Een domper voor het Concertgebouw in Amsterdam: tijdens het Mahlerfestival kan er geen gratis toegankelijk paviljoen gebouwd worden op het Museumplein. Omdat de kans erg groot is dat Ajax kampioen wordt, houdt de gemeente Amsterdam rekening met een huldiging en geeft daar prioriteit aan. Het paviljoen wordt nu verplaatst naar het Vondelpark Openluchttheater.
Het paviljoen op het Museumplein zou tijdens het Mahlerfestival van 8 tot en met 18 mei aan 2.000 bezoekers per avond plek bieden om een livestream te volgen van de Mahlersymfonie van die avond. De laatste Ajax-huldiging trok zo’n 100.000 fans.
„Het was wel even een teleurstelling”, zegt Job Noordhof, hoofd communicatie van het Concertgebouw. „De verbinding tussen het gebouw en het paviljoen gaan we missen. Maar we zijn inmiddels eigenlijk wel enthousiast: het Vondelparktheater is een leuke, intiemere plek. De muziek zou er weleens beter tot zijn recht kunnen komen. Elk nadeel heb z’n voordeel.” De gemeente Amsterdam heeft volgens Noordhof bij het verlenen van de vergunning niet gezegd dat er een kans bestond dat Ajax het Museumplein nodig ging hebben. Voelt het dan niet als aan de kant geschoven worden? „Zo ervaren we dat niet. We begrijpen dat de gemeente een keuze moet maken, en we begrijpen de afweging.”
Minder capaciteit
Niet de gemeente Amsterdam, maar het Concertgebouw zelf vond het alternatief in het Vondelpark. „De verplaatsing klinkt eenvoudiger dan het is, er moet een stabiele straalverbinding naartoe. Dat hebben we getest, en het lukt.” Inclusief het immersive soundsystem en het tien meter brede scherm dat het Concertgebouw belooft.
In het Vondelpark kunnen wel een kwart minder mensen terecht: 1.500 per avond, dus de capaciteit is 5.500 mensen minder op een heel festival. Noordhof vindt het moeilijk inschatten of het veel verschil gaat maken, omdat hij niet weet of er 2.000 mensen per avond zouden zijn gekomen. „We willen natuurlijk zo veel mogelijk mensen bereiken, en ik ben blij als we elf keer 1.500 mensen in het paviljoen hebben.”
De muziek van Gustav Mahler (1860–1911) is al ruim een eeuw erg geliefd in Nederland. Het eerste Mahlerfestival, met alle symfonieën van Mahler, werd in 1920 gehouden. Een tweede feest volgde in 1995, een derde, in 2020, viel door corona in het water. De 2020-editie wordt nu dus tussen 8 en 18 mei ingehaald. Het Concertgebouworkest, het Chicago Symphony Orchestra, de Berliner Philharmoniker, het Budapest Festival Orchestra en het Japanse NHK Symphony Orchestra nemen elk een paar symfonieën voor hun rekening.
Lees ook
Muziekprofessor: Geen klassiek genre is zó monumentaal en prestigieus als de symfonie
In een soort fotohokje met roze behang en rode hartjes stelt Dilan Yesilgöz zichzelf op Valentijnsdag de vraag: waar hou ik allemaal van? Van honden, oké. Van haar man, tuurlijk. En ook van… hotdogs en bacon. Het filmpje werd gedeeld via de socialemediakanalen van de VVD, de volgende dag trakteert Yesilgöz ons via haar eigen Instagram op een selfie met een cocktail waarin een reep gedroogd en gezout varkensvlees drijft: „Omdat bacon alles goed maakt”, staat erbij, „ik neem een bacon cocktail op jullie. Hoe ziet jullie weekend eruit?”
Misschien was het een soort kinderlijke fase, zoals mijn neefje nu helemaal opgaat in Paw Patrol. Maar vorige week was daar opeens VVD-prominent Klaas Dijkhoff, die op zijn Facebook, zijn Instagram en zijn LinkedIn dezelfde foto deelde van een broodje hotdog met bacon. Voedsel fotograferen is een vak, dus laten we hem vergeven dat het geheel er nogal onsmakelijk uitziet. We krijgen er een heel verhaal bij: dat hij een vegahotdog had besteld met echte bacon, dat de hotdogtent ‘m nog had gebeld of hij dat inderdaad wilde, dat hij niet had opgenomen en dat ze de bacon er nu in een los bakje bij hadden gedaan en dat hij dat helemaal super vond: „Te vaak wordt vlees/vega als een absolute zaak voorgesteld. ‘Ben je vegetariër?’ is dan de vraag als je een plantaardige hotdog bestelt. Nou, ik bén iemand die graag lekker eet. En als de vega-worst lekker is, dan is die lekker. En als de bacon er lekker bij is, dan is dat ook lekker”.
Zo redeneert Dijkhoff nog een poosje door en drie LinkedInnerige alinea’s verder is zijn bestelling een metafoor voor de ideale samenleving: „Links en rechts komen dichter bij elkaar als we niet eisen dat de ander tot het uiterste gaat.”
Alsof het gaat over katholieken en protestanten in het Belfast van de jaren tachtig, wil Dijkhoff bruggenbouwer zijn tussen vleeseters en vegetariërs. Dat punt maakt hij vaker; in 2020 vertelde hij al aan de Volkskrant dat hij vegetarische hamburgers met echte bacon eet. Daar kijken mensen heel gek van op, maar Dijkhoff vindt – schrik niet! – dat dat dus gewoon wél kan. Zijn tegeltjes-waardige conclusie destijds: „Als je er geen principe van maakt, wordt gedragsverandering makkelijker.”
Bacon was, zoals we dat in 2010 noemden: epic
Mark Rutte ging eens op de foto met een rundercarpaccio XXL en relativeerde zijn klimaatambities door te zeggen dat we „wel gewoon moeten kunnen blijven barbecueën”, maar de nieuwe garde richt zich nu dus op bacon. Dat voelt aan de late kant: rond 2010 was bacon een ware internet-rage, YouTubers maakten gigantische burgers met stapels bacon, er was baconmerchandise, er waren memes, bacon was, zoals we dat dan noemden: epic. Maar die hype is voorbij, dus wat willen VVD’ers in deze tijd uitstralen met dat gekoketteer met bacon?
Varkensvlees duikt ook al eeuwen op als symbool in religieuze en culturele conflicten. Nadat de islamitische Moren waren verdreven, controleerde de Spaanse inquisitie bijvoorbeeld al of mensen wel christelijk leefden. Omdat moslims en joden geen varkensvlees mogen, was het een teken van loyaliteit aan de christelijke overheerser als je het wel at. Het verhaal gaat dat er zelfs bewust reuzel (niervet van het varken) in koekjes werd verwerkt, zodat niemand een koekje zou weigeren behalve om religieuze redenen.
En die betekenis heeft varkensvlees altijd gehouden. In 2014 probeerde de extreemrechtse Franse politicus Jean-Marie Le Pen bijvoorbeeld schoollunches zónder varkensvlees voor moslimkinderen te verbieden. Bij extreemrechtse protesten bij moskeeën en AZC’s is de afgelopen jaren vaak bacon of ander varkensvlees meegenomen ter provocatie.
Als een politicus zo nadrukkelijk koketteert met welk product dan ook, dan wil-ie daar iets mee zeggen. En bacon heeft veel weg van de ultieme VVD-snack; van wat de partij wil uitstralen. Semi-luxe, maar toch voor iedereen, niet duurzaam, wel dierenleed en dus een beetje fout en misschien daarom juist extra lekker. Een guilty pleasure, zoals De Toppers in Concert of 130 op de snelweg. En zoals altijd berust elke gelijkenis met bestaande gebeurtenissen en/of personages uit extreemrechtse hoek op louter toeval.
„Mijn camera is mijn wapen, mijn kogels zijn geheugenkaarten.” Fotograaf Fatma Hassona zag die kaarten als haar manier om zichzelf te beschermen, om de wereld te laten zien wat er in Gaza met haarzelf en anderen gebeurde. „Met dit wapen verdedig ik mezelf en zorg ik ervoor dat mijn familie niet vergeten wordt.”
Ze vertelt het in een interview met Quds News, een Palestijnse omroep voor jongeren, net nadat elf van haar familieleden omkwamen bij een Israëlische luchtaanval in januari van 2024. Afgelopen woensdag kwam Hassona zelf om het leven – ook bij een Israëlische luchtaanval, op haar huis in Gaza-Stad. Samen met Hassona overleden negen van haar familieleden.
Sinds 7 oktober 2023 documenteerde Hassona de realiteit van Israëlische aanvallen op de Gazastrook: mensen die tussen verwoeste gebouwen door lopen, die tapijten gebruiken om de gebroken ramen van hun huizen af te dekken, de geblakerde gevel van het Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-Stad – foto’s die ze plaatste op haar Instagram-pagina, begeleid door Dust van Hans Zimmer.
Maar ze liet ook zien hoe het dagelijks leven van Palestijnen doorgaat. Met een portret van de pottenbakker die tussen de bombardementen door zijn kommen glazuurt. Jongens die voetballen op straat, vrouwen die uit het raam naar de zonsondergang kijken, een bezoek aan de markt. Lachende mensen die tijdens het bestand met Israël terugkeerden naar hun huizen in het noorden van de Gazastrook.
Hassona wordt in berichten over haar overlijden ‘The eye of Gaza’ genoemd – degene die alles zag op een plek waar journalisten schaars zijn. Omdat Israël buitenlandse verslaggevers niet toestaat verslag te doen, en omdat het voor journalisten in de Gazastrook levensgevaarlijk werk is. Sinds oktober 2023 kwamen in Gaza meer dan honderdzeventig journalisten om het leven. De foto’s die ze maakte kwamen op haar eigen sociale media-kanalen, maar ook in internationale media waaronder The Guardian terecht.
Fatima Hassouna
Foto uit de documentaire Put your soul on your hand and walk van Sepideh Farsi
Documentaire op Cannes
Foto’s die Hassona op haar Instagram-pagina deelde vóór 7 oktober 2023 laten iets zien van haar eigen leven. Ze deelt portretten van familieleden, van de trouwerijen en verlovingen die ze als jonge vrouw al fotografeerde. Hoe ze een boek leest op de campus van een technische hogeschool in Gaza-Stad waar ze studeerde. Ze deelde foto’s van haar afstuderen, in juli 2023.
Haar persoonlijke benadering behoudt ze wanneer ze plotseling oorlogsfotograaf wordt. In mei 2024 plaatst ze een video die gemaakt is op het dak van haar huis, een plek waar ze altijd graag zat. „Ik zat hier tussen de vele prachtige gebouwen en groene gebieden die mijn ogen rust gaven. Vandaag zit ik hier en overal om me heen is verwoesting. Het groen is grijs geworden, maar dat is oké. Ik kan blijven zitten zolang mijn ziel hier is”, schrijft ze erbij.
Hassona is het onderwerp van de documentaire Put your soul on your hand and walk van de Frans-Iraanse regisseur Sepideh Farsi. Een dag voor Hassona’s overlijden belde Farsi haar op met het nieuws dat de film op het filmfestival in Cannes vertoond zou worden in mei. De documentaire is gebaseerd op videogesprekken tussen Farsi en Hassona, waarin de fotograaf laat zien hoe haar leven in Gaza eruit ziet.
Huwelijk in april
Tijdens hun laatste telefoongesprek had Farsi Hassouna uitgenodigd om naar Cannes te komen, vertelde ze donderdag aan de Amerikaanse nieuwssite Deadline. „Ze zei: ‘Ik wil wel komen, maar ik moet terug naar Gaza. Ik wil Gaza niet verlaten’.” Toen het Israëlische leger de bewoners van het noorden van de Gazastrook had opgedragen om te evacueren, had Hassona geweigerd te vertrekken.
Farsi vertelt over Hassona’s zus, die zwanger was. „Twee dagen geleden liet ze me in een videogesprek nog haar buik zien.” De documentairemaker zegt dat Hassona zich een paar maanden geleden had verloofd. Eind april zou ze trouwen.
Het Israëlische leger zegt dat het huis van Hassona gebombardeerd werd omdat er een Hamas-lid woonde. „Onzin”, zegt Farsi. „Het is helemaal onwaar. Ik kende de hele familie.”
Op haar Facebook-pagina, waarop ze dagboekstukjes schreef over vrienden, passages over de dood bij haar foto’s van nabestaanden die huilen, schreef Hassona vorige zomer ook over haar eigen dood, „die onvermijdelijk is”. „Als ik sterf, wil ik een luidruchtige dood”, staat er. „Ik wil geen nieuwsflits zijn, of een nummer in een groep. Ik wil een dood waarvan de wereld zal horen, een nalatenschap die voor altijd blijft bestaan – dat het verstrijken van de tijd mijn foto’s niet kan begraven.”
Wie het kleine tekstje bij het interview met vredesactivist Jakob de Jonge (‘We hebben ons heel erg opgesloten in onze versie van de werkelijkheid’, 11 april) las, zag de contouren van een wolk van ongenoegen: De Jonge, stond er, „is van mening dat zijn ‘goede naam wordt aangetast’ door de wijze waarop NRC hem karakteriseert: als ‘een ordinaire Poetin-fluisteraar’, ‘wat ik absoluut niet ben’.”
De geïnterviewde beschreef zijn onvrede veel uitgebreider op LinkedIn, waarin hij stelde dat het interview feitelijk een opiniestuk was waarin de auteurs, Hugo Schiffers en Simone Peek, „een uiterst gekleurd verslag van mijn opvattingen weergeven en mijn woorden inzetten voor hun eigen agenda”. Nadat De Jonge inzage had gekregen in een conceptversie had hij „zijn toestemming voor publicatie per direct ingetrokken”; later had hij zich ook – zonder resultaat – tot de hoofdredactie gewend. Drie dagen na de publicatie van de post op LinkedIn meldde hij zich bij de ombudsman.
De Jonge is een van de oprichters van De Nieuwe Vredesbeweging, een samenwerkingsverband van zo’n twintig organisaties die vinden dat het publieke debat wordt overheerst door oorlogsretoriek. Het interview (niet namens de organisatie, maar op persoonlijke titel gegeven) gaat in de eerste plaats over zijn visie op de oorlog in Oekraïne. Daarbij worden zijn feitelijke beweringen weersproken door de interviewers, die herhaaldelijk constateren dat wat hij zegt, overlapt met Russische propaganda. Dat geeft het interview trekken van een twistgesprek met niet opvattingen, maar feiten als inzet. De Jonge bevestigt de in het verhaal afgedrukte citaten, maar hij vindt dat de tekst geen eerlijke weergave biedt van het gesprek en voelt zich in de val gelokt. „Ik had niet ingetekend voor een factcheck.”
Hoe kwam het verhaal tot stand? In maart bezocht buitenlandredacteur Schiffers – hij had weekenddienst – een bijeenkomst van vredesactivisten in Amsterdam met het doel om korte portretten van enkele aanwezigen te maken. Daar zag hij uiteindelijk vanaf omdat het hem opviel dat er op de bijeenkomst nogal wat beweringen werden gedaan over de oorlog in Oekraïne die hem discutabel voorkwamen. In plaats daarvan verzocht hij De Jonge in een korte mail om een interview over zijn vredeswerk; in tweede instantie liet hij weten dat zijn collega Peek – die dagelijks verslag doet van de oorlog, geregeld vanuit Oekraïne zelf – mee zou komen. Zij zou, beter dan Schiffers zelf, in staat zijn al tijdens het gesprek de uitspraken van De Jonge te wegen. Journalistiek is immers geen doorgeefluik.
De Jonge ontving een paar dagen voor publicatie de concept-tekst, schrok naar eigen zeggen van het resultaat, en schreef dat hij niet wilde dat het werd gepubliceerd. (Dat laatste is overigens iets waar een geïnterviewde niet over gaat.) Daarna stuurde hij een groot aantal opmerkingen over de tekst. Schiffers en Peek wilden die gebruiken om passages aan te passen, maar dat wilde de De Jonge niet, ondanks een extra aanmoediging om concrete wijzigingsvoorstellen te doen. Zijn bezwaar gold immers het hele verhaal. Dat deed volgens hem geen recht aan het gesprek en besteedde bovendien overmatig veel aandacht aan drie jaar oude tweets over het bloedbad in Boetsja. Nu zijn die inderdaad oud, maar in het gesprek verdedigt De Jonge elementen uit die tweets – al zegt hij ook niet als „Boetsja-twijfelaar” bekend te willen staan.
Uit onder meer de correspondentie die beide partijen mij toonden, blijkt ook verschil van inzicht over wat betrouwbare bronnen zijn: voor De Jonge behoren media als de BBC en The New York Times – die bij NRC in hoog aanzien staan – daar niet noodzakelijkerwijs toe.
De discussie over feiten en propaganda maakte volgens De Jonge slechts een deel van het vier uur durende gesprek uit. Dat klopt uiteraard, maar uit de transcriptie ervan blijkt dat de ‘factcheck’-elementen op verschillende momenten terugkomen; het is niet zo dat een losstaand brokje dialoog ineens tot hoofdzaak is verheven. Wel begrijp ik zijn teleurstelling over het feit dat wat hij kwijt wilde – dat wie vrede wil, oog moet hebben voor het „veiligheidsgevoel” van de vijand – in het artikel een ondergeschikte rol speelt.
Daar staat tegenover dat journalisten zelf gaan over wat zij de hoofdzaak van een gesprek vinden, zoals ze ook niet vooraf hoeven te zeggen wat ze willen vragen. Wat dat betreft – en ook in het bieden van de kans om op het concept te reageren – hebben de auteurs zich gehouden aan de NRC Code.
Belangrijk genoeg
Wel blijft er nog een vraag van een andere orde over, namelijk hoeveel een lezer uiteindelijk met dit interview opschoot. Weinig, stelde een van hen in een ingezonden brief. Waarom iemand de eer van een interview gunnen om hem daarin dingen laten zeggen die vervolgens niet waar blijken? Is hij daar belangrijk genoeg voor? De Jonge is immers geen minister of machthebber, maar (slechts) de voorman van een vooralsnog niet bijzonder invloedrijke actiegroep.
Wat Schiffers en Peek betreft is De Nieuwe Vredesbeweging belangrijk genoeg: de organisatie figureerde eerder (met wisselend kritische insteek) op Radio 1, in The Economist, de Volkskrant, Trouw, bij de NOS en in Nieuwsuur. Ik had me ook heel goed kunnen voor kunnen stellen dat het kritische gesprek met De Jonge was verwerkt in een breder verhaal waarin de onmiskenbaar losse omgang met de feiten één van de elementen was. Volgens Peek had juist zo’n aanpak een weinig concreet verhaal opgeleverd: „Een vraaggesprek is volgens mij juíst een goede manier om te laten zien hoe deze manier van denken er in de praktijk uitziet.”
In deze grimmige tijden is er ogenschijnlijk weinig positiefs om ons aan vast te klampen. In de bovenstroom, de voor iedereen zichtbare en dominante trends, zijn de golven hoog en wild, met oorlogen, geopolitieke machtsverschuivingen, handelsconflicten, voortwoekerend populisme, autocratische leiders, voelbare klimaatverandering, strijd om kritieke grondstoffen en democratieën die worden bedreigd. Wie alleen naar de bovenstroom kijkt, scheert over de diepere lagen heen van de onderstroom, waar contra-trends ontstaan die zich onder de radar afspelen en die de kiemen vormen voor de toekomst. Naar schatting werken bijna 1 miljard mensen over de hele wereld in stilte aan een betere, schonere en gezondere wereld.
Mensen zoeken elkaar op en verenigen zich in gemeenschappen op lokaal niveau om hun eigen schone energie op te wekken, voedsel te verbouwen, voor elkaar te zorgen, eigen scholen te stichten en hun eigen leefomgeving in te richten. Zo zijn er in Nederland al zo’n 700 energiecoöperaties, heeft een derde van de huishoudens zonnepanelen (dat zijn 2,6 miljoen woningen) heeft 16 procent van de huishoudens een warmtepomp en wekken we meer dan 50 procent van de stroom duurzaam op. Na een lange aanloop gaat de energietransitie sneller dan ooit, niet alleen in Nederland maar wereldwijd. Deze mondiale onderstroom wordt ook wel The Commons genoemd – gemeenschappelijke gronden en middelen – een snel groeiende beweging van onderop die voor velen onzichtbaar is maar snel aan kracht wint.
De onderstroom beïnvloedt de bovenstroom. Niet de golven bepalen het ritme van de toekomst, maar de onderstroom en daarin gebeuren mooie, hoopvolle dingen. Hoe groter de chaos in de bovenstroom, als markering van een verandering van tijdperk, hoe krachtiger de onderstroom wordt, die uiteindelijk de invulling vormt van een nieuwe tijd. In schijnbaar hopeloze tijden is er meer dan ooit behoefte aan hoop en die is te vinden in de onderstroom, voor wie goed en scherp kijkt. Empirisch is aangetoond dat als 20-25 procent van de mensen actief bijdragen aan een transitie, er sprake is van een kantelpunt, een onomkeerbare ontwikkeling.
Vader en dochter van de fotograaf legen de Rommelslokker, een initiatief van Kasper Heineke om zwerfvuil tegen te gaan.Foto Marloes Heineke
Bezien we de onderstroom in Nederland, dan zien we inmiddels tal van inspirerende, sprankelende initiatieven. Uit recent onderzoek van de Universiteit van Wageningen blijkt dat Nederlanders zich massaal inzetten voor de natuur. Van de volwassen Nederlanders heeft het afgelopen jaar 34 procent zichvrijwillig ingezet voor natuur en groen, dat zijn 5 miljoen mensen! Vergeet het beeld van de klassieke natuurvrijwilliger, een oudere man met een verrekijker en een passie voor natuurbehoud: de moderne natuurvrijwilligers komen uit alle leeftijdsgroepen en hebben diverse achtergronden. Het gaat dus om een diversiteit aan mensen die van alles doen, zoals zwerfafval opruimen, buurttuinen en groenstroken onderhouden en het geven van natuurwandelingen en rondleidingen.
Bouwen met vlas
Steeds meer burgers kopen in collectieve vorm landbouwgrond op voor natuurvriendelijke voedselproductie. Ook ontstaan steeds meer gebiedscoöperaties voor natuurinclusief boeren en grondcoöperaties waarin burgers en boeren samenwerken om natuurvriendelijker te produceren. In Flevoland hebben bij Zeewolde tweehonderd boeren samen met burgers geïnvesteerd in het grootste windpark op land, waaruit zij de winst verdelen.
In de bouw timmert de Gideonsbende stevig aan de weg om de bouw sneller te verduurzamen en stimuleert het programma Building Balancebiobased bouwen. Zo zijn er al 22 regionale coalities gesmeed tussen boeren en bouwers om vezelgewassen als hennepstro, miscanthus en vlas te telen en ze in de bouw toe te passen als isolatiemateriaal en om nieuwe woningen van te bouwen.
In 2025 worden er naar verwachting 2.500 biobased nieuwbouwwoningen gerealiseerd en zijn er 2.600 biobased renovaties gepland, vooral bij woningcorporaties, in totaal dus zo’n 5.000 biobased woningen (nieuwbouw + renovatie). Absolute regionale koploper is Friesland, met tientallen hennepprojecten, honderden nieuwbouwwoningen van hennep en binnenkort de eerste vezelhennepfabriek van Europa, waar isolatiemateriaal van hennep wordt gemaakt. Biobased bouwen geeft de landbouw een nieuw perspectief en boeren een nieuw verdienmodel, met hulp van tijdelijke subsidie, en bouwers een nieuwe markt, zodat iedereen wint. En bij biobased bouwen op grote schaal creëren wij in Nederland een aanzienlijke CO2-opslag, door het vermijden van traditionele bouwmaterialen als beton, cement en staal en CO2-opslag in biobased woningen en gebouwen. Dat kan in 2035 oplopen tot zo’n 7 megaton CO2-reductie per jaar, ongeveer 34 procent van de jaarlijkse uitstoot van de bouwsector en zo’n 4,5 procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot.
Foto Marloes Heineke
In de zorg is al jarenlang een beschaafde opstand gaande van zorgprofessionals die weer zeggenschap willen krijgen over hun beroepsveld. Mantelzorgers, apothekers, huisartsen, specialisten en verpleegkundigen, hebben zich verenigd in tal van initiatieven om de zorg menselijker, eenvoudiger en goedkoper te maken. Zij zien een zorginfarct op zich afkomen en komen in actie om een systeemcrisis af te wenden.
Agora-scholen
Ook in het onderwijs brandt het vernieuwingsvuur, met honderden initiatieven van onderop en de onderwijsvernieuwingsbeweging United4Education. Onderwijsvernieuwers zien dat de wereld sneller verandert dan het onderwijs en dat het onderwijs zich daartoe dient te verhouden. De grote thema’s van deze tijd als klimaat, energie, circulariteit, voedsel, ongelijkheid, en vrede en veiligheid, zouden centraal moeten staan op scholen, met meer ruimte voor de docenten en het kind centraal.
Een mooi voorbeeld van onderwijsvernieuwing is het Agora-concept, een revolutionair onderwijsconcept wat in de eerste jaren op veel weerstand stuitte bij de onderwijsinspectie, scholen, ouders en docenten en zelfs leerlingen. In dit systeem is ieder kind uniek, heeft een eigen leerroute en wordt door vijf werelden gegidst: de wereld van de wetenschap, kunst, samenleving, spiritualiteit en de sociaal-ethische wereld. De persoonlijke ontwikkeling van het kind staat centraal, maar kinderen ontwikkelen zich samen en leren van elkaar. Kennis wordt niet zozeer aangeboden aan kinderen; zij creëren zelf kennis vanuit de vragen die zij stellen. De docent begeleidt dit leerproces zodanig dat de juiste diepgang wordt bereikt en dat de kinderen vaardigheden leren die nodig zijn voor een leven lang leren. Leerlingen ronden hun school af met een regulier diploma, maar dat is maar een deel van de competenties die kinderen zich eigen maken. Er zijn inmiddels meer dan dertig Agora-scholen, van basisscholen tot voortgezet onderwijs, van vmbo tot vwo.
Kortom, het bruist van de positieve energie in de onderstroom. Er is veel meer bereidheid onder mensen om dingen aan te pakken dan wij denken en die beweging van onderop groeit gestaag. De onderstroom bestaat uit mensen die nieuwe antwoorden zoeken voor de uitdagingen van onze tijd. Ze bouwen aan andere vormen van ondernemen, wonen, landbouw, energie, zorgen, besturen en samenleven. Deze onderstromers wachten niet op toestemming, denken voorbij het bestaande systeem en handelen vanuit betrokkenheid, urgentie en verbeeldingskracht. Dat maakt de onderstroom geen randverschijnsel, maar de toekomst in wording.
Foto Marloes Heineke
Een menselijker systeem
Al deze initiatieven in de onderstroom hebben één ding gemeen: zij representeren de zoektocht naar een ander, menselijker, duurzamer, natuurlijker, democratischer systeem, waarbij mensen echt gezien en gehoord worden. Veel mensen zitten klem tussen de bureaucratie van de overheid en de kilte van de markt, en dat is geen comfortabele positie. Daarom nemen zij het heft in handen en laten zien hoe het wel kan, vanuit hun hart en vanuit waarden als samenredzaamheid, vertrouwen, compassie, verbondenheid en liefde.
Mensen zijn het vigerende cynisme en pessimisme zat, zijn gefrustreerd door falend overheidsbeleid en willen laten zien hoe het wél kan vanuit andere, positieve waarden. Er komen ook steeds meer sociale ondernemingen, bedrijven die niet de winst maar een maatschappelijk doel vooropstellen. In een wereld die wordt gedomineerd door ratio en kortetermijnwinst, groeit het besef dat echte transformatie begint bij onszelf.
Er is al het nodige onderzoek gedaan naar de onderstroom, zoals door Tine de Moor, hoogleraar Sociale Ondernemingen en Instituties voor Collectieve Actie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en initiatiefneemster van CollectieveKracht. Zij heeft aangetoond dat na elke systeemcrisis het aantal collectieve burgerinitiatieven opvlamt. Ook blijkt dat de onderstroom snel groeit, maar wel gevoed moet worden, want onderstromers lopen tegen allerlei problemen aan, zoals wet- en regelgeving, of gebrekkige medewerking vanuit gemeenten. De overheid zou deze beweging van onderop juist moeten faciliteren. Onderstromers willen samen iets aanpakken vanuit vertrouwen, maar stuiten op gestold wantrouwen bij de overheid. Ze streven naar autonomie en willen als gemeenschap met elkaar dingen regelen daar waar de overheid het laat liggen. Ze willen de overheid dus juist helpen in plaats van voor de voeten lopen, maar zo wordt dat door de overheid helaas niet gepercipieerd.
De brede beweging van onderop moet zichtbaar worden en een eigen platform krijgen. Op een oproep op LinkedIn om mee te doen met de onderstroom, kwamen duizenden reacties van mensen die al aan de slag waren met vernieuwende projecten en initiatieven. Daarom hebben Manon van Leeuwen, Tijmen van den Heuvel en ik onlangs een virtueel podium gelanceerd, Onderstroom.org, waarop we in kaart willen brengen hoe die onderstroom eruit ziet, welke mensen daarin actief zijn, wat voor initiatieven kunnen bijdragen aan een systeemverandering en wie de potentiële leiders zijn van de onderstroom. Er is plek voor initiatieven op het gebied van energie en klimaat, voedsel en landbouw, gezondheidszorg, onderwijs, kunst, samenleving, en democratie.
Informele macht
De onderstroom bevat een aanzienlijk potentieel aan leiderschap van mensen die tegen de bovenstroom in roeien en langdurig grote inspanningen moeten verrichten om doorbraken te realiseren. Samen vormen zij een informele macht die nauwelijks een stem krijgt in Nederland omdat ze niet in de positie is om deel te nemen aan de besluitvorming. De ervaring leert dat de formele macht nogal behoudend is en hindermacht vertoont als het om systeemverandering gaat, terwijl de informele macht vooruitstrevend is en veranderkracht heeft, zoals beschreven door Flor Avelino in haar proefschrift Power in Transition. Deze informele macht is heel belangrijk in tijden van chaos, maar wordt schromelijk onderschat en het wordt tijd dat zij serieus wordt genomen.
Foto Marloes Heineke
Het samenbrengen van de formele en informele macht kan verfrissend werken aan overlegtafels over transities die in de regel vastlopen. Neem het landbouwakkoord dat er nooit is gekomen, omdat van de 50 partijen aan tafel er zeker 45 de huidige intensieve landbouw wilden behouden. Stel je voor dat grond- en gebiedscoöperaties zouden mogen aanschuiven, waarin burgers en boeren al samenwerken om natuurvriendelijke en regeneratieve landbouw te bedrijven. Het zou een antwoord kunnen zijn op het eeuwige gepolder, wat zijn waarde heeft gehad, maar niet werkt bij transities, omdat dan juist scherpe, gedurfde keuzes nodig zijn in plaats van compromissen.
We moeten niet naïef zijn, want ook in de onderstroom gebeuren lelijke dingen en gaat het er soms grimmig aan toe, met extremisten aan linker- en rechterzijde. Maar wij richten ons op het mooie en hoopvolle in de onderstroom, want transities lukken nooit vanuit pessimisme en cynisme, maar wel vanuit hoop, optimisme en vertrouwen.
De onderstroom is nu nog kwetsbaar en ongeorganiseerd, maar groeit snel en wordt uiteindelijk mainstream, zo leert de transitielogica. Het zorgt voor druk op bedrijven en overheden om de omslag echt te maken. De indirecte impact van de onderstroom is groter dan de directe impact, alleen zien veel onderstromers dat niet. Veel mensen denken dat persoonlijke keuzes en acties weinig uithalen om systeemveranderingen te realiseren, maar die lijden aan de illusie van machteloosheid. Wij zijn het systeem en systeemverandering begint juist met persoonlijke acties en keuzes. Dus als mensen de illusie van machteloosheid van zich afwerpen kan dit een betekenisvolle beweging worden met grote impact.
Je kunt er laatdunkend en cynisch over doen, maar bedenk: wat nu groot is ontstond ooit klein. Dus blijf niet staan kijken en afwachten, maar doe mee met de onderstroom en maak hem sterker. Want er komt een moment dat je kinderen of kleinkinderen aan je vragen: „Waar waren jullie toen onze toekomst werd bepaald, wat hebben jullie toen voor ons gedaan om die wereld beter achter te laten?”
Er zijn de afgelopen weken in Gaza anti-Hamasdemonstraties geweest. Op verschillende plaatsen hebben tal van Palestijnen geprotesteerd. De betogingen zijn betrekkelijk klein, maar ze hebben steun uit Israël en van de Palestijnse Autoriteit gekregen en aanzienlijke media-aandacht getrokken, vooral van westerse media. De protesten worden beschreven als een substantiële, spontaan gegroeide beweging tegen Hamas, dat het nu in Gaza voor het zeggen heeft. Maar is dit de gehele werkelijkheid? Wie zitten er echt achter deze demonstraties en wat zal hun toekomstige betekenis zijn?
Het antwoord is complex. Het is essentieel dat dit niet de eerste keer is dat Palestijnse burgers van Gaza tegen Hamas en zijn beleid demonstreren. Ook in 2017, 2019 en 2023 waren er georganiseerde burgerprotesten. Het belangrijkste protest begon in 2019 met de oprichting van de Badna Naish-beweging. Dit was een initiatief van onderaf, om economische vrijheid te bevorderen en het leven van de inwoners van de Gazastrook te verbeteren. De doelen waren onder meer vermindering van de werkloosheid, verlaging van de belastingen en de aanpak van andere financiële vraagstukken. De beweging kreeg al snel duizenden volgers, met als gevolg wijdverbreide protesten in de hele Gazastrook. In die tijd riep zij op tot vervanging van de Hamas-regering. De heersende Israëlische stelling dat de inwoners van Gaza nu alleen maar protesteren om de oorlog te beëindigen – en niet uit teleurstelling over het beleid van Hamas – is dan ook ongegrond.
Bang voor vergelding
De demonstraties zijn nog altijd gaande, al is het anti-Hamas-sentiment bij deze protesten vrij minimaal en heeft het geen serieuze publieke steun gekregen. Prominente figuren uit de Palestijnse gemeenschap in Beit Lahia, in het noorden van Gaza, hebben zelfs een verklaring opgesteld waarin elke aanval op het ‘Palestijnse verzet’ werd veroordeeld – waarmee met name op Hamas werd gedoeld.
De meeste borden en leuzen tijdens deze betogingen richten zich op beëindiging van de oorlog, een einde aan de genocide en de verstrekking van humanitaire hulp. U vraagt zich misschien af waarom dit zo is. Het antwoord is simpel: kritiek op Hamas wordt vaak gezien als kritiek op het ‘Palestijnse verzet’ in het algemeen. Daardoor kunnen betogers met zware persoonlijke en sociale gevolgen te maken krijgen. Veel mensen zijn bang voor vergeldingsmaatregelen van Hamas, maar ook voor sociale sancties en straffen. Daarom is de verwachting van een massale Palestijnse opstand tegen Hamas in Gaza een onrealistische en onmenselijke verwachting.
Ik probeer niet te ontkennen dat de Gazanen uitgeput, uitgehongerd en gebroken zijn en ik weet zeker dat er mensen in Gaza zijn die een eind aan het bewind van Hamas willen maken. Berichten wijzen ook uit dat enkele protesten zijn geïnitieerd door oud-medewerkers van de Palestijnse Autoriteit, die wordt geleid door Fatah, de aartsrivaal van Hamas, als onderdeel van zijn streven de heerschappij over de Gazastrook terug te krijgen.
Waarom zijn Palestijnse levens nu afhankelijk van hun vermogen Hamas te veroordelen?
Criminele bendes
Andere berichten doen vermoeden dat criminele bendes onder het oog van het Israëlische leger humanitaire hulp hebben gestolen en chaos creëren, zodat ze hun illegale activiteiten kunnen voortzetten. Sommigen beweren zelfs dat het feit dat Hamas-militanten de demonstranten niet hebben aangevallen suggereert dat Hamas achter deze protesten zou zitten. Ik ben het met hiermee oneens: deze protesten hebben Hamas geen onmiddellijke en aanzienlijke schade toegebracht en bedreigen evenmin de zeggenschap over de veiligheid en het bestuur in het gebied.
Maar deze protestbeweging loopt wel gevaar – niet alleen omdat Hamas die elk moment kan neerslaan, maar ook omdat ze geen duidelijke doelen heeft, geen eenduidig leiderschap dat volgende stappen voorbereidt en brede steun ontbeert.
Veel Palestijnse deskundigen en journalisten beweren dat het welslagen van dit protest afhangt van het vermogen een bres te slaan in het heersende Hamas-verhaal, dat nog altijd „heel Gaza Hamas is”. Dit betekent dat alle Palestijnse inwoners van Gaza de organisatie steunen en er blindelings achter staan. Ten eerste is dit feitelijk gezien onjuist , want Hamas kwam in 2006 aan de macht dankzij de stemmen van ongeveer 44,5 procent van de Palestijnen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever en dus heeft de helft van de Palestijnen helemaal niet voor Hamas gekozen.
Ten tweede zijn de meeste slachtoffers van de genocide die op het ogenblik in Gaza plaatsvindt geboren in een werkelijkheid waarin Hamas over Gaza heerste en waren zij niet bij de machtsovername in 2006 betrokken. Dus de Palestijnen in Gaza hebben allang het narratief doorbroken dat ze allemaal blindelings Hamas-aanhangers zijn.
Op politiek niveau is dit verhaal gevaarlijk omdat deze deskundigen mijns inziens zijn meegegaan in het heersende Israëlische verhaal dat heel Gaza Hamas steunt en dat er daarom in Gaza geen onschuldige mensen zijn. Het is ook gevaarlijk omdat het de beëindiging van de uitroeiing van de Palestijnen in Gaza afhankelijk stelt van hun vermogen om aan Israël te bewijzen dat ze geen bloeddorstige „Hamasniks” zijn. Hoe zouden de inwoners van Gaza dit moeten bewijzen?
Pionnen
Hoewel de Palestijnen herhaaldelijk aan de Israëlische regering en de wereld hebben laten zien dat „Gaza niet Hamas is”, worden ze nog steeds door het Israëlische leger afgeslacht. Dit roept een belangrijke vraag op: waarom is het nog altijd een belangrijke kwestie om het heersende Israëlische verhaal – dat „heel Gaza Hamas is” – aan te vechten? Waarom is dit een voorwaarde voor beëindiging van de oorlog en verstrekking van humanitaire hulp? En waarom zijn Palestijnse levens nu afhankelijk van hun vermogen Hamas te veroordelen en uit de Gazastrook te verdrijven, vooral als Israël daar zelf niet in is geslaagd? Het antwoord is eenvoudig: Israël ziet in dat dit een onrealistische verwachting is. De Palestijnen in Gaza missen de veiligheid, politieke structuur en sociale cohesie om dit verhaal succesvol te bestrijden. Israël beseft dit en misbruikt het vermeende ‘falen’ van de Palestijnen om Hamas te verdrijven, en bestempelt de inwoners van Gaza uiteindelijk als „Hamasniks”. Deze typering dient om de bombardementen, hongersnood, ontheemding en uitroeiing van de Palestijnse inwoners van Gaza te rechtvaardigen.
Als we iets willen doorbreken, is het beter om vraagtekens te zetten bij dit verhaal dat van de Palestijnen in Gaza pionnen maakt in een machtsgreep gericht op beëindiging van de oorlog en ontzetting uit de macht van Hamas. Dit perspectief gaat fundamenteel mank: de doorsnee Gazaan, die gesloopt is door deze vernietigingsoorlog, is niet in staat Hamas te verdrijven, zijn onderwerping af te dwingen of zijn invloed te verminderen.
Bovendien zijn de protesten niet bij machte het grote publiek los te maken van het beeld dat Hamas het enige Palestijnse verzet vertegenwoordigt. De Gazaan wordt vaak afgeschilderd als een onrealistische held, terwijl hij in werkelijkheid vaak niet meer is dan een machteloze toeschouwer.
Het tulpenveld is door de selfie een van de bekendste attracties voor toeristen in Nederland geworden.
Het succes heeft een groeiend aantal selfiespots opgeleverd, die op zichzelf ook weer een trekpleister worden.
Waarom is dit genre zo succesvol?
Met alle aanwijzingen zou het eigenlijk makkelijk moeten zijn. De kunst is te doen alsof je er middenin staat. Alsof jij daar alleen tussen de bloeiende tulpen bent, alleen jij dat laatste verborgen paradijs van stralende kleuren hebt gevonden. Niemand hoeft te zien dat je gewoon op een keurig aangeharkt paadje loopt, dat speciaal voor deze suggestie tússen de tulpenvelden is aangelegd.
Steeds meer lijken het er te worden, nóg meer tulpen-, hyacinthen of narcissenveldselfies. In de Keukenhof, sinds eind maart weer geopend voor zijn jaarlijkse miljoen bezoekers, is er afgelopen jaren een „toenemend” aantal selfiespots en Instagram-hoekjes ontstaan, zoals zelfs The Guardian begin april waard vond om te berichten: de grote klomp waar je in kan staan, de bloemige boogvorm, de paadjes tussen de bloemen. Op de velden rondom Hillegom wordt de Tulip Barn (Tulpenschuur) in de plaatselijke media als ‘selfietuin’ aangeprezen, en heeft in de vier jaar van haar bestaan een decoratieve molen, een gekleurde omafiets en grote rode hartjes als kaders tussen de repen bloemen geplaatst.
Het succes van de selfies heeft de bollenvelden de afgelopen tien jaar van oubollige attractie tot „one of the best Instagram spots in spring„ (DW, Duitse wereldomroep) gemaakt. De speciaal geïnstalleerde selfiespots zijn daarbij bedoeld om de stromen bezoekers te reguleren – te vaak werden bloemen vertrapt, te vaak werd over hekjes geklommen – maar zijn op zichzelf ook een trekpleister geworden, en daarmee ook alweer een cliché op zichzelf. Het toeristenbureau geeft tips online, de Keukenhof heeft selfiereclames bij de Dam in Amsterdam opgehangen. Het is nieuw Nederlands cultuurgoed; Rembrandt, Red Light District, tulpenveldselfie.
Dus: waarom is uitgerekend dit genre zo succesvol?
Een toerist maakt een selfie in de bloemenvelden. Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP Bezoekers maken een selfie tussen de bollenvelden in Lisse. Foto Rob Engelaar
Boodschap
Echt verrassend zijn ze niet, de tips die holland.com ervoor geeft, maar wel veelzeggend. Denk aan een goede belichting, de juiste kadrering, en natuurlijk: „Vergeet niet vrolijk te lachen.” Want: niet de bloemen, maar het eigen gezicht staat hier uiteindelijk centraal – de bloemen zijn het decor voor jezelf.
Is de lach vrolijk genoeg? Je kan het zelf controleren. Het succes van selfies begon vijftien jaar geleden toen er twee technische mogelijkheden samenkwamen: de smartphone met frontcamera en smartscreen na 2010, en de opkomst van Instagram na 2012. Voor het eerst kon een zelfportret worden gemaakt terwijl je zelf op het schermpje kon controleren hoe je eruit zag – en het goedgekeurde beeld kon je daarna direct de wereld in sturen.
Een selfie is dus ontstaan als een vorm van communicatie, als een boodschap aan de wereld via een afbeelding van je gezicht. De Duitse psycholoog Martin Altmeyer heeft een mooie verklaring voor het succes ervan: de selfie is volgens hem niet ontstaan uit narcisme – narcissis-stick, zoals de selfiestick rond 2014 ook wel cultuurkritisch in Amerikaanse media werd genoemd – maar juist uit te wéinig eigenliefde. De selfie verklaart hij met het verlangen gezien te worden, met de behoefte aan resonantie in een vaak anonieme digitale wereld: ‘Kijk naar mij, zie dat ik besta.’
Alleen: hoe word je het best gezien? Om direct begrepen te worden moet de selfie zo helder mogelijk overkomen, schrijft kunsthistoricus Wolfgang Ullrich in zijn essay Selfie. Snel gaat het swipen, klein is het scherm, dus moet de selfie extra duidelijk zijn om goed over te komen. Binnen vijftien jaar zijn er daarom nieuwe, volgens hem ‘slapstick-achtige’ gezichtsuitdrukkingen, poses en decors ontstaan, die allemaal één kenmerk hebben: als je denkt dat ze overdreven zijn, je glimlach net te breed, je ogen net te twinkelend, de locatie nét te theatraal, dan is het precies goed voor de selfie.
Influencers bezoeken de Instagram Experience in Amsterdam-Noord. Foto Evert Elzinga / ANP
Hoogspanningskabels
Als het verlangen om gezien te worden bij de selfie voorop staat, dan word je dankzij het perfecte bollenveldendecor nog net wat beter gezien. Met jezelf lachend voor de houten deco-molen tussen de tulpen of hyacinthen heb je de helderste toeristische boodschap: Nederland = tulpen + molens – het Hollandse equivalent van de selfie voor de Eiffeltoren in Parijs of voor de gletsjers in Zwitserland. Zoek je eerder een tijdloos beeld van pure idylle? Schuif dan even door op het paadje tussen de bloemen, doe net of die familie naast je of de vakantiestress in je er niet zijn, en suggereer een afgelegen paradijs van bloemen om je heen.
De bollenboeren begrijpen het verlangen, en passen hun velden aan voor de snelst werkbare boodschap
De bollenboeren begrijpen het verlangen, en passen hun velden aan voor de snelst werkbare boodschap. Platgetrapte tulpen, volle vuilnisbakken of hoogspanningskabels in de verte worden dankzij de aangegeven selfiespots vakkundig buiten beeld gelaten – behalve als de storende factor op zichzelf de boodschap is, dan mag je in een oversized klomp ironisch knipogen naar de toeristische gekte waar je aan meedoet.
En dan, als alles gereguleerd en ingekaderd is, lijken de velden ineens gemaakt voor het snelle swipen. De felle Mondriaan-kleuren, de bloemige Jugendstil-vormen en de scherpe abstracte vlakken van het tulpenveld lichten op het kleine scherm op, helder als boodschap en tegelijk lichtelijk desoriënterend. Ze zijn het real life-equivalent van dat wat de selfiestudio’s proberen op te roepen, met hun kamers met roze ballenbaden en grappig bedoelde props: herkenbaar, maar tegelijk nauwelijks realistisch – larger than life, en daarom precies goed.
Een briljant staaltje campagnepolitiek. Zo is de wanvertoning rondom de deze week uitonderhandelde Voorjaarsnota met een cynische blik nog het best te omschrijven. Na een marathonsessie van 25 uur onderhandelen (lees: heroïek) kwamen de afgematte fractievoorzitters woensdagochtend uit het ministerie van Financiën gelopen. Allemaal met cadeautjes in hun mandje voor de eigen achterban. Extra geld voor defensie voor de VVD, boeren, spoor en wegen voor BBB, een ‘boodschappenbonus’ (eigenlijk een hogere huurtoeslag) voor de PVV en iets met bestaanszekerheid voor NSC. Er werd voor miljarden verspijkerd om al dit moois veilig te stellen. Wie de rekening daarvoor betaalt, bleef daarna dagenlang onduidelijk. Op zijn zachtst gezegd een onwenselijke situatie.
De jaarlijkse begrotingscyclus is bij uitstek gebaat bij controleerbaarheid, transparantie en een ijzeren ritme. Anders dan politieke botsingen over ideologie, heeft de begroting daadwerkelijk effect op de economische stand van het land. Toegeven aan de wensen van de een, leidt vaak tot een verslechtering van de positie van de ander. Gratis geld bestaat niet, en er gelden langjarige en Europese afspraken die de inkomsten en uitgaven van het rijk begrenzen. Een begrotingstekort is geen mening.
Dat dit kabinet daar de hand mee licht, blijkt wel uit het feit dat tot vorige week de Eerste Kamer nog goedkeuring moest geven aan een aantal departementale begrotingen voor het al vier maanden lopende begrotingsjaar. Met veel kunst- en vliegwerk kwam dat bijna allemaal goed, ook omdat sommige fracties in de senaat het domweg niet aandurfden een lopende begroting weg te stemmen. Chaos troef op financieel-economisch terrein.
Dat de onderhandelingen over de Voorjaarsnota deze week onder hoogspanning stonden, was geheel en al aan de coalitie zelf te wijten. Sinds de Miljoenennota van vorig jaar, zijn er voor vele miljarden aan wijzigingen aangebracht in de plannen. Deels door gewijzigde politieke inzichten (de btw op cultuur en media bijvoorbeeld), deels door tegenvallers (asiel) en deels door een veranderde werkelijkheid (defensie). Grote gemene deler bij de parlementaire behandeling van die onderwerpen was het gemak waarmee enerzijds een besluit werd teruggedraaid en anderzijds de rekening daarvoor werd doorgeschoven. De optelsom van al dat opportunisme was de gordiaanse knoop waarmee de Voorjaarsnota-onderhandelingen werden opgescheept.
Zo op het oog is het knap dat de vier partijen hun zelfgecreëerde probleem hebben weten op te lossen. Maar dat is schijn. De echt grote besluiten (klimaat, stikstof) zijn wederom doorgeschoven. Ook loopt het tekort meer op dan het Centraal Planbureau had berekend, omdat niet uitgegeven miljarden niet in ‘het saldo’ lopen, maar in latere jaren alsnog worden uitgegeven (de beruchte ‘kasschuif’).
Problematischer nog dan dat, is de manier waarop er onderhandeld is. De vier partijen kozen ervoor om alleen met minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) om de tafel te gaan, en andere bewindslieden buiten de gesprekken te houden. Het gevolg was dat zij donderdagochtend pas hoorden of zij er geld bij kregen of juist moesten inleveren. Het leidde tot verwarring en teleurstelling, niet alleen in de ministersploeg, maar ook bij bijvoorbeeld provincies die toegezegde gelden voor een Lelylijn zagen verdampen ten gunste van een Nedersaksenlijn en een paar N-wegen.
Wie inzoomt op de plannen, ziet dat ze wel degelijk pijn doen. De inkomstenbelasting gaat omhoog, net als de vermogensbelasting, het middelbaar onderwijs krijgt minder geld voor het helpen van kansarme kinderen, de werkloosheidsuitkering wordt met een half jaar ingekort, gratis kinderopvang uitgesteld, er verdwijnt 600 miljoen uit het Klimaatfonds en met de kaasschaaf moeten alle departementen de stijgende kosten voor inflatie deels zelf opvangen.
Het extraparlementaire experiment van deze coalitie loopt tegen zijn eigen grenzen aan, of is daar al doorheen. Het willens en wetens weghouden van vakministers, die met steun van hun ambtelijk apparaat wél weten hoe bezuinigingen of investeringen uitpakken, leidt tot ad-hoc-politiek die vaak meer kwaad dan goed doet. Visieloze koehandel zonder de echte consequenties daarvan te willen openbaren. Premier Schoof kon na afloop niets anders dan met zalvende woorden de eenheid benadrukken. Verder dan: „het kabinet is wederom net niet gevallen” lijkt hij niet te komen.
Wat resteert is het beeld van een coalitie die permanent in de campagnestand lijkt te staan. Het bedienen van de eigen achterban wordt boven het landsbelang geplaatst. Ook deze Voorjaarsnota is een toonbeeld van gestold wantrouwen: pakken wat je pakken kunt voordat de boel in elkaar stort. Zolang die dreiging boven elke onderhandeling hangt, blijven PVV, VVD, NSC en BBB vechten om electoraal aantrekkelijke kruimels. Het land is daar niet bij gebaat.
Aan de kust van Senegal trekt een fabriek van het Franse bedrijf Eramet traag over het zand. De enorme machine drijft op een zelf gecreëerd meer van opgepompt grondwater, en zuigt hectare voor hectare grote hoeveelheden zand op. Uit dat zand wint Eramet, via dochterbedrijf Eramet Grand Côte, hoofdzakelijk zirkonium en het mineraal ilmeniet, dat titanium bevat. In de afgelopen tien jaar heeft de fabriek een spoor van 23 kilometer achtergelaten dat vanuit de ruimte zichtbaar is.
Vrouwen met emmers en hout op hun hoofd lopen in het dorp Foth, Senegal.Foto Patrick Meinhardt/ AFPFoto’s Patrick Meinhardt/AFP
Maar de protesten tegen de mijnwerkzaamheden van Eramet nemen toe sinds vorig jaar april de nieuwe president, Bassirou Diomaye Faye, aan de macht is gekomen. Hij benadrukt de souvereiniteit van Senegal, en wil meer transparantie van, en controle over de mijnactiviteiten. Boeren aan de kust zeggen ontheemd te zijn door Eramet Grand Côte, lokale groepen beschuldigen het bedrijf van milieuvervuiling en klagen over de magere compensatie. Ze hebben inmiddels de handen ineengeslagen met reisorganisaties, en eisen een tijdelijke onderbreking van de mijnwerkzaamheden. In dorpen als Lompoul (bekend wegens z’n duinenwoestijn) staan borden langs de weg met de tekst ‘GCO Degage’. Vertaald: Grand Côte Operations (de voormalige naam van Eramet Grand Côte), rot op.
In een persbericht heeft Eramet begin januari alle beschuldigingen ontkend, en schrijft aan alle wetten en regels van het land en de strengste internationale mijnstandaarden te voldoen. Eind maart heeft het bedrijf een kantoor in Lompoul-sur-Mer geopend om de bevolking te informeren. Begin april is Eramet Grand Côte bezocht door een delegatie van Extractive Industries Transparency Initiative, een in 2002 gelanceerd internationaal initiatief voor goed bestuur bij de winning van delfstoffen.
De gigantische boorinstallatie zuigt duizenden tonnen mineraalzand per uur op, terwijl het vooruit beweegt over een kunstmatig meer dat is gecreëerd met water dat via pompen uit de diepe ondergrond wordt opgepompt. Momenteel snijdt het door de duinen van Lampoul een van de kleinste en mooiste woestijnen ter wereld een toeristische trekpleister vlakbij de eindeloze stranden van de Atlantische kust van Senegal.Foto Patrick Meinhardt/ AFP
De “grootste mijnbouwbaggeraar ter wereld” heeft hectare na hectare van de vruchtbare kuststrook opgeslokt waar de meeste groenten van Senegal worden verbouwd.
Wat op het eerste gezicht een gletsjer of een ijzige vlakte lijkt, blijkt plastic afval. In Guilty Trashures laat fotograaf Feli Hansen zien hoe iets vervuilends tegelijk bijna buitenaards mooi kan zijn.
„Soms vragen mensen me, terwijl ik op m’n buik met mijn camera voor een struik lig, of ik een bijzondere vogel zie”, vertelt Hansen (40) lachend. „Dan wijs ik naar een plastic zakje. De eerste reactie is vaak teleurstelling, maar daarna zie je nieuwsgierigheid opkomen en dan begint het gesprek.”
Hansen fotografeert al jaren, maar pas met Guilty Trashures ontstond haar eerste echte serie. „Ik wilde projectmatiger werken. Eerst dacht ik aan klimaatverandering, biodiversiteit – grote thema’s maar die moeilijk te vangen zijn in één beeld. Tot ik me realiseerde: ik kom zo vaak op het strand, en ik verbaas me elke keer weer over het afval.”
Het werd haar uitgangspunt. Niet de romantiek van mooie golven of een zonsondergang, maar de harde werkelijkheid onder onze voeten. „Veel mensen zien het afval niet meer, terwijl het er in zulke hoeveelheden ligt dat het me soms overweldigt.”
Hansen ging op pad met haar hond, haar camera, en een vuilniszak in haar fototas. Ze hanteerde bij het fotograferen een strakke regel: niets verplaatsen. „Een beetje draaien of vouwen mag, maar het moet blijven liggen waar het lag. Ik wil niet iets creëren dat mooier is dan de werkelijkheid.”
Dat die confronterend mag zijn, bewijzen de beelden. Ze lijken esthetisch: zachte kleuren, heldere lijnen, grillige vormen. Wie langer kijkt, ziet wat het werkelijk is. Mat doorzichtig folie doet denken aan gletsjers, blauwtinten als Scandinavische luchten. „Ik heb inmiddels favoriete kleuren zwerfafval. Dat is raar, toch?”
Ze maakte de serie in haar directe omgeving: het strand tussen Kijkduin en Monster, Delftse Hout of kleine windhoeken in Delft waar afval zich verzamelt. „Ik wilde dicht bij huis blijven, om de voetafdruk van het project klein te houden. En eerlijk is eerlijk: je hoeft echt niet ver te zoeken.”
Foto’s Feli Hansen
Soms ervaart ze frustratie als ze een strand ziet vol afval, maar niks bruikbaars voor de camera. En heeft ze een mooie vangst, dan voelt ze zich bijna schuldig. „Wat ik wil, is dat mensen niet langer gedachteloos voorbij lopen aan plastic. Ik wil dat ze twee keer naar mijn foto’s moeten kijken. Eerst: ‘Wat mooi’, en dan: ‘Wacht eens even, is dit afval?’”
Ze hoopt op een toekomst waarin ze dit werk niet meer hoeft te maken. „Ik zou willen dat ik er op een dag geen beeld meer uit kan halen. Dat ik zo moet zoeken naar plastic, dat het me niet lukt. Maar voorlopig kan ik deze serie in elke stad maken. Dat zegt eigenlijk alles.”