Ik ga op vakantie en neem mee… inpaktips van fervente globetrotters

Een bekend begin van de vakantie: zittend op een uitpuilende koffer terwijl je de tegenstribbelende tanden van de rits forceert om in elkaar te grijpen. Hoe kan dat beter? 

Het internet staat vol tips. Stop je schoenen vol met sokken. Prop je strohoed vol ondergoed zodat hij zijn vorm houdt. En hou de kraag van een blouse stijf door er een opgerolde riem in te leggen.  

Op sociale media delen reizigers tips hoe ze zo compact mogelijk reizen, het liefst met één tas. Voor deze one-baggers – zoals de 840 duizend volgers van deze subreddit zichzelf noemen – maakt het niet uit of het gaat om een stedentrip van een drie dagen of een Balkantocht van zeven weken: meer dan één tas mag niet mee. 

Minimalistisch leren pakken is ook handig voor het inladen van de achterbak of wat meer bewegingsvrijheid tijdens het overstappen met de trein. En het wordt binnenkort wellicht nog relevanter als de Europese wens uitkomt om een rolkoffer als handbagage verplicht gratis te maken. Het voorgestelde model moet namelijk wel een stuk kleiner en lichter zijn dan de rolkoffers die nu in de cabine mee mogen. Daarnaast is minder bagage meenemen ook nog eens duurzamer: een lichtere auto of minder kilo’s op de vlucht betekent dat het voertuig minder brandstof verbruikt.  

Genoeg redenen om compact in te pakken dus. Een ervaren treinreiziger, stewardess en outdoorspecialist geven tips.  

1Stel het inpakken niet uit tot het allerlaatste moment

Sander Groen is al 24 jaar reisjournalist, maar inpakken blijft voor hem „een rotklusje”. Hij stelde het altijd uit tot de avond voor vertrek, om vervolgens tot diep in de nacht in te pakken, en daarna in bed te piekeren over wat hij was vergeten, terwijl de wekker alweer bijna afging. „Dan slaap je niet lekker en begin je je reis niet goed. Dus nu heb ik er een gewoonte van gemaakt om het de dag vóór vertrek te doen.”

2Plan je outfits en rol ze op

„Ik rol alles op, want dan kreukt het het minst”, zegt Marloes Felix, die al 33 jaar voor KLM vliegt, eerst als stewardess en nu als leidinggevende aan boord. Inmiddels heeft ze „binnen een halfuurtje” haar koffer ingepakt, ongeacht de bestemming. Ze plant al haar outfits per dag en activiteit, en rolt ze als één pakket op, met de bijpassende sieraden in het midden.

Verder organiseert ze haar bagage in lichtgewicht zakken, zogenoemde packing cubes. „Voor alles heb ik een tasje – sporten, slapen, oplaadkabels – die ik makkelijk in en uit mijn koffer kan gooien.” Verder verzamelt ze badmutsen uit hotels, die ze om rond zolen van haar schoenen spant zodat ze niet de rest vies maken. „En al mijn favoriete toiletspullen heb ik dubbel zodat mijn toilettas altijd is ingepakt.”

3Niet je hele koffer vullen met fantasie

In het boek How to pack maakt schrijver Hitha Palepu een streng onderscheid tussen ‘power pieces’ en ‘fantasy pieces’. De vertrouwde katoenen blouse die al jaren meegaat is een power piece, de knalroze kaftan van polyester die je in je verbeelding draagt tijdens een strandwandeling, is een fantasy piece. Natuurlijk is er plek voor een beetje fantasie op vakantie, maar Palepu is streng: houd een 80/20-verhouding aan. 80 procent van je koffer moet gevuld zijn met items waarvan je weet dat je ze gaat dragen. En, schrijft ze: „Nooit meer dan drie fantasie-items voor welke reis ook.”

Vooraf een inpaklijst maken lost volgens Palepu „90 procent van alle inpakproblemen op”, zo laat ze per mail weten. Minimalistisch inpakken kent wel uitzonderingen: voor onderbroeken vermenigvuldigt ze het aantal vakantiedagen met 1,5. „Van te veel onderbroeken krijg je geen spijt, van te weinig wel.”

4Snacks en stretchkleding: voor tijdens de vlucht 

Hou een klein tasje dichtbij tijdens de vlucht met spullen waar je snel bij wilt, zegt Felix, zoals een slaapmasker, oordopjes, noise-cancelling koptelefoon en snacks. In haar handbagage mist nooit een klein flesje tabasco. „Héérlijk”, lacht ze. „En in het zijvak stop ik mini’s: een crème voor je gezicht, omdat het droog is in het vliegtuig, oogdruppels, een kleine tandpasta.”

Vaak ziet ze passagiers die te koud gekleed zijn tijdens de vlucht. „Neem dus altijd een trui mee, ook als je naar een warm land gaat, want door de airconditioning in het vliegtuig kan je het flink koud krijgen.” En zorg ook dat je niet te strakke kleding aanhebt, zegt Felix, die baalt dat de broekband van haar KLM-uniform geen stretch heeft. „Je lichaam en je buik zwellen op tijdens de vlucht.”

Animatie Pepijn Barnard

5Plan een wasdag

Als je langer dan zo’n twee weken op pad gaat, hoef je niet voor elke dag een schoon shirt mee te slepen, tipt reisjournalist Groen. Het is slimmer om een wasmoment te plannen. „Stel ik ga drie weken op reis, dan pak ik in voor 12 dagen, en plan daarna een rustdag, ook om mijn was te doen. Zo’n dag is sowieso fijn om je even te herpakken, want reizen is intensief.”

6Hoe belangrijker het is, hoe dichter het op je lijf moet zitten  

Het item dat mensen het vaakst vergeten na hun vlucht? Hun paspoort in de stoelzak, zegt stewardess Felix. „Stop het daar nóóit in.” Berg ook niet je portemonnee, medicatie of andere waardevolle spullen op in je grote koffer: niet alleen kan je ruimbagage kwijtraken tijdens een vlucht, in treinen worden koffers vaak gestolen, ziet Groen. „Vooral op internationale trajecten waar de tussenstops elkaar snel opvolgen, zoals in de ICE tussen Amsterdam en Hilversum of tussen Duisburg en Düsseldorf. Daar kunnen dieven snel hun slag slaan.” 

Berg je grote bagage liever boven je hoofd op in de trein, in plaats van de bagagerekken aan het begin van de coupé. Groen: „Hoe belangrijker het is, hoe dichter het op je lijf moet zitten.” 

7Voor backpacks en fietstassen: verdeel het gewicht zorgvuldig  

Tijdens een trektocht is het belangrijk zo licht mogelijk bepakt te zijn en het gewicht zo goed mogelijk te verdelen, niet alleen voor het draaggemak maar ook voor je eigen veiligheid. „Stop zware spullen – zoals een tent, je toiletspullen, een grote camera – centraal tegen je rug aan”, zegt Gijs Loning, die outdoorspullen recenseert en tips deelt voor zijn website Outdoorguru. „Als je zware spullen onderin stopt, dan duwen ze in je onderrug, waardoor je bekken naar voren gaan om te compenseren, en dat loopt heel vervelend.”  

Je wilt ook niet dat de bovenkant van je backpack te zwaar is, omdat je daardoor gaat wiebelen. „Het gewicht werkt door bij elke beweging. Op smalle paadjes of in de bergen wordt dat met een beetje wind al gevaarlijk, omdat je niet stabiel bent.”  

Voor fietstassen geldt trouwens hetzelfde principe, zegt Loning. „Zorg dat het zware gewicht goed is verdeeld en achterop je fiets zit, niet bij je voorvork. Het liefst zo dicht mogelijk bij je trappers.” 

8Lange treinreis? Pak een wc-rol in

Toen reisjournalist Groen zes jaar geleden naar Guyana, Suriname en Bangladesh ging, werd hij „met zijn neus op de pijnen van klimaatverandering gedrukt”, sindsdien vliegt hij niet meer, maar reist hij per fiets, bus, of, zijn favoriet: de trein. Voor zijn boek Tussen de rails verzamelde hij de 35 mooiste treinreizen van Europa. Wat hij nooit vergeet? Een wc-rol. „Misschien ordinair, maar in een nachttrein wil je niet zonder komen te zitten.”

9Wat laatste reistips voor een bon voyage

Zet bij een ferry op internationale wateren je vliegtuigstand aan, anders maakt je telefoon contact met het maritieme netwerk. „Die fout heb ik een keer gemaakt op de veerboot naar Corsica”, zegt Groen. „En dat is peperduur.” 

Bij vliegreizen langer dan vier uur is het risico op trombose groter. Loop daarom tijdens de vlucht even rond, of draai soms met je enkels, tipt Felix, „om het bloed even rond te pompen”.

Alles zo goed mogelijk vooraf regelen is fijn, zegt outdoorspecialist Loning, maar uiteindelijk draait het reizen ook om loslaten. „Je kan nooit op alles voorbereid zijn. Ga op reis en laat het gebeuren.”

<dmt-util-bar article="4899925" data-paywall-belowarticle headline="Ik ga op vakantie en neem mee… inpaktips van fervente globetrotters   ” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/07/11/ik-ga-op-vakantie-en-neem-mee-inpaktips-van-fervente-globetrotters-a4899925″>

Voor de vaste wissel van Oranje zit spelen op het EK er nog niet in: ‘Ik denk soms wel: laat mij maar vaker invallen’

Als de speelsters na de warming-up kort voor de aftrap de kleedkamer opzoeken, heeft het Nederlands elftal een vast ritueel. Terwijl de elf basisspelers hun laatste sprintoefening doen, vormen de twaalf reservespelers een erehaag. Ze applaudisseren hard voor de teamgenoten die wél aan de wedstrijd mogen beginnen. Op het laatst geven ze een high five.

De als extra motivatie bedoelde aanmoedigingen stralen eenheid en vreugde uit bij Oranje. Maar het moet ook frustrerend zijn voor de speelsters die altijd maar in die haag van wisselspelers staan. Zoals voor Renate Jansen. „Ja natuurlijk, als topsporter wil je gewoon altijd spelen.”

De 34-jarige routinier van PSV werd afgelopen seizoen voor de tweede maal in haar carrière ‘speler van het jaar’ in de Nederlandse Vrouwen Eredivisie en is al vijftien jaar vaste kracht bij het Nederlands elftal. De aanvaller staat alleen zelden op het startformulier. Haar track record: 71 interlands sinds 2010, waarvan slechts 22 keer in de basis. Voor het laatst in juni vorig jaar. In de eerste twee wedstrijden op het EK in Zwitserland is ze nog niet door bondscoach Andries Jonker ingezet, niet tegen Wales, niet tegen Engeland. Jansen kwam niet verder dan een paar keer warmlopen, rekken en strekken langs de zijlijn.

Hattrick tegen Indonesië

Jansen (Abbenes, 1990) is voor Oranje het archetype ‘supersub’, de ideale invaller die de bondscoach achter de hand kan houden als Nederland achter staat of voor een beter doelsaldo in de slotminuten móet scoren. Bij haar 49 invalbeurten kwam ze gemiddeld in de 77ste minuut het veld in, zeggen de data van onderzoeksbureau Opta. Het merendeel van haar doelpunten voor Oranje maakte ze als reserve: zeven van de acht. Als ze langer speelt, heeft ze soms ook hoger rendement.

Als je Lieke Martens voor je hebt, dan weet je wel je rol

„Ik heb niet vaak zó veel speelminuten gekregen”, vertelde Jansen vorig najaar na afloop van een oefenwedstrijd tegen Indonesië. Ze mocht toen een half uur mee doen en maakte prompt een hattrick. „Dus ja, ik denk wel eens: laat mij maar vaker spelen.”

Hoewel ze erkent er zo nu en dan van te balen, berust ze in haar rol. „Ik heb mijn plek gevonden”, vertelt ze een paar weken voor het EK op het trainingscomplex van PSV. „Ik voel me rond elke interlandperiode heel erg op m’n gemak.” Jansen begrijpt goed waarom de negen bondscoaches met wie ze heeft gewerkt vrijwel altijd voor een ander hebben gekozen op de linksbuitenpositie. „Als je Lieke Martens voor je hebt, dan weet je wel je rol”, zegt ze.

Maar ook nadat de voormalig topspeler van Barcelona en Paris Saint-Germain vorig jaar had besloten niet meer voor Oranje uit te komen, bleef Renate Jansen op de bank. Bondscoach Jonker kiest op de linkerflank voor anderen: Jill Roord, Daniëlle van de Donk en de opstomende linksback Esmee Brugts.

Renate Jansen (rechts, met geel hesje) tijdens een training in aanloop naar de Nations League-wedstrijden tegen tegen Duitsland en Schotland. Links Esmee Brugts. Foto Koen van Weel/ANP

Hoe kun je nog altijd zo gemotiveerd zijn om voor Oranje uit te komen als je zo weinig speelt?

„Ik heb gewoon nog steeds heel veel plezier in wat ik doe. Het is en blijft mooi dat je kunt trainen met de beste speelsters van het land. En ik geloof nog altijd belangrijk te kunnen zijn, als de bondscoach mij nodig heeft.”

Jansen refereert aan het meest memorabele moment in haar interlandcarrière, twee jaar geleden in een Nations League-wedstrijd tegen Engeland. Bij een 1-1 stand liet Jonker haar in de 84ste minuut invallen. Op een steekpass van Lieke Martens scoorde Jansen in de slotminuut het winnende doelpunt. Het was een beauty: sprintend tussen drie verdedigers schoot ze vanaf de rand van het strafschopgebied strak onder de lat.

Ook Jonker ziet het belang van zijn trouwe reserve-aanvaller en noemt haar geregeld een van zijn bepalende spelers. „Renate is een meid waar ik élke dag op kan rekenen”, zei Jonker na dat winnende doelpunt tegen Engeland. Aan de vooravond van het EK noemde de bondscoach Renate Jansen bij de NOS ook „een van de gangmakers” in het team. „Ze weet de groep bij elkaar te houden.”

Mooie complimenten van de bondscoach, maar mopper je wel eens als hij je weer niet laat spelen? En laat je hem dat dan weten?

„Natuurlijk heb ik soms mindere momenten. Dat ik denk: ‘hier had je me kunnen gebruiken, maar dat heb je niet gedaan’. Maar nee, ik ga niet naar hem toe om dat te zeggen. Zo’n persoon ben ik niet. Als ik een teleurstelling heb dan heb ik het er wel over met een paar meiden uit het team die dicht bij me staan.”

Vind je dat ongepast of ben je gewoon bescheiden?

„Bescheidenheid is inderdaad wel een karaktereigenschap van me. Ik hoef niet zo op de voorgrond te treden. En ik ga niet over de opstelling, dat is aan de coach. Natuurlijk wil ik meer spelen en meer invallen, maar de rol die ik voor het team heb, schikt me wel. Ik geloof dat ik alles eruit heb gehaald wat erin zat.”

Al snel toen Jansen op vijfjarige leeftijd op voetbal ging, bij SV Abbenes waar haar vader nog altijd actief is als jeugdtrainer, viel haar talent op. Ze speelde vanzelfsprekend met de jongens mee – „ik was het enige meisje” – en was geregeld de beste in het veld. Tien jaar later stapte ze over naar een andere club in de Bollenstreek waar op hoger niveau werd gevoetbald: VV Kagia in Lisserbroek. Om nog beter te worden trainde ze mee met een speciaal opleidingsprogramma bij Ter Leede in het naburige Sassenheim. Daar maakte de jonge Renate kennis met een trainer die een bepalende rol in haar voetballeven zou gaan spelen: Sarina Wiegman, de huidige bondscoach van Engeland.

De rol die ik voor het team heb, schikt me wel

Wiegman haalde Jansen in 2008 naar ADO Den Haag, in het tweede jaar van de professionele eredivisie voor vrouwen. Jansen speelde er zeven seizoenen en werd, in seizoen 2011-2012, voor het eerst landskampioen. Er zouden nog vijf titels volgen in de jaren waarin Jansen voor FC Twente speelde, de meest succesvolle profclub in Nederland. Haar omgeving – trainers, familie, toenmalig assistent-bondscoach Wiegman – vond dat ze in 2015 aan die transfer naar Twente toe was, maar de toen 24-jarige Jansen had er grote moeite mee.

Waarom was dat?

„Ik wilde gewoon liever in het westen blijven, bij mijn familie. En ADO beviel me heel goed. Ik ben iemand die dat dan snel al helemaal prima vindt.”

Was je bang voor heimwee?

„Ja, ik woonde nog heel fijn thuis in Abbenes. Uiteindelijk heeft m’n familie me overgehaald de stap naar Twente te maken, om te zien waar m’n plafond zou liggen.”

Uiteindelijk heb je jaren in Enschede gewoond en nu woon je in Eindhoven. Bevalt dat?

„Jazeker. Ik ben heel blij dat ik destijds naar Twente ben gegaan en vorig jaar naar PSV. Ik denk dat ik nu overal in de wereld kan wonen zonder heimwee te hebben. Dus het heeft me ook ergens gebracht.”

Toch heb jij als een van de weinige topspelers uit jouw generatie nooit een overstap naar een grote buitenlandse club gemaakt. Tegenwoordig gaan talenten al op jonge leeftijd naar het buitenland, zoals Wieke Kaptein en Veerle Buurman. Waarom jij niet?

„Nou, ik was dus lange tijd heel erg tevreden bij FC Twente. Dus het hoefde van mij niet zo. En ik ben een laatbloeier.”

Speelde opnieuw heimwee een rol?

„Dat kan ik wel beamen ja.”

Toch was er vorig jaar, in de nadagen van haar voetballoopbaan, belangstelling van een ‘grote club uit Engeland’ – ze wil niet zeggen welke – maar dat ging op het laatste moment niet door.

„Dat liep heel raar, want er was al een contractvoorstel opgestuurd. Toen ik in juni terugkwam van vakantie werd het ineens gecanceld. Ik heb nooit begrepen waarom. Het was voor mij niet een doel op zich om naar het buitenland te gaan, maar ik vond dat wel jammer. Het was een mooie bekroning geweest.”

Vervolgens klopte PSV op de deur. De club dacht de ervaren Jansen goed te kunnen gebruiken voor de opgeschroefde ambities: meedoen om de landstitel en internationaal spelen.

De club zat er in het afgelopen jaar heel dicht bij – de kampioensstrijd was tot de laatste speeldag spannend, op doelsaldo ging FC Twente er opnieuw met de titel vandoor. PSV had een week eerder ook al de bekerfinale van grote rivaal FC Twente verloren. Wel kwalificeerde PSV zich voor het eerst voor de Champions League.

Voor clubtopscorer Renate Jansen (twaalf doelpunten) volgde een eervolle troostprijs. Trainers van alle clubs en bondscoach Jonker verkozen haar tot ‘speler van het jaar’.

Inmiddels heeft Jansen bedacht om nog één jaar door te gaan en dan als profvoetballer te stoppen. Mocht zich alsnog een buitenlandse club melden dan zal ze daar niet op in gaan. Want, zegt ze opnieuw: „Ik zit hier goed bij PSV. De club heeft alle faciliteiten die ze in het buitenland ook hebben. Daar kan ik het komend jaar nog van gaan genieten.”

Met het laatste seizoen bij PSV komt ook het einde van haar interlandcarrière in zicht. Mogelijk speelt ze zondag, in de beslissende wedstrijd tegen Frankrijk, haar laatste minuten in het oranjeshirt – mits ze mag invallen.

Jansen heeft er nog geen knoop over doorgehakt en wil zich er niet over uitlaten, maar ze realiseert zich dat dit EK wel eens het laatste optreden als (wissel)speler voor Oranje zou kunnen zijn. Ook daar berust ze in. „Weet je, toen ik net begon met voetballen had ik eigenlijk maar één doelstelling: het Nederlands elftal halen. Dus toen ik in 2010 mijn eerste interland had gespeeld was mijn droom al werkelijkheid geworden. Als ik toen zou zijn gestopt, was mijn carrière ook al geweldig geweest.”

Twee dagen voor de loodzware opgave die Oranje zondagavond in Bazel tegen Frankrijk wacht – Nederland moet met minimaal drie doelpunten verschil zien te winnen – is Jansen ontspannen. En vol vertrouwen. Ze hoopt als invaller net zo’n beslissende rol te kunnen spelen als haar ploeggenoot bij PSV Riola Xhemaili donderdagavond voor Zwitserland deed. Zij viel tegen Finland in de 81ste minuut in en schoot haar land in blessuretijd naar de kwartfinale.

Mits ze binnen de lijnen komt, wordt het beslissende EK-duel met Frankrijk mogelijk de laatste interland van Renate Jansen. Foto Merlijn Doomernik


‘Verhoog minimumloon en rem nachtwerk om instroom arbeidsmigranten te verminderen’

Om de instroom van laagbetaalde arbeidsmigranten af te remmen, moet het minimumloon omhoog. Daarnaast moet er een uitzendverbod komen in sectoren waar veel misstanden plaatsvinden. Voor bedrijven die afhankelijk zijn van laagbetaalde arbeid door arbeidsmigranten moet de overheid subsidies afschaffen.

Dat schrijven verschillende ministeries, het CPB, SCP en de Arbeidsinspectie in een vrijdag gepubliceerd rapport. Nederland moet vooral nog voor hoogwaardige banen buitenlandse werkers aantrekken. De economische voordelen van laagbetaalde arbeidsmigranten zijn immers klein, terwijl de druk op voorzieningen als de zorg en het onderwijs groot is.

„Nederland is verslaafd aan laagbetaalde arbeid”, zegt demissionair minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC). „Dit rapport laat zien dat de huidige omvang van arbeidsmigratie onhoudbaar is.”

Het aantal laagbetaalde banen in Nederland is de afgelopen tien jaar drie keer zo hard gegroeid als het aantal andere banen. Dat terwijl het de bedoeling is dat Nederland een hoogwaardige kenniseconomie wordt, en Nederlanders nu juist hoger opgeleid zijn dan tien jaar geleden. Arbeidsmigranten komen vooral voor deze laagbetaalde banen naar Nederland.

Nachtwerk

Nederland telt naar schatting een miljoen arbeidsmigranten. Het merendeel heeft een laagbetaalde baan, in bijvoorbeeld kassen, distributiecentra of slachthuizen. Vaak werken arbeidsmigranten onder flexibele contracten. Sommigen hebben te maken met misstanden als onderbetaling, slechte huisvesting en onveilige arbeidsomstandigheden.

Arbeidsmigranten, schrijven de onderzoekers, bieden slechts tijdelijk verlichting aan de arbeidskrapte

Om collectieve voorzieningen zoals de zorg betaalbaar te houden, adviseerde de Staatscommissie Demografie begin vorig jaar een gematigde bevolkingsgroei. Omdat de bevolking alleen nog groeit door (arbeids)migratie, zou die dus moeten worden afgeremd. Naast arbeidsmigranten komen er ook migranten voor asiel, studie of hun gezin naar Nederland – al is hun aandeel een stuk lager.

Arbeidsmigratie wordt vaak als oplossing genoemd voor de krapte op de arbeidsmarkt. Maar, schrijven de onderzoekers, arbeidsmigranten bieden slechts tijdelijk verlichting aan de arbeidskrapte. Op lange termijn vergroot de aanwezigheid van arbeidsmigranten de vraag naar arbeid weer, onder meer omdat ze gebruikmaken van voorzieningen als de zorg en het onderwijs. De huidige samenstelling van arbeidsmigranten vergroot zelfs de personeelstekorten in de zorg en het onderwijs. Hun kinderen gaan hier immers naar school en zijzelf gaan naar de dokter.

De overheid is voor een deel zelf verantwoordelijk voor de forse groei van het aantal arbeidsmigranten met laagbetaald werk. In Nederland staan bijvoorbeeld veel distributiecentra, waar veel arbeidsmigranten werken, omdat de overheid nachtwerk toestaat. De Belgische overheid verbiedt in principe nachtwerk, dus staan daar minder distributiecentra. Nederland zou daarom volgens de onderzoekers nachtwerk ook moeten ontmoedigen.

Eind vorige eeuw wilde de overheid de werkgelegenheid vergroten, en om dat te laten lukken beperkte ze de stijging van de lonen. Ook maakte de overheid het makkelijker voor werkgevers om werknemers flexibele contracten te geven. Zo kon het bedrijfsleven flink op arbeidskosten besparen, en kreeg Nederland de meest flexibele arbeidsmarkt van Europa.

Nu zou de overheid de vraag naar laagbetaald werk juist moeten verminderen, schrijven de onderzoekers. Het minimumloon moet daarvoor omhoog, en flexibele contracten moeten minder flexibel. Dat zal er volgens de onderzoekers bovendien voor zorgen dat werkgevers meer zullen investeren in arbeidsbesparende technologieën. Dat is goed voor de economie, want de arbeidsproductiviteitsgroei is al jaren laag en moet omhoog om internationaal concurrerend te blijven.

Misstanden

Ook moet er een verbod komen op uitzendwerk in sectoren waar veel misstanden plaatsvinden, aldus het onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan de vleessector. Uitzendbureaus ontslaan daar regelmatig arbeidsmigranten op staande voet om goedkoper uit te zijn. Een verbod op uitzenden zorgt voor hogere loonkosten voor werkgevers. Het inzetten van uitzendkrachten is volgens de onderzoekers immers ongeveer 15 procent goedkoper dan vaste werknemers.

Het afschaffen van sectorale subsidies kan de vraag naar laagbetaalde arbeidsmigranten eveneens doen verminderen. Sectoren die veel gebruikmaken van laagbetaalde arbeid, zoals de glastuinbouw, hebben kunnen groeien door een verlaagd btw-tarief op sierteelt of een verlaagd energiebelastingtarief. Momenteel stimuleert de overheid met deze subsidie dus de productie en daarmee ook de vraag naar deze migranten in de glastuinbouw. Het is de vraag, schrijven de onderzoekers, of sectoren die voor hun bedrijfsvoering afhankelijk zijn van laagbetaalde arbeid een toekomst hebben in Nederland. „De overheid moet bewuster kiezen welke sectoren zij ondersteunt.”

Door werk te maken van maatregelen voor stikstof en klimaat, wordt de arbeidsmigratie ook minder. Sommige sectoren maken veel gebruik van laagbetaalde arbeidsmigranten én stoten bijvoorbeeld veel CO2 uit en hebben een hoog energiegebruik. Denk aan de (glas)tuinbouw, logistiek en metaalindustrie. De overheid zou de maatschappelijke kosten van klimaatschade en stikstofuitstoot kunnen verhalen bij bedrijven in deze sectoren door de beprijzing van bijvoorbeeld CO2-uitstoot, aldus het onderzoek.

Kosten eerlijker verdelen

De onderzoekers schrijven ook dat de kosten van arbeidsmigratie eerlijker verdeeld moeten worden. Momenteel profiteren vooral werkgevers van de lage loonkosten en consumenten van lagere prijzen voor producten. Maar arbeidsmigranten kunnen bijvoorbeeld wel de druk op de woningmarkt en het onderwijs vergroten. „De druk op scholen neemt toe doordat zij te maken krijgen met kinderen van arbeidsmigranten met een Nederlandse taalachterstand.” Bedrijven zouden daarom volgens de onderzoekers bijvoorbeeld via een vrijwillig fonds mee moeten betalen aan de maatschappelijke kosten van arbeidsmigratie.

De overgang naar een hoogwaardige kenniseconomie heeft wel een prijs. Bedrijven zullen kosten moeten maken om te automatiseren. Dit kan er bovendien voor zorgen dat sommige producten duurder worden. Ook kan inperking van flexibele arbeid tijdelijk tot hogere werkloosheid leiden, omdat werkgevers terughoudend zijn met het geven van een vast contract.


Column | Slim en sluw

Vanwege het jaarlijkse familieweekend zat ik afgelopen weekend met veertig stamboomgenoten in een kampeerboerderij. In een poging tot gezelligheid had iedereen zijn telefoon op vrijdagavond ook nog eens moeten inleveren.

„Ik mis het echte leven”, jammerde achternichtje Y. (15) een half uur na het afstaan van haar iPhone. Daarna begon het te stortregenen.

Om de stemming te reanimeren haalde ik een deel van de jeugd over tot het spelen van Mensvriendelijk Monopoly. Daarbij draait het niet om je bordgenoten zo snel mogelijk de schuldsanering in te werken, maar om degene die met het minste geld begint (bij aanvang bepalen de dobbelstenen je startkapitaal) te helpen om diens vermogen in zo kort mogelijke tijd te verdubbelen. De jongsten moesten even wennen aan een spel waarbij de pech van de één opeens ook de pech van de rest betekende, maar het aanvankelijke leedvermaak wanneer iemand op dat ene vakje tussen Kalverstraat en Leidseplein belandde en een topzware belastingaanslag voor de kiezen kreeg maakte al snel plaats voor collegiaal medelijden. Straten werden ingeruild, stations verdeeld, flitsaankopen uitgesteld. Toen de rijkste speler dankzij een Kanskaart 1.500 gulden kreeg omdat hij tweede was geworden in een schoonheidswedstijd barstte hij bijna in tranen uit. Halverwege de avond verzuchtte achternichtje Y. dat ze Monopoly leuker vond op deze manier, en voegde daaraan toe dat ze zich zo zonder mobiel ook nog eens stukken „dichter bij haar oerstaat voelde” (want dat is het prachtige van generatie Z, een half uur geen schermen en ze staan meteen dichter bij de natuur dan de Amish).

„Leuk bedacht”, zei mijn oom toen ik hem zaterdagochtend uitlegde wat de regels van Mensvriendelijk Monopoly waren. „Ontdekken ze eens wat er gebeurt wanneer je aan iets anders denkt dan alleen jezelf.”

Ik keek naar de volwassenen aan de ontbijttafel, bijna allemaal deel van de middenklasse. De eeuw was voor velen van hen veelbelovend begonnen, maar nu de eerste 25 jaar verstreken waren moesten de meesten inmiddels de eindjes aan elkaar knopen. Tegen het einde van het weekend deden ook zij mee, waren er zo veel deelnemers dat we Mensvriendelijk Monopoly in teams moesten spelen.

„Heel verfrissend om de ander niet meer kapot te hoeven concurreren”, zei mijn neef (42). „Leren de jonkies eindelijk dat ‘sluw’ en ‘slim’ geen synoniemen hoeven te zijn!”

Zo speelden we door tot in de kleine uurtjes. Geluk werd niet meer misgund maar toegejuicht, het regende kansen, de dobbelstenen daverden over het bordkarton.

Ellen Deckwitz is dichter en schrijver. Ze schrijft deze zomer op deze plek een column.


Gipspootafdrukken en balansbollen tijdens het honden- en baasjesweekend

Hond Sam is twee. Toen hij jonger was, „at hij geen snoepjes, helemaal niks.” Maar nu is hij met een inhaalslag bezig; hij eet alles wat los- en vastzit, zegt eigenaar Inge ten Kortenaar. Ze staat met Sam bij de workshop balans- en coördinatieoefeningen, hij heeft net geprobeerd om te balanceren op vier ronde rubberbollen, of beter: Inge ten Kortenaar heeft geprobeerd hem op de bollen te zetten. Het lukte met twee poten.

De Nederlandse Cairn Terrier Club is voor het jaarlijkse clubweekend neergestreken op camping Ommerland in Ommen. Tijdens de vorige editie regende het, het gras stond bijna blank. Nu is het zo warm, dertig graden, dat ze het meest intensieve wedstrijdelement, de hondenrace, hebben afgelast. Je moet de honden een beetje rustig houden, zegt mede-organisator Sabine Benneker, te herkennen aan het rode clubshirt. „En de baasjes worden er ook rustiger van”, voegt ze eraan toe.

Foto Eric Brinkhorst

Het grote veld waar de leden hun kamp hebben ingericht, is omzoomd met caravans en hun voortenten. Onder de schaduw van een parasol of boom hebben de terriërs elk hun eigen met hondenhek omheinde stukje gras. Iedereen hier heeft dezelfde hond: een cairnterriër, schofthoogte 28 tot 31 centimeter, spitsige oortjes, langharige vacht, in verschillende bruintinten.

Dat de honden hier op de camping allemaal hetzelfde zijn, schept een band tussen de dieren, zegt Ten Kortenaar. „Je hebt ook hele grote honden, dan voelen ze zich geïntimideerd.”

Op het veld zijn spellen uitgestald die honden en bazen samen kunnen doen, clubfunctionarissen houden de score bij. Gisteren was er een hondenpubquiz, alleen voor de mensen. In opblaasbare waterbadjes (met of zonder ingebouwd fonteintje) kunnen de dieren afkoelen. Sommige spellen zijn rijk gedecoreerd (Cairn on the Beach, bijvoorbeeld), de balans- en coördinatiehoek is wat serieuzer.

Sam is niet zo fanatiek. „Hij is een plezierhond, geen prestatiehond”, zegt Ten Kortenaar. Je hebt ook cairnterriërs die shows lopen, wedstrijden, die zijn niet anders gewend. Maar Sam is dat helemaal niet gewend. Hij zit in een wandelgroep met andere honden, elke donderdagochtend in de bossen bij Ede. Dat vindt hij gewéldig.

Pariz en Diesel moeten op de foto, vindt hun eigenaar Annemieke Borggreve, want ze zijn waarschijnlijk de oudste honden die hier vandaag zijn. Ze zijn van 24 februari 2010. De twee staan in de Veteranen Top 20, voor cairnterriërs vanaf vijftien jaar. De top is niet vol; er zijn niet twintig van zulke oude honden bij de club. Althans: er zijn geen geen twintig honden aangemeld door de clubleden.

Borggreve komt elk jaar naar dit honden- en bazenweekend, ze staat al acht jaar op rij met dezelfde mensen in hetzelfde hoekje van het veld. Pariz en Diesel doen niet echt meer mee aan de spelletjes. Diesel hoort en ziet niet meer goed. Hij heeft wel meegedaan aan de fotoshoot en het spelen in de waterbadjes, even lekker met zijn poten erin. Misschien laten ze straks nog een gipsafdruk van zijn poot maken. Nu het nog kan.


Voetballer Michel Vlap staat open voor een transfer naar Moskou: mag hij die overstap maken en hoe komen de Russen bij hem uit?

Gaat Michel Vlap, de blonde Fries wiens voetbalcarrière nooit verder reikte dan Heerenveen, Bielefeld, Brussel en Enschede, naar Moskou? Deze week bleek dat de middenvelder van FC Twente in de belangstelling staat van het Russische Spartak Moskou – en dat Vlap ervoor open staat om die stap te maken. Volgens meerdere media zou Twente bijna vijf miljoen euro kunnen vangen voor Vlap, die zelf zo’n anderhalf miljoen euro salaris kan gaan verdienen in de Russische hoofdstad. Een transfer van de 28-jarige speler lijkt dan ook aanstaande – tot verbazing en verwondering van velen in de voetbalwereld.

„Moreel gezien is het een hartverscheurende en onbegrijpelijke beslissing”, twitterde bijvoorbeeld Evgeniy Levchenko, de Oekraïense oud-profvoetballer die nu voorman is van de Nederlandse spelersvakbond VVCS bijvoorbeeld. Maar, schreef hij ook: „Als een speler er nu voor kiest om naar Rusland te gaan om daar te voetballen, dan is dat officieel toegestaan.”

1
Waarom mag dat wel?

Russische voetbalclubs staan niet op de Europese sanctielijst. Het verhandelen van spelers met Russische clubs gebeurt dan ook, hoewel minder dan vóór de Russische inval in Oekraïne in februari 2022. Want eenvoudig zijn zulke transfers niet – zowel voor de verkopende club als voor de verhuizende speler. Allereerst omdat er sancties van kracht zijn tegen eigenaren van sommige voetbalclubs, waardoor het overmaken van transfersommen mogelijk de sancties overtreedt. Dat weerhoudt clubs er soms van deals te sluiten, hoewel bijvoorbeeld Olympique Lyon en Red Bull Salzburg de afgelopen jaren spelers kochten of verkochten aan Akhmat Grozny. Die club is eigendom van de Tsjetsjeense alleenheerser Ramzan Kadyrov, die op de sanctielijsten staat. Onderzoeksplatform Follow The Money traceerde eerder al zo’n 25 Europese transfers die op soortgelijke wijze mogelijk sancties overtraden.

Complicerend is daarnaast dat Rusland is uitgesloten van het internationale betalingsverkeer. Russische clubs werken daarom met rekeningen op onder meer Cyprus en in Dubai. Ook buitenlandse spelers stallen daar hun geld; roebels die in Rusland zijn verdiend, vaak de voornaamste reden om überhaupt de transfer te maken, zijn anders onbruikbaar.

2
Hoe komt Spartak Moskou bij Michel Vlap uit?

De spil in de aanstaande transfer van Vlap naar Moskou is diens zaakwaarnemer Nathan van Kooperen. Samen met zijn vader Fulco runt hij vanuit Amsterdam het zaakwaarnemersbureau Muy Manero. De 28-jarige Van Kooperen is vaak in Rusland, blijkt uit zijn Instagram-profiel; niet in de laatste plaats omdat zijn vriendin Russisch is. Anderhalf jaar geleden trad Van Kooperen namens Spartak Moskou al op bij de transfer van de Costa-Ricaanse spits Manfred Ugalde van FC Twente naar de Russische hoofdstad. Daar verdiende de club uit Enschede toen zo’n 13 miljoen euro aan. Volgens Van Kooperen moet je „sport en politiek niet mengen”, reageerde hij eerder op Levchenko.

3
Is er een link tussen Spartak Moskou en de oorlog in Oekraïne?

Het scheiden van sport en politiek is een vrij West-Europese opvatting, waar clubs en overheden inderdaad vaak los van elkaar staan. In Rusland ligt dat anders. Spartak Moskou heeft weliswaar geen directe link met de Russische staat, waar onder meer Lokomotiv Moskou (eigendom van het staatsspoorbedrijf) en Akhmat Grozny (Kadyrov) die wel hebben.

Maar een link met de oorlog in Oekraïne is er wel. Eigenaar van Spartak is het oliebedrijf Lukoil. Zeker is dat het bedrijf in het verleden Russische troepen op de illegaal bezette Krim bevoorraadde. Volgens Oekraïne doet het bedrijf dat ook aan het huidige front. Om die reden werd een Russische raffinaderij van Lukoil vorig jaar doelwit van twee Oekraïense drones. En hoewel Lukoil niet op Europese sanctielijsten staat, kreeg de ceo van het bedrijf in januari nog sancties opgelegd door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Het geld dat FC Twente aan Michel Vlap verdient, is daarmee indirect verweven met de opbrengsten die Lukoil overhoudt aan zijn werk voor de Russische overheid.

Omgekeerd staat ook Feyenoord momenteel voor een keuze. De club wil Ugalde terughalen naar Nederland en zal daarvoor naar verluidt minstens 15 miljoen euro moeten overmaken aan Spartak. „Als je in deze tijd een speler uit de Russische competitie koopt, ben je schuldig aan de dood van burgers in Oekraïne”, reageerde Levchenko daarop verbolgen. „Met zo’n transfer sponsor je dus de Russische oorlog.”

4
Spelen er meer Nederlanders in Rusland?

Op dit moment niet, nadat afgelopen maand Glenn Bijl (KS Samara), Myenty Abena (Spartak Moskou) en Dylan Mertens (Fakel Voronezh) het land verlieten. Die laatste twee speelden slechts één seizoen in Rusland, maar Bijl was al actief in het land vóór de Russische invasie in Oekraïne. Hij bleef. Waarom? Daarover wilde hij niks zeggen toen het AD hem er recent naar vroeg. Maar een uitspraak rond zijn transfer naar Samara gaf wellicht inzicht: „Ik kies voor de competitie, het salaris, de stad en het avontuur. In die volgorde.”

Dat hoge salaris, vaak mogelijk gemaakt door de oliebedrijven en oligarchen die eigenaar zijn van Russische clubs, is voor voetballers al zo’n twintig jaar een reden om voor Rusland te kiezen. Maar sommige Nederlanders vertrokken daar na de Russische inval in februari 2022 wel. Guus Til, op dat moment door Spartak Moskou verhuurd aan Feyenoord, liet zich in de daaropvolgende zomer verkopen aan PSV. We weten, zei hij bij zijn vertrek, „allemaal dat er een conflict gaande is en dat was ook belangrijk voor mijn keuze”. Voor PSV had die transfer overigens wel een nasleep: de Rabobank weigerde aanvankelijk een deel van de transfersom over te maken naar Spartak, waarna PSV op de vingers werd getikt door voetbalbond FIFA.


Soepboer lijsttrekker Fryske Nasjonale Partij: ‘Laat de rest zich maar druk maken om ver weg: ik wil opkomen voor dichtbij’

De Fryske Nasjonale Partij (FNP) zag haar kans schoon, toen Geert Wilders (PVV) in juni de stekker uit het kabinet trok en de weg vrijmaakte voor Tweede Kamerverkiezingen. Dit moest hét moment worden om de Haagse droom te verwezenlijken – al moest de gedroomde partijleider nog worden binnengehaald.

Die is inmiddels overstag. Donderdag maakte de FNP bekend dat ze Aant Jelle Soepboer, nu nog Tweede Kamerlid voor NSC, voordraagt als lijsttrekker. Daarmee hoopt de partij voor het eerst in haar bestaan een plek te bemachtigen in Den Haag. Het is, zo schrijft de partij, een „kwestie van nu ofte nimmer”.

In juni liet Soepboer weten niet nog een keer op de lijst te willen voor NSC. „Een weloverwogen besluit waar ik lang over heb nagedacht”, zei hij, zonder toelichting van beweegredenen. De peilingen voorspellen een electorale vrije val voor de partij, waardoor veel NSC-Kamerleden hun kansen somber inschatten.

Het Kamerlid laat aan persbureau ANP weten dat hij „van intentie” is om zijn zetel na het zomerreces terug te geven aan NSC, wat hij naar eigen zeggen „in goed overleg” met de fractie heeft besloten.

Voor de partijtop van NSC kwam de overstap van Soepboer onverwachts, zo bleek vrijdag tijdens de inloop van de ministerraad. NSC-minister en beoogd lijsttrekker Eddy van Hijum zei dat hij „ervan opkeek”. Het leek hem „logisch” dat Soepboer zelf zou opstappen, waarna het Kamerlid bekendmaakte zijn zetel terug te geven.

Folkband

In Friesland is Soepboer een bekende naam. De markante Fries, met rossig haar en lange baard, is drummer in de Friese folkmetalband Baldrs Draumar en sinds 2018 actief in de lokale politiek voor de FNP – waarvan hij lid bleef tijdens het Kamerlidmaatschap voor NSC.

De FNP werd in 1962 opgericht en is een stabiele factor geweest in gemeenteraden en de Provinciale Staten van Friesland. Voor het eerst heeft ze nu landelijke ambities, geïnspireerd door de Duitse regionale partij Südschleswigscher Wählerverband, dat een plek in de Bondsdag wist te bemachtigen.

Voor het eerst heeft ze de FNP landelijke ambities, geïnspireerd door de Duitse regionale partij Südschleswigscher Wählerverban

In 2018 kwam Soepboer in de gemeenteraad van Noardeast-Fryslân, na campagne gevoerd te hebben over een optocht met praalwagens die dreigde te verdwijnen. Bij de volgende verkiezingen werd de fractie onder zijn aanvoering de grootste. Een van Soepboers verdiensten: bij plaatsnamen in de gemeente wordt weer de Friese spelling gehanteerd.

Soepboer werd wethouder en bleef dat tot hij voor Pieter Omtzigt toetrad tot de Tweede Kamer. Daar voerde hij afgelopen anderhalf jaar voornamelijk het woord over onderwijs. Binnen NSC gold hij als een van de prominentere Kamerleden. Zijn naam zong afgelopen weken zelfs nog even rond als mogelijke lijsttrekker.

Duit

Als voorman van de FNP wil Soepboer campagne voeren voor meer aandacht voor de regio. Hij denkt er twee zetels mee binnen te kunnen halen. „Laat die andere 148 zetels maar samen brainstormen en zich druk maken om alles wat ver weg gebeurt. Ik wil me inzetten voor dichtbij, voor ons, voor u”, aldus Soepboer.

„Soms roepen mensen dat er veel belangrijkere dingen zijn dan het Fries, de regio of het onderwijs”, zei hij in 2024 in een interview met Trouw. „Ik snap dat mensen dat zeggen, maar het betekent niet dat we moeten stoppen met er aandacht voor vragen. Het zou mij een lieve duit waard zijn dat de regio’s zich straks meer gezien voelen.”

De FNP-leden beslissen op 30 augustus tijdens een algemene ledenvergadering over de definitieve deelname aan de verkiezingen en over Soepboer als lijsttrekker – al lijkt dat een formaliteit. Partijvoorzitter Jan Arendz denkt dat Soepboer de partij  „een unieke kans op succes” brengt, zei hij donderdag.

Toen een verslaggever van Nieuwsuur Soepboer eerder vroeg om zichzelf in drie woorden te omschrijven, was de beoogd lijsttrekker bescheidener: „Aant Jelle Soepboer.”

Lees ook

Door bezuinigingen werd de tentoonstelling een wandeling door Leeuwarden

De meeste evenementen van triënnale Arcadia vinden plaats in het kathedraalvormige mienskipshûs. Foto Ernst van Deursen


Jurk met lichtgevende levende algen steelt de show

Honderdvijfentwintig miljoen levende algen zijn verwerkt in de stof van deze jurk. Die geven het kledingstuk een spectaculair glow-in-the-dark-effect wanneer het model beweegt. Wat begon als een fundamenteel wetenschappelijk project waarin biofysici onderzochten hoe bioluminescentie ontstaat in mariene algen, is nu geculmineerd in een topstuk van de Nederlandse mode-ontwerper Iris van Herpen. Die schitterde deze week met een levende jurk op de Paris Haute Couture Week.

Bioluminescentie van mariene algen is bekend als het fenomeen zeevonk, wanneer de branding tijdens de nacht fel oplicht of wanneer het zeewater door zwemmen of varen in beroering komt. Tijdens warme zomernachten met een rustige zee, is het fenomeen ook aan de Nederlandse kust te zien. Biologen denken dat de lichtproductie een defensiemechanisme van de algen is, het schrikt rovers zoals roeipootkreeftjes af. Het uitzenden van blauwe lichtflitsen komt door een chemisch proces (de oxidatie van het eiwit luciferine door het enzym luciferase) dat wordt opgeroepen door mechanische stimulatie. Hoe dat precies werkte was tot voor kort een raadsel.

Twee biofysici van de Universiteit van Amsterdam, Mazijar Jaalal en Nico Schramma, deden in het lab experimenten met losse eencellige algen om te zien welke krachten er nodig zijn om een lichtflits op te wekken. Ze gebruikten daarvoor de dinoflagellaat Pyrocystis lunula. Dit is een vrij robuuste alg die een halvemaanvormige harde schil (celwand) van cellulose om zich heen heeft. De proeven van Jaalal en Schramma lieten zien hoe druk of vervorming een reactie in de cel teweegbrengt, waardoor een lichtflits ontstaat.

Foto via Iris van Herpen

Het onderzoek ging verder in samenwerking met Amerikaanse wetenschappers. Daarbij verwerkten ze de algen in een gelmatrix, om een flexibel materiaal te maken dat licht geeft bij vervorming en de cellen buiten het water in leven kan houden. Daartoe werd een algenoplossing gemixt met alginaat en laponiet om een gel te maken die werd uitgehard met calciumchloride. In het materiaal behouden de algen hun vermogen tot bioluminescentie tot wel vijf maanden.

Net als in de natuur werkt de bioluminescentie alleen ’s nachts, omdat de activiteit van het luciferase-gen onder controle staat van een biologische klok. Overdag laden de algen op door middel van fotosynthese. Daarbij vormen ze zuurstof in hun afgesloten bolletjes, dat ze de volgende nacht weer verbruiken en omzetten in koolstofdioxide.

Het nieuwe glow-in-the-dark-materiaal trok de aandacht van de Britse bio-ontwerper Chris Bellamy die er kunstprojecten van maakte in Frans-Polynesië en vervolgens ook de samenwerking zocht met modeontwerper Iris van Herpen. In het Amsterdamse lab verfijnden de biofysici het materiaal verder om er een levende jurk van te kunnen maken.


Lerende operatierobot verwijdert zelfstandig een galblaas bij een varken

Bij een galblaasverwijdering zijn 17 kleine stapjes nodig om de galblaas los te knippen. Voor het eerst heeft een robot al die stapjes uitgevoerd en zelfstandig een galblaas van een varken verwijderd. De robot, ontwikkeld door onderzoekers van Johns Hopkins University in de VS, leerde vaardigheden van video’s, bijgestuurd door tekstuele instructies. Hun onderzoek verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Science Robotics.

Elke patiënt is anders, en tijdens een operatie kan onder meer door bloed, condensvorming of rook die van instrumenten komt het zicht via camera’s opeens verminderen. Omgaan met zulke uiteenlopende omstandigheden is complex, dit is een belangrijke reden dat chirurgische robots nog steeds door een mens bediend worden in plaats van dat ze zelfstandig ingrepen uitvoeren.

Sommige deeltaken kunnen robots in een operatiesetting al wel uitvoeren. Vooral in navigatietaken zoals het besturen van naalden zijn robots al bedreven. Manipulatietaken, zoals weefsel opzij trekken, clips plaatsen en knippen, zijn lastiger gebleken en modelmatige leerstrategieën bleken tot nu toe niet afdoende om alle complexiteit te ondervangen.

De operatierobot voert een galblaasoperatie uit.

Foto Juo-Tung Chen/Johns Hopkins University

Een ervaren collega

In het galblaasonderzoek hebben de onderzoekers een nieuwe leerstrategie uitgeprobeerd. Hun robot leerde van videobeelden van eerdere operaties, en is tijdens proefoperaties met mondelinge aanwijzingen bijgestuurd door een ervaren chirurg. Zoals ook een chirurg in opleiding leert van een ervaren collega. Hierbij werden twee soorten instructies onderscheiden: taakinstructies (zoals: snijd de linker slagader door) en corrigerende instructies (zoals: houd linkerarm hoger).

De keuze voor een galblaasoperatie als testcase is niet toevallig. Deze ingreep wordt vaak uitgevoerd, in de VS zo’n 700.000 keer per jaar, in Nederland jaarlijks 19.000 keer. Als dit veilig door een robot kan worden uitgevoerd is de impact groot. Ook was het decennia geleden een van de eerste operaties die laproscopisch konden worden uitgevoerd, dat wil zeggen: via enkele kleine sneetjes in de buik, zonder de buik helemaal open te snijden. Hierdoor zijn veel videobeelden voorhanden die als trainingsdata kunnen dienen.

De robot corrigeert zichzelf, zoals te zien in dit fragment uit een video van de onderzoekers.

Video Johns Hopkins University

Na het trainen op basis van videobeelden heeft de robot geoefend op 34 varkensgalbalzen terwijl hij talige bijsturing kreeg. Daarna wist hij acht nieuwe galblazen zonder fouten op eigen houtje te verwijderen. De robot corrigeerde zichzelf daarbij regelmatig, als hij bijvoorbeeld misgreep of twee af te knippen delen tegelijk vastpakte. De robot kan dus goed omgaan met verschillen in anatomie, concluderen de onderzoekers. De robot werkt wel iets langzamer dan een menselijke chirurg.

De galblazen in dit onderzoek waren ‘ex vivo’, de organen waren al uit het varken gehaald. ‘In vivo’ is de volgende stap, en dan zal de robot moeten leren omgaan met onverwachte dingen zoals bloed dat ineens gaat stromen. Ook is het camerazicht in vivo minder uitgebreid. Om de robot uiteindelijk ook mensen te kunnen laten opereren is het bovendien nodig om na te denken over veiligheidsaspecten zoals interventierichtlijnen.


Opinie | Klaas Dijkhoff vergeet: er bestaat ook frictie in het ‘redelijke midden’

Klaas Dijkhoff wil met het initiatief Voor Ons Nederland (VON) polarisatie achter zich laten, stelde hij begin juni in NRC. Hij en zijn mede-oprichters roepen op tot redelijkheid, VON wil aanvoerder zijn van het milde midden. Een verademing, dacht ik even, en velen met mij gezien alle media-aandacht. Maar dat midden, dat is in werkelijkheid allesbehalve mild. Het is een ruimte vol frictie, twijfel en botsende waarden. Als we die frictie en twijfel negeren, zal de teleurstelling mensen juist naar de flanken duwen. Daarom moeten we het hebben over het moeilijke midden.

Neem bijvoorbeeld ons voedselsysteem. Of je je nu zorgen maakt over het klimaat, het landschap, de dieren of de boeren: er móet iets veranderen. De uitersten, zoals de Farmers Defence Force en de aaibare-lokale-donkergroene-biologische-boer, krijgen alle aandacht en domineren daarmee het debat, maar daartussen bevindt zich een grote groep mensen die zich niet in uitersten laat vangen, en elke dag zoekt naar hoe het anders kan. De afgelopen maanden sprak ik met boeren en kunstenaars die ervoor kiezen om juist vanuit dat midden verandering te bewerkstelligen. Ze willen op verschillende manieren verduurzamen en werken aan oplossingen voor de problemen van de sector en de samenleving. Maar ze zitten aan alle kanten klem: tussen markt en overheid, tussen regelgeving en publieke opinie.

Hun plannen worden zelden gesteund. Banken financieren óf groei en technologie óf expliciet groene trajecten, maar bieden nauwelijks ruimte voor wie ertussenin beweegt. Beleidsinstrumenten komen en gaan in hoog tempo. En ondertussen worden deze boeren steeds opnieuw ter verantwoording geroepen. Niet groen genoeg voor de één, niet gangbaar genoeg voor de ander. Niet helder genoeg, niet hard genoeg, niet uitgesproken genoeg.

Dat is niet het midden dat optimistisch werkt aan slimme en haalbare plannen waar VON het over heeft. Het is het midden van permanente onderhandeling, van zoeken en niet zeker weten, van botsen en uitblijvende beloning.

Uithoudingsvermogen

Ook als het gaat om de inrichting van ons landschap, wie mag wat waar doen, raken boeren, bewoners, recreanten en natuurbeschermers verstrikt in uiteenlopende waarden en ideeën over wat ‘goed’ is. Geen extremen, geen karikaturen, maar redelijke mensen die vastlopen en dan stil worden. Of hun toevlucht zoeken tot de flanken, omdat daar tenminste nog duidelijkheid lijkt te bestaan.

Toch zijn er mensen die ervoor kiezen om in het midden te blijven. Blijven geloven in die ongemakkelijke ruimte is niet alleen dapper, maar ook radicaal. Want het midden vraagt iets. Het vraagt uithoudingsvermogen. Het vraagt dat je de ander blijft zien, ook als je het fundamenteel oneens bent. Het vraagt dat je verschil verdraagt, zonder het glad te strijken. De mensen die ik sprak, geloven dat juist in dat spanningsveld echte verandering kan ontstaan. Niet als uitruil tussen uitersten, maar als broedplaats voor iets nieuws.

Kunstenaars als Denise Harleman (Collectief Kapitaal) en Hanna van Mourik Broekman (Stormkamer) werken precies in dat actieve midden. Ze creëren plekken waar de frictie tussen verschillende gewoontes en wereldbeelden zichtbaar mag worden. Geen schijnbare consensus, maar echt contact. Geen gladde poldervariant, maar ruimte voor conflict. Hun werk is een oefenterrein om te luisteren naar de ander en het andere, om jezelf te laten zien, om ruimte te geven én te nemen.

Machtsverhoudingen herzien

En misschien nog belangrijker: ze maken duidelijk dat werkelijk samen in het midden zijn alleen kan als we bereid zijn machtsverhoudingen te herzien. En als we erkennen dat het midden geen neutrale grond is, maar een plek waar ongelijkheid en onrechtvaardigheid zichtbaar worden en om actie vragen. Een plek we het ongemakkelijke gesprek aandurven.

Daarom wringt het wanneer VON het midden presenteert als het ‘redelijke alternatief’ voor de flanken. Alsof het conflict bij de extremen zit. Maar juist in het midden draait het om ruimte geven aan fundamenteel uiteenlopende visies en werkelijkheden.

En de enige plek waar die samen kunnen komen is het midden. Niet vanuit loopgraven of opgelegde compromissen, maar in de relatie tussen mensen die bereid zijn te blijven, ook als het schuurt. Het midden is geen plek van vanzelfsprekendheid. Het is een plek van ongemak. Van verantwoordelijkheid, van traagheid, rouw, conflict, van verbinding en verbeelding. Niet stil. Niet mild. Maar moeilijk. En dat is precies waarom het werkt.

Lees ook

Vraag als huisarts eens aan de boer hoe het écht gaat

Ida Besten, boerin,  en  Annelot van Rooi, onderzoeker.