N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Verkeersslachtoffers De verkeersveiligheid in Nederland is in het gedrang, blijkt uit cijfers van het CBS. Met name het aantal verkeersdoden onder oudere fietsers neemt toe.
Een helmplicht zou het aantal verkeersslachtoffers significant doen afnemen. Luuk van der Lee
Het gaat plotseling niet goed met de verkeersveiligheid in Nederland. Vorig jaar kwamen 737 mensen om bij een verkeersongeval, bijna 27 procent meer dan het jaar ervoor, toen er 582 doden te betreuren waren, meldt het CBS. Het aantal verkeersdoden is nu het hoogst sinds 2008.
Het aantal dodelijke verkeersslachtoffers nam het sterkst toe onder fietsers van 75 jaar of ouder, aldus het CBS. Vorig jaar kwamen er 150 fietsers in deze categorie om het leven, tegen 94 in het jaar ervoor. In totaal kwamen vorig jaar 291 fietsers om in het verkeer, het hoogste aantal sinds het begin van de registratie in 1996, 84 meer dan in 2021. Van alle verongelukte fietsers kwam vorig jaar bijna de helft om door een aanrijding met een auto; een kwart verongelukte zonder botsing. „Zij overleden na een val van de fiets, bijvoorbeeld na onwel worden, door een verkeerde stuurbeweging, een slecht wegdek, gladheid, of een voet tussen de spaken. Van deze fietsslachtoffers was ruim twee derde 70 jaar of ouder”, aldus het CBS. Daarnaast hadden 225 inzittenden van een personenauto een fataal ongeluk, 50 meer dan in 2021.
In Noord-Brabant vielen 140 dodelijke verkeersslachtoffers, het hoogste aantal van alle provincies, en 49 meer dan in 2021. In de provincie Utrecht daalde het aantal verkeersdoden, in Flevoland vielen de minste verkeersdoden.
Alarmerend signaal
De onderzoekers van de SWOV, het nationaal wetenschappelijk instituut voor verkeersveiligheidsonderzoek in Den Haag, zagen het vorig jaar al aankomen; het aantal doden in het verkeer is gedurig aan het stijgen, vooral onder fietsers. Sinds 2010 schommelt het aantal doden in het verkeer jaarlijks rond de zeshonderd, maar nu lijkt een trend naar méér doden en ernstig gewonden te zijn ingeslagen. Het aantal ernstig verkeersgewonden stijgt al langer. „Een alarmerend signaal”, zegt Letty Aarts, hoofd van de afdeling data en analyse.
Vooral fietsers moeten veiliger aan het verkeer kunnen deelnemen. „De fietsers vormen nu al een paar jaar de grootste groep verkeersdoden en dat baart ons zorgen”, zegt Letty Aarts. Aan de ene kant wordt het fietsen, met name door ouderen, van alle kanten gestimuleerd omdat fietsen nu eenmaal gezond is, maar aan de andere kant is het ook niet de bedoeling erdoor gewond te raken of er zelfs aan te sterven. Vanouds de effectiefste maatregel om het aantal fietsongevallen te reduceren, is de aanleg van veilige infrastructuur; gescheiden rijbanen voor fietsers en auto’s, die in de meeste gevallen van dodelijke ongelukken de belangrijkste tegenpartij zijn. „Zorg voor een veilige mix van verkeer”, aldus Aarts. Dat betekent in de praktijk bij voorkeur het scheiden van autoverkeer en fietsers en op wegen waar de snelheid van het autoverkeer hoog is, en daar waar fietsers en auto’s mengen, zorgen dat auto’s daar dan in elk geval niet harder rijden dan dertig kilometer per uur. Aarts wijst vanuit haar Haagse kantoor naar een drukke winkelstraat even verderop, de Theresiastraat, waar auto’s en fietsers elkaar in de weg zitten maar de maximumsnelheid voor auto’s nog steeds vijftig kilometer per uur bedraagt – wat de kans op zwaar of dodelijk letsel bij een aanrijding aanmerkelijk vergroot. „Dat zijn wetmatigheden.”
Ook belangrijk: een goede kwaliteit van de fietsroutes zelf. Obstakels, opgroei van wortels, een verharde berm, stoepranden en ook de stroefheid van asfalt dragen bij aan het risico op ongevallen. „Daardoor verliest een fietser de balans.” Veruit de grootste reductie aan slachtoffers valt te halen met het dragen van een helm tijdens het fietsen. Als iedere fietser een helm zou dragen, zou dat zomaar honderd doden per jaar schelen, rekende de SWOV vorig jaar uit.
Een helmplicht is echter een omstreden maatregel die onder onderzoekers dan ook inmiddels bekend staat als „het H-woord”. De fietshelm verkleint de kans op hersenletsel aanzienlijk, vooral onder de almaar toenemende groep oudere fietsers, veelal elektrisch voortgedreven, maar organisaties als de Fietsersbond zijn tegen zo’n helmplicht; die maakt fietsen tot een omslachtige bezigheid en tot iets waar je bang voor moet zijn, aldus de Bond, en zal leiden tot een daling in het fietsgebruik. Wellicht zullen ook zonder wettelijke verplichting meer fietsers een helm gaan dragen, stellen onderzoekers van de SWOV. Aarts: „Het draagvlak is niet groot, maar het is ook geen taboe.” Als voorbeeld geldt Denemarken, ook een fietsland, waar meer dan de helft van de fietsers vrijwillig een helm zegt te dragen. „Dat kan een inspiratie zijn.”
Vijftien miljard euro
Het kabinet heeft al jaren de ambitie om het aantal verkeersslachtoffers te reduceren tot nul in 2050; eerder werd de doelstelling om het aantal te reduceren tot vijfhonderd in 2020 niet gehaald. De SWOV onderzocht vorig jaar de kansen om het aantal verkeersslachtoffers in 2030 te halveren ten opzichte van 2019, toen er 661 doden en 6.900 ernstig gewonden vielen. Uit dat onderzoek bleek niet alleen dat het dragen van een fietshelm honderd doden per jaar kan schelen, en de aanleg van veilige infrastructuur vijftig doden per jaar, maar ook dat een verdubbeling van geautomatiseerde snelheidshandhaving flink zou helpen, en het verlagen van de snelheidslimiet voor auto’s in de bebouwde kom van vijftig naar dertig kilometer per uur.
Je zou, berekende de SWOV eerder al, eigenlijk vijftien miljard euro moeten uittrekken om het verkeer in Nederland echt ‘duurzaam veilig’ te maken – heel wat meer dan de vijfhonderd miljoen die enkele jaren geleden door het kabinet beschikbaar werd gesteld. Zo’n miljardeninvestering zou een ommekeer teweeg kunnen brengen vergelijkbaar met die in de jaren negentig, toen dankzij de introductie van dertigkilometerzones en aanverwante maatregelen een forse afname van het aantal verkeersslachtoffers werd ingezet.
Dat programma ‘Duurzaam Veilig’ was al vooraf gegaan door een groot aantal maatregelen die het recordaantal slachtoffers van ruim drieduizend per jaar in begin jaren zeventig fors had gereduceerd – van autogordel tot alcoholcontroles en helmplicht voor bromfietsen.
Plasticvervuiling teistert land en oceaan. Chemici zoeken manieren om plasticmoleculen uit elkaar te halen om er later weer nieuw, hoogwaardig plastic van te maken. Onderzoekers van de TU Eindhoven hebben een meer dan honderd jaar geleden ontdekte chemische reactie op basis van licht hiervoor ingezet.
Anders dan bij andere fotochemische recyclingmethoden kunnen de plasticmoleculen met hun aanpak niet alleen losgeknipt maar ook opnieuw gekoppeld worden met behulp van licht, schrijven ze in het wetenschappelijke tijdschrift Advanced Materials. „Dat is nog niet eerder gedaan”, zegt Fabian Eisenreich, assistant professor Chemical Engineering en Chemistry aan de TU Eindhoven en een van de auteurs van het onderzoek. „Het maakt deze plasticmoleculen helemaal circulair.”
Mechanische recycling
Net als plastic zelf is ook plasticrecycling er in vele soorten en maten. Mechanische recycling wordt in de praktijk nu mondjesmaat toegepast. Hierbij worden grote stukken plastic gesorteerd per soort en opgeknipt in snippers die hergebruikt kunnen worden. Bedrijven die hiermee bezig zijn hebben het de laatste jaren echter zwaar, omdat oliebedrijven volop inzetten op de productie van plastic waardoor nieuw plastic goedkoper is dan hergebruikt plastic.
Ondertussen vindt er veel onderzoek plaats in de richting van chemische recycling. Hierbij worden de lange ketens van moleculen waar plastic uit bestaat – polymeren – omgezet in kleine moleculen – monomeren – die weer als nieuwe bouwstenen voor plastic of andere chemische producten kunnen dienen. Hoge temperaturen of licht drijven de chemische reacties voor het opknippen aan, eventueel in combinatie met een katalysator.
„Het voordeel van licht is dat het veel minder energie vraagt dan hitte”, zegt Eisenreich. „Chemisch gezien zijn er ook belangrijke verschillen. Met licht zijn moleculen selectief aan te pakken. Als je plastic verhit, tot 500 tot 800 graden, dan breekt het de polymeren ook wel, maar je krijgt dan een complexe mix van verschillende moleculen in plaats van gerichte monomeren van één soort.”
Toch is het ook met licht nog moeilijk om precies de juiste bouwblokken terug te krijgen om er nieuw plastic van te maken. „Meestal worden de moleculen die na fotochemische recycling overblijven in andere chemische processen ingezet. Dat wordt wel gezien als hoogwaardig hergebruik, maar het maakt de plastic-cirkel niet helemaal rond.”
Fotochemische transformaties
Dat is nu wel gelukt, dankzij een proces in twee stappen. Het idee voor het eerste deel van de aanpak deed Eisenreich op tijdens de voorbereiding van een college voor studenten. „Ik keek oude tekstboeken over fotochemie in en kwam de pinacol coupling-reacties tegen. Dat zijn uitgebreid bestudeerde fotochemische transformaties die in 1900 al zijn ontdekt. Daarbij ontstaat onder invloed van licht een stabiele koolstof-koolstofbinding. Ik was verrast dat ik nergens onderzoek kon vinden dat deze aanpak succesvol had toegepast op polymeren. In de jaren 70 was wel een poging gedaan, maar dat was op niks uitgelopen.”
Sindsdien is er op het gebied van licht veel vernieuwing geweest. Met LED is gekleurd licht met veel energie eenvoudig uit te zenden, dat heeft voor fotochemie veel nieuwe mogelijkheden opgeleverd. Eisenreich en zijn collega’s besloten opnieuw te proberen de pinacol coupling-reacties te gebruiken voor het maken van polymeren. Met succes.
Blauw LED-licht
Om de cirkel te kunnen sluiten moeten de gemaakte polymeren selectief losgeknipt worden, in monomeren waarmee de pinacol coupling-reactie opnieuw kan plaatsvinden. Dat gebeurt met een ander chemisch proces. „We gebruiken naast blauw LED-licht daarbij ook een katalysator, ceriumchloride”, zegt Eisenreich. „Onze polymeer is alleen ontvankelijk voor het licht als ook de katalysator aanwezig is. Het molecuul breekt dan op precies de juiste plek.”
Eisenreich wil met zijn aanpak nu meer polymeren gaan maken. Op bestaand plastic is zijn methode niet toe te passen. Ook biedt het geen oplossing voor problemen rond verzamelen en sorteren van verschillende soorten plastic. „We ontwerpen nieuwe polymeren die hopelijk ooit in de plaats kunnen komen van nu veelgebruikte plastics zoals PP en PE. Met dezelfde kwaliteiten qua gebruik, maar gemaakt met recyclen indachtig.”
Excuses, daarmee begint maandagochtend de strafzaak tegen de heer U. die voor tienduizenden euro’s aan haspels met elektriciteitskabels zou hebben gestolen en tevens de boot van een oud echtpaar op de publieke tribune zou hebben ontvreemd. De excuses komen echter niet van de 53-jarige verdachte, maar van de rechter. De strafzaak is namelijk ruim een uur te laat begonnen.
„We hebben grote problemen met IT-systemen en zijn daarom vertraagd. Uit alle hoeken en gaten hebben we informatie moeten halen die niet via Citrix kan”, zegt de politierechter van de Haagse rechtbank. „En dat is nog niet opgelost.”
Het raam van zijn rechtszaal biedt zicht op de boosdoener: het College van Procureurs-Generaal van het Openbaar Ministerie dat zo’n zeventig meter verderop zetelt. Vanwege ernstige zorgen over de veiligheid van de digitale werkomgeving besloot de OM-top donderdagavond het Openbaar Ministerie volledig offline te halen. Daardoor is mailen met het OM en werken op afstand – zoals uit de rechtszaal – niet meer mogelijk. Ook kunnen advocaten, zo vertellen ze tegen NRC, niet meer in het portaal waarin de strafdossiers en andere relevante stukken voor de verdediging staan. Maandagmiddag maakte het College bekend dat de offline-periode waarschijnlijk „nog weken” gaat duren.
Maandagmiddag maakte het College bekend dat de offline-periode waarschijnlijk „nog weken” gaat duren
Het OM gebruikt de software Netscaler van het Amerikaanse bedrijf Citrix om werknemers op afstand via beveiligde verbindingen toegang te geven tot interne systemen. In de software van Citrix werd vorige maand een kwetsbaarheid gevonden waarvan hackers misbruik kunnen maken. Bij het OM lijkt dat ook inderdaad te zijn gebeurd. In een persbericht stelde het OM vrijdag dat onderzoek erop wijst dat „ook werkelijk gebruik is gemaakt” van het beveiligingslek.
Het College besloot daarom om de digitale omgeving van het OM los te koppelen van het internet. Dit betekent dat OM-medewerkers voorlopig alleen op kantoorlocaties kunnen inloggen, van buiten het OM niet per mail bereikbaar zijn en dat verschillende digitale systemen maar beperkt werken.
De problemen voor de strafrechtketen zijn maandag vergroot doordat ook de rechtspraak een wezenlijk deel van de IT-infrastructuur offline haalde, vanwege een – naar eigen zeggen – andere kwetsbaarheid.
De gevolgen daarvan zijn groot, vertellen advocaten in de rechtbank Den Haag. Zo kunnen zij niet in het advocatenportaal bij hun strafdossierstukken. „Ik probeer in te loggen en het lukt niet”, zegt Damian Roos die al anderhalf uur op de gang van de Haagse rechtbank wacht met zijn cliënt die verdacht wordt van bedreiging van ambtenaren. In het portaal staan de lopende zaken waarin Roos als advocaat is gesteld. Hij kijkt voorafgaand aan zittingen of nog nieuwe stukken zijn toegevoegd. Omdat hij het strafdossier van zijn cliënt niet heeft gedownload kan hij er ook niet uit putten. „Gelukkig zit het grotendeels in mijn hoofd en heb ik mijn pleidooi al af. Maar als de rechter of officier straks verwijst naar pagina 41 van het strafdossier heb ik een probleem.”
Dit moet niet langer dan een paar dagen duren, hier heb enorm last van
Mails die ‘bouncen’
De zorgen onder de advocatuur leven breed. „Dit moet niet langer dan een paar dagen duren, hier heb enorm last van”, vertelt advocaat Michiel Glas maandagochtend voor bekend wordt dat het OM weken offline is. Hij wijst erop dat „zowel het OM als de rechtspraak volledig digitaal is” en er bijvoorbeeld via de mail over zaken en het toevoegen van nieuwe stukken aan het strafdossier gecommuniceerd wordt. Glas zag sinds vrijdag zo’n twintig mails aan het OM ‘bouncen’.
In de zittingszaal, die hij net uitloopt, werd hij ermee geconfronteerd dat last-minute processtukken niet onderling tussen OM, rechtspraak en advocatuur uitgewisseld waren. „In dit geval is dat opgelost door de stukken voor te lezen, daarom liep de zaak uit.”
Enkele uren later telefonisch geconfronteerd met het nieuws dat het OM weken offline gaat zijn, spreekt hij van „een groot drama”. Vrijdag moet hij een ‘vordering benadeelde partijen’ indienen voor een OM-hoorzitting in een zaak waarbij het OM via een strafbeschikking buiten de rechter om een straf wil opleggen. Dat gebeurt digitaal. „Ik zou niet weten hoe dat nu moet.”
De Raad voor de rechtspraak laat desgevraagd weten dat er „incidenteel” zittingen zijn afgelast vanwege de problemen bij het OM, maar dat een centraal overzicht daarvan ontbreekt. Volgens een woordvoerder wordt „alles op alles” gezet om rechtszaken zo veel mogelijk doorgang te laten vinden. Zo worden bijvoorbeeld voor officieren van justitie stukken uitgeprint. Ook heeft de rechtspraak besloten om beslissingen voor de ten uitvoerlegging van een vonnis niet zoals gebruikelijk naar het Openbaar Ministerie, maar direct naar het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) dat vervolgens zorgt voor de verwezenlijking van de opgelegde boete, taakstraf of celstraf zorgt.
Citrix
Vrijwel de volledige rijksoverheid maakt gebruik van Citrix. Dat het Openbaar Ministerie de enige partij is die zo hard is getroffen, roept vragen op over het moment wanneer het OM de ‘patches’ (pleisters) heeft geïnstalleerd waarmee het lek gedicht kon worden. Citrix stelde 17 juni al beveiligingsupdates beschikbaar, maar het is onduidelijk wanneer het OM die heeft doorgevoerd. Vragen daarover wil een woordvoerder van het College niet beantwoorden. Om hierover duidelijkheid te krijgen stelde de VVD maandag Kamervragen aan het demissionaire kabinet.
De ict-problemen blijken ook in de Haagse rechtszaal in de strafzaak tegen meneer U. door te dringen. Niet alleen begint zijn zitting een uur later. Het lukt de officier van justitie bovendien niet om een schriftelijke wijziging ten laste legging in te dienen omdat ze daar „nu niet de middelen” voor heeft. U. wordt daardoor van een feit minder verdacht. Helaas voor de man blijven er dan alsnog 7 strafbare feiten over. „U bent gewoon onophoudelijk bezig met het jatten van elektriciteitskabels en als het moet een boot”, constateert de politierechter die 10 maanden celstraf oplegt.
Met medewerking van Rik Wassens
Lees ook
Lees ook‘Rampzalig’ ict-probleem teistert het Openbaar Ministerie: ‘Het is een veelkoppig monster’
Het meest verrassende aan Van Gogh: The Immersive Experience in de Utrechtse Jaarbeurs was dat de ingang werd aangegeven door wapperende A4-printjes en alleen was te bereiken via een gammele brandtrap.
Verder was het precies de spectaculaire scam die ik me ervan had voorgesteld. De eerste paar ruimtes leken in de verte nog op mu-seumzalen, zij het met opvallend belabberde reproducties, geprint op fel uitgelicht canvas. Zetwanden, bouwhekdoeken, allemaal heel pop-upperig. Constant gonsde een nu-gaat-het-gebeuren-soundscape met opdringerige bassen, als in de wachtrij bij Efteling-attracties.
In volgende zaaltjes dwarrelden lichtprojecties over een gipsen vaas en wapperde er een gordijn achter de luiken van de nagebouwde slaapkamer uit Arles. Hart van de experience was een ruimte ter grootte van een gymzaal, vol strandstoelen en kussens. Hier moest het gebeuren. Dit was waar de immersie haar multimediale magie ging verrichten.
Immergere, dat is de verre voorouder van ‘immersive’. ‘In-, onderdompelen. Doen zinken’, volgens mijn oude woordenboek Latijn. Hier werden wij ondergedompeld in de sterrenhemel boven de Rhône, met schommelende bootjes en spiegelende lichtjes in rimpelend rivierwater. De halmen van de korenvelden wuifden. De zonnebloemblaadjes zwierden als een malle. Vincent was hier.
Met minstens vijf vaste en rondreizende digitale expo’s is Van Gogh de patroonheilige geworden van dit soort ‘immersive entertainment’. Volgens onderzoeksbureau Vision Research gaat daar wereldwijd 150 miljard dollar in om (ruim 127 miljard euro) en zal dat oplopen tot 800 miljard dollar in 2033. Daarmee steekt de markt de ruimtevaartbranche naar de kroon.
En dat gaat alleen nog maar om dingen als VR-games, lichtprojecties en interactieve installaties. Als breder cultuurfenomeen woekert ‘het immersieve’ in veel meer gedaantes. Ik bedoel: sinds wanneer is het zo stil in treinen en trams? Sinds iedereen oortjes met noisecancelling heeft, en is verzonken in de eigen soundtrack met Dolby Surround.
We dompelen ons onder in regendouches met led-kleurenlicht, saunacabines, zitzakken, cocoon chairs en verzwaringsdekens. Wake-up-lights met oceaangeluiden, aromadiffusers, tantraseks, partydrugs, meditatief ‘bosbaden’: overal lonkt de sferische totaalervaring. Zelfs doodgaan wordt een ‘immersive experience’ in de Sarco, die omstreden, in Nederland ontwikkelde zelfdodingsmachine, een capsule die zich vult met stikstof.
‘OMG!’
Het volstaat niet langer iets te beschouwen of ergens getuige van te zijn. We moeten er ‘in opgaan’. Zelfs iets ‘meemaken’ is al te afstandelijk. We moeten ‘resoneren’, ‘meegesleurd’ worden of ‘geabsorbeerd’ raken.
Dompel je onder in de bruisende havenstad Osaka! Verlies jezelf in de historische charme van Tallinn, Tbilisi of Krakau! Maak herinneringen die je nooit meer vergeet! Op voorhand is elke vakantie-ervaring al opgescheept met wat zij teweeg moet brengen.
De enige beoogde respons is ‘wow!’ of ‘OMG!’ Daarom minimaliseert de Van Gogh-experience alle biografische informatie tot Wikipedia-formaat, maar pakt zij wél uit met de recordmiljoenen waarvoor de werken van de schilder zijn geveild. Wow!
Foto Jaarbeurs
In mijn strandstoel herinnerde ik mij de schaarse keren dat ik me in Amsterdam in het Van Gogh Museum had gewaagd. Hoe ik over de andere toeristenschouders heen wat glimpen probeerde op te vangen van het korenveld met de kraaien. Hoe ik wanhopig probeerde er iets van de oorspronkelijke wanhoop bij te voelen. In de experience fladderden die beesten levensgroot over de wanden, boven het golvende korenveld waarin de vloer was veranderd. Waar ervaarde ik ‘Van Gogh’ nu eigenlijk het meest intens?
Het eerlijke antwoord: bij geen van beide. Ook bij dit soort installaties ervaar ik doorgaans vooral een mateloze frustratie. Waarom lukt het mij nou niet om in extase te raken van een 360-graden-explosie van amandelbloesem, om me over te geven aan een panoramisch gefonkel van sterrenstelsels, in plaats van mij er onophoudelijk van bewust te blijven dat iedereen om me heen 20 euro heeft neergeteld om te liggen staren naar een veredelde screensaver?
Versnipperde aandacht
Wat zoeken we nu eigenlijk in zo’n ruimte? ‘Immergere’ heeft ook connotaties als ‘oplossen’, ‘verdwijnen’, had ik gelezen. En ineens leek het me geen gekke gedachte dat dit verlangen naar onderdompeling een seculiere variant kan zijn voor de goede oude ‘transcendente ervaring’. Zonder paddo’s, sjamanistische drums of stilteretraite kun je hier toch ergens in ‘opgaan’. De immersiezoeker is een seculiere mysticus. Gedachteloos wil hij versmelten met het pulserende getintel. Zijn aandacht is versnipperd, zijn geest overprikkeld, maar deze technologie overstemt voor even alle afleidingen en maakt de ervaring tot iets onontkoombaars.
Bij een onheilsmuziekje begonnen de blauwe en gele boomwortels te kronkelen die Van Gogh schilderde in juli 1890, een paar uur voor hij in het korenveld een revolver tegen zijn borst plaatste en de trekker overhaalde. Maar voor zulke weetjes was hier geen plek. Een ‘experience’ is nadrukkelijk géén verhaal. De wervelingen hebben geen begin of einde. Net als het mystieke wil het immersieve losbreken uit het lineaire en het narratieve.
Ik veronderstelde dat het daarom was dat een Vlaamse voice-over zo nu en dan besloot om een volstrekt willekeurig citaat op te lepelen: „Ik droom van schilderen en dan schilder ik mijn droom.” Even later repte hij van „een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht”.
Zwoegen als een bezetene
Die bewuste brief zocht ik later op. Aan broer Theo, 5 september 1889. „Ik zag toen in die maaier – een vage gestalte die in de volle hitte zwoegt als een paard om zijn werk af te krijgen – ik zag daar toen het beeld van de dood in, in die zin dat de mensheid het koren voorstelt dat wordt gemaaid. (…) Maar in die dood schuilt niets droevigs, het speelt zich af in het volle licht, bij een zon die alles onderdompelt in een fijn gouden licht.”
Ook een onderdompeling, maar hoe delicaat is deze: metafysisch en tegelijkertijd zo aards als wat.
Die hele brief is schitterend. Er stond nog iets in dat mijn aandacht trok (pardon: dat mij overspoelde, absorbeerde, overwéldigde!) en dat raakt aan een ander aspect van het grote onderdompelen. Van Gogh gaat uitgebreid in op het werkproces. Hij heeft het over zijn ‘ingehouden werkwoede’ en stelt: „Ik zwoeg als een ware bezetene.”
Bezeten zijn. Ook die vorm van onderdompeling is tegenwoordig in trek. Vincent zat lekker ‘in de flow’, zouden we tegenwoordig zeggen, die gezegende staat van bewustzijn waarin je volledig opgeslokt bent in je bezigheden.
De Amerikaanse computerwetenschapper en publicist Cal Newport, stelt in zijn zelfhulpbestseller Deep Work (2016) dat je die hyperproductieve staat maar beperkt kunt volhouden: twee, hooguit vier uur per dag. Kortstondig en intens. Maar met een hoge opbrengst. Daarna mag je brein weer uitpuffen.
Suf googelen
Van Gogh deed het precies omgekeerd. In dezelfde brief schrijft hij: „Dat is waarschijnlijk het geheim – lang en langzaam werken.” Maar als hij een smartphone had gehad, zou hij misschien ook wel zijn toevlucht hebben genomen tot werkschema’s, focus-apps, slaap- en ochtendroutines om zichzelf zodanig af te stellen dat hij een paar uiterst productieve uurtjes zonder afleiding kon opgaan in ‘het creatieve proces’.
De verleiding is groot hier een tegenstelling te zien tussen de ‘goede’, actieve en productieve immersie (flow, deep work) en het gefabriceerde passieve surrogaat (experiences), maar als je er vanaf een afstandje naar kijkt, zie je twee reacties op hetzelfde gemis.
Vincent zat lekker ‘in de flow’, zouden we nu zeggen
Ooit bouwde ik urenlang hutten, tekende ik, knutselde ik met elektronica, voetbalde ik in de straat. Ik kan me geen enkele activiteit herinneren waarin ik als kind níét helemaal opging en de tijd door vergat. Nu googel ik me ook suf met focustijdsloten, pomodori-timers en afspeellijsten. Allemaal om iets terug te halen van wat ooit zo vanzelf sprak dat niemand er een woord voor nodig had. Vissen hebben, zoals bekend, geen woord voor water. Wellness, quality time, mindfulness: toen het allemaal nog heel gewoon was, bestonden die kreten evenmin.
Foto Jaarbeurs
Ze bewijzen vooral hoezeer we uit die ervaringen zijn weggerukt. Zie ons hier liggen, in onze Van Gogh-strandstoelen, spartelend op het droge, hunkerend naar de grote overspoeling. Alleen in een wereld die het concentratievermogen is kwijtgeraakt konden flow en immersie uitgroeien tot aanlokkelijke walhalla’s.
De ene stroming probeert het met schema’s, ademhalingsoefeningen en hartslagmeters, de andere met lichtprojecties, VR-brillen en het allesomringende Dolby Atmos-geluid. Uit beide richtingen spreekt een verlangen naar die kinderlijkheid, en misschien nog wel verder terug. Gaat het te ver om al die immersieve cocons te zien als surrogaat-baarmoeders? Wie immersie zoekt, zoekt heelheid in een versnipperde wereld. Al is het maar als placebo-totaliteit.
Het hooi ruiken
Zoiets kon het zijn, dacht ik, in die strandstoel, al verbaasde me het dan wel dat 80 procent van deze immersiezoekers dit ritueel ondergingen met een filmende telefoon in de hand. Kennelijk leefden ze in de waan dat er ooit nog een moment ging komen dat ze zich er wél in alle rust aan konden overgeven.
Of leden ze – zelfs hier, zelfs bij wat de ultieme onderdompeling moest zijn – aan die fameuze ‘aandachtscrisis’? Ik heb dat concept nooit helemaal begrepen. Al die doemprofeten die menen dat we ons nergens meer op kunnen concentreren, zijn nooit bij mijn pubers op de bank wezen kijken. Urenlang kunnen ze opgaan in gamen (Fortnite is echt deep work) of het bingen van alle Gossip Girl-seizoenen. En zou het ze opgevallen zijn hoe ontiegelijk lang bioscoopfilms tegenwoordig duren? Niemand die tijdens die tweeëneenhalf uur Gladiator 2 op zijn telefoon kijkt wie zijn reel al heeft geliket.
Het gaat hier niet om een aandachtscrisis, maar om iets anders. Dat bedacht ik toen ik me opnieuw die vraag stelde: waar ervaarde ik Van Gogh nu eigenlijk het meest intens?
Ineens herinnerde ik me waar ik die maaier in dat gouden licht vaak heb bekeken. In het Kröller-Muller Museum. Voor een echt diepe Van Gogh-ervaring moet je daarheen, op een van die gratis witte fietsen door het Nationale Park De Hoge Veluwe, zodat je er met een fris en ontvankelijk hoofd voor komt te staan.
Tegenover Korenveld met maaier en zon(uit de tijd van die brief, september 1889) kan ik de zoete geur van het hooi ruiken, ik voel het warme avondlicht, de geluiden. Het zijn mijn eigen herinneringen aan vergelijkbare landschappen die het tot leven wekken.
Die moet je aan het werk toevoegen, wil je dat het werkt. Je maakt het mee, in de meest letterlijke zin. Je ergens mee verbinden is niet per se er volledig in opgaan. Het gaat eerder om het inleven – je het andere perspectief verbeelden – en meeleven. In zulke activiteiten verdwijn je zelf niet, maar blijf je juist aanwezig en brengt zelf iets naar het schilderij. De esthetiek van de overweldiging moet het niet hebben van de verleiding, de suggestie, de verbeelding.
Misschien is onze aandachtscrisis vooral een crisis van ‘de eigen geest als bron’. ‘Voel de actie met 4DX,’ schreeuwen de bioscoopreclames. Bewegende stoelen, regen, mist, en zelfs geuren: niets wordt overgelaten aan de verbeelding. Die gaat hier kopje-onder, volgens die andere betekenis van immergere: ‘doen zinken’.
Erom lachen
Maar in de praktijk leven we niet in zo’n natuurgebied met Van Goghs om ons heen. De verwondering komt niet op commando, dus blijven we die, vaak aandoenlijk wanhopig, regisseren. Blijkbaar zijn er dan handleidingen, technieken en gadgets nodig om bij onze instincten te komen.
Wat ooit vanzelf sprak, moet eerst een lifestyleconcept worden voordat we het kunnen terugvinden. De ‘natuur in gaan’ werd ‘bosbaden’, shinrin yoku (Japans voor ‘jezelf onderdompelen in het bos’), kamperen friluftsliv (Noors voor ‘vrij in de openlucht leven’), zwemmen cold plunging (Engels voor: ‘koud plonzen’).
Foto Jaarbeurs
Zelf praktiseer ik het ondergedompeld hardlopen, bij een playlist van Philip Glass en uptempo barok. Presto immerso. En ook dat lukt maar halfhalf, stel ik steeds weer lichtelijk gefrustreerd vast. Weinig is zo egocentrisch als al die verwoede pogingen om jezelf te verliezen, maar ik kan er steeds beter om lachen, en begin een mild soort medelijden te ontwikkelen voor andere hardlopers-met-oortjes die ik zie zwoegen en even toeknik.
Die neiging had ik ook bij de Van Gogh-bezoekers. Ik zag een grijze, moeilijk lopende vrouw, die op een bankje tegen de wand aan was gaan zitten. De zonnebloemprojecties dwarrelden over haar heen. Ze was opgenomen in de experience, zoals Van Goghs maaier bijna onzichtbaar was opgelost in het korenveld. Tegelijkertijd hield ze een telefoon omhoog om ze allemaal te filmen, die wentelende zonnebloemen. Ze werd er te veel door in beslag genomen om door te hebben dat ze erin oploste.