‘Waarom zeg je niet gewoon: is het niet geweldig dat we criminelen buiten ons land houden?” Met die opmerking snoerde president Donald Trump de journalist de mond die hem er deze week op wees dat hij eerder expliciet had beloofd uitspraken van het Hooggerechtshof te volgen. En zo kwam een eind aan de discussie in de Oval Office over het lot van de 29-jarige Kilmar Abrego Garcia, die zonder juridische grondslag op 15 maart van de VS naar El Salvador werd gedeporteerd en sindsdien vastzit in de beruchte Cecot-gevangenis.
Tot aan het Hooggerechtshof werd er geprocedeerd over deze zaak en zelfs dat Hof, vol door Trump benoemde rechters, kwam tot de conclusie dat de regering Abrego Garcia’s terugkeer mogelijk moest maken. Maar die weigert.
Is dit het? Als de regering zich zo openlijk niets aantrekt van de uitspraken van het Hooggerechtshof – markeert dat dan het einde van de Amerikaanse democratie?
De vrees voor het eind van die democratie kwam al verhevigd op bij de verkiezing van Trump in 2016. In 2018 verscheen een rits boeken van gerenommeerde historici en politicologen, met titels als How Democracies die, How Democracy Ends en The Road to Unfreedom. Timothy Snyder, auteur van de laatste, schreef naar aanleiding van de zaak-Abrego Garcia dat dit het begin markeert „van een Amerikaans beleid van staatsterreur”. Steven Livetsky, een van de auteurs van How Democracies Die, liet al in maart aan Der Spiegel weten dat wat hem betreft het einde van de democratie was ingezet.
Guantánamo Bay
Al ver voor de verkiezing van Trump waren de Amerikaanse rechtsstaat en democratie gemankeerd: van de zwaar gepolitiseerde benoemingen van rechters tot de rechteloosheid van terrorismeverdachten in Guantánamo Bay. Maar Trump gaat verder dan zijn voorgangers. Hij maakt van de overheid een verlengstuk van zijn wensen, drukt tegenspraak de kop in. Onafhankelijke persbureaus AP, Reuters en Bloomberg verloren hun vaste plek bij persconferenties, musea worden ideologisch gecureerd, universiteiten moeten zich op straffe van subsidieverlies onderwerpen aan verregaande inhoudelijke bemoeienis, politieke tegenstanders worden strafrechtelijk onderzocht of raken hun beveiliging kwijt, de inspecteur-generaal is ontslagen en het overheidsapparaat wordt gezuiverd van mensen die niet loyaal zouden zijn. En nu worden dus openlijk gerechtelijke uitspraken genegeerd.
The Washington Post reageerde in 2017 op de verkiezing van Trump door in 2017 de slogan ‘Democracy dies in darkness’ te voeren. Het tegendeel blijkt nu het geval. Democratie sterft op klaarlichte dag, recht voor je ogen.
Electorale autocratie
Als het zo doorgaat verwacht Staffan Lindberg, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Gothenburg en directeur van het V-Dem Instituut dat elk jaar rapporteert over de democratie wereldwijd, niet dat de VS in zijn volgende rapport nog geldt als democratie. „Misschien zijn ze de drempel al over.”
Democratie is in de kern een systeem waarbij leiders verantwoording afleggen, benadrukt Lindberg, en zo nodig kunnen worden weggestuurd. In de VS wordt de president gecontroleerd door het Congres en kan hij worden teruggefloten door de gerechtshoven. „Maar met een Republikeinse meerderheid doet het Congres niets om Trumps macht te controleren. Trump regeert de facto per decreet. Er lopen momenteel meer dan 200 rechtszaken tegen de regering voor het overtreden van wetten en de grondwet. Het Congres doet niets.”
De tweede verdedigingslinie tegen onconstitutioneel gedrag van de president is de rechterlijke macht. Maar het kan Trump niets schelen wat de rechters zeggen, zoals de zaak-Abrego Garcia illustreert. Lindberg: „Trump heeft openlijk verklaard: ‘Wie zijn land redt, overtreedt geen enkele wet’. Dat zegt alles.”
Wat Erdogan en Modi in tien jaar deden, doet Trump in drie maanden
Een belangrijk detail bij de afbraak van de rechtsstaat, benadrukt de hoogleraar, is Trumps aanval op de advocatenkantoren die zijn politieke tegenstanders hebben bijgestaan. „Dat is van enorm belang, want de rechtbank kan pas optreden tegen de overheid als iemand een zaak aanhangig maakt. En om dat succesvol te kunnen doen, heb je in het Amerikaanse systeem die grote advocatenkantoren nodig. Als die geen zaken meer durven aannemen van mensen wier rechten worden geschonden, zijn er geen grenzen meer aan wat de overheid kan doen.”
Lindbergs conclusie: de VS veranderen voor onze ogen van een democratie in een ‘electorale autocratie’. „Daarbij worden nog steeds meerpartijenverkiezingen gehouden, en is er op papier mediavrijheid, vrijheid van meningsuiting en van vereniging, maar in de praktijk is dat alles dusdanig ondermijnd dat je niet meer van democratie kunt spreken.”
Het is het bekende procédé uit Orbáns Hongarije, Erdogans Turkije, en Modi’s India. Maar het grote verschil is dat het in de VS veel sneller gaat. Lindberg: „Wat zij in tien jaar deden, doet Trump in drie maanden.”
Constitutionele crisis
Trump heeft nooit een geheim gemaakt van wat hij wilde, dus het mag niemand verbazen dat dit nu gebeurt, zegt Kim Wehle, hoogleraar rechten aan de University of Baltimore School of Law en auteur van het boek How to read the Constitution and Why. Wat er deze week gebeurde met de uitspraak over Abrego Garcia, heeft niets veranderd aan de aard van de regering, zegt zij. „Het is alleen voor niemand meer te ontkennen.”
De enige logische stap na het negeren van een gerechtelijke uitspraak is dat het Congres de president afzet, zegt Wehle. „Maar dat doen de Republikeinen niet, dus zítten we al midden in een constitutionele crisis, omdat de grondwet niet meer functioneert zoals zou moeten. Een wet betekent alleen iets als ze wordt gehandhaafd.”
In theorie is het de taak van de US Marshals, een federale politiedienst, om iemand te arresteren die een uitspraak van de rechter negeert. Maar de Marshals staan onder gezag van het ministerie van Justitie, dat geleid wordt door Pam Bondi. En juist zij heeft al gezegd dat Abrego Garcia „niet meer zal terugkeren”.
Een wet betekent alleen iets als ze wordt gehandhaafd
De founding fathers hadden deze situatie niet voorzien, zegt Wehle. „Het systeem is niet opgetuigd met het idee dat een machtsbeluste, crimineel ingestelde autocraat het Witte Huis zou bereiken, en dat een van de twee partijen fascistisch zou worden. De grondwet is niet waterdicht, en nu faalt hij.”
Een cruciale factor hierin is volgens Wehle dat de informatiestromen naar kiezers fundamenteel veranderd zijn. „Nixon was als president het meest vergelijkbaar met Donald Trump. Maar de pers kon hem ten val brengen omdat iedereen dezelfde informatie had. Nu geloven veel kiezers in de leugens die ze online lezen.”
Als gerechtelijke uitspraken worden genegeerd, de Marshals niet ingrijpen en kiezers geen toegang hebben tot juiste informatie, wie kan een president die wetten overtreedt dan tegenhouden? Het leger? Wehle kan er niet over speculeren, er is geen historisch precedent voor wat er nu gebeurt. „Maar er is radicale actie nodig.”
Maatschappelijk middenveld
Hoe grimmig de situatie in de VS volgens Wehle en Lindberg ook is, het afglijden van democratie is niet onomkeerbaar, menen ze. Zie een land als Polen, waar de illiberale trend werd gekeerd. John Morijn, bijzonder hoogleraar recht en politiek in de internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen: „In Polen zag je ten eerste goed georganiseerde tegenspraak vanuit maatschappelijke organisaties. Ten tweede was er een goed georganiseerde woordvoering vanuit de rechtelijke macht. En ten derde realiseerden heel veel gewone Polen zich hoe gevaarlijk de rechtsstatelijke afbreuk was voor hun eigen situatie.”
Daar zal ook de Amerikaanse democratie het van moeten hebben, denkt Morijn. „Mensen moeten nog meer in hun eigen leven voelen wat de afwezigheid van checks and balances werkelijk betekent.”
Maar juist omdat Trump zo snel handelt, en op zo veel fronten tegelijk, lijken Amerikaanse maatschappelijke organisaties en burgers nu overweldigd. Van de universiteiten heeft vooralsnog alleen Harvard weerstand geboden aan Trumps eisen. Lindberg geeft het drie maanden. Tegen het eind van de zomer, zegt hij, moeten ze een enigszins succesvolle oppositie hebben gezien. „Zo niet, dan is de democratie weg.”
Lees ook
De Raad van State vreest democratisch verval door ‘radicale en populistische politici’. Ook in Nederland zijn ‘autocratische invloeden’
Terwijl Amerikaanse en Iraanse diplomaten zich opmaken voor een tweede onderhandelingsronde over het Iraanse atoomprogramma, zaterdag in Rome, woedt binnen de regering-Trump een strijd tussen twee kampen. Haviken pleiten voor maximale druk op Teheran, anderen pleiten voor een diplomatiek compromis. Het is vooralsnog onduidelijk welke koers hoofdonderhandelaar Steve Witkoff zal kiezen. Mochten de onderhandelingen mislukken, dan dreigt een militaire aanval van Israël en de Verenigde Staten op nucleaire installaties in Iran.
Eigenlijk had het niet beter kunnen gaan: het eerste overleg tussen de VS en Iran over het Iraanse atoomprogramma vorige week in Oman. Voorafgaand aan de ontmoeting waren er wilde dreigementen van president Trump om Iran te bombarderen als het niet tot een deal zou komen. Op hun beurt spraken de Iraniërs over een „muur van wantrouwen” die tussen de twee landen zou staan. Maar na afloop van de eerste ronde klonken zowel uit de VS als Iran positieve geluiden.
Het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken had het over „een constructieve sfeer” en „wederzijds vertrouwen” – taal die Teheran normaliter niet in de mond neemt als het gaat over aartsvijand Amerika. De twee landen spraken af om zaterdag in Rome door te praten.
Eveneens veelbelovend was het interview dat Trumps gezant Witkoff op maandagavond gaf bij Fox News. Daarin zei hij verder te gaan praten met Iran over het opzetten van een verificatie-mechanisme voor het verrijken van uranium. Zo’n soort deal, waarbij Iran onder strikte voorwaarden beperkte nucleaire activiteiten mag blijven uitvoeren, is grosso modo dezelfde als de overeenkomst die Obama in 2015 sloot met de Iraniërs. De VS trokken zich daaruit terug in Trumps eerste termijn. Trump noemde het „een vreselijke, eenzijdige deal die nooit, maar dan ook nooit, had mogen worden gesloten”.
Het zijn voorwaarden waar Iran ook nu akkoord mee zou kunnen gaan, stellen analisten. Witkoffs voorstel bracht een deal een stuk dichterbij dan de harde eisen van de Iran-haviken binnen de Amerikaanse regering. Zo pleitte nationaal veiligheidsadviseur Michael Waltz de afgelopen weken voor een volledige ‘ontmanteling’ van het Iraanse atoomprogramma. Dergelijke eisen zijn steevast door de Iraniërs verworpen en maken volgens hen een akkoord onmogelijk.
Witkoffs verzoenende boodschap leek dan ook een mogelijke doorbraak. Al snel werd echter duidelijk dat de ideeënstrijd binnen de Amerikaanse regering over Iran nog volop wordt gevoerd.
Twee kampen
Op dinsdagochtend, de dag na Witkoffs interview bij Fox, riep Trump een vergadering bijeen in de situation room van het Witte Huis voor een overleg over Iran. Daar stonden twee kampen tegenover elkaar, blijkt uit een reconstructie van de Amerikaanse nieuwssite Axios.
Witkoff krijgt steun van vicepresident JD Vance en minister van Defensie Pete Hegseth. Zij vinden dat de VS bereid moeten zijn tot concessies om tot een akkoord met Iran te komen. Ook vrezen ze in een nieuwe oorlog in het Midden-Oosten te worden gezogen. Veiligheidsadviseur Waltz en buitenlandminister Marco Rubio blijven daarentegen vasthouden aan volledige ontmanteling van het Iraanse atoomprogramma.
Onduidelijk is of de bijeenkomst doorslaggevend is geweest in het kiezen van een richting. Maar Witkoff leek diezelfde ochtend nog terug te komen op zijn woorden van de avond ervoor. „Iran moet stoppen en zijn nucleaire verrijkings- en bewapeningsprogramma beëindigen”, schreef hij diezelfde ochtend nog in een post op sociale media. De persvoorlichter van het Witte Huis meldde bovendien later die dag dat president Trump tegen de Omaanse bemiddelaars bij de onderhandelingen had gezegd dat „Iran zijn nucleaire programma moet beëindigen”.
De „tegenstrijdige posities” van de Amerikanen zijn volgens de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Abbas Araghchi „niet bevorderlijk” voor de onderhandelingen. Tegen Iraanse media zei hij woensdag de ontmoeting in Rome af te wachten „om te horen wat hun daadwerkelijke opvattingen zijn”.
Oorlog dreigt
Er staat veel op het spel zaterdag in Rome. Woensdag maakte de The New York Times bekend dat Israël in mei luchtaanvallen wilde uitvoeren op nucleaire installaties en hier vergevorderde plannen voor had gemaakt. Doel was om het Iraanse atoomprogramma – dat uranium inmiddels bijna tot wapengeschikt niveau heeft verrijkt– minstens een jaar te vertragen.
Voor zo’n operatie had Israël wel Amerikaanse luchtsteun nodig, en hulp van de VS om eventuele Iraanse vergeldingsaanvallen af te slaan. Tegen alle Israëlische verwachtingen in, wees de Amerikaanse regering het plan af. Netanyahu reisde begin deze maand nog naar Washington om Trump op andere gedachten te brengen. Maar de Amerikaanse president besloot vooralsnog onderhandelingen met Iran af te wachten. Die onderhandelingen openbaarde Trump vervolgens in het bijzijn van Netanyahu in de Oval Office aan de wereld.
Toch is er binnen de Amerikaanse regering wel degelijk maandenlang serieus gesproken over het steunen en meedoen aan de Israëlische oorlogsplannen. In zo’n discussie zou vicepresident JD Vance (geen voorstander van de militaire aanpak) hebben gesteld dat de VS altijd nog een Israëlische aanval op Iran kunnen steunen in het geval dat de onderhandelingen zouden falen. Amerikaanse deelname aan een oorlog met Iran is dus niet uitgesloten.
B-2 bommenwerpers
De afgelopen weken breidden de Verenigde Staten hun militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten uit. Zo meldde er zich een tweede Amerikaanse vliegdekschip in de regio en werden er B-2 bommenwerpers gestationeerd op de Amerikaanse basis Diego Garcia in de Indische Oceaan. Ook plaatsten de Amerikanen extra luchtverdedigingssystemen in Israël.
Sinds half maart voeren de VS een bombardementscampagne tegen de door Iran gesteunde Houthi’s in Jemen. De verhoogde militaire aanwezigheid kan hiervoor dienen. Toch melden bronnen rond de Amerikaanse regering aan The New York Times dat de wapens ook wel degelijk onderdeel zijn van een breder plan om Israël eventueel te kunnen bijstaan in een mogelijk militair conflict met Iran.
Het wapengekletter en de uiteenlopende signalen uit Washington zullen het (al geringe) Iraanse vertrouwen in de VS weinig goed doen. Dit terwijl afspraken over ontwapening juist gestoeld zijn op vertrouwen. Als Iran toezegt hun atoomprogramma in te perken, zo is de gedachte in Teheran, zijn ze een stuk weerlozer bij een militaire confrontatie met Israël of de VS. De vraag is of en hoeveel vertrouwen Witkoff zaterdag weet te winnen van zijn Iraanse gesprekspartners.
Wat een activiteit, in de oude pastorie in Velp! Stoelyoga gevolgd door vrije dans in de ochtend, dan een lunch voor twintig personen en in de middag een boekenclubje, een fysioklasje en vervolgens een open podium voor iedereen die iets kwijt wil in de staande microfoon ten overstaan van een dertigkoppig publiek. Waarna het gezelschap natafelt en een 73-jarige vrijwilligster spontaan de schouders masseert van de vergeetachtige vrouw die hier dagelijks het sjoelen ontdekt.
Ons Raadhuis, zo heet het hier. Een ontmoetingsplek slash activiteitencentrum voor 55-plussers uit Velp en omstreken. Grote huiskamer met lange tafels, een flinke keuken en in de gang het activiteitenlokaal. Het opvallende is: deze plek is niet bedacht door een welzijnsorganisatie of gemeente, maar door een dokter. Een specialist ouderengeneeskunde. Vijfentwintig ouderen hoopte Ester Bertholet (52) wekelijks te kunnen verwelkomen toen ze in 2015 haar oog had laten vallen op de leegstaande pastorie. Inmiddels tikt Ons Raadhuis driehonderd bezoekers aan per week. Alleenwonenden vooral. Weduwes. Weduwnaren. Mensen die al partnerloos waren. Het voelt als thuiskomen, zeggen ze.
Precies dat was Bertholets bedoeling. Op huisbezoek bij ouderen merkte ze: veel mensen redden zich prima. Ze hebben een zinvol leven, vrienden, familie. Maar sinds de dood van hun partner, hoorde ze van „heel veel ouderen”, voelt hun huis niet meer als thuis. „Vroeger had je dan dus bejaardentehuizen”, zegt ze. „Maar je kunt het ook anders oplossen. Een plek creëren waar mensen hun woonkamer een beetje terugvinden.” Haar initiatief trekt in de ouderenzorgsector landelijk de aandacht, tot op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan toe.
Pink Panther
Tina Helfrich (75) uit Velp komt hier al sinds 2016. Ze had in drie jaar tijd haar ouders en haar man verloren. Eenzaam voelde ze zich niet, maar een beetje structuur kwam van pas. „Zo van: ik moet opstaan, want om tien uur is er yoga of tai chi.” Ze deed ook mee aan ouderenballet. Thuis trok ze een la open en daar lagen ze: haar balletschoentjes van een halve eeuw geleden. „Roze met zo’n bandje eroverheen en ook nog zwarte voor de ritmische gymnastiek.” Ze pasten. „Maar de oefeningen waren best moeilijk. Ik heb last van artrose.”
In ‘Ons Raadhuis’ werken veel vrijwilligers maar er zijn ook betaalde medewerkers die coördinerende taken vervullen.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Ze vertelde aan protestantse kerkgenoten over Ons Raadhuis en dan zeiden mensen: is het wel wat voor mij en wat doen ze daar dan allemaal? „Nou ja, en dan liepen ze hier binnen en zagen ze bekenden en zeiden ze: o, ben jij hier ook! En dan bleven ze plakken.” Mannen zijn in de minderheid – „de meesten zijn overleden” – maar Tina Helfrich sloot een vriendschap met ene Albert, die „hartstikke eenzaam” was. Ze dronken thee bij hem thuis en lazen „krantjes” in zijn tuin en lunchen deden ze altijd hier. „Die vriendschap duurde iets van vier jaar”, zegt ze. „Hij is twee jaar geleden overleden.”
Kerkgenoten liepen hier binnen, zagen bekenden. En dan bleven ze plakken
Maar nu excuseert ze zich want het is kwart over elf en de vrije dans begint. En even later staat ze in een kring met nog zes vrouwen en zwiert ze met haar armen van links naar rechts op het ritme van een wals. „Niet te snel hoor”, zegt de docent, „anders word je duizelig van het heen en weer draaien.” Op het snelle ritme van ‘Hit the Road Jack’ heffen ze zittend hun knieën en als de saxofoon het Pink Panther-deuntje speelt, sluipt Tina het hele lokaal door terwijl een vrouw gekleed in het zwart weer op haar stoel plaatsneemt. „Hernia”, zegt ze.
Lege koelkast
De activiteiten kosten los 5,50 euro en 4 euro als je een jaarbijdrage van 30 euro voldoet. Lunch kost dan 4 euro. Je kunt ook gewoon binnenvallen en een kopje koffie drinken, er staan spaarvarkentjes op de tafels om de kas te spekken. Hoofdfinancier van Ons Raadhuis is de gemeente Rheden, waar Velp toe behoort, en sommige activiteiten worden bekostigd met projectsubsidies. En er zijn veel vrijwilligers, deze vrijdag zeventien.
Video Dieuwertje Bravenboer
Wil je na drie proefactiviteiten blijven komen, dan volgt een intakegesprek met een van de betaalde medewerkers, onder wie coördinator Irma Smeenk (65). „In de intake leren we de mensen kennen. We vragen of ze alleen wonen en of we ergens rekening mee moeten houden. Dan hoor je: ik heb diabetes, ik ben vaak ziek, ik heb last van hoofdpijnaanvallen. En we vragen: wat zou je hier willen doen of misschien zelf willen opzetten? De meeste activiteiten hier komen voort uit initiatief van de ouderen zelf.”
Mensen komen via vrienden en kennissen of op aanraden van de apotheker, de psychiater, de huisarts. Of ze komen via de ouderenpraktijk van Ester Bertholet, een ander initiatief van haar. Sterker: zonder die praktijk, die zij oprichtte in 2011, was Ons Raadhuis er nooit gekomen. Voor haar praktijk neemt ze ouderen met de meeste complexe problemen over van huisartsen in Velp en Arnhem. Parkinson én somberheid. Rouw, schuldenproblematiek én dementie. „Huisartsen kunnen die complexiteit in hun tienminutenconsulten nooit overzien, weet ik uit eigen ervaring”, zegt Bertholet, die huisarts was. Een verpleegkundige en daarna een arts bezoeken de ouderen thuis, leren hen kennen, informeren naar hun medicijngebruik, vragen of ze even in hun koelkast mogen kijken. „Soms zeiden mensen dat ze elke dag héél lekker kookten. En dan opende je de deur en zag je een volstrekt lege koelkast.”
Vijfentwintig ouderen per week hoopte de oprichter van ‘Ons Raadhuis’ te verwelkomen. Dat zijn er nu wekelijks driehonderd.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Bertholet smeedde voor haar ouderenpraktijk teams uit een bonte mix van disciplines die samen over de ouderen overleggen. Van medisch specialisten als de geriater en de internist tot de diëtist en de ergo- en fysiotherapeut – ja, soms sluit zelfs de kapper aan die mevrouw van 85 na een halve eeuw knippen beter kent dan alle hulpverleners tezamen. Er volgt een behandelplan op één A4’tje met haalbare doelen als ‘een lager valrisico’ en ‘minder vermoeidheid’. Na gemiddeld zeven maanden draagt het team de opgeknapte oudere over aan de huisarts.
Het concept van haar praktijk wordt ook uitgeprobeerd in Tiel, Zoetermeer en Rotterdam, waar het eveneens aanslaat. Door de aanpak gaan ouderen veel minder vaak naar het ziekenhuis én wonen ze langer thuis, in Velp gemiddeld acht maanden langer, schatten betrokken beroepskrachten.
Als huisarts hoorde ik elke dag dingen als: ik heb pijn, ik ben zo somber
Kortom, de noodzaak van Ons Raadhuis was deels Ester Bertholets eigen schuld: met haar ouderenpraktijk hield zij de weduwnaren en weduwes langer thuis. Bovendien, zo leerde ze door haar praktijk: hun problemen behoeven lang niet altijd een medisch antwoord. „Als huisarts hoorde ik elke dag dingen als: ik ben aan het afvallen, ik heb pijn, ik ben zo somber. We zijn gaan dénken dat dat áltijd medische vragen zijn. Maar yoga helpt ook tegen pijnlijke knieën. En een gezellige, wekelijkse lunch met verantwoord voedsel werkt denk ik beter dan vijf sessies bij een diëtist. Pak je meteen die eenzaamheid aan. Daar hoef je echt niet een of ander gigantisch eenzaamheidsproject voor op poten te zetten.”
Dichte mist
Lunchtijd. Jan van Nek (87) uit Arnhem neemt plaats. Tegenover hem zit zijn vriendin, Susan van der Hoeven (77). Ze ontmoetten elkaar hier, vertellen ze. Van Nek liep Ons Raadhuis binnen op advies van zijn huisarts – het was 2021, hij was net een paar jaar weduwnaar. Hij ging op vrijdagen meelunchen, zag dat Susan van der Hoeven naar het fysioklasje ging en haakte een week later aan.
Zij: „Na het klasje las hij de krant hier in de huiskamer en ik dronk een kopje koffie. Hij schoof steeds dichterbij.”
Hij: „Ik vroeg of ze een keer mee wilde wandelen. Ik hou van wandelen.”
Zij: „Ik zag dat niet zitten.”
Hij: „Toen vroeg ik haar telefoonnummer.”
Zij: „Ik gaf geen antwoord. Maar een maand of wat later vroeg hij het weer.”
Jan van Nek glimlacht.
Zij: „Toen heb ik in de gauwigheid een papiertje ergens vanaf gescheurd en ik gooide het zo over de tafel naar hem toe. Daar ben ik vanaf, dacht ik. Nou ja meteen die avond belde hij me op. Een heel verhaal had-ie. Nou, zei ik toen, ik wil wel een keer een wandeling met je maken. Zo is het gegaan.”
Hij: „Ze is bij mij van donderdag tot en met maandag. En vrijdags lunchen we hier.”
Zij: „Tien jaar is een groot verschil maar het is hoe je met elkaar omgaat. Met wederzijds respect.”
Naast Jan van Nek zit een vrouw met halflang grijs haar. Ze zwijgt de hele lunch lang en maakt met niemand contact. Naast haar de man die elke woensdagmiddag in de ‘computersoos’ ouderen digitaal wegwijs maakt. Vlak voor het begin van het open podium druppelen er nog meer mensen binnen en iedereen wordt hartelijk gegroet („Dag Simon!” „Héé Simon!”). Een amateurdichter draagt voor uit eigen werk, een oud-fysiotherapeut leest een komisch verhaaltje voor over een verhoogde toiletbril en een vrouw van in de negentig vertelt theatraal over een wandeling door Harlingen. Iedereen kijkt naar hen, behalve de man die zijn rug naar de microfoon heeft toegekeerd want hij, Leo Beuger (87), ziet alleen „dichte mist, schaduwen en schimmen”. En de stille vrouw met het grijze haar die net bij de lunch naast Jan van Nek zat, blijkt zojuist haar zwijgen te hebben verbroken. Dat zegt vrijwilliger Ietje Sans (73), die met haar man in Velp een brood- en banketzaak runde. „Ze vroeg”, zegt Sans, „of ik een appeltaart wilde bakken voor haar verjaardag.”
Het toepassen van zogenoemde ‘staalslakken’ – een restproduct van Tata Steel – in bouwprojecten leidt in een groot deel van de gevallen tot milieuschade. Ofschoon het gebruik van staalslakken legaal is en veelvuldig voorkomt, vooral bij infastructuurprojecten, concludeert de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) na eigen onderzoek op tien locaties dat bij negen daarvan milieuschade is ontstaan.
Omdat nergens is bijgehouden waar in Nederland staalslakken zijn toegepast, is er volgens de ILT een groot risico dat op allerlei locaties in Nederland staalslakken „schadelijke gevolgen hebben veroorzaakt of gaan hebben”. „Het achterhalen van locaties heeft veel weg van het zoeken naar een speld in een hooiberg.”
Staalslakken zijn een steenachtig materiaal dat vrijkomt bij de productie van staal. In Nederland wordt het toegepast als vervanging van zand in bijvoorbeeld wegenbouw, grondophogingen of oeverversterkingen. Dat geldt in principe als circulair: een restproduct wordt hergebruikt.
Er zijn al lange tijd aanwijzingen dat staalslakken in de praktijk kunnen leiden tot milieuschade. Wanneer ze in aanraking komen met water, daalt de zuurgraad van het water en wordt het vergelijkbaar met gootsteenontstopper. Als gevolg daarvan kunnen „vrijwel alle denkbare zware metalen” vrijkomen uit de slakken, aldus het RIVM in 2023. Dit kan leiden tot vissterfte en het afsterven van water- en bodemleven.
Grondophoging
Het vermoeden is bovendien dat staalslakken die in aanraking zijn gekomen met water de oorzaak zijn van klachten bij omwonenden, zoals bloedneuzen, brandwonden en irritatie van de huid. Bekende voorbeelden van locaties waar grootschalige vervuiling ontstond zijn golfbaan The Dutch in de Betuwe en een locatie in Eerbeek waar staalslakken dienden als grondophoging. Bij die laatste klaagden omwonenden over gezondheidsklachten.
Al in 2023 waarschuwde de ILT dat wetgeving omtrent staalslakken tekortschoot om milieurisico’s te voorkomen. Nu is er voor het eerst meer inzicht in hoe vaak de problemen optreden. De inspectie deed zelf onderzoek naar tien locaties, van Leeuwarden tot Oude Tonge in Zuid-Holland, en trof op bijna alle plekken milieuproblemen aan.
De ILT doet nog onderzoek naar veertien andere locaties; bij meerdere daarvan zijn vermoedens van milieuschade. Op twee van de tien locaties die de ILT al onderzocht zijn de staalslakken inmiddels verwijderd of ‘geïsoleerd’. In het Friese Dokkum gebeurde dat ook al een keer; daarvoor werd een gloednieuwe weg helemaal opnieuw aangelegd. Alleen zo kon 7.000 ton staalslakken die als fundament waren gebruikt weggehaald worden. Er lekten zware metalen uit weg.
Net als in 2023 plaatst de ILT nu ook vraagtekens bij het functioneren van de markt voor staalslakken. Het is bekend dat partijen die staalslakken afnemen, hier soms geld voor krijgen – in plaats van dat ze zelf betalen voor het materiaal. „Dit geeft een prikkel om meer staalslakken op een locatie te gebruiken dan nodig is”, schreef de ILT twee jaar geleden. Hoe meer staalslakken je toepast, hoe groter de milieurisico’s. (Tata Steel brengt de staalslakken overigens niet zelf op de markt, dat loopt via bouwmateriaalhandelaar Pelt&Hooykaas).
Ook nu is de ILT weer kritisch op het verloop van de handel in staalslakken. Nederland blijkt volgens de dienst ook grote hoeveelheden staalslak te importeren, vermoedelijk ongeveer net zoveel als de jaarproductie van Tata Steel. Voor een restproduct is dat opvallend. „De vraag hierbij is waarom Nederland LD-staalslakken importeert.” LD-staalslakken zijn het betreffende type staalslakken.
Ook schiet de registratie van de handel volgens de ILT tekort. Zo blijkt een lading uitgevoerde staalslakken die bij de inspectie bekend is niet terug te vinden in „internationale databestanden”.
Open water
De ILT concludeert dat het aanpassen van het „normenkader” tijd kost. „Tot die tijd moeten nieuwe milieurisico’s en problemen worden voorkomen.” Daar kan de inspectie echter zelf weinig tegen doen.
De ILT keek overigens niet naar de toepassing van staalslakken in open water. Uit onderzoek van Wageningen University & Research bleek eerder al dat het toepassen van staalslakken in bewegend water hoogstwaarschijnlijk geen risico’s met zich meebrengt. Desondanks besloot Rijkswaterstaat vorig jaar af te zien van het gebruik van staalslakken voor vaargeulversteviging in de Westerschelde. Daar was veel weerstand tegen bij lokale overheden.
‘Luisteren jullie mee?” Pascale de Vries uit Den Haag tikt op haar laptop en zet het nummer ‘We Didn’t Start the Fire’ van Billy Joel op. Haar kinderen van 9 en 13 jaar zitten aan een grote keukentafel tussen geschiedenisboeken. Aan de muur hangt een grote schoolplaat met een landkaart van het Oude Testament. De kinderen luisteren aandachtig naar de muziek. Daarna legt De Vries uit dat dit een bijzonder liedje is, de zanger noemt allemaal namen van mensen en gebeurtenissen die belangrijk waren tussen 1949 en 1989.
En nu gaan ze een aantal historische gebeurtenissen uit het nummer doornemen. „Schrijven jullie mee?”
De Vries geeft haar kinderen thuis les. En dat is uitzonderlijk in Nederland. Ouders zijn verplicht om hun kind als het 5 is naar school te brengen. Wie dat niet wil, kan een beroep doen op een vrijstelling van de Leerplichtwet onder artikel 5B. Die is bedoeld voor ouders die een bepaalde religie of levensovertuiging hebben waarvoor geen ruimte is op scholen in de buurt. Dat geldt ook voor De Vries. „Wij zijn katholiek-apostolisch. Ons geloof en het onderwijs op scholen kan botsen. Denk aan de evolutietheorie, die leer ik mijn kinderen. Maar ik vertel ze ook dat ze geschapen zijn door God.”
Strafzaak
In totaal hebben zo’n 2.100 kinderen in Nederland een vrijstelling op grond van 5B. Prima, zou je denken. Maar zo simpel is het niet. Leerplichtambtenaren, die vallen onder de gemeente, controleren welke kinderen er wel en niet naar school gaan. Sommige gemeentes zijn heel soepel: een vrijstelling is prima. Anderen maken het ouders lastig. In het uiterste geval hangt ouders een strafzaak boven het hoofd.
Dat gebeurde vorig jaar oktober nog bij een islamitisch echtpaar dat werd veroordeeld omdat zij hun dochter niet wilden inschrijven op een basisschool. Volgens hen sloot geen enkele school goed aan bij hun geloof, het soefisme. De ouders kregen in hoger beroep een voorwaardelijke boete van 300 euro opgelegd. Het gerechtshof Amsterdam, dat de zaak behandelde, deed bovendien een oproep aan leerplichtambtenaren om de Leerplichtwet strenger te handhaven. Het aantal vrijstellingen wegens ‘richtingsbedenking’, zoals dat heet, was de afgelopen jaren „hand over hand” toegenomen. Dat moest stoppen.
En toen kwam vorige week opeens opmerkelijk nieuws. Ingrado, de beroepsvereniging voor leerplichtambtenaren, sloeg alarm, omdat het Openbaar Ministerie in een overleg had meegedeeld niet meer te beginnen aan dit soort strafzaken. Vervolgens kwam het OM zelf met een verklaring naar buiten. Er zou „te weinig juridische houvast” zijn om ouders te vervolgen. Op welke grond leerplichtambtenaren de vrijstellingen beoordelen is volgens het OM „onvoldoende duidelijk”. En ook de uitspraken van de gerechtshoven lopen uiteen. Iedereen doet iets anders. Er is gewoon geen eenduidige lijn, concludeerde het OM.
Ingrado-bestuurder Corien van Starkenburg zei te vrezen voor een aanzuigende werking. Ze vertelt dat het aantal vrijstellingen is gestegen: van 700 in schooljaar 2015-2016 tot zo’n 2100 in 2022-2023. Recentere cijfers zijn er nog niet. Van Starkenburg is bang dat ouders met „flauwekulreligies” nu geen strobreed meer in de weg gelegd wordt. Desgevraagd geeft ze toelichting: „Onze leden hebben de wettelijke taak om de Leerplichtwet te handhaven. Maar hoe moeten ze dat doen als het OM zaken die zij aanbrengen niet meer zal vervolgen?”
Ze hoeven überhaupt niet te vervolgen, zeggen juristen die NRC sprak. Dat zit zo: ouders die een vrijstelling willen, moeten een maand voor hun kind leerplichtig wordt, in actie komen. Ze schrijven een brief aan het college van B en W waarin staat dat ze „overwegende bedenkingen” hebben tegen de „richting” van het onderwijs op alle binnen „redelijke afstand” van hun woning gelegen scholen. Daarna moeten ouders deze brief elk jaar opnieuw sturen. En het college hoeft niets anders te doen dan de vrijstellingen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van de rijksoverheid te registreren.
Op gesprek komen
Althans, dat is hoe het zou moeten gaan, zegt Hannah van Wertheimstein, die het woord voert namens een werkgroep van juristen en advocaten die zich hebben verdiept in dit wetsartikel. Volgens haar hebben ouders helemaal geen toestemming van de leerplichtambtenaar nodig. De vrijstelling ontstaat „van rechtswege” als ouders hun kennisgeving naar het college van B en W hebben gestuurd. Dat is de enige vereiste die in de wet staat, zegt zij.
Maar in de praktijk gaat het niet zo soepel, weet Josien van Putten, woordvoerder van de Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs (NVvTO), de belangenvereniging van ouders. Er is volgens haar totale willekeur in de manier waarop ouders worden behandeld. „In sommige gemeenten is het helemaal niet spannend, in andere een beetje en er zijn ook gemeenten waar je met je hoofd op het hakblok komt.”
Hoe leerplichtambtenaren te werk gaan, hangt af van het protocol van de gemeente. Volgens Van Putten zou daarin alleen moeten staan dat ze de brief met de kennisgeving van ouders in ontvangst moeten nemen. Maar in sommige protocollen staat dat ouders van elke school in de wijde omgeving apart moeten beargumenteren waarom de onderwijsinstelling niet past. Soms moeten ouders op gesprek om toelichting te geven, weet Van Putten. Ambtenaren stellen vragen over hun geloofsovertuiging of levensopvatting. Of ze onderzoeken of ouders wel van plan zijn om thuisonderwijs te geven, al staat in de Leerplichtwet niet dat ouders daartoe verplicht zijn.
Bas Duvekot: „De wens om de jongste kinderen thuis les te geven, werd concreet in coronatijd.” Foto Merlin Daleman
In sommige gevallen oordeelt de leerplichtambtenaar dat geen sprake is van richtingsbezwaren. Als ouders dan toch weigeren hun kind aan te melden bij een school, kan de leerplichtambtenaar een proces-verbaal opmaken. Dan komt de zaak bij het Openbaar Ministerie, en kunnen ouders vervolgd worden. Dat leidde vorig jaar tot honderdzestig strafzaken. Het OM zegt nu dat de straffen, meestal geldboetes, er niet toe leiden dat meer kinderen naar school gaan. Ouders voor de rechter dagen heeft daarom weinig zin.
Mariëlle Paul (VVD, Funderend Onderwijs), de staatssecretaris die verantwoordelijk is voor het primair en voortgezet onderwijs, is het daar niet mee eens. Ze noemde de koerswijziging van het OM „onwenselijk”. „Ieder kind heeft recht op onderwijs”, zei ze. „Ouders kunnen daarin geen eigen rechter spelen.” Volgens jurist Hannah van Wertheimstein laten de uitspraken van de staatssecretaris zien dat zij niet goed geïnformeerd is over artikel 5B. Zij wijst erop dat er al sinds januari 2000 een uitspraak ligt van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, waaruit klip en klaar blijkt dat gemeenten niet het recht hebben om ouders te bevragen over de vrijstelling.
„Er wordt ten onrechte van uitgegaan dat ouders het systeem van de leerplicht willen ontlopen”, zegt Van Wertheimstein. „Het enige wat ouders doen is gebruikmaken van hun recht op een vrijstelling. Nu worden zij tot verdachte gemaakt.”
Gemotiveerde ouders
De NVvTO vindt het kwalijk dat Ingrado het heeft over mensen met „flauwekulreligies”. Van Putten: „We hebben in Nederland vrijheid van godsdienst, maar mevrouw Van Starkenburg denkt kennelijk dat de leerplichtambtenaar kan beoordelen op welke religie of levensovertuiging ouders zich wel en niet kunnen beroepen.” De vereniging voor leerplichtambtenaren plaatst ouders in een kwaad daglicht, zegt ze. „Mensen denken: die kinderen worden thuisgehouden, ze krijgen geen onderwijs en zien nooit een ander kind. Maar dat is niet de praktijk die wij kennen.”
Onderwijsjurist Katinka Slump heeft in het verleden veel ouders verdedigd die voor de kinderrechter werden gedaagd omdat zij hun kinderen thuis hielden. Nu is zij lid van de raad van toezicht van de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs. Slump vindt het terecht dat het OM ouders niet meer wil vervolgen. „In de meeste gevallen gaat het om mensen die heel recht in de leer zijn. Messiaans belijdende Joden, streng katholieke ouders, streng gereformeerden, antroposofen, noem maar op. Die kunnen geen school in de buurt vinden die daarop aansluit en willen hun kinderen om die reden zelf onderwijs geven. Ik ken ze als zeer gemotiveerd om dat goed te doen.”
Er wordt volgens haar ten onrechte wantrouwend aangekeken tegen deze ouders. „Natuurlijk zit er een enkele keer kaf tussen het koren”, zegt ze, „maar als de leerplichtambtenaar denkt dat een kind de hele dag op zolder wordt opgesloten, moet die een zorgmelding doen. Dat is een andere route dan het strafrecht.”
Pieternel Lijnkamp en Robert Tannemaat: „Elke maandag spreken we af met 25 andere gezinnen die thuisonderwijs geven.”
Foto Merlin Daleman
Zij noemt de vrees van Ingrado dat het besluit van het OM een aanzuigende werking zal hebben „grote onzin”. „Ouders die een beroep doen op artikel 5B zijn aangewezen op het geven van thuisonderwijs. Dat is een gigaklus. En het is het duurste cadeau dat je je kind kunt geven, want je kunt er niet of nauwelijks bij werken.”
Leerplichtambtenaren kunnen zich volgens haar beter richten op het waarborgen van onderwijs voor thuiszitters. „Er zijn 70.000 kinderen in Nederland die wel naar school willen, maar thuiszitten, omdat er geen onderwijsaanbod is. Daar ligt de echte uitdaging.”
‘Ik wil dat ze een aanwinst zijn voor de maatschappij. En iets betekenen voor een ander’
Pascale de Vries (50) uit Den Haag heeft 5 kinderen (25, 23, 18, 13 en 9 jaar). De oudste twee werken, de derde studeert in Duitsland. De oudste drie hebben thuisonderwijs gehad, de jongste twee krijgen het nu.
‘Twintig jaar geleden besloten wij: thuisonderwijs past het beste bij ons. Het gebeurde nog weinig in Nederland, dus ik kocht noodgedwongen schoolboeken uit Engeland en Amerika. En we moesten een juridische strijd voeren. Er waren een rechtszaak en een hoger beroep voor nodig om een vrijstelling van de leerplicht te krijgen onder artikel 5B. De kantonrechter zei: je kunt je levensbeschouwing in je vrije tijd belijden. In het hoger beroep gaf de rechter toe: jullie voldoen aan artikel 5B, er is geen school in de omgeving die past.
„En nog hoor, elk jaar weer, moet ik aan de leerplichtambtenaar van dienst uitleggen dat wat wij doen, écht mag. De gemeente Den Haag wil nu dat je een lijst met scholen bekijkt en beargumenteert waarom al die onderwijsinstellingen niet passen. Ze maken het je niet makkelijk. En dat is best raar, ik ken geen enkele ouder die lichtvaardig denkt over thuisonderwijs. Het is intensief en het is een enorme verantwoordelijkheid. Dit doe je met hart en ziel.
„Wij zijn katholiek-apostolisch. Ons geloof en het onderwijs op scholen kunnen botsen. Neem de Franse Revolutie. In schoolboeken wordt die gepresenteerd als een bevrijding, een stap vooruit. Maar was dat echt zo? Koningen regeerden uit naam van God. Toch werd Lodewijk XVI vermoord, samen met andere geestelijken. Kerken werden vernield of in brand gestoken. We zien dat als een breuk met het goddelijke gezag en met eeuwenoude waarden. En je kunt je afvragen of democratie altijd de juiste staatsvorm is.
„De kinderen krijgen gemiddeld zo’n vier uur per dag les. Maar als een kind ’s avonds vraagt waar de hoogste berg van de wereld ligt, dan zeg ik niet: daar komen we morgen op terug. Leren doe je eigenlijk de hele dag door. En we combineren veel, dus als ik ze leer over de Tachtigjarige Oorlog, dan maken we daarna een wandeling door de stad langs historische plekken uit die tijd, zoals De Gevangenpoort.
„Ik heb zelf Nederlands gestudeerd en ik vind het belangrijk dat mijn kinderen middeleeuwse literatuur lezen, zoals Beatrijs, Van den vos Reynaerde en Karel ende Elegast. Elke week geef ik in Utrecht literatuurles aan een groepje kinderen dat thuisonderwijs volgt. Dingen waar ik minder van weet, besteed ik uit en zodoende krijgen mijn kinderen soms ook les bij andere ouders.
„Mijn oudste kind heeft een high-schooldiploma gehaald, want hij volgde een Amerikaans lesprogramma. Mijn tweede kind heeft aan de Open Universiteit haar propedeuse cultuurwetenschappen gehaald. Daarna is ze de pabo gaan doen. Nu geeft ze les op een basisschool hier in Den Haag. Een school met veel kinderen met een taalachterstand. Ze drukte me laatst op het hart: het was zo fijn om thuis les te krijgen, op je eigen niveau, op je eigen tempo. Soms lekker met een boekje tegen de verwarming. Mijn dochter zou de kinderen in de klas meer individuele aandacht willen geven, maar dat gaat niet.
„Mensen denken dat kinderen die thuis les krijgen, misschien minder sociaal zijn. Dat is niet waar. Mijn kinderen zitten op sport, bij clubjes en doen vrijwilligerswerk. Ze hebben een groot sociaal netwerk. En wij vinden: wees de minste. We geloven niet in het recht van de sterkste. Ik vind het belangrijk dat de kinderen een aanwinst zijn voor de maatschappij. Dat ze iets betekenen voor een ander.”
‘Ik wil mijn eigen kennis overbrengen, mijn eigen zienswijze. Dat voelt natuurlijk’
Bas Duvekot (47) uit Nootdorp heeft drie kinderen. De oudste is 13 en zit op de middelbare school. De andere twee (5 en 8 jaar) krijgen thuisonderwijs.
‘Het is wel hectisch, twee jonge kinderen de hele dag over de vloer. Maar ik geniet er ook intens van. Mijn grootste levensvreugde is mijn gezin. Ik werk veel thuis. De wens om de jongste kinderen thuis les te geven, werd concreet in coronatijd. Er gebeurden zoveel rare dingen in het land, een crisis die geen crisis was, een avondklok, lockdowns. Op de school van mijn dochter moesten kinderen mondkapjes op in de gang. Mensen werden onder druk gezet om zich te laten vaccineren. En ouders mochten het schoolplein niet meer op. Dat was voor mij de druppel. Ik wilde mijn middelste van 5 daar niet achterlaten, dat voelde niet goed.
„Ik ben toen online opzoek gegaan naar thuisonderwijs. Ik kwam in Telegram-groepen van ouders die uitlegden hoe je dat moet bewerkstelligen. Je kunt een vrijstelling van de leerplicht aanvragen onder artikel 5B. Je schrijft een brief aan de desbetreffende leerplichtambtenaar van de gemeente en daarin staat dat ‘wij overwegende bedenkingen hebben tegen de richting van het onderwijs binnen redelijke afstand van onze woning gelegen scholen.’ Deze brief stuur ik elk jaar.
„Belangrijk: denk goed na wat je wil en schrijf je kinderen niet meteen in op een school. Want als ze eenmaal in het systeem zitten, krijg je ze er moeilijk weer uit. Ik had mijn middelste kind in eerste instantie ingeschreven maar ik zag daar, in die coronaperiode, toch van af. Toen wilden de schooldirecteur en de leerplichtambtenaar praten. Dat waren begripvolle gesprekken, daar ben ik dankbaar voor. Het voelde wel een beetje als een soort koehandel: als je deze thuishoudt, dan laat je de oudste wel op school. Ik kan daar wel om lachen. Mijn oudste dochter wilde zelf graag naar het gymnasium. Dat ga ik zeker niet in de weg staan.
„Mijn levensovertuiging is heel persoonlijk. God is het hoogst haalbare, de totale ziel van alles. Hij geeft onvoorwaardelijk liefde en oneindige wijsheid. Ik geef mijn eigen invulling aan het leven. Ik wil een zo goed mogelijk mens zijn. Hoe je dat doet, dat wordt ingegeven door je hart want je hart is je kompas. Ik ben een levenscounselor, ik geef healings. Daarvoor zoek ik contact met de ongeziene wereld, er zijn spirituele gidsen en voorouders met wie we kunnen communiceren. Als ik wil weten hoe iets zit, dan vraag ik het en ik krijg antwoord. Ik kan ook steeds beter voelen in mijn lichaam of iets waar is. Je hogere bewustzijn en intuïtie kun je trainen, net als je spieren in de sportschool.
„Het schoolsysteem loopt achter. De kinderen leren vooral rijtjes uit hun hoofd. Dat is programmering. Ze leren niet echt kritisch na te denken. Ik zie het verschil tussen mijn schoolgaande kind en andere twee, die stellen meer vragen. Toen mijn middelste 5 jaar was vroeg hij: papa wat ben ik eigenlijk? Best wel een goede vraag. Op school word je klaargestoomd voor de maatschappij, de economie. Het gaat niet genoeg over gezond eten, voeding, een gezond lijf, je ziel of hoe je kan herkennen wanneer iets uit je lagere of hogere bewustzijn komt. Ik wil mijn eigen kennis overbrengen, mijn eigen zienswijze. Dat voelt natuurlijk.
„Ik heb een lees- en rekenmethode aangeschaft. Het gaat er speels en ontspannen aan toe. Ik vroeg onlangs aan mijn middelste, hij is inmiddels 8 jaar: wat wil je zelf eigenlijk leren? Daar denkt hij nu over na. We boffen dat we in een groot hof wonen met wel honderd kinderen, we hebben een soort schoolplein voor de deur.”
‘We kijken ook heel erg naar de intrinsieke motivatie. Wat wil het kind leren?’
Pieternel Lijnkamp en Robert Tannemaat (beiden 47 jaar) uit Nijmegen geven hun twee kinderen van 13 en 10 jaar thuis les.
Zij: „We zitten niet de hele dag aan de keukentafel te blokken hoor. Leren gaat hier spelenderwijs de hele dag door. Onze zoon wilde Rubiks kubussen kopen. Nou, ga op Marktplaats advertenties lezen en schrijf zelf een oproep. Onze dochter leert koken door naar Engelstalige video’s te kijken. Op zondag zei onze zoon opeens: ik heb zin in geschiedenis. Hij zette het programma Het Klokhuis maakt Geschiedenis op en deed ondertussen push-ups. Hij wil liggend op de grond op één arm en één been kunnen opdrukken.
„Om de kinderen veel kennis te laten opdoen en met andere kinderen te laten opgroeien, hebben we een gestructureerd programma. Zo spreken we elke maandag af met 25 andere gezinnen die thuisonderwijs geven. Op een privéterrein in de bossen geven ouders met verschillende expertises verschillende gethematiseerde lessen. Laatst leerden de kinderen over wilgen, welke soorten er zijn en wat je er allemaal mee kunt. Op een boerderij mochten ze wilgen knotten en van het hout hutten bouwen en manden vlechten.
„Een dinsdag per maand reizen naar Den Haag om mee te doen aan een biologiepracticum met andere tieners. Op woensdag volgen de kinderen met een klein clubje hoogbegaafden lessen over wetenschap, technologie, techniek en wiskunde. Op donderdag geef ik hen en leeftijdsgenootjes uit Zaandam online les. Ik heb een lesmethode gekocht voor thuisonderwijs en daar zit alles in; taal, biologie, programmeren, noem maar op. Op vrijdag krijgen ze wiskunde op havo-niveau van mijn man.
Naast de kinderen die ze kennen van thuisonderwijslessen, hebben ze ook andere vrienden en vriendinnen. Die kennen ze van buitenspelen of naailes of van jumpschool. Ze zijn heel sociaal.”
Hij: „Onze levensovertuiging is heel persoonlijk. En we voelen niet de behoefte om dat per se te delen. In de kern vinden wij dat mensen gelijkwaardig zijn aan elkaar. En dat ze respect moeten hebben voor zichzelf, voor een ander en de natuur. We zijn zielen die onderdeel zijn van een groter geheel en hier op aarde zijn om te leren. Via artikel 5B hebben we een vrijstelling van de Leerplichtwet. Dat is heel waardevol voor ons. Van andere ouders in andere steden weten we dat het niet altijd even soepel gaat.”
Zij: „Mensen leren van nature door het leven te leven en te ervaren. Thuis leren voelt voor ons logischer en natuurlijker. Kleine kinderen leren niet lopen en praten op school, dat doen ze thuis, in hun eigen tempo. En dat zetten wij voort.
„We willen dat de kinderen uitgroeien tot volwaardige, evenwichtige mensen. Die iets betekenen voor een ander. Het is belangrijk om te ontdekken wie ze zijn en wat bij hen past. En waar hun talenten liggen. Om hun horizon verder te verbreden, gaan we vaak naar musea, daar zijn de kinderen dol op. En ik organiseer ontmoetingen met vakmensen. Laatst gingen we langs bij een fotograaf en een patissier. En we kregen een rondleiding bij een bedrijf gespecialiseerd in microchips.
„We kijken ook heel erg naar de intrinsieke motivatie. Wat wil het kind leren? Tegelijk moeten ze een stevige basis hebben. Dus goed kunnen spellen en de Nederlandse en Engelse taal beheersen. Kunnen rekenen. En weten hoe de wereld eruit ziet, zowel topografisch als historisch.”
De Hongaarse regering haalt in een brief, die nog niet openbaar is gemaakt, fel uit naar de Tweede Kamer. Onderminister van EU-zaken Barna Pál Szigmond, lid van Viktor Orbáns partij Fidesz, schrijft dat de Vaste Kamercommissie Europese Zaken probeert om „invloed uit te oefenen op de interne zaken van een soeverein land” en noemt dat „volstrekt ondemocratisch en illegaal”.
Hij reageert daarmee op de brief die BBB-fractievoorzitter Caroline van der Plas, voorzitter van de commissie Europese Zaken, op 24 maart had geschreven aan zijn minister. In die brief, een idee van Volt, had ze namens de commissie haar „diepste zorgen” geuit over de Hongaarse wet die de Pride van 28 juni in Boedapest onmogelijk maakt, en die wet „ten strengste veroordeeld”. Ze vroeg de minister om de wet in te trekken en „zeker te stellen dat de rechten van de lhbtqi-gemeenschap in Hongarije worden gerespecteerd en beschermd”. Door de wet wordt ‘het recht op vrijheid van vergadering’ ondergeschikt gemaakt aan ‘de bescherming van kinderen’, waardoor evenementen als de Pride kunnen worden verboden.
Lees ook
Kamercommissie stuurt brief aan Orbán: herroep wetgeving die Pride-mars verbiedt
Bemoeizucht
Onderminister Szigmond noemt ook de toon waarop Van der Plas om het intrekken van de wet had gevraagd „omstreden”: het was volgens hem alsof zíj de Hongaren wil „adviseren hoe ze moeten leven”. Hij verwijt Van der Plas ook dat zij eind maart niet was meegekomen met een werkbezoek van de Kamercommissie aan Boedapest. Want dan had ze volgens hem „de situatie uit eerste hand” kunnen „observeren”.
Van der Plas was in die tijd verhinderd door werk in Den Haag en in haar plaats had Tweede Kamerlid Thom van Campen van de VVD het werkbezoek geleid. Op de dag dat de commissie aankwam in Boedapest had de Tweede Kamer net met een grote meerderheid een motie aangenomen om Hongarije onder druk te zetten. Als dat land niet zou stoppen met het schenden van de rechtsstaat, stond erin, moest het kabinet-Schoof in Brussel aandringen op minder Europees geld voor Hongarije.
Szigmond noemt ook de toon waarop Van der Plas om het intrekken van de wet vroeg ‘omstreden’
Van Campen vertelde later in NRC dat de motie hard was aangekomen en werd gezien als onaanvaardbare bemoeizucht. De Tweede Kamerleden waren koel ontvangen. De onderminister die nu zegt dat Van der Plas mee had moeten komen, had toen zijn afspraak met de Kamerleden afgezegd. In Boedapest hadden de Kamerleden een gesprek gehad met lhbtqi+-organisaties, volgens Van Campen worden zij „geïntimideerd en vernederd” en hebben vooral trans mensen het moeilijk.
Over de brief van Szigmond zegt Van Campen nu: „Wij hebben kennelijk een gevoelige snaar geraakt en dat is heel goed. Ze hebben overduidelijk geregistreerd dat de Tweede Kamer geen genoegen neemt met de manier waarop in Hongarije de rechtsstaat op heel veel punten wordt geschonden. Denk aan de corruptie en aan de bescherming van minderheden.”
Demonstranten in Boedapest, nadat het parlement besloot de Pride dit jaar te verbieden.
Foto Bernadett Szabo/Reuters
‘Gekkigheid’
Van Campen noemt het „bizar” dat Van der Plas, die hij „onze voorzitter” noemt, zo persoonlijk wordt aangesproken. Szigmond noemt haar in zijn brief „inconsistent” omdat ze volgens hem zelf eerder „trans, queer, interseksuele en aseksuele” mensen op sociale media „crazy” had genoemd.
Hij lijkt daarmee te verwijzen naar een optreden van Van der Plas in de Tweede Kamer, vorig jaar zomer, waarin ze had uitgehaald naar seksuele voorlichting die volgens haar „heel expliciet” werd gegeven aan „vijf- of zesjarigen”. Dat noemde ze „gekkigheid”. Ze had het toen ook over „de hele letterbak” waarvan zij zelf, zei ze, niet elke letter kon thuisbrengen. Ze kreeg er felle kritiek op, waar zijzelf ook weer fel op reageerde. Ze zei dat ze „niet homofoob” was, volgens haar wilden mensen „wat hun geaardheid ook is en wie ze ook zijn, zélf ook niet graag een letter zijn”.
De brief van de Hongaarse onderminister wordt komende woensdag besproken in een vergadering van de Kamercommissie Europese Zaken. Van der Plas zegt dat ze er tot die tijd inhoudelijk niet op kan reageren. Ze noemt het wel „opmerkelijk” dat de brief zo persoonlijk over haar gaat. „Dat hebben wij als commissie nog nooit eerder meegemaakt.”
Lees ook
Omstreden grondwetswijziging in Hongarije aangenomen, overheid mag lhbti-evenementen verbieden
Bij die putdeksel, dáár is het. Op een derde van de Cauberg, net voorbij de eerste bocht, wijst Levien Spits naar de overzijde van de weg. Dit is de plek waar de klim op z’n steilst is: 12 procent. Met het blote oog kun je dat niet zien, maar hij was er zelf bij toen het werd vastgesteld. In 1991, met een ouderwetse waterpas, door twee Belgische fietsfanaten die alle hellingen in de omgeving in kaart brachten. „Ze kwamen uit op 11,8 procent. En dan mag je afronden naar boven.”
Er bestaat niemand die méér weet van de Cauberg dan Levien Spits (79). Maar liefst drie boeken schreef de gepensioneerde heao-docent over de helling in zijn geboorteplaats, het laatste verscheen enkele maanden geleden. Je kunt gerust zeggen dat hij „gek” is van de Cauberg, zegt Spits. ‘Caubergoloog’, noemde dagblad De Limburger hem ooit.
Twaalfhonderd meter lang is de beklimming, en 69 meter hoog. Een holle weg die via twee bochten omhoog slingert vanuit het centrum van Valkenburg aan de Geul naar het dorpje Vilt. De Cauberg is zeker niet de mooiste helling in het Zuid-Limburgse heuvelland. En ook niet de zwaarste – of ‘de slimste’, in lokaal dialect. De Keutenberg, even verderop in Schin op Geul, is vele malen steiler. De Camerig, in de buurt van het drielandenpunt, is vele malen langer.
Toch is de Cauberg met afstand de bekendste helling van Limburg – en dat al bijna honderd jaar. Wat de Koppenberg en de Oude Kwaremont zijn voor Vlaanderen, is de Cauberg voor Nederland: cultureel wielererfgoed. Vijf WK’s werden er verreden, ontelbare NK’s, twee keer kwam de Tour de France er aan. Maar bovenal is de Cauberg verbonden met de Amstel Goldrace. Al bijna 55 jaar zit de klim in het parcours van ’s lands enige wielerklassieker. Na acht jaar in een bescheiden rol keert de ‘de kathedraal van het Nederlandse wielrennen’ (Mart Smeets) komende zondag terug als laatste klim in de finale.
Tekeningen in de mergelgrot
Trichterweg, Maastrichterweg, Couberg. De weg van Valkenburg naar Vilt – en dan verder door naar Maastricht – kende in de loop der jaren verschillende namen. Tegenwoordig is-ie geasfalteerd, maar dat was niet altijd zo: vanaf begin jaren twintig bestond het wegdek uit aangestampt grind, tussen 1934 en 1969 lagen er geglazuurde bakstenen – met betondwarsliggers, om verschuivingen te voorkomen.
Levien Spits beschrijft het allemaal nauwgezet in zijn boek De Cauberg. 200 jaar geschiedenis in 50 verhalen en 80 foto’s. De auteur heeft een persoonlijke band met de plek: hij werd geboren aan de voet van de berg, op het Grendelplein – toen, net als nu, een plek voor horeca en vertier. Zijn ouders waren de uitbaters van hotel ’t Centrum, thans een pannenkoekenrestaurant. „Vanaf mijn vroegste jeugd gold: kun je op de fiets de Cauberg op? Zo ja, dan tel je mee. Zo nee, dan moet je zwijgen.”
De eerste wielerkoers op de Cauberg, zo schrijft Spits in zijn boek, werd verreden in 1933. De lokale gendarmes knepen een oogje dicht: volgens de wegenverkeerswet waren wielerkoersen op de openbare weg in die tijd niet toegestaan. Daarna ging het snel: vijf jaar later werd er in Valkenburg al een WK wielrennen verreden. Ter gelegenheid daarvan werd in de gemeentelijke mergelgrot een tekening gemaakt, gesigneerd door de winnaar – een ritueel dat nadien bij elk WK en elke Tourfinish herhaald werd. De tekeningen zijn op afspraak te bezichtigen – de gids neemt een stevige lamp mee.
Wielerliefhebbers langs de Cauberg tijdens de derde etappe van de Tour de France in 2006.Marcel van Hoorn / ANPTerras op het Grendelplein in Valkenburg, aan de voet van Cauberg. Foto Anita Pamtus / ANP
Uitbaters met een plan
We wandelen omhoog, de Cauberg op. Terwijl scholieren, wielrenners en senioren op e-bikes naar boven zwoegen, vertelt Spits over de geschiedenis van de Cauberg en de Amstel Goldrace. Die wedstrijd bestaat sinds 1966, maar in de eerste edities was de helling niet opgenomen in het parcours. Vrijwel de hele jaren zestig waren wielerkoersen niet welkom op de Cauberg, zegt Spits: het gemeentebestuur gaf ruim baan aan de auto en de brommer. „Heel Valkenburg slibte in die tijd dicht.”
Uiteindelijk waren het de lokale horecaondernemers die de ‘drooglegging’ op de Cauberg wisten te beëindigen. Ze zagen hun inkomsten dalen door de invoering van de btw – en dus moest er een list worden verzonnen. Onder leiding van Hub Marx, uitbater van een kiprestaurant in de Muntstraat, werd het gemeentebestuur ervan overtuigd de Cauberg weer open te gooien voor wielerwedstrijden. Toen het peloton van de Goldrace in 1971 voor het eerst op het Grendelplein linksaf sloeg, de Cauberg op, was Levien Spits uiteraard van de partij. Van de koers kreeg hij alleen amper iets mee: „Ik stond bier te tappen achter het buffet van ons hotel.”
Het zou nog dertig jaar duren voordat de Cauberg een centrale rol kreeg in de Goldrace. De finish van de wedstrijd lag traditiegetrouw in Maastricht. Het was de huidige koersdirecteur Leo van Vliet die bedacht dat Valkenburg een veel betere finishplaats zou zijn. Vanaf 2003 lag de finish van de Goldrace bovenaan de Cauberg.
De slotkilometers van de Amstel Goldrace
De eerste edities nieuwe-stijl zullen vooral herinnerd worden door de vele tweede plaatsen van Michael Boogerd, de enige Nederlandse wielrenner van formaat in die tijd. Maar liefst drie keer greep hij op de Cauberg naast de overwinning. „Dat was wel frustrerend”, zegt Frans Maassen, destijds ploegleider van Boogerd – en zelf oud-winnaar. „Michael kon de Cauberg hartstikke goed oprijden, maar er was altijd één renner net wat beter. Ging een of andere vervelende Italiaan er wéér met de zege vandoor.”
In de loop van de jaren tien ging de koers steeds vaker ‘op slot’: de renners wachtten tot aan de Cauberg met aanvallen, met een saaie wedstrijd als gevolg. Na een reeks weinig aansprekende winnaars besloot koersdirecteur Van Vliet dat het genoeg was. Vanaf 2017 kwam er na de Cauberg een extra lus in het parcours van de Goldrace – en lag de klim voortaan op 20 kilometer van de finish.
Wulpse helling
We zijn bijna bij de top. Vrijwel elke paar meter is Spits stil blijven staan om een verhaal te vertellen. Over de postbode uit het naburige Vilt bijvoorbeeld, die in 2001 op zijn volgeladen dienstfiets een groepje trainende renners van de Raboploeg te snel af was. De camera van de NOS zag het gebeuren – en ’s avonds was hij op het nieuws. (De volgeladen fiets had een motortje, zo bleek later).
Of over Marc Lotz, oud-renner en kind van Valkenburg: hij werd even verderop geboren aan de Sibbergrubbe. Op het WK van 1998 mocht hij koersen in zijn eigen achtertuin. Een jongensdroom, maar twee maanden ervoor overleed zijn vader – en werd ter aarde gedragen op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Cauberg. Vijftien keer moest Lotz tijdens het WK over de Cauberg: vijftien keer langs het graf van zijn vader.
Het is dit soort verhalen, zegt Spits, waaraan de Cauberg zijn magie te danken heeft. Het mag dan niet de mooiste helling zijn van Limburg – de geschiedenis is er bijna tastbaar. Er is ook nog een andere verklaring voor de aantrekkingskracht van de klim, vervolgt hij. „Ik las ooit ergens dat de Cauberg door die twee bochten een beetje wulps is. Dat klopt wel. Er zitten vrouwelijke vormen in.”
Nadat we weer omlaag zijn gewandeld, nemen we plaats op een terras aan het Grendelplein. We krijgen gezelschap van Constant Nuytens (82), van 1992 tot 2007 burgemeester van Valkenburg. Tijdens zijn ambtstermijn was het zonder meer hoogtij voor de wielersport op de Cauberg: een WK, de eerste aankomst van de Goldrace, twee Touretappes
Nuytens is een uitgesproken liefhebber van de fiets: na zijn benoeming tot burgemeester werd hij meteen lid van de Valkenburgse Wielerclub. Op de vraag waarom de Cauberg de beroemdste helling van Nederland is, heeft hij meteen een antwoord: geld en handelsgeest.
De Cauberg, zegt Nuytens, is de enige klim in Limburg die in het stadscentrum begint, tussen de cafés en restaurants. Het publiek zit er op de eerste rij. De lokale ondernemers in Valkenburg hebben dat altijd uitstekend begrepen. Dat was al zo in de jaren dertig, toen het eerste WK werd georganiseerd. En dat was nog steeds zo in de jaren nul van deze eeuw, toen het bungalowpark op de top van de berg een toeristisch bordje plaatste met ‘Col du Cauberg’.
„Het is economie, het is business”, zegt Nuytens. „Wielrennen trekt mensen aan. Die mensen willen consumeren, zijn op zoek naar een overnachting. En dat is goed voor de economie van Valkenburg. Die moet blijven draaien.”
Het peloton begint aan de beklimming van de Cauberg tijdens de Amstel Goldrace van 2012. Foto Tim De Waele / Getty Images
Het besluit van koersdirecteur Van Vliet om de Cauberg minder prominent te maken in de finale, pakte goed uit: sinds 2017 kende de Amstel Goldrace vrijwel uitsluitend spannende edities met mooie winnaars. Onbetwist hoogtepunt: de mannenkoers van 2019, toen Mathieu van der Poel in de laatste kilometers uit ogenschijnlijk verloren positie terugreed naar de kop van de koers – en won.
Toch is de Cauberg dit jaar weer terug als slotklim. Het idee kwam bij hem op, vertelt Leo van Vliet, toen hij afgelopen najaar het parcours verkende. Hij was met de mensen van Flanders Classics, het bedrijf achter de Ronde van Vlaanderen dat vanaf dit jaar eigenaar is van de Amstel Goldrace. „Ze zeiden: Leo, waarom doe je de Cauberg niet gewoon twéé keer in de finale? De toeschouwers zitten toch allemaal in Valkenburg op de terrassen, voor hen is het leuker. Ik dacht meteen: ze hebben gelijk.” Opnieuw zegevierde de handelsgeest.
Bang dat de Goldrace weer net zo saai wordt in de edities vóór 2017, is Van Vliet niet. Er is, zegt hij, sindsdien een nieuwe generatie renners opgestaan „die al op 80 of 100 kilometer voor de finish durven aan te vallen” – met Van der Poel en de topfavoriet van dit jaar, Tadej Pogacar, als belangrijkste exponenten. „En als het toch niet werkt, kunnen we het altijd weer veranderen.”
Geldzorgen
Door het geld en de ondernemingszin kreeg de Cauberg zijn faam – maar hierin ligt óók een bron van zorgen voor de toekomst. De gemeente Valkenburg betaalt jaarlijks 130.000 euro voor de finish van de Goldrace – en het is niet gegeven dat ze dat voor altijd zal blijven doen. De huidige burgemeester is „een sociaal bewogen man”, zegt Levien Spits op het terras op het Grendelplein. „Maar hij zegt ook: wielrennen kost geld.”
In 2027 loopt het huidige contract tussen de Goldrace en de gemeente Valkenburg af. De nieuwe Belgische eigenaren staan bekend om hun commerciële instelling, die zwaarder weegt dan lokale tradities en sentimenten: eerder schrapten ze zonder scrupules de befaamde Muur van Geraardsbergen uit de Ronde van Vlaanderen. „Ik heb wielervrienden”, zegt Levien Spits, „die bang zijn dat de Belgen straks de Cauberg vaarwel zeggen. Al kan ik me niet voorstellen dat ze zo dom zouden zijn.”
Nuytens: „Nou, alles is mogelijk. Stel dat het bedrag voor de gemeente straks verdubbeld wordt, dan kan het heel lastig worden.”
„Een Goldrace zonder Cauberg in de finale, vanwege de centen?”, zegt Spits. „Dat zou verschrikkelijk zijn, dat kán niet. Wat mij betreft gaan we dan de barricaden op.”
Toen Addy Rouwenhorst zijn zus Petri vond, lag ze doodziek in een oude caravan. Om haar heen zes hectare grond met daarop een onbewoonbaar huisje. Haar kleren zwabberden om haar lichaam.
Een jaar eerder was Petri vertrokken naar Portugal. Ze had net ‘de diagnose’ ontvangen, zoals ze haar ziekte zou blijven noemen. Die luidde: borstkanker, geen uitzaaiingen. De arts stelde een behandelplan voor, inclusief chemotherapie. Petri weigerde. Haar lichaam, zei ze, ging dit zelf oplossen.
Alternatieve geneeswijze noemt de buitenwereld dat, maar voor Petri was het heel gewoon. Tijdens haar vele reizen, naar onder meer Brazilië, Sri Lanka en China, had ze gezien dat er méér was tussen hemel en aarde. Bovendien, ze had net, na jaren zoeken, een lap grond met een oud huisje erop gekocht – die droom liet ze zich niet zomaar afnemen.
Petri’s weigering was meer dan opmerkelijk. In de jaren ervoor had ze zich ingezet voor diverse publiekscampagnes over kanker: tijdens de rechtszaak tegen de tabaksindustrie, aangespannen door onder anderen longarts Wanda de Kanter, voor patiëntenvereniging Longkanker Nederland en voor de informatieve website ‘Kanker doet veel met je’, over niet-medische zorg aan patiënten en hun naasten.
Nu had ze zelf kanker en sloeg ze alle adviezen in de wind.
Het was de arts, zei ze. Hij wilde haar agenda bepalen, zei haar leven te zullen overnemen. Een vriendin die bij het gesprek aanwezig was, zou later zeggen dat die woorden helemaal niet waren gebezigd, maar het narratief zat in Petri’s hoofd – en niemand zou het daar nog uit krijgen.
Wanda de Kanter ziet het vaker: universitair geschoolde mensen die chemotherapie weigeren. Dan zal een arts er alles aan doen, zegt ze, om de patiënt op een ander moment terug te zien, en dan weer te overleggen, óók over een minder zware behandeling. „Maar Petri verdween gewoon uit beeld.”
Petri, in de woorden van broer Addy een „wandelende encyclopedie op het gebied van medicinale en alternatieve kankerbehandelingen”, liet zich niets vertellen. Onafhankelijk, zelfredzaam en vooral krachtig. Had ze grotendeels van haar moeder geleerd.
Drie-eenheid
Petri en Addy groeiden op bij hun moeder. „Een drie-eenheid”, aldus Addy. „We hielpen elkaar, en later onderhielden we elkaar.” Van jongs af aan waren broer en zus onafscheidelijk. Ook nu hangt de muur bij Addy vol foto’s; van de vele reizen die ze samen maakten, in hun Volkswagen-camper, van het tijdschrift Smaak dat ze samen oprichtten en van de foodfestivals die ze samen organiseerden. Maar hoe samen ze ook waren, deze keer kon zelfs Addy niet tot haar doordringen.
Petri Rouwenhorst (links) was volgens broer Addy (rechts) een „wandelende encyclopedie op het gebied van alternatieve kankerbehandelingen”. Foto privéarchief
Petri vertrok naar Portugal. Het was Monique van Orden, goede vriendin en voormalig verpleegkundige, die Addy uiteindelijk wees op Petri’s achteruitgang: „In al haar whatsappjes voelde ik: dit gaat niet goed.”
En nu stond Addy daar, in Portugal, tegenover zijn doodzieke zus. Deze keer stond ze wel toe dat hij haar meenam naar Nederland, naar het ziekenhuis. De oncoloog schrok zich volgens Addy „ongans” van het aantal uitzaaiingen. Petri ging akkoord met chemotherapie: 24 behandelingen in acht weken tijd.
Zodra ze zich beter voelde, ging ze terug naar Portugal en begon alles opnieuw. Maar alle handopleggingen, pendules en supplementen hielden de kanker niet tegen.
Alle handopleggingen, pendules en supplementen hielden de kanker niet tegen
Het gekke aan borstkanker, zegt vriendin Monique, is dat je je in het begin niet ziek voelt. „Je moet jezelf heel ziek maken, met chemo, om een ziekte te genezen die je niet voelt. Dat druist tegen alles in.” Zij kan het weten, ze had ooit zelf borstkanker. Zij koos wél voor chemo. „En hoewel we andere paden bewandelden, bleef onze vriendschap hecht.”
Toneelgespeeld
Petri’s kanker was de olifant in de kamer. Terwijl Petri in het ziekenhuis lag, kreeg ze een folder, over hoe te omgaan met kanker. Die had ze nota bene ooit zelf geschreven. Monique, grinnikend: „Ze was in haar eigen project terechtgekomen.”
In weerwil van haar eigen advies mocht er nu niet over haar ziekte worden gepraat. Wie er toch over begon, werd resoluut door haar onderbroken.
Het leidde ertoe dat broer Addy niet echt afscheid van haar heeft kunnen nemen. „We hebben al die tijd toneelgespeeld. Konden het niet alleen niet hebben over euthanasie, maar mochten ook niet praten over zaken als de uitvaart of de erfenis. Want ze ging immers niet dood, ze was aan het aansterken. Tot in het hospice heeft ze dat volgehouden.”
Dus toen Petri in januari overleed, 51 jaar oud, was er weinig om op terug te vallen – op een paar ‘bullet points’ in Petri’s afscheidsbrief na. En dus bedacht Addy deels zelf de uitvaart. Elf dagen lag ze in zijn kleine huiskamer opgebaard, en alle dagen zat de keukentafel stampvol met vrienden en bekenden. Op de dag van de uitvaart reed er een Volkswagen-busje voor – want Petri in zo’n grijze lijkwagen, dat kon echt niet, zegt hij. Op het dak van het busje lag, vastgebonden, een koffertje, symbool voor al haar reizen.
Haar familie en vrienden bleven achter met veel vragen. „Wat als de eerste arts het anders had benaderd”, vraagt longarts De Kanter. „Wat had ik anders moeten doen”, zegt broer Addy. Vriendin Monique: „Wat zou ik toch dolgraag nog één keer een gesprek met haar willen voeren.”
Er is een gevaarlijk idee dat rondzingt in Europa: dat we vanwege de tornado van Trump snel aansluiting moeten zoeken bij China. Dit wordt wel de ‘China-optie’ genoemd door strategen, die de wereld vooral zien als biljartballen die ketsend op elkaar reageren, in een eeuwige zoektocht naar het machtsevenwicht.
Omdat de Verenigde Staten onder Trump Europa vijandig bejegenen en toenadering zoeken tot Rusland, zou Europa de banden aan moeten aanhalen met China. De Chinezen, zo luidt het, zijn weliswaar geen democraten maar geloven in een minimum aan internationale spelregels en vrijhandel – in tegenstelling tot Trump. Volgens deze lezing zou Europa zich door president Biden te veel hebben laten meeslepen in een Koude Oorlog-achtige kruistocht tegen China. Nu Trump ons zo onheus behandelt is het tijd een meer pro-Chinese koers te varen, die de Europese belangen beter zou dienen. Bovendien zou Europa het zich sowieso niet kunnen veroorloven om een slechte relatie te hebben met Trump, Poetin én Xi.
Sinds de terugkeer van Trump is er iets aan het verschuiven in de houding van Europese leiders wat betreft China. Vandaar dat je Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, dezer dagen hoort over plannen voor een nieuwe EU-China-top in juli. Vandaar ook de stoet van regeringsleiders richting Beijing. Afgelopen week was het de beurt aan de Spaanse premier Pedro Sánchez. Hij pleitte openlijk voor een betere balans in EU-China-relaties, door intensievere handel en investeringen, juist gezien de gespannen relaties tussen de VS en de EU.
Het lijkt logisch om je door de grillen van Trump in de richting van China te laten duwen, maar dat is een denkfout en politiek onverstandig. In termen van het eerdergenoemde biljartspel: dat de relatieve afstand tussen de VS en Europa onder Trump toeneemt betekent nog niet dat de absolute afstand tussen Europa en China is verminderd.
Drieslag
Even terug naar de basis van de relatie tussen de EU en China. Iedereen weet hoe lastig het is om de 27 EU-landen over een onderwerp als China bij elkaar te houden. Sinds 2019 is dat aardig gelukt door China te benaderen via een drieslag: Beijing is zowel een partner op bepaalde terreinen (denk aan klimaat of financiële stabiliteit), als een economische concurrent en een systeemrivaal die zijn autoritaire model wereldwijd uitdraagt.
De laatste jaren werd duidelijk dat het relatieve gewicht binnen de drieslag verschoof en dat de laatste twee aspecten de bovenhand kregen. Dit kwam vooral doordat China binnenslands veranderde, met een toenemende concentratie van macht rond Xi, en doordat China zich extern assertiever, zo niet agressiever, opstelde. In Brussel en de hoofdsteden hoorde je steeds meer hoe moeilijk het was om nog invloed te hebben op de keuzes van China. Er was dialoog over van alles en nog wat, maar het effect, in de zin van beleidsaanpassingen of daadwerkelijke samenwerking, was moeilijk te zien.
Dat Europa partij moet kiezen: óf de VS óf China: no thanks. Europa moet vooral voor Europa kiezen
Zodoende nam het aantal meningsverschillen toe tot een indrukwekkende waslijst. Europa klaagde over Chinese steun aan Rusland in de oorlog tegen Oekraïne en zei herhaaldelijk dat dit de relatie met de EU ernstig belastte. China antwoordde met zalvende taal dat het neutraal was en gebruikte gemeenplaatsen over het belang van territoriale integriteit. Ondertussen steeg de export van dual-use-goederen, die zowel voor civiele als militaire doeleinden worden gebruikt, en mede daardoor kan Moskou zijn agressie voortzetten.
Dan de economie: ondanks pleidooien voor een eerlijkere toegang voor Europese bedrijven tot de Chinese markt liep het EU-handelstekort met China in 2024 op tot meer dan 300 miljard euro – 10 miljard méér dan dat van de VS met China, waar Trump zo woedend over is. Daarnaast zien we steeds meer voorbeelden van subsidies en dumping, economische dwang en het strategisch gebruik van exportbeperkingen op kritieke grondstoffen. Dus ook op economisch vlak nemen de spanningen toe, niet af.
En op veiligheidsgebied groeit de bezorgdheid over wat China doet, niet alleen in de VS maar ook in Nederland en de rest van Europa. De AIVD heeft China de afgelopen jaren meerdere keren expliciet aangemerkt als grootste bedreiging voor de economische veiligheid. De inlichtingendienst waarschuwde openlijk voor spionage, digitale hacking en infiltratie.
Partij kiezen
Kortom, er waren de afgelopen jaren objectieve redenen waarom Europeanen kritischer werden over China. Niet alleen om de VS een plezier te doen, maar uit eigen belang. Dat punt verdient onderstreping, juist nu Trump 2.0 onze belangen op zo veel vlakken schaadt en aandringt dat Europa partij moet kiezen: het is óf de VS óf China. Het antwoord hierop moet zijn: no thanks. Europa moet vooral voor Europa kiezen.
Ja, we hebben overduidelijke problemen met de lijn van Trump. Maar dat betekent niet dat de problemen met China ineens zijn verdwenen. Op geen van de fronten – economie of veiligheid – is de Chinese opstelling onder Trump inhoudelijk verbeterd. Integendeel: de steun aan Rusland neemt toe, en dat is een groter probleem voor Europa juist omdat de VS de handen aftrekken van Oekraïne. De economische disbalans kan alleen maar erger worden door de tarieven van Trump – 145 procent voor China, en mogelijk nog hoger – die nog meer Chinese overcapaciteit in onze richting zal duwen. En de veiligheidspolitieke dreiging van Chinese kant is voor Europa extra gevaarlijk nu we er steeds meer alleen voor staan, met een agressief Rusland en een onbetrouwbare VS.
Kort en goed: we moeten oppassen voor de valkuil van de ‘China-optie’ als automatische reactie op Trump. Wat Europa wél moet doen, is het spel slim spelen en Chinese toenaderingspogingen aangrijpen om echte concessies af te dwingen.
Nerveus
In Beijing heerst groeiende angst voor een stagnerende economie met torenhoge schulden in een land dat kampt met een slechte demografie. Bovendien is men nerveus over het idee van de ‘reverse Nixon’: het scenario waarin Trump Rusland wil afsplitsen van de alliantie met China, om zich op die manier voor te bereiden op de grote confrontatie met China. Dat klinkt Europeanen wellicht als onrealistisch en te vergezocht – „sanewashing Trump” noemen sommigen het – maar in China wordt er wel over gesproken. En dat op zich biedt Europa kansen.
Het moet nu tegen China zeggen dat het zaken wil doen en Trump niet zal volgen met unilaterale handelstarieven. Maar er moet wel echt wat veranderen in het gedrag van China. We willen niet weer een charmeoffensief, maar echte stappen – en Beijing weet dondersgoed wat dit behelst.
Dit jaar bestaan de diplomatieke banden tussen de EU en China vijftig jaar. Een mooie gelegenheid om dat te vieren met een nieuwe top. Het is al heel wat dat EU-leiders hiervoor waarschijnlijk naar Beijing reizen, terwijl eigenlijk Chinese leiders aan de beurt zijn om naar Brussel te komen. Maar deze top moet méér opleveren dan een fotomoment. Daarom moet de boodschap aan China nu luiden: Europese leiders stappen alleen in het vliegtuig als China bereid is om de waslijst van problemen nu eindelijk aan te pakken. Niet met loze woorden, maar met tastbare daden. Is China daar niet toe bereid, dan kunnen we die top beter uitstellen.
Een domper voor het Concertgebouw in Amsterdam: tijdens het Mahlerfestival kan er geen gratis toegankelijk paviljoen gebouwd worden op het Museumplein. Omdat de kans erg groot is dat Ajax kampioen wordt, houdt de gemeente Amsterdam rekening met een huldiging en geeft daar prioriteit aan. Het paviljoen wordt nu verplaatst naar het Vondelpark Openluchttheater.
Het paviljoen op het Museumplein zou tijdens het Mahlerfestival van 8 tot en met 18 mei aan 2.000 bezoekers per avond plek bieden om een livestream te volgen van de Mahlersymfonie van die avond. De laatste Ajax-huldiging trok zo’n 100.000 fans.
„Het was wel even een teleurstelling”, zegt Job Noordhof, hoofd communicatie van het Concertgebouw. „De verbinding tussen het gebouw en het paviljoen gaan we missen. Maar we zijn inmiddels eigenlijk wel enthousiast: het Vondelparktheater is een leuke, intiemere plek. De muziek zou er weleens beter tot zijn recht kunnen komen. Elk nadeel heb z’n voordeel.” De gemeente Amsterdam heeft volgens Noordhof bij het verlenen van de vergunning niet gezegd dat er een kans bestond dat Ajax het Museumplein nodig ging hebben. Voelt het dan niet als aan de kant geschoven worden? „Zo ervaren we dat niet. We begrijpen dat de gemeente een keuze moet maken, en we begrijpen de afweging.”
Minder capaciteit
Niet de gemeente Amsterdam, maar het Concertgebouw zelf vond het alternatief in het Vondelpark. „De verplaatsing klinkt eenvoudiger dan het is, er moet een stabiele straalverbinding naartoe. Dat hebben we getest, en het lukt.” Inclusief het immersive soundsystem en het tien meter brede scherm dat het Concertgebouw belooft.
In het Vondelpark kunnen wel een kwart minder mensen terecht: 1.500 per avond, dus de capaciteit is 5.500 mensen minder op een heel festival. Noordhof vindt het moeilijk inschatten of het veel verschil gaat maken, omdat hij niet weet of er 2.000 mensen per avond zouden zijn gekomen. „We willen natuurlijk zo veel mogelijk mensen bereiken, en ik ben blij als we elf keer 1.500 mensen in het paviljoen hebben.”
De muziek van Gustav Mahler (1860–1911) is al ruim een eeuw erg geliefd in Nederland. Het eerste Mahlerfestival, met alle symfonieën van Mahler, werd in 1920 gehouden. Een tweede feest volgde in 1995, een derde, in 2020, viel door corona in het water. De 2020-editie wordt nu dus tussen 8 en 18 mei ingehaald. Het Concertgebouworkest, het Chicago Symphony Orchestra, de Berliner Philharmoniker, het Budapest Festival Orchestra en het Japanse NHK Symphony Orchestra nemen elk een paar symfonieën voor hun rekening.
Lees ook
Muziekprofessor: Geen klassiek genre is zó monumentaal en prestigieus als de symfonie