden van de zwangerschap, blijkt uit onderzoek van geneticus Masoud Zamani Esteki en zijn team in het Maastricht UMC+.

Dankzij een verfijnde manier van testen kon het Maastrichtse team de genetische afwijkingen beter in kaart brengen. De onderzoekers hopen met deze techniek de nauwkeurigheid van de zogeheten NIPT te verbeteren, een bloedtest die bij zwangere vrouwen wordt gebruikt om genetische afwijkingen bij het ongeboren kind te detecteren. De studie verscheen donderdag in het medisch-wetenschappelijke tijdschrift Nature Medicine.

Zeker één op de tien herkende zwangerschappen eindigt in een miskraam, en vooral vroege miskramen komen veel voor: zo’n 90 procent van de miskramen vindt plaats in de eerste drie maanden van de zwangerschap.

Biobank van Tomsk

Onderzoek doen naar de oorzaak van vroege miskramen is lastig. Ze gebeuren vaak buiten het zicht van een arts. Soms zelfs herkent de zwangere zo’n vroege miskraam ook niet als zodanig. Voor dit onderzoek maakten de onderzoekers gebruik van 1.745 weefsels uit een unieke biobank van de Russische Tomsk Universiteit waarin al 35 jaar weefsels van vroege miskramen worden verzameld – zowel het prille embryo als de vruchtzak en de placenta.

Uit studies tot nu toe leek bij ruim de helft van de vroege miskramen een abnormaal chromosomenaantal de oorzaak te zijn. Deze studie wijst uit dat dat aantal hoger is. Maar daarnaast ontdekten de onderzoekers óók dat niet elke chromosomale afwijking tot een miskraam hoeft te leiden. „Als de fouten in het prille embryo zitten, leidt dat vrijwel altijd tot een miskraam”, zegt onderzoeksleider Zamani Esteki. „Maar als de chromosoomafwijkingen in weefsel zitten dat de placenta vormt, kan soms een normale zwangerschap ontstaan.”

Het team gebruikte een zelf ontwikkelde methode (haplarithmisis), waarmee is te achterhalen in welk van die weefsels genetische fouten optreden, en op welk moment van de embryonale ontwikkeling.

Embryoselectie

De nieuwe methode zou de embryoselectie bij in-vitro-fertilisatie (IVF) kunnen verbeteren, en de niet-invasieve prenatale test (NIPT). Dat is een bloedtest die zwangere vrouwen sinds 2017 kunnen laten doen om genetische afwijkingen bij het ongeboren kind te detecteren, met name de chromosomale afwijkingen bij het syndroom van Down, van Edwards en van Patau. Bij ontdekking van een afwijking volgt dan een vlokkentest of vruchtwaterpunctie, waarbij met een naald wat weefsel of vruchtwater uit de buik wordt gehaald. Door die ingrepen is er juist ook een klein risico op een miskraam.

De NIPT onderzoekt dna van de placenta dat in het bloed van de moeder voorkomt. Maar uit de Maastrichtse ontdekking blijkt dus dat chromosomale afwijkingen in de placenta niet altijd gevolgen hebben voor het embryo. „De NIPT geeft bij 2 procent ten onrechte een afwijking aan, een vals-positieve uitslag”, zegt Zamani Esteki. „Als we de kans daarop kunnen verkleinen betekent dat minder invasieve tests en daarmee gepaard gaande risico’s.”

In 2021 deed iets meer dan de helft van alle zwangere vrouwen een NIPT. Van hen kreeg 0,5 procent te horen dat er een chromosomale afwijking was, in totaal 506 zwangeren.

Wat de oorzaak is van de overige 30 procent vroege miskramen wil het team nu verder uitzoeken. Zamani Esteki: „Dat zou met kleinere mutaties te maken kunnen hebben, met de ontvankelijkheid van de baarmoeder.”

Zamani Esteki hoopt met zijn inzichten het gevoel weg te nemen bij vrouwen die een miskraam krijgen dat er iets mis is met hen, of dat ze iets verkeerd hebben gedaan. „Een miskraam is het gevolg van een natuurlijk selectieproces, daar kun je niets aan doen.”


Lees ook
Hoe kun je iets missen dat er nooit geweest is?

Hoe kun je iets missen dat er nooit geweest is?