57 burgerdoden bij aanhoudende gevechten in Soedanese regio Darfur

In de Soedanese regio Darfur zijn woensdag minstens 57 burgers gedood bij gevechten tussen het regeringsleger en de paramilitaire groep Rapid Support Forces (RSF). Dat meldt persbureau AFP donderdag op basis van medische hulpverleners ter plaatse. De doden vielen bij gevechten om de stad Al-Fashir, provinciehoofdstad van de regio Noord-Darfur. Al-Fashir is de enige stad in de regio Darfur die nog in handen is van het regeringsleger.

Afgelopen weekend vond in dezelfde regio ook dodelijk geweld plaats. Bij aanvallen van RSF op Al-Fashir en twee vluchtelingenkampen vielen volgens de Verenigde Naties meer dan vierhonderd doden. Volgens de VN raakten 400.000 mensen opnieuw ontheemd door de aanvallen op de kampen.

De burgeroorlog in Soedan begon twee jaar geleden. De paramilitaire groep RSF onder leiding van Mohamed Hamdan Dagalo verzet zich tegen het regeringsleger onder leiding van Abdel Fattah al-Burhan. In twee jaar burgeroorlog kwamen volgens de VN tienduizenden mensen om het leven en raakten meer dan twaalf miljoen mensen ontheemd.

Etnische zuivering

Aanvallen van RSF in de regio Darfur, in het westen van Soedan, zijn door mensenrechterorganisatie Human Rights Watch omschreven als etnische zuivering. Het geweld richt zich regelmatig op de Masalit, een etnische minderheidsgroepering in Soedan en buurland Tsjaad. Ook is er in Soedan sprake van toenemende hongersnood. De situatie in het land geldt als een van de grootste humanitaire crises ter wereld.

Dinsdag, exact twee jaar na het begin van de burgeroorlog, maakte RSF bekend een alternatieve regering te willen vormen. In de nieuw te vormen regering wil RSF-leider Dagalo vijftien leden plaats laten nemen, een namens elke regio van het land. In feite heeft RSF alleen militaire controle over het westen en het zuiden van het land. Recent verloor RSF terrein ten opzichte van het regeringsleger, de paramilitaire groep werd onder meer verdreven uit de centraal gelegen hoofdstad Khartoem.

Lees ook

De oorlog in Soedan heeft desastreuze effecten: deze maand zijn conflicten en chaos overgeslagen op buurlanden

In het Zuid-Soedanese Juba draagt een kind een jerrycan water.


Lidstaten WHO bereiken akkoord over pandemieverdrag, maar Trumps VS doen niet mee

„Vandaag is in Genève wereldgeschiedenis geschreven”. Met die woorden sprak de directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), Tedros Adhanom Ghebreyesus, afgelopen woensdag 191 lidstaten toe. Na drie jaar van zware onderhandelingen werd overeenstemming bereikt over een verdrag dat de wereld beter moet voorbereiden op toekomstige pandemieën.

Want hoewel wetenschappers al decennia waarschuwen voor de kans op een pandemie, werd de wereld tóch overvallen door de coronacrisis. Nog terwijl het virus over de wereld raasde, tekende zich een pijnlijke conclusie af: de internationale samenwerking die eigenlijk nodig is om zo’n pandemie in te dammen, mislukte.

China weigerde bijvoorbeeld eerlijke informatie te delen over de oorsprong van het virus – en testen, mondkapjes en vaccins werden zó oneerlijk over de wereld verdeeld dat deskundigen zelfs spraken van ‘apartheid’. Waar landen in het mondiale noorden genoeg vaccins in de koeling hadden om de hele bevolking vier keer in te enten, hadden armere landen op dat moment nog geen één prik tot hun beschikking.

Met het groeiende besef dat een ‘eigen-land-eerst-mentaliteit’ niet werkt bij een mondiale gezondheidscrisis, werd het zaadje gepland voor internationale, juridisch bindende afspraken om een volgende pandemie te bestrijden – en het liefst te voorkomen.

De concept-tekst van het zogeheten Pandemieverdrag kleurde woensdagnacht helemaal groen en kan nu naar de Wereldgezondheidsvergadering worden gestuurd. In mei zal daar het verdrag officieel aangenomen en geratificeerd worden. Vanaf dat moment is het Pandemieverdrag een juridisch bindend document.

1) Wat zijn de belangrijkste punten uit het verdrag?

Het eerste punt betreft afspraken over de inspanningen die alle individuele lidstaten zullen moeten doen om een volgende pandemie te voorkomen. „Alle deskundigen verwachten dat de volgende uitbraak uit de dierenwereld zal komen”, zegt Ellen ’t Hoen. Zij is jurist en deskundige op het gebied van intellectueel-eigendomsrecht en geneesmiddelenbeleid en was bij veel van de onderhandelingen aanwezig, vanuit een adviserende rol. „In dit verdrag erkennen de lidstaten wat de wetenschap al lang zegt: we kunnen geen pandemie voorkomen als we niet nú beter omgaan met dieren en het klimaat. De lidstaten spreken de bereidheid uit om te investeren in allerlei maatregelen in die preventieve hoek”.

Het tweede belangrijke punt behandelt de vraag hoe in een volgende pandemie vaccins eerlijk over de wereld kunnen worden verdeeld. Relatief armere landen moeten straks zelf vaccins kunnen maken. Dat kan alleen als daar genoeg fabrieken voor worden gebouwd én als farmaceuten de intellectuele eigendommen, kennis en kunde van het maken van hun vaccins bereid zijn te delen. Een gevoelige kwestie, en iets dat tijdens de coronapandemie nauwelijks gebeurde.

„Met dit verdrag hebben landen afgesproken dat ze maatregelen gaan nemen om farmaceuten die technologie, kennis en kunde te laten delen met ontwikkelingslanden met productiecapaciteit”, zegt ‘t Hoen. „Doen ze dat niet vrijwillig, dan kunnen landen nu ook dwingend optreden. Dat is een grote stap voorwaarts.”

2) Wat waren de hete hangijzers tijdens de onderhandelingen?

Voor het mondiale zuiden schept het preventie-element een hoop extra verplichtingen, met alle bijbehorende financiële consequenties. „En dat in een tijd waarin rijkere landen hun ontwikkelingsgelden aan het terughalen zijn”, aldus ’t Hoen.

De discussie over de zogenaamde ‘tech-transfer’ van vaccins hield de onderhandelingen tot op de laatste dag gegijzeld, met name vanuit het zwaar verdeelde Europa. Duitsland en Zwitserland, twee landen met een grote farmaceutische industrie, hebben tot in de állerlaatste uren gestreden om zo’n overdracht van intellectueel eigendom ‘vrijwillig’ te laten blijven. De onderhandelingen leken zelfs even te klappen op dat woord.

„Uiteindelijk zijn het landen als Brazilië, China en India geweest die deze onderhandelingen gered hebben”, zegt Remco van de Pas. Hij is als externe onderzoeker Global Governance en Public Health vebonden aan Instituut Clingendael. „Deze landen slaan de brug tussen het mondiale noorden en zuiden. Ze snappen de ergernis van altijd op de tweede rang zitten en afgepoeierd worden met geld in plaats van structurele afspraken. Maar ze hebben inmiddels ook de capaciteiten om te begrijpen wat de argumenten van Europese landen zijn.”

3) Hoe bindend is het verdrag?

Als de tekst eenmaal door de wereldgezondheidsvergadering is, zullen de lidstaten het verdrag ratificeren en is het document juridisch bindend. Maar zoals met meer internationale verdagen, zoals het klimaatakkoord, zijn er geen consequenties als de afspraken niet worden nageleefd.

The proof of the pudding is in the eating”, zegt Van de Pas. „Dit verdrag is een normatief instrument, dat uitlegt hoe landen kúnnen samenwerken. Maar het is straks aan de lidstaten om de maatregelen die nodig zijn daadwerkelijk te implementeren, en daar hangt een prijskaartje aan.”

Net als met klimaatbeleid blijft volgens hem de vraag: willen we nú investeren in een bedreiging die nog niet tastbaar is – en dat betekent ook investeren in bijvoorbeeld productiecapaciteit búiten Europa – of schuiven we het opnieuw voor ons uit? En als het eenmaal tot een pandemie komt, gaan overheden dan daadwerkelijk druk zetten op hun vaccinontwikkelaars, of kiezen ze toch voor hun eigen economische belang?

4) De Verenigde Staten doen niet mee aan het verdrag, op de dag van Trumps inauguratie stapte het land uit de onderhandelingen. Wat betekent dat voor het gewicht van het document?

„We kunnen het niet mooier maken dan het is, de afwezigheid van de VS slaat een gapend gat in dit verdrag”, liet gezondheidsrecht-deskundige Lawrence Gostin van de Georgetown University optekenen in Nature. „Maar de wereld is niet ingestort door de aanval van Trump op de mondiale gezondheid. We kwamen juist samen”.

Betrokkenen zien dit verdrag dan ook vooral als een symbolische stap, een teken dat er nog behoefte is aan het bundelen van de wereldwijde krachten, in een tijd waarin het ‘ieder-voor-zich’ hoogtij lijkt te vieren. „Drie jaar is waanzinnig kort voor onderhandelingen over zo’n wezenlijk en moeilijk onderwerp”, zegt ’t Hoen, die samen met veel andere deskundigen erkent dat de afspraken in het verdrag een stuk minder ver gaan dan in de eerste versie werd beoogd. „Maar dat de 191 landen er samen uitgekomen zijn, en uit wílden komen, dat is geen klein bier. Het is een overwinning voor het multilateralisme.”


‘Allemaal IS-strijders’ zouden zijn gedood, geen burgers. Waarom doen militairen de waarheid geweld aan?

Een van de – achteraf bezien – opmerkelijkste teksten tijdens de succesvolle luchtoorlog tegen terreurorganisatie Islamitische Staat (2014-2019) kwam van André Steur, destijds een rijzende ster binnen de luchtmacht en sinds 2023 commandant der luchtstrijdkrachten. In april 2018 tweette Steur dat zijn luchtmacht foutloos had geopereerd tegen IS. „Ruim 2000 x inzet, zonder fouten. Dat is ruim 5 jaar lang de afwas doen. Zonder 1 kopje te breken. In het donker…#Topteam”.

De werkelijkheid zag er anders uit. Bijna drie jaar eerder waren er mede door toedoen van twee Nederlandse F-16’s minstens 85 mensen omgekomen, inwoners van de Iraakse stad Hawija en vluchtelingen die daar onderdak vonden. Hoogstwaarschijnlijk had Steur weet van de (Amerikaanse) rapporten over deze omvangrijke ‘nevenschade’ terwijl het officiële doel van de bombardementen nul burgerslachtoffers was. Als hoogste militair op de afdeling operaties van de luchtstrijdkrachten (2016-2019) had Steur toegang tot de relevante, geheime stukken over Hawija. Bovendien was Steur als commandant van de vliegbasis Volkel (2014-2016) verantwoordelijk voor de nazorg voor ‘zijn’ vliegers die bij hun werk boven Irak confronterende dingen hadden meegemaakt – zoals het onbedoeld bombarderen van burgers.

Niet alleen Steurs tweet gaf een verkeerd beeld. Als een RTL-verslaggever april 2018 de Nederlandse basis in Jordanië bezoekt waarvandaan de F-16’s hun missies uitvoerden, vraagt hij aan Steur welke slachtoffers er zijn gevallen door Nederlandse bombardementen. „Allemaal IS-strijders”, antwoordt de officier temidden van brullende jachtvliegtuigen op weg naar hun doelen in Irak en Syrië.

Waarom gaf Steur een verkeerde voorstelling van zaken? Hij is er zelf nooit op teruggekomen. Als NRC om uitleg vraagt, verwijst zijn woordvoerder naar de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Sorgdrager, die de toedracht van de aanval op Hawija onderzocht. In die reactie wordt Steur echter niet genoemd. Wel schaarde het kabinet zich achter de conclusie van de commissie dat „het parlement voor en na de aanval keer op keer onvolledig en onjuist is geïnformeerd”.

Sorgdrager scherpte enkele bevindingen achteraf nog aan nadat was gebleken dat Defensie de commissie zelf ook verkeerde informatie had gegeven. Een luchtopname van de vernietiging van honderden gebouwen in Hawija zou verdwenen zijn, maar kwam na een stuk in de Volkskrant en vragen van de minister aan zijn eigen militaire apparaat alsnog boven water. De commissie toonde zich „uiterst onaangenaam getroffen” over het „achterhouden van een cruciale bron”, en eiste dat de video openbaar werd gemaakt. Dat gebeurde afgelopen woensdag.

Doofpotcultuur

De rekkelijke omgang van militairen met waarheid en werkelijkheid is een hardnekkig patroon, zoals blijkt uit de uitlatingen van Steur, het rapport-Sorgdrager en de nasleep die dat – ook deze week – kreeg. Dat is een ongemakkelijk besef voor een democratie die zich opmaakt voor een grootscheepse herbewapening tegen de Russische dreiging. Ter verklaring wordt vaak volstaan met verwijzingen naar een ‘doofpotcultuur’ waarin wel vaker een filmpje of rapport zoekraakt. Maar er valt veel meer te zeggen over de moeizame combinatie van militaire cultuur en de democratische eisen van transparantie en verantwoording.

Een oorlog wordt niet alleen gewonnen met manschappen en wapens op het slagveld, stelde de Pruisische generaal Carl von Clausewitz in 1832, maar ook in de hoofden van de strijders en het publiek. Om de strijd te winnen is soms misleiding van de vijand noodzakelijk, schreef hij in Vom Kriege, een boek dat verplichte kost is op elke militaire academie waar ook Steur werd opgeleid. Bedriegen van de tegenstander mag van Von Clausewitz, om hem op het verkeerde been te zetten. Over liegen tegen de eigen bevolking is hij minder uitgesproken. Hij beklemtoont dat informatie over de oorlog vervormd kan raken door onzekerheden – Kriegsnebel. „Een groot deel van de oorlogsberichten is tegenstrijdig, nog meer berichten zijn onjuist, verreweg de meeste zijn onderhevig aan aanzienlijke onzekerheid.”

Veel duidelijker is Von Clausewitz over het grote belang van „de morele krachten” voor de eindoverwinning. Daarbij doelde de generaal op de wil van de bevolking om ‘haar’ militairen te steunen, en de motivatie van de militairen om de strijd aan te gaan. Nieuws over eigen fouten en tegenslag op het slagveld ondermijnen die motivatie.

Luchtmachtofficier André Steur had het effect van slecht nieuws van nabij waargenomen. Als commandant van luchtbasis Volkel kreeg hij begin 2015 te maken met enorme onrust onder het thuisfront van de F-16-vliegers nadat de Jordaanse vlieger Moaz al-Kasasbeh, na te zijn neergestort in Syrië, levend verbrand werd door IS. Vrouwen, vriendinnen, vrienden en ouders van Nederlandse vliegers op de basis in Jordanië vroegen hun geliefden of hun hetzelfde kon overkomen. Zelf hadden die de verbrande piloot gekend. Steur organiseerde haastig enkele briefings waarin de geliefden stoom konden afblazen en een luisterend oor kregen.

Bureaucratische waarheden

Ook in vredestijd – achter bureaus in kantoren – kan de waarheid geweld worden aangedaan. In de klassieker How to control the Military? (1969) beschrijft de Amerikaanse econoom, diplomaat en presidentieel adviseur John Kenneth Galbraith hoe het gedrag van militairen zich ver van de werkelijkheid kan bewegen. Hij analyseert de „bureaucratische waarheden” die de Amerikaanse krijgsmacht, het Pentagon en de defensie-industrie samen produceren. Het gaat om teksten die nauwkeurig onderling worden afgestemd en in de eerste plaats de eigen belangen dienen – daarna pas die van de democratie.

Een extreem voorbeeld had zich een jaar eerder voorgedaan. In 1968 was er in de VS veel beroering door een slachtpartij van het Amerikaanse leger in het Vietnamese My Lai. Het leger schoot daar honderden ongewapende Vietnamese burgers dood en verkrachtte tientallen vrouwen, zo onthulde onderzoeksjournalist Seymour Hersh. Het legercommuniqué dat hierover in de VS werd verspreid, luidde: „Op 16 maart 1968 vielen Amerikaanse troepen een sterk bewaakt Vietcong-bolwerk in My Lai aan. In de daaropvolgende vuurgevechten werden 128 vijandelijke strijders gedood, terwijl slechts enkele Amerikaanse soldaten gewond raakten.”

De drie-eenheid van krijgsmacht, Pentagon en wapenindustrie – in 1961 door president Dwight Eisenhower aangeduid als het ‘militair-industrieel complex’ – vormt een formidabele macht waartegen het parlement slecht is opgewassen, schreef Galbraith. Met name rechtse houwdegens binnen het Congres legden de militairen geen strobreed in de weg, vond hij. „Die vinden dat het publiek zich niet met de krijgsmacht moet bemoeien en alleen voor meer geld moet zorgen.”

Nieuws over eigen fouten en tegenslag op het slagveld ondermijnen die motivatie van de militair

Militairen zijn geen pathologische leugenaars, schreef hij. Integendeel: „Het gaat juist vaak om eerlijke burgers wier publiek en particulier gedrag zonder meer door de beugel kan.” Het doel voor diezelfde democratie hoeft daarom „niet te zijn om van militairen rechtschapen en eerlijke mensen te maken. Het doel moet zijn om hen goed te controleren”.

Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, schrijft Galbraith. Militairen hebben een grote kennisvoorsprong op hun controleurs, en beschikken ook nog eens over krachtige pretenties. Immers: zij weten wat het kwaad is en hoe de ‘ultieme strijd’ daartegen gewonnen kan worden.

Een Amerikaanse speelfilm uit 1992 illustreert die houding en pretentie. In A Few Good Men uit 1992 moet kolonel Nathan Jessup (gespeeld door Jack Nicholson) zich voor een militaire rechtbank verantwoorden voor een dodelijk incident binnen zijn militaire eenheid. Als een advocaat hem zwaar op de huid zit (een rol van Tom Cruise), bijt Jessup hem toe: „Jij kan de waarheid helemaal niet aan. Mijn bestaan redt levens, hoe grotesk en onbegrijpelijk dat voor jou ook mag klinken. Jij wilt die waarheid niet horen, maar diep van binnen wil jij mij [als beschermer] op de muur. Jij hebt mij op die muur nodig.”

Elkaar dekken

Zo expliciet als kolonel Jessup zijn vermeende militaire superioriteit tentoon spreidt, gebeurt het in Nederland zelden. Wel zijn er voorbeelden waarin militairen elkaar dekken en kritische controle door de Kamer ontbreekt. In mei 2020 had de Tweede Kamer twee topofficieren gevraagd uit te leggen waarom de aanval op een autobommenfabriek in Hawija zulke bloedige gevolgen voor omwonenden had kunnen hebben. In plaats daarvan gaven luitenant-generaal Onno Eichelsheim, commandant der strijdkrachten, en kolonel-vlieger Peter Tankink een gedetailleerde uitleg waaruit moest blijken hoe zorgvuldig de procedures waren en hoe secuur de betrokken militairen die hadden toegepast. Naar later bleek, bevatte hun uitleg foute informatie, zowel over de procedure voor de voorbereidingen van de aanval als over het toezicht daarop.

In beleefde bewoordingen („anders dan op grond van het namens Defensie … verklaarde zou kunnen worden opgemaakt”) corrigeerde de Haagse rechter later de informatie van kolonel Tankink. Zelfs de landsadvocaat die de belangen van de Staat behartigt in een civiele procedure van nabestaanden uit Hawija, voelde zich genoodzaakt een mededeling van Defensie te rectificeren. De landsadvocaat weersprak „de suggestie” over hoe het toezicht op de uitvoering van bombardementen was geregeld.

Slip of the tongue

Technische briefings aan het parlement tonen hoe moeilijk het is om de krijgsmacht goed te controleren. Het rapport-Sorgdrager noemt daarvan een voorbeeld. In september 2014, aan het begin van de luchtoorlog tegen IS, vroeg PvdA-Kamerlid Roelof van Laar als enige aan toenmalig commandant der strijdkrachten (CdS) Tom Middendorp naar de kans op burgerslachtoffers. Middendorp zei daarop dat die kans nihil was. De „zorgvuldige” voorbereidingen, aldus Middendorp, „stellen ons in staat om heel gericht en precies de doelen uit te schakelen, zonder nevenschade”.

Zijn politieke superieur, minister Hennis Plasschaert (VVD) herhaalde deze onjuistheid korte tijd na de aanval op Hawija in het parlement, dit tot ongeloof van een medewerker. „Ik kan me niet voorstellen”, vertelde die later aan de commissie-Sorgdrager, „dat het a slip of the tongue [van Hennis] was. Ik had haar vier dagen eerder verteld over vierhonderd vernietigde gebouwen en dat de kans op burgerslachtoffers [in Hawija] ongetwijfeld daar was.” Op haar beurt reageert Hennis met ongeloof als de commissie haar haar eigen citaten uit 2015 voorlegt: „Ik heb dingen gezegd, waarvan ik nu denk: hoe heb ik die kunnen zeggen? Maar ik heb het wel gezegd.”

Toen de commissie-Sorgdrager oud-CdS Middendorp op zijn onjuiste informatie aansprak, kon hij zich de uitspraak over de afwezigheid van nevenschade niet herinneren. Sterker, hij dacht juist op de risico’s voor burgers te hebben gewezen. Roelof van Laar herinnert zich juist heel goed welke vraag hij in de briefing had gesteld, blijkt als NRC hem belt. Maar hij kon weinig met het antwoord, zegt Van Laar. „Als Kamerlid vaar je op de expertise van anderen”, zegt hij. „Je kunt weinig kritisch tegenwicht bieden als er maar één gezaghebbende bron is. We gingen ervan uit dat we goed geïnformeerd werden.”

Rechtse meerderheid

Sinds de komst van een stevige, rechtse meerderheid na de verkiezingen van november 2023, krijgt de krijgsmacht juist meer ruimte van het parlement. Ondanks de herbewapening zag de rechtse coalitie tot nu toe geen noodzaak om de defensiecommissie vaak bijeen te laten komen, blijkt uit cijfers die NRC bij de Tweede Kamer opvroeg. Het aantal vergaderingen van de commissie was zelfs lager (10) dan in een vergelijkbare periode in 2022-2023 (15), en slechts iets hoger dan in de periode (2023-2024) dat het kabinet-Rutte IV demissionair was (7). Na de ongemakkelijke periode rond ‘Hawija’ blazen politici als vanouds de loftrompet over de krijgsmacht. Een te begripvolle houding van het parlement is precies waarvoor Galbraith in 1969 waarschuwde: dan wordt het voor militairen te gemakkelijk hun eigen versie te geven van waarheid en werkelijkheid.

In maart 2024 vroeg een Tweede Kamerlid voor de BoerBurgerBeweging in een overleg begrip voor militairen „die er een keertje naast kunnen zitten”, bij voorbereidingen van luchtaanvallen die onbedoeld tot burgerdoden leiden. Het was gedecoreerd oud-militair Gijs Tuinman, nu staatssecretaris van Defensie. Nederland moest trots zijn op zijn militairen, betoogde Tuinman. Immers: „De Nederlandse krijgsmacht loopt in de wereld voorop op het gebied van moreel en ethisch leiderschap. (..) Het is top of the bill.”


Wantrouwen in wetenschap VS nog breder: ‘Onafhankelijkheid ook hier in het geding’

Met enige afschuw ziet de Nederlandse sociaal-psycholoog Bastiaan Rutjens, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, hoe president Donald Trump momenteel met een stormram op de Amerikaanse wetenschap inbeukt. Universiteiten als Harvard dreigen miljarden aan federale overheidssteun te verliezen als ze hun diversiteitsbeleid niet afschaffen. En met Robert F. Kennedy jr. is een vaccinatie-ontkenner minister van Volksgezondheid.

„Er gebeuren nu extreme dingen in de Verenigde Staten, zegt Rutjens. „Ik denk dat veel mensen niet hadden verwacht dat het zo hard zou gaan. Maar er waren voortekenen genoeg dat hij in zijn tweede termijn nog extremer zou zijn.”

Rutjens publiceerde deze week samen met zijn promovendus Vukasin Gligorić een artikel in Nature Human Behaviour waarin hij de houding van Amerikanen tegenover de wetenschap analyseert. Conservatieve respondenten bleken bijzonder wantrouwig te zijn. „Dat wantrouwen in de wetenschap dat we in ons onderzoek zagen, heeft écht impact. Mensen hebben een politieke keuze gemaakt die nadelig uitpakt voor de wetenschap.”

Voor het onderzoek selecteerde een Amerikaans bureau 7.800 Amerikanen. Een klein deel was liberaal, de meerderheid gaf aan conservatief te zijn. Dat onevenwicht was bewust: de onderzoekers wilden vooral conservatieven bevragen.

Jullie interviewden dus met name Trump-stemmers?

„Ja, er moeten veel Trump-stemmers tussen de respondenten hebben gezeten, al was ons onderzoek voor zijn herverkiezing.

„Vaak wordt onderzocht of mensen de wetenschap in het algemeen vertrouwen, maar klimaatwetenschap is wat anders dan natuurkunde. Daarom hebben we onderzocht hoe Amerikanen denken over 35 verschillende wetenschappelijke beroepen, van virologen tot biologen.

„Daaruit bleek dat Amerikanen die zichzelf als liberaal zien, veel vertrouwen in de wetenschap hebben. Maar bij conservatieven zie je een structureel lager vertrouwen, ook ten opzichte van exacte wetenschappen. Hun wantrouwen verspreidt zich over de hele wetenschap. Daar ben ik enigszins verbaasd over.”

Valt hun wantrouwen te counteren?

„We hebben gekeken of het een verschil maakte als we een tekstje voorleggen waarin conservatieve rolmodellen als George Bush, Milton Friedman of Henry Kissinger iets positiefs over de wetenschap zeggen. Een ander tekstje benadrukte de conservatieve waarde die wetenschap heeft als beschermer van wat belangrijk is. Ook keken we of het helpt om te benadrukken dat wetenschap economische groei faciliteert. Maar dat deed helemaal niks. Dit suggereert dat het wantrouwen diepgeworteld is en niet makkelijk te veranderen.”

Hoe komt dat?

„Dat is de million dollar question. Het vertrouwen van conservatieven daalt al sinds de jaren tachtig. Wat meespeelt is dat wetenschappelijke inzichten over bijvoorbeeld klimaat of vaccinaties niet aansluiten bij wat een deel van de conservatieven gelooft.

„Maar je ziet ook de tendens om de hele wetenschap weg te zetten als een ‘linkse hobby’ die onderdeel is van ‘het establishment’. Het vertrouwen in exacte wetenschappen waar de nadruk op productiviteit en economische groei ligt, is niet veel groter. Het onderscheid tussen die domeinen sneeuwt onder.”

Hoe erg is dat?

„Wetenschap is in wezen georganiseerde scepsis, en het is daarom belangrijk dat mensen ook gezond kritisch op de wetenschap kunnen zijn. Maar als je willens en wetens wetenschappelijk bewijs verwerpt, heeft dat consequenties. Bijvoorbeeld dat we onvoldoende aan het klimaatprobleem doen of dat er meer uitbraken van mazelen zijn.

„We moeten als wetenschap het vertrouwen terugwinnen, bijvoorbeeld door de wetenschap dichter bij mensen te brengen. Leg uit hoe wetenschap ons leven comfortabeler maakt. NEMO [een wetenschapsmuseum in Amsterdam] doet dat bijvoorbeeld goed, daar komen veel mensen uit alle lagen van de bevolking op af.”

Dit onderzoek gaat over de VS, hoe is de situatie hier?

„We zien tot op zekere hoogte dezelfde tendens. Ook in Nederland wordt nu op een ongekende manier over wetenschap gesproken, soms ook met veel wantrouwen.”

NSC-leider Pieter Omtzigt schreef deze week dat het „nul meerwaarde” heeft om de bachelor psychologie in het Engels aan te bieden „omdat je echt Nederlands moet spreken als je hier psycholoog bent”.

„Het is een grove misvatting dat iedere psychologiestudent als klinisch psycholoog aan de bak gaat”, zegt Rutjens. „Het baart me zorgen dat sommige politici zo weinig weten van wat er op de universiteit aan onderzoek en onderwijs gebeurt.

De wetenschap moet nu telkens reageren op wat de politiek met de wetenschap wil. Door die politieke inmenging wordt wetenschap politiek gemaakt. De wetenschap moet natuurlijk rekenschap afleggen aan de maatschappij, maar tegelijk is het heel belangrijk dat de wetenschap onafhankelijk en kritisch kan blijven. Het is zorgelijk dat de onafhankelijkheid in het geding is.”


Op hooi en zeegras bleven de mummies van het Friese Wiuwert goed bewaard

In het Friese Wiuwert, zo’n 20 minuten rijden ten zuidwesten van Leeuwarden, wonen volgens de meest recente cijfers 285 inwoners. Toch is het in de zomermaanden soms dringen in het dorp: tussen april en oktober komen er duizenden bezoekers naar de plaatselijke Nicolaaskerk. En alhoewel ook de uit 1200 daterende kerk zelf aardig is om te zien (met een van de tien best bewaarde originele protestantse kerkinterieurs van Friesland) is het vooral de onder het verhoogde koor gelegen altaar dat de toeristen trekt.

Daar werd in 1609 een grafkelder aangelegd door de rijke familie Van Walta, die te Wiuwert op de Thetingastate woonde. Niets uitzonderlijks, op zichzelf – ware het niet dat er in de kelder vier menselijke mummies liggen.

De ‘mummiekelder’ van Wiuwert kreeg landelijke bekendheid toen – volgens de overlevering – twee timmerlieden in 1765 bij toeval op elf doodskisten stuitten met daarin uitzonderlijk goed gepreserveerde lichamen. Alsof ze gebalsemd waren.

De destijds nog beroemde universiteit van Franeker (die in 1811 door Napoleon werd gesloten) besloot zes van de gemummificeerde lichamen mee te nemen voor nader onderzoek, waarop ze terstond tot stof vergingen. Een zevende mummie werd (vermoedelijk) gestolen.

Maar de laatste vier lichamen, waaronder dat van een Wiuwertse goudsmid, liggen nog altijd achter glas opgebaard in de grafkelder. Hoe het komt dat de lichamen zo uitzonderlijk goed bewaard zijn gebleven weet niemand. Mogelijk speelt mee dat ze eerst in hooi zijn bewaard (waardoor vocht aan de lichamen werd onttrokken) en later op zeegras (waarin looiend zout aanwezig is). Al hebben de vele wichelroedelopers die de kelder ook bezoeken zo hun eigen theorie: aardstralen.

Benen kunstgebit

Boven op het koor is een kleine tentoonstelling ingericht over de mummiekelder door de eeuwen heen. Er zijn oude souvenirs te zien en oude krantenknipsels te lezen. Ook zijn er informatiepanelen aanwezig over de Van Walta’s en over de bekendste inwoners die Wiuwert ooit gekend heeft, de labadisten.

Die religieuze sekte, onder leiding van de Franse predikant Jean de Labadie, streek tijdens de hoogtijdagen met zo’n 400 volgelingen neer op Thetinga State. Onder hen waren onder anderen Anna Maria van Schurman (de eerste vrouwelijke studente van Nederland) en de botanische kunstenares en ecoloog Maria Sibylla Merian. In een van de vitrines van de Nicolaaskerk is zelfs nog een kunstgebit van been te zien dat mogelijk aan Schurman toebehoorde.

Voor wie na de rondleiding (zes dagen per week van 13.30 tot 14.00 uur) tijd overheeft, loont het de moeite door te rijden naar Leeuwarden (waar in Natuurmuseum Fryslân later dit jaar een tentoonstelling over dierenmummies opent) of naar Franeker, naar het onvolprezen Unesco-planetarium van Eise Eisinga.


Marten de Roon: ‘Ik ben niet 42 keer opgeroepen voor Oranje omdat ik zo’n leuk karakter heb’

Marten de Roon zit op maandagavond 16 december 2024 in het eeuwenoude theater van Bergamo om een ereteken van verdienste in ontvangst te nemen van het stadsbestuur. Hij krijgt het „als symbool van passie en trots voor de stad en voor zijn buitengewone en jarenlange toewijding aan haar inwoners en de club Atalanta”. In zijn zak zit een A4’tje met een korte speech, waaraan hij lang heeft geschaafd om er zeker van te zijn dat zijn Italiaans vrij is van grammaticale fouten.

Zeven mensen gaan De Roon voor. Ze komen op, krijgen hun onderscheiding uitgereikt en gaan weer zitten – zonder een speech te geven. Dan is De Roon aan de beurt. Hij kijkt even opzij, naar zijn vrouw. Moet hij nog wel wat zeggen? Is dit het geschikte moment?

De Nederlandse middenvelder van Atalanta Bergamo vertelt erover in een café in de Città Alta, het historische centrum op een heuveltop die boven de rest van de Noord-Italiaanse stad uittorent. Hij heeft het neoclassicistische etablissement met gewelfd plafond bewust uitgekozen, zegt hij nadat hij in zangerig Italiaans een caffè macchiato en een mineraalwater heeft besteld. „Als je wil begrijpen waar ik leef, waar de mensen hier trots op zijn, dan moet je hier door de authentieke oude straatjes lopen. Dan krijg je er een gevoel bij.”

De speech in het theater heeft hij gegeven. „Misschien sprak ik wel het minste Italiaans van alle aanwezigen, maar ik wilde het gewoon doen. Die avond ging niet over Marten de voetballer, maar over Marten de persoon. De onderscheiding was een ode aan mij, en daarvoor wilde ik ze bedanken. Vanuit mijn hart wilde ik proberen uit te leggen wat mijn liefde is voor deze stad.” De zaal geeft hem na afloop een lang applaus, eenmaal buiten zingen voetbalfans hem toe met fakkels en een spandoek.

Vlek op zijn carrière

Marten Elco de Roon uit Hendrik-Ido-Ambacht heeft het meest bijzondere jaar uit zijn carrière achter de rug. Hij haalde in 2024 met Atalanta twee finales: in de Coppa Italia (die verloren ging), en in de Europa League – die werd gewonnen, de eerste Europese beker in de geschiedenis van de club. De Roon speelde niet in de Europese finale vanwege een blessure, die ook een streep zette door het Europees Kampioenschap in Duitsland.

Dit seizoen is hij weer fit en speelt hij op 34-jarige leeftijd vrijwel alles in het blauw-zwart, ook dit weekend weer in de topwedstrijd tegen AC Milan. De Roon is aanvoerder van de ploeg die derde staat in de Serie A, op tien punten van koploper Internazionale. Hij is de controleur op het middenveld, de bewaker van de defensieve balans in het elftal. In november werd De Roon de speler met de meeste competitiewedstrijden ooit voor Atalanta (toen 282, inmiddels 300), een uitzonderlijke prestatie voor een niet-Italiaanse speler.

Hoe kijk je terug op afgelopen jaar?

„Het was een fantastisch jaar. Als team en als individu hebben we een superhoog niveau gehaald, het record van competitiewedstrijden is heel speciaal, ik ben trots op wat we hebben gepresteerd…”

Maar…?

„Maar als je gaat inzoomen, dan is er een stukje…”

De Roon valt even stil.

„Ik praat er nog steeds niet graag over. Het missen van de Europa League-finale is het pijnlijkste moment uit mijn carrière, dat zal altijd een vlek blijven. Dat had mijn hoogtepunt moeten zijn. Dat is het uiteindelijk ook wel, want ik heb hem gewonnen.”

Foto Agnese Morganti

Voelt het ook zo, dat jij hem hebt gewonnen?

De Roon moet lachen, maar zijn gezicht verraadt geen plezier. „Ik weet dat het team niet in de finale was gekomen zonder mij. Maar er mist iets, omdat ik niet op de elftalfoto sta. Dat doet pijn. Mijn vrouw en kinderen kijken graag de highlights van de finale terug. Ik niet. Ik kon het de eerste maanden niet horen of zien.”

Je weet dat je onderdeel van het succes was, maar toch voelt het niet zo?

„Dát is het. Ik dacht: ‘Godverdomme’ – sorry voor het schelden – ‘hoe kan ik hier niet bij zijn?’ Ik had dit verdiend, die finale was de kroon op het seizoen, op mijn carrière.”

Waarom verdiend?

De Roon denkt even na. „Het klinkt wat arrogant, maar de afgelopen negen jaar bij Atalanta heb ik elke dag het maximale gegeven. In de kwartfinale van de Europa League tegen Liverpool bleek vlak voor de uitwedstrijd onze linker centrale verdediger niet fit genoeg, en dan kijken ze altijd naar Marten. Ga jij het maar doen, tegenover Mo Salah. We wonnen met 0-3. Thuis hadden we het moeilijk, tot ik met een paar stevige duels een signaal afgaf, waardoor we meer zelfvertrouwen kregen. In de halve finale tegen Marseille speelde ik weer anderhalve wedstrijd als centrale verdediger. Ik wil niet zeggen dat ik het team op mijn schouders nam, je doet het met zijn allen, maar eigenlijk was dat het wel. De finale had míjn, óns moment moeten worden.”

Hoe heb je dat verwerkt?

„In de loop der tijd ben ik het meer gaan waarderen. Een medespeler heeft het hele team een kopie van de beker gegeven, die staat thuis. Nadat ik geblesseerd was geraakt, zat ik er helemaal doorheen en ik denk dat de mensen hier dat zagen. Ze hingen een gigantisch spandoek voor mijn huis, ik kreeg duizenden berichtjes. Dat maakte me heel emotioneel. Het was misschien wel het moeilijkste moment uit mijn leven, maar het liet me ook zien wat ik had bereikt en wat ik betekende voor de stad en wat er tussen ons ontstaan is.”

Denk je dat je die waardering niet had gekregen als je fit was gebleven?

„Ik denk dat mensen het altijd wel op een bepaalde manier hebben uitgesproken, dat is typisch Italiaans. Maar nu kwam het voor mij in extreme mate. Dat zal ik nooit vergeten.”

Het stadion van Atalanta Bergamo vanuit de stad gezien.
Marten de Roon op het Piazza Vecchia, in de oude stad van Bergamo.

Foto’s Agnese Morganti

Makkelijk doelwit

Het gesprek wordt voorzichtig onderbroken door een vrouw op leeftijd. Ze wil weten of De Roon een „famoso calciatore” is, een beroemde voetballer. Voordat De Roon dat kan bevestigen, komt haar echtgenoot aansnellen om te vertellen dat ze hier „il capitano” van de plaatselijke profclub voor zich heeft. „Complimenti”, zegt ze tegen De Roon, en vraagt dan of hij van hen samen een selfie wil maken.

Een praatje maken, op de foto gaan, De Roon doet het met liefde. Toen hij zijn eerste wedstrijd bij Atalanta had gespeeld, liep hij na afloop een rondje over het veld om het publiek te bedanken. „Al mijn medespelers waren al in de kleedkamer verdwenen, zo’n rondje lopen gebeurde in Italië niet. Voor mij was het iets simpels, ik was het gewend, maar de mensen vonden het speciaal.”

De Roon belandde in 2015 in Bergamo, na enkele seizoenen bij Sparta en sc Heerenveen. De club Atalanta was toen degradatiekandidaat. „Ik was een onbekende jongen, als mijn tijd hier niks was geworden, had men daar ook vrede mee gehad. Maar in het veld ging het al snel vrij goed.”

In het shirt van Atalanta staat een spreuk, vertelt De Roon, la maglia sudata sempre. „Dat betekent dat je shirt altijd bezweet moet zijn. De stad Bergamo vindt dat je hard moet werken, dat is het eerste wat gevraagd wordt. Dat lijkt wel een beetje op de Rotterdamse mentaliteit, dat past wel bij mij.”

In tien jaar tijd ontwikkelde de club zich tot een stabiele middenmoter, de laatste jaren zelfs tot goede subtopper, met drie derde plaatsen in de Serie A. „De club laat de spelers en deze stad dromen, geeft het gevoel dat alles mogelijk is met hard werken en toewijding. Het is mooi dat ik daar al zo lang onderdeel van ben”, zegt De Roon.

Inmiddels speelt zijn leven zich al jaren ver van Nederland af. „Heerlijk, fantastisch”, vindt De Roon dat, zegt hij op humoristische toon. Op sociale media steekt hij regelmatig de draak met kritiek op zijn spel, die vooral uit Nederland komt zodra De Roon in actie komt voor Oranje. „Ik ben een makkelijk doelwit: ik speel in het buitenland, heb nooit bij de traditionele top-3 gevoetbald, ben niet de beste aan de bal. In Nederland is de trend dat als je fantastische dingen aan de bal laat zien, het minder erg wordt gevonden als je vijf keer je man uit je rug laat lopen. De kritiek in de media richt zich dan al snel op de minder grote namen.”

Doet het je iets?

„Ik heb het altijd makkelijk een plek kunnen geven. Dankzij mijn mentale kracht en hoe ik met tegenslag omga heb ik veel kunnen bereiken in mijn carrière. Ik ben een optimist, probeer het leven met humor te benaderen, dus als iemand tegen me zegt dat ik verschrikkelijk heb gespeeld bij Oranje, dan antwoord ik: ‘Ha, maar ik speelde wél in het Nederlands elftal’.”

De Roon grijnst. Dan serieus: „Ik ben niet 42 keer opgeroepen omdat ik zo’n leuk karakter heb, maar omdat ik bepaalde kwaliteiten heb. Voor de trainer en mijn medespelers is duidelijk welke dat zijn, meer waardering heb ik niet nodig.”

In welke interland kwamen je kwaliteiten het best tot uiting?

„Er zijn er meer geweest, maar ik kan me een uitwedstrijd tegen Wit-Rusland herinneren, in 2019. Ik zat op de bank, we kwamen 2-0 voor. Na de 2-1 kwamen we onder druk te staan. De bondscoach bracht mij erin in de 67ste minuut en vanaf dat moment zijn de Wit-Russen niet meer in onze zestien geweest. Geen schot meer op doel. Ligt dat alleen aan mij? Nee. Maar mijn inbreng had wel veel effect op het wedstrijdverloop.”

Vond je het erg om het EK te moeten missen afgelopen zomer?

„De Europa League-finale missen was een groot verdriet, het missen van het EK was een teleurstelling. Ik was er heel graag bij geweest in Duitsland, uitkomen voor Nederland is altijd speciaal. Maar bij Atalanta ben ik elke dag met de club bezig, bij het Nederlands elftal niet, dat is het verschil.”

Je bent daarna niet meer opgeroepen. Tegen bondscoach Ronald Koeman heb je gezegd: mijn beste tijd ligt achter me.

De Roon lacht. „Zó heb ik het niet gezegd, maar ik ben wel realistisch. Ik maakte al minder minuten, en ik zag jongens als Ryan Gravenberch, Quinten Timber en Jerdy Schouten opkomen. Ik weet dat Koeman graag in cycli werkt, met een team dat van de kwalificatiereeks tot het eindtoernooi hetzelfde blijft. Ik zou nog best mee kunnen tot het WK van volgend jaar, maar ik ben qua leeftijd over mijn top.”

Je hebt de beslissing voor de bondscoach genomen?

„Zo heeft de bondscoach het aan me uitgelegd. Hij zei: als deze jongens het goed oppakken, is er een kans dat ik je niet meer oproep. Dat snapte ik wel. Ik geloof dat ik nog prima meekan, maar ik zou nooit zeggen dat ik in de basis hoor. Ik weet dat het fout klinkt, maar het is goed zo.”

Foto Agnese Morganti

Halflang haar, asociaal rijden

De Roon voelt zich inmiddels evenveel Nederlander als Bergamasco. Twee van zijn drie dochters zijn in de stad geboren, voor zijn gezin is dit thuis; naar Nederland gaan ze met vakantie. „Mijn dochters vragen me in het Italiaans of er crêpepapier in huis is en of ik een vlecht kan leggen. Via hen leer ik een compleet nieuwe Italiaanse vocabulaire, zij maken de band met dit land nog sterker.”

Het Italiaanse leven heeft bezit van hem genomen. De Roon draagt zijn haar halflang, in het veld gaat er een bandje in. „Daar moest ik heel erg aan wennen, ik vond het nogal gladjes.” Hij rijdt als een Italiaan, „asociaal voorrang nemen in plaats van geven”, en is meer emotie gaan tonen, zegt De Roon. „Daar heb ik geen moeite meer mee. Ik reageer in het veld ook altijd in het Italiaans, zelfs als ik het tegen Hans [Hateboer, een andere Nederlandse speler van Atalanta] heb.”

Naast het veld geniet hij van de ontspannen levenshouding van de Italianen. „Ik erger me niet zo snel, en zo gaat het hier ook: het gaat zoals het gaat. Italië is een beter land om te genieten van la dolce vita dan Nederland. Ik weet niet of ik nog terug zou kunnen switchen.”

Zijn contract bij Atalanta loopt nog een jaar door, maar De Roon is nog niet bezig met het leven daarna, zegt hij. „Mijn vrouw hamert daar wel op. Ze is bang dat het straks misschien te laat is.” Hij kan zich niet voorstellen dat hij stopt als zijn contract afloopt. „Zoals het nu gaat, zoals ik me nu voel, zie ik dat niet gebeuren.”

Je zaakwaarnemer zei dat je bij de KNVB hebt geïnformeerd naar een trainerscursus.

„Ik wil uitzoeken of het bij me past. Ik weet zeker dat het werk van veldtrainer me ligt, ik heb daar allerlei ideeën over. Maar laatst vroeg ik mijn trainer, Gian Piero Gasperini, wat hij allemaal deed. Hij zei: hier is mijn laptop, daar kijk ik de wedstrijd van gisteren twee keer op terug. Hij liet me een blaadje voor de training van morgen zien. ‘Ik hoop morgen niet van mijn staf te horen dat er spelers niet fit zijn’, zei hij. Hij had ook nog een media-dag, en zo ging het nog even door.

„Ik realiseerde me dat het trainerschap een job van twaalf uur per dag is, waarbij je over alles controle probeert te houden. Dat is wel even wat anders dan voetballer zijn. Een trainerscursus van de KNVB gaat voorlopig niet lukken, want daarvoor moet ik een aantal keer in Nederland zijn.”

Is een Italiaanse trainerscursus niet wat voor jou?

„Daar heb ik het ook over gehad met de technisch directeur van Atalanta. ‘Je bent nu nog voetballer, je speelt zoveel wedstrijden, concentreer je nou daarop’ zei hij. Hij had gelijk. Op vrije dagen ben ik liever bezig met mijn vrouw en kinderen dan met een trainerscursus.”

Sluit je een terugkeer naar Nederland uit?

„Niet helemaal, omdat ik nog niet weet wat ik na het voetbal ga doen. Algemeen directeur lijkt me ook een mooie functie, omdat je dan niet alleen met voetbal bezig bent, maar ook heel veel dingen daarbuiten. Stel dat ik de kans krijg trainer of directeur van een club als Feyenoord te worden, misschien wil ik dat dan wel doen.”

Het klinkt als een vergezicht.

„Laatst vroeg ik mijn vrouw wat ze ervan zou vinden als ik nog een keer een transfer maak. We keken elkaar aan en beseften: we kúnnen hier helemaal niet weg. We zijn verbonden met deze stad.”


Rechters, wetenschappers, journalisten, buitenlanders – de regering-Trump richt elke dag de pijlen op nieuwe tegenstanders

In de Verenigde Staten heeft president Trump de aanval geopend op verschillende instituties en groepen wier opvattingen niet in lijn liggen met die van hem. Er gaat bijna geen dag voorbij zonder een nieuw doelwit. De verschillende maatregelen lijken binnen de eerste drie maanden van zijn tweede presidentstermijn uitgegroeid tot een serieuze campagne. Waar richt Trump zijn pijlen op, hoe en waarom?

1Rechterlijke macht

Deze week openden twee rechters een onderzoek naar leden van de regering. De reden: deze ambtenaren weigeren vooralsnog te gehoorzamen aan gerechtelijke uitspraken. Rechter Paula Xinis uit Maryland beval de regering om ervoor te zorgen dat een ten onrechte naar een gevangenis in El Salvador uitgezette man wordt teruggehaald naar de VS. Het Hooggerechtshof gaf de rechter gelijk dat de uitzetting onrechtmatig was, maar vroeg haar wel nader te verklaren wat ze bedoelt met het ‘bewerkstelligen’ van de terugkeer. De rechter uit Maryland zei dinsdag dat de regering maar eens moest ophouden met „een grote borst opzetten” en dat het de komende twee weken „alle hens aan dek is” om de man veilig uit de gevangenis te halen. Adviseurs van de president legden de uitspraak van het Hof daarentegen brutaalweg uit als een overwinning voor de Staat. Minister van Justitie Pam Biondi zei woensdag dat „de man niet terugkomt naar de VS. Punt.”

Lees ook

Afgevoerd naar El Salvador, op basis van een ‘verdacht’ petje

Er wordt dagelijks geprotesteerd over de deportatie van de Salvadoraan Kilmar Abrego Garcia. Zijn vrouw Jennifer Vasquez Sura  spreekt op 4 april tijdens een persconferentie in Hyattsville. Foto Jose Luis Magana

Voor rechter James Boasberg uit Washington DC is het moment voor onderzoek al gepasseerd. Hij ziet aanleiding om de leden van de regering te vervolgen voor ‘minachting van de rechtbank’. Aanleiding is ook de samenwerking met El Salvador. Honderden mensen werden gedeporteerd naar dit land en in een gevangenis gestopt. De rechter had de rechtmatigheid van de uitzetting al verworpen, toen de vliegtuigen desondanks vertrokken. „Oeps”, twitterde de Salvadoraanse president pesterig. En president Trump noemde rechter Boasberg een „radicaal linkse mafketel van een rechter, een onruststoker en agitator, treurig genoeg aangesteld door Barack Hussein Obama”.

2De onafhankelijke pers

De rechter dwong de regering vorige week persbureau AP opnieuw toegang te geven tot persconferenties. Omdat deze nieuwsorganisatie weigerde de Golf van Mexico aan te duiden als ‘Golf van Amerika’, zoals de president wil, werd ze in februari geweerd uit het Witte Huis. AP, dat met zijn berichten tal van andere media van nieuws voorziet, had tot dan toe met twee andere persbureaus een vaste plek bij de persconferenties. In plaats van de uitspraak van de rechter voluit te gehoorzamen, besloot het Witte Huis deze week nieuwe regels op te stellen waarbij de drie persbureaus samen één vaste stoel krijgen. Het resultaat: minder toegang voor de onafhankelijke pers tot informatie van de regering. Deze week was er een persconferentie in het Witte Huis. President Trump wees zijn gast, de president van El Salvador, op de aanwezige journalisten. „Dit zijn zieke lui.”

3Universiteiten

De afgelopen weken heeft de regering-Trump zeven verschillende Amerikaanse universiteiten gedreigd met intrekking van federale subsidies – met sommen van in totaal enkele miljarden . De redenen die worden gegeven lopen uiteen. In het ene geval (Harvard) zou de straf vooral worden opgelegd wegens onvoldoende streng optreden tegen pro-Palestina-demonstraties. In het andere geval (Pennsylvania) gaat het om een transgender atleet die deelnam aan de zwemcompetitie. In een derde geval (Columbia) wordt ook gerefereerd aan het curriculum, waarbij studies rond de Afro-Amerikaanse geschiedenis of genderwetenschappen het doelwit zijn. Columbia, die 400 miljoen dollar (ruim 350 miljoen euro) aan subsidies in gevaar zag komen, heeft toegegeven aan de eisen van de regering en zijn curriculum aangepast. Harvard weigert te buigen, tot woede van de president, die op Truth Social schreef: „Harvard is een grap, het doceert haat en domheid.”

Leden van de medische faculteit van Columbia University protesteren tegen het schrappen van subsidies.
Foto Ryan Murphy/Reuters

4Musea, wetenschappers en studenten

Behalve universiteiten worden ook musea, vakgroepen, individuele wetenschappers en studenten doelwit van de federale regering. Bij de studenten en wetenschappers wordt in enkele gevallen hun activisme aangehaald als reden om hen toegang tot de VS te ontzeggen. Medische wetenschappers hebben zware restricties op buitenlandse contacten en reizen. De prestigieuze Smithsonian-musea is opgedragen om de inhoud van hun tentoonstellingen aan te passen. Volgens de regering wordt daar de Amerikaanse geschiedenis in een kwaad daglicht gezet door te wijzen op bijvoorbeeld de gewelddadige verdrijving van de oorspronkelijke bewoners of de slavernij en discriminatie van zwarte Amerikanen. In een decreet getiteld ‘Herstel van waarheid en gezond verstand in de Amerikaanse geschiedenis’ wordt de musea bevolen „ongepaste ideologie” uit hun opstellingen te verwijderen.

Lees ook

Met decreet over Smithsonian wil Trump Afro-Amerikaanse geschiedenis herschrijven. ‘Hij wil alles uitwissen wat met diversiteit te maken heeft’

Protestborden in het National Museum of African American History and Culture. Foto Kayla Bartkowski/Getty Images/AFP

5Buitenlanders

Een grote verkiezingsbelofte van Donald Trump was dat hij als president de situatie aan Amerika’s grenzen onder controle zou krijgen – en dat lijkt gelukt – en dat hij „massadeportaties” zou beginnen om buitenlanders zonder papieren uit te zetten. Die buitenlanders brengt hij ook steeds in verband met criminaliteit – hoewel de statistieken van vreemdelingenpolitie ICE laten zien dat bijna driekwart van de arrestaties niet op grond van een strafrechtelijke veroordeling zijn gedaan. Naast de deportaties overweegt de regering een travel ban op reizigers uit vooral Afrikaanse of Aziatische landen. Reizigers uit Canada, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Libanon en India werden aan de grens aangehouden en vastgezet. Soms wegens eerdere veroordelingen, maar vaak alleen op grond van informatie op hun sociale media. Minister van Binnenlandse Veiligheid Kristi Noem nam een filmpje op met een ‘duidelijke boodschap’ voor mensen die zonder papieren in de VS verblijven. „Vertrek nu. Want we zullen je vinden en we zullen je deporteren.”

6Politieke tegenstanders en hun advocaten

Verschillende grote advocatenkantoren zijn doelwit geworden van heel specifieke presidentiële decreten. De straf is dat deze kantoren en de cliënten die zij vertegenwoordigen geen zaken meer mogen doen met de federale overheid. De redenen die de president in zijn decreten geeft, zijn heel persoonlijk. Zo werkte een advocaat bij een van deze kantoren een tijd lang bij het Openbaar Ministerie van Manhattan , waar hij onderzoek deed naar mogelijk strafbare gedragingen van zakenman Trump. In het presidentiële decreet wordt dat omschreven als „enkel en alleen om een strafklacht tegen mij te fabriceren”. Een ander advocatenkantoor had diensten verleend aan de presidentiële campagne van Trumps tegenstander in 2016, Hillary Clinton, in het decreet samengevat als „ondermijnen van democratische verkiezingen, de integriteit van het rechtssysteem en eerlijke rechtshandhaving”.

Lees ook

Trump spant rechtszaak na rechtszaak aan, al zijn hele leven. Als president gaat hij daar mee door. ‘Gedaagden zijn banger dan in zijn eerste termijn’

Critici van Trump protesteerden eind maart tegen het akkoord dat de machtige advocatenfirma Paul, Weiss heeft gesloten om onder dreigementen van de president uit te komen.Foto Michael M. Santiago/Getty Images via AFP


Kritiek op 11 minuten durende ruimtereis van Katy Perry duurt inmiddels langer dan vlucht zelf

Toen popster Katy Perry maandag terugkeerde naar de aarde na een elf minuten durende ruimtereis, kuste ze de grond. Daarna vertelde ze aan verslaggevers dat haar reis in een baan om de aarde veel betekende voor „de volgende generatie jonge vrouwen”. En voor „de aarde”. Het duurde niet lang voor de feministische kritiek de overhand kreeg in de reacties op Perry’s avontuur.

Het was een PR-stunt voor commerciële ruimtevaart op hoog niveau. Jeff Bezos’ ruimtevaartbedrijf Blue Origin stuurde het toestel de lucht in met een volledig vrouwelijke crew, voor het eerst in de geschiedenis. De vrouwen aan boord: zangeres Katy Perry, voormalig presentator en Bezos-verloofde Lauren Sánchez, televisiejournalist Gayle King, filmproducent Kerianne Flynn, burgerrechtenactivist Amanda Nguyen en Aisha Bowe. Laatstgenoemde was als voormalig NASA-ingenieur de enige met ruimtevaartervaring, al hadden de vrouwen geen technische taken aan boord.

Het zeskoppige team droeg strakke, op maat gemaakte blauwe ruimtepakken. „We put the ‘ass’ in astronaut”, zei Perry van tevoren in een interview, terwijl critici zich toen al afvroegen wat de toegevoegde waarde was van de aan het lichaam gezogen pakken.

De reis bracht ook op andere terreinen een golf van kritiek op gang. De reis kostte honderden miljoenen dollars en duurde in totaal nauwelijks elf minuten. „Ik heb langer op de metro gewacht dan Katy Perry in de ruimte verbleef”, schrijft een gebruiker op X. Katy Perry legde een „gigantische drol” op de aarde, zegt contentmaker Tasha Lustig in een video op Instagram. „Terwijl ze haar geld ook had kunnen geven aan organisaties die daadwerkelijk opkomen voor vrouwen en minderheden.”

Lubach

Het is onbekend of de vrouwen hun zitplaats zelf moesten betalen, maar eerder werden ruimtetickets van Blue Origin geveild voor bijna 30 miljoen dollar.

In een sketch van het satireprogramma van Arjen Lubach werd dinsdag Perry’s zogenaamde boodschap sarcastisch herhaald: iedereen kan de ruimte in, zelfs een wereldberoemde popster en de vrouw van Jeff Bezos. Ook hekelen sociale mediagebruikers dat Perry en de andere vrouwen geen woord zeggen over de tekorten bij NASA: onder druk van de regering Trump heeft de ruimteorganisatie drastisch contracten moeten schrappen op het gebied van diversiteit en gelijkheid. De webpagina van NASA met de belofte om bij de toekomstige maanlanding een vrouw, een persoon van kleur en een niet-Amerikaan mee te nemen, werd offline gehaald.

Cultuurjournalist Amanda Hess van The New York Times kijkt er anders naar. Blue Origin is een van de bedrijven, samen met onder meer Musks SpaceX, die particuliere ruimtevaart toegankelijk wil maken voor rijke mensen. Ze noemde het een „giant stunt for womankind”: vrouwen zijn nu ook vrij om samen met rijke mannen te genieten van het meest extravagante dat kapitalisme te bieden heeft. De overwegend mannelijke klantenkring van de particuliere lucht- en ruimtevaartindustrie zal namelijk niet eeuwig willen „blijven bro’en op Mars”.


Opinie | De echte ambitie moet van de leerkracht, verpleegkundige en vuilnisman komen

Deze week is het boek van Simon van Teutem verschenen getiteld: De Bermudadriehoek van talent. Dit boek bouwt voort op het verhaal rondom ‘morele ambitie’ dat Rutger Bregman vertelt in een boek dat vorig jaar ook bij De Correspondent verscheen.

Beide mannen pleiten voor iets dat op het eerste gezicht mooi is: als je talent hebt en hoge cijfers op de universiteit hebt gehaald, zet dat dan niet alleen in op de Zuidas, het zakencentrum van Amsterdam, maar vooral voor het publiek belang. Ze lijken daarmee in te gaan tegen het hedendaagse individualistische denken dat bij veel grote bedrijven te zien is, waarbij ze pleiten voor werk dat meer inhoud heeft dan alleen een hoog salaris.

Lees ook

De opinie van Simon van Teutem

Illustratie: Hajo

Waar je wieg staat

Zelf begon ik na mijn studie ook in die zogenaamde Bermudadriehoek: in het ‘corporate management traineeship’ van een grote Nederlandse bank. Van Teutem zou me, op basis van dat gegeven, vast omschrijven als iemand met ‘talent’. En zonder mezelf of mijn oud-collega’s bij de bank tekort te doen, ben ik daar toch erg kritisch op. Want het pleidooi dat hij – en Bregman eerder – houdt, impliceert dat mensen die in zo een omgeving werken over een talent beschikken, dat anderen niet hebben. En hij doet op hen een appèl om dat geweldige talent toch alsjeblieft ergens anders voor in te zetten.

Maar daarbij gaat hij voorbij aan het feit dat wat hij talent noemt, het resultaat is van de kansen die iemand heeft gekregen. Dat het überhaupt in die positie komen vaak afhankelijk is van waar iemands wieg stond, van iemands opvoeding en de sociale context waarin iemand opgroeit. En bovendien: alsof alleen mensen die academisch ‘slim’ zijn, iets kunnen toevoegen aan het publieke belang.

Tirannie van de verdienste

De visie op de maatschappij die Van Teutem heeft wordt goed omschreven door de Amerikaanse filosoof Michael Sandel. In zijn boek The Tyranny of Merit laat hij zien hoe onze samenleving gevangen zit in een meritocratische manier van denken, waarbij er van uit wordt gegaan dat hard werken altijd genoeg is om je situatie te verbeteren.

Sandel noemt dit de tirannie van de verdienste: het idee dat succes (of falen) het resultaat is van je eigen inzet en talent, in plaats van het resultaat van je plek in de samenleving. Hij laat zien dat in de huidige samenleving vooral cognitieve vaardigheden (die je op een universiteit leert) erg gewaardeerd worden, zowel in ‘status’ als in geld.

Hij schrijft daarover: „De cognitieve elite beschouwt zichzelf als de ‘besten’, niet alleen vanwege hun prestaties, maar ook vanwege hun talenten en capaciteiten.”

Morele superioriteit

De oproep van Van Teutem is onderdeel van dat schadelijke meritocratische denken. Hij spreekt de „scherpste geesten” aan (mensen met toegang tot de universiteit en banen met hoge salarissen) en daagt ze uit om hun „toptalent” goed te gebruiken. Het gaat niet om status of hoog salaris, maar om maatschappelijk waardevol werk. Deze aanmoediging klinkt misschien als iets positiefs, maar het probleem is nou juist dat dit soort denken de ongelijkheid in onze samenleving versterkt. Door de cognitieve elite een morele taak toe te dichten, wordt hun positie niet bevraagd, maar juist gelegitimeerd. En juist die impliciete trots op wat die getalenteerde mensen kunnen, laat zien dat zowel Van Teutem als Bregman zelf vast zitten in de huidige meritocratie, in plaats van dat zij er een oplossing voor bieden.

Het appel dat Van Teutem doet aan de theoretisch geschoolde elite, hoe nobel ook, draagt bij aan dat gevoel van morele superioriteit. Want hoewel het lijkt alsof hij kritisch is, blijft hij juist denken vanuit een systeem waarin de ‘winnaars’ bepalen wat het goede is, en waarin die ‘winnaars’ de aangewezen personen zijn om dat goede te realiseren. Dit is nog zichtbaarder in de voorbeelden die hij geeft uit andere landen, waar bijvoorbeeld in Singapore ze erin „zijn geslaagd om prestige te vermengen met maatschappelijke dienstbaarheid.”

Het gat tussen beleidsmakers en inwoners

Het is een pleidooi voor het als publieke instantie volgen van de Zuidas recruitment strategie, en juist dit laat zien dat hij zit vastzit in het denken vanuit die morele superioriteit. Want waarom staat ‘prestige’ hier tegenover maatschappelijke dienstbaarheid? En waarom zou een overheidsinstantie beter gaan functioneren als daar meer theoretisch geschoolde mensen gaan werken?

Van Teutem gaat volledig voorbij aan al die mensen die al dagelijks werk doen dat er echt toe doet: de mensen in de zorg, het onderwijs of de bouw die onze wereld draaiende houden. Werk waar bovendien grote tekorten in zijn, tekorten die pas echt een bedreiging voor de toekomst van ons land en ons continent zijn.

En juist bij de overheid zien we dat er een gat is ontstaan tussen beleidsmakers en inwoners, dat los je niet op met nog meer academici aan het roer.

Nieuwe elite

Het gevaar is dat met het pleidooi van Van Teutem en eerder van Bregman, een nieuwe elite wordt gecreëerd, ‘de morele winnaars’: de Zuidas-advocaat die prodeozaken doet, de chirurg die ook operaties uitvoert in Afrika, de bankier die de politiek ingaat. Mooi als mensen dit doen, maar niet méér waard dan een basisschoolleraar, verpleegkundige of vuilnisman.

De ambitie waar we echt behoefte aan hebben, moet breken met de sociale hiërarchie in onze maatschappij, die gericht is op het vereren van vooral cognitieve verdiensten. Die ambitie moet gaan over meer dan vanuit een plek van privilege en macht iets ‘goeds’ doen.

De samenleving gaat pas echt vooruit als we goede banen gaan waarderen, in plaats van ‘goedbetaalde banen’. Of is dat té idealistisch voor Van Teutem?

Lees ook

Rutger Bregman vergeet het belang van mensen die een radertje willen zijn in het systeem

Rutger Bregman vergeet het belang van mensen die een radertje willen zijn in het systeem


‘Kikker en Pad raken aan de essentie’

‘Toen onze dochter klein was, hoorden de Verhalen van Kikker en Pad bij onze lievelingsboeken om voor te lezen. Nu mijn man en ik drie kleindochters hebben, lezen we deze verhalenbundel weer voor.

Het grappige is dat je als volwassene weinig invloed hebt op wat de kinderen willen lezen. Je kan alleen een beetje sturen: de boeken die ik minder leuk om voor te lezen, zet ik achteraan in de kast. En toch weet de kleindochter van drie een boekje als Bij Kiki thuis altijd te vinden. Ik vind er niets aan, maar je leest het dan maar wel weer voor als zij erom vraagt.

De verhalen van Kikker en Pad zijn tijdloos. Het is niet zo dat onze dochter Imme, die nu 40 is, er anders op reageerde dan haar dochters nu. Ik word zelf elke keer weer verrast door hoe mooi de verhalen en de tekeningen van Arnold Lobel zijn. Het zijn prachtige, kleine situaties, direct uit het leven gegrepen. Het gaat bijna om niets en toch ontroert het.

Neem bijvoorbeeld het verhaal dat Kikker verdrietig is dat hij nooit post krijgt. Pad schrijft gelijk een brief naar hem en laat die bezorgen door een slak. Dus ze moeten bijna vijf dagen wachten tot die brief er is, maar als die eindelijk arriveert zijn ze alle twee door het dolle heen.

In andere verhalen zijn Kikker en Pad helemaal niet zo lief tegen elkaar. Daarmee is de toon van de bundel lerend zonder belerend te zijn: ze kunnen elkaar uitlachen, maar hebben daar niet aan het einde spijt van, zoals in sommige andere kinderboeken wel kan voorkomen. Als volwassenen hebben we de neiging om overal een waardeoordeel op te plakken, terwijl je soms gewoon boos bent en dat mag zijn.

Hoe kies je de juiste toon in kinderboeken? Mijn man, Hans Hagen, en ik schrijven zelf gedichtenbundels voor kinderen. Volgende week verschijnt er een nieuwe bloemlezing, Elk versje is een visje. Als ik schrijf voor kinderen, probeer ik me voor te stellen hoe ik me voelde toen ik zelf kind was en niet alleen over ze te schrijven. Je kunt je als ouder persoon gemakkelijk vergissen in hoe kinderen dingen beleven, wij hebben alles zo ingekaderd, terwijl kleine kinderen vaak meer aanwezig zijn. Daarom kruip ik soms letterlijk bij ze onder de tafel en probeer door hun ogen mee te kijken.

Kinderboeken zijn van groot belang. Je kan niet alles al hebben meegemaakt als je jonger bent – als volwassene overigens ook niet – maar je kunt wel door te lezen meekijken in de levens van anderen en meer begrip krijgen voor de wereld om je heen. Kinderen hebben boeken nodig om hun leven in te kleuren.

Zo’n bundel als de verhalen van Kikker en Pad is zeker ook voor volwassenen geschikt. Als Kikker op een gegeven moment aangeeft alleen te willen zijn, gaat hij op een steen zitten en nadenken over het leven. De rest laat hem dan ook met rust. Een mooi verstild moment.

Lees het en leef ernaar, zou ik de NRC-lezer mee willen geven. Het brengt je terug naar de essentie van de kleine dingen, naar de essentie van vriendschap bijvoorbeeld. Er is zoveel ellende in de wereld, dan zijn het de kleine dingen die je leven betekenis kunnen geven.”