Toen het kabinet aankondigde dat er een landelijke uitkoopregeling zou komen voor veehouders, greep Arjan Duits zijn kans. Hij huurde iemand in om het papierwerk te doen en zodra het loket opende op 3 juli 2023 diende hij, als een van de eersten, zijn aanvraag in. „Boeren uit de omgeving lachten me uit, ze zeiden dat er toch niets van die regeling terecht zou komen”, zegt hij. „Maar alles is heel netjes verlopen, precies volgens afspraak.”
Ruim anderhalf jaar later liggen er grote hopen zwarte aarde en zand op de plek waar vorig jaar nog zijn twee grote stallen stonden, waarin hij 1250 kalveren hield. De rupskraan – een machine om grote en zware lasten mee te dragen, bijvoorbeeld bij bouwprojecten – die hij kocht om zijn geld mee te verdienen, staat er bovenop, langs de omheining staat een deel van het land nu onder water. „Daar komt nieuwe aarde in”, wijst Duits, die alles zelf sloopte en zijn hele terrein opnieuw gaat inrichten. Alleen aan het ingangshek hangt nog een verwijzing naar zijn tijd als boer. Daar hangt een poster van boerenbelangenorganisatie Agractie met daarop de tekst ‘stop de stikstofwaanzin’.
Die stoppersregeling kwam gewoon heel goed uit
De landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties, nog opgetuigd door het kabinet Rutte-IV, werd in het leven geroepen om snel de uitstoot van stikstof te verminderen. „Woest aantrekkelijk”, volgens toenmalige minister Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof, VVD), omdat het kabinet stoppers 100 procent van de waarde vergoedt, en piekbelasters zelfs 120 procent. Voor de regeling, die open stond tussen 3 juli 2023 en 1 december 2024, hebben zich bijna 1700 bedrijven aangemeld. In totaal zouden zo’n 13.000 bedrijven in aanmerking komen.
Duits was zo’n piekbelaster. Zijn terrein, aan de rand van Lunteren in Gelderland, ligt op negenhonderd meter van Natura-2000 gebied, in de gemeente Ede, waar het op een na hoogste aantal boeren zich aanmeldde om vrijwillig te stoppen. Voor hem speelt mee dat hij zich aan steeds meer regels moest houden. „Ik moest zóveel investeren om mijn stikstofuitstoot te verminderen, zoals luchtwasinstallaties op de verschillende stallen, om door te kunnen gaan. En om aan de eisen voor dierenwelzijn te voldoen had ik overal welzijnsvloeren moeten aanleggen”, zegt Duits. „In alle eerlijkheid: dat zag ik niet meer zitten. Die stoppersregeling kwam gewoon heel goed uit.”
De twee grote stallen zijn helemaal weggehaald. Alleen uitingen van Agractie herinneren nog aan zijn vroegere beroep als boer.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Voor veel boeren speelt mee dat ze ouder worden en het niet vanzelfsprekend is dat hun kinderen het bedrijf willen overnemen. Duits valt, als 43-jarige, niet in die categorie. „Ik heb mezelf gewoon eerlijk afgevraagd hoe ik de toekomst voor me zag. En ik ben gaan rekenen. Als piekbelaster ontvang ik 120 procent van de waarde van mijn bedrijf. Daardoor eindig ik nu met die rupskraan, die twee ton kostte, en een klein plusje op mijn rekening. Zo kan ik schuldenvrij helemaal opnieuw beginnen.”
Het was voor Arjan Duits nooit vanzelfsprekend dat hij boer zou worden. Hij groeide op als enige zoon van een kalverboer, maar was vanaf jonge leeftijd vooral gefascineerd door grote trekkers. „Alles wat bromde vond ik geweldig”, zegt hij. Hij hielp zijn ouders altijd met de jonge kalfjes, maar haalde zijn machinistendiploma en ging werken in de bouw. In 2014 besloot hij toch het bedrijf over te nemen en het boerenbestaan een kans te geven. „Ik bleek het hartstikke leuk te vinden.”
Duits laat een foto zien van zijn voormalige kalverenbedrijf. Foto Dieuwertje Bravenboer
Daarom heeft hij dubbele gevoelens over het stoppen. „Je geeft je bedrijf eigenlijk weg, ook al krijg je er geld voor,” zegt hij, „maar fysiek en geestelijk voelt het alsof ik het heb moeten afstaan.” Duits zit nu in de laatste fase van de regeling. Hij ontving 20 procent van het bedrag na zes weken en 60 procent nadat de dieren en de mest waren afgevoerd en de stal was gesloopt. De laatste 20 procent volgt als alles helemaal formeel is, met een akte van sluiting die moet worden ondertekend bij de notaris.
„Op papier moest ik 1193 kalveren inleveren, precies het aantal dat ik er op dat moment had staan,” zegt Duits. In ruil daarvoor kreeg hij een vergunning om een bedrijfshal te bouwen waar ook zijn rupskraan in past – onderdeel van de regeling is dat deelnemers 15 procent van de al vergunde ‘stikstofruimte’ mogen gebruiken voor ‘alternatieve economische activiteiten’.
Voor veel deelnemers aan de stoppersregeling kan precies dat laatste deel spannend worden. In december deed de Raad van State een uitspraak die er nu voor zorgt dat veel vergunningen niet meer kunnen worden afgegeven. De hoogste bestuursrechter oordeelde dat deze manier van stikstof verplaatsen door het binnen een bestaande vergunning te hergebruiken voor iets anders (het zogeheten intern salderen), niet meer mag en dat daarvoor nieuwe vergunningen nodig zijn.
Weekendje Center Parks
Hoewel die uitspraak ook met terugwerkende kracht tot 2020 geldt, maakt Duits zich geen zorgen. „Ik heb zwart op wit staan dat ik mijn bedrijfshal mag bouwen”, zegt Duits. „Ik ga ervan uit dat ik de daadwerkelijke bouwvergunning op grond daarvan ook krijg.”
Zijn terrein van twee hectare verhuurde hij aan een hoveniersbedrijf. In zijn huis, waar hij zelf werd geboren, kan hij blijven wonen. Als zelfstandig ondernemer verhuurt hij nu zijn kraan met zichzelf als machinist, voor sloop- of bouwwerkzaamheden door heel Nederland.
Ik ga ervan uit dat ik de daadwerkelijke bouwvergunning ook krijg
Die kant van deze ontwikkeling, dat Duits nu niet meer zeven dagen per week verantwoordelijk is voor levende dieren en een bedrijf dat nooit stopt, daar kan hij wel aan wennen. „Ik kon nooit zomaar een weekendje naar Center Parks met mijn gezin, dat kan nu wel.”
Als alles straks helemaal is afgewikkeld, mag Duits geen boer meer worden in Nederland en ook niet in andere Europese landen. Althans, hij tekende ervoor geen rundvee meer te mogen houden en zijn kinderen ook niet. „Maar als ik de kolder in mijn kop krijg en boven Groningen een kippenbedrijf koop met hondervijftigduizend leggen”, zegt hij, „dan is dat geen probleem”.
Materiaal dat uit de stallen kwam, ligt op een hoop en moet nog afgevoerd worden. Foto Dieuwertje Bravenboer
Lees ook
Stikstofuitspraak Raad van State kan probleem worden voor uitkoop van veehouders
Toen Sacha Gyapjas (23) New York voor het eerst bezocht, had de bruisende stad zó’n aantrekkingskracht op haar dat ze dacht: hier wil ik wonen en studeren. Het leek niet meer dan een wensdroom, want haar ouders hadden bij lange na niet genoeg geld om haar te sponsoren. In de Verenigde Staten betaal je al snel tienduizenden euro’s per jaar aan collegegeld.
Tot Gyapjas hoorde van het Fulbright-programma. Dat is een prestigieus beurzenprogramma voor de uitwisseling van studenten tussen de VS en andere landen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd het in het leven geroepen om „wederzijds begrip” tussen landen te bevorderen.
Elk jaar krijgen zo’n 25 Nederlanders de beurs – om les te geven, promotieonderzoek te doen of een master te volgen. De selectie is streng. Als student moet je je ‘broadness of development’ aantonen met de juiste extracurriculaire activiteiten, hoge cijfers hebben gehaald, indruk maken tijdens een toelatingsgesprek. Je moet aanbevelingsbrieven aanleveren, een studieplan, een motivatiebrief.
Het lukte Gyapjas: in september 2024 mocht ze beginnen aan haar tweejarige master international relations aan New York University (NYU). „Ik was trots. En ik dacht: als je maar hard genoeg werkt en veel passie hebt, is er veel mogelijk, ook als je de financiële middelen niet hebt”, zegt Gyapjas via een videoverbinding vanuit een hostel in Colombia, waar ze op vakantie is tijdens spring break, de Amerikaanse voorjaarsvakantie.
Financiering opgeschort
Nu vreest ze dat haar droom in duigen valt. Afgelopen maand schortte de regering van de Amerikaanse president Donald Trump de financiering van internationale uitwisselings- en studieprogramma’s op, waaronder het Fulbright-programma. Onduidelijk is of die financiering wordt hervat. Volgens The New York Times staat Fulbright op een lijst met programma’s waarvan de regering wil onderzoeken of die bijdragen aan „marxistische gelijkheid, transgenderisme en Green New Deal-sociaal-engineeringbeleid”.
Daarnaast is een groot deel van de medewerkers van het Institute of International Education (IIE) sinds 14 maart met verplicht verlof gestuurd. Dat instituut regelt praktische zaken voor internationale studenten, zoals het formulier om een visum aan te vragen. Ook moeten ze van IIE toestemming krijgen voor een bijbaan of stage.
Beurs niet gestort
Caya van der Sluis (26) doet ook mee aan het videogesprek. Ze zit op haar studentenkamer in de New Yorkse wijk Chelsea. Ook zij studeert sinds september met een Fulbright-beurs aan NYU; ze volgt een master in animal studies. Ze vertelt dat de communicatie gebrekkig was en is. „We moeten met z’n allen de puzzelstukjes bij elkaar leggen.” In februari was er al onrust, zegt Van der Sluis. „Maar het IIE bleef zeggen dat iedereen zijn beurs gestort zou krijgen. Toen dat eind februari, begin maart niet was gebeurd, werd de stress groot onder de internationals.”
Gyapjas en Van der Sluis waren minder gespannen, omdat Nederlandse Fulbright-studenten de gehele beurs aan het begin van het studiejaar krijgen uitgekeerd in plaats van maandelijks, om belastingtechnische redenen. Tot er een bericht verscheen op de IIE-website dat een flink deel van de IIE-medewerkers vanaf 14 maart op non-actief zou worden gesteld, vanwege „vertragingen” in de financiering van de organisatie.
Gypajas: „Mijn eerste reactie was paniek. Hoe zorgen we dat ons visum verlengd kan worden? Wij kunnen dat echt alleen doen met hun steun. Ik ben bang dat mijn enige mogelijkheid om hier te studeren wordt afgenomen.” Bovendien zit ze momenteel in Colombia. Op de website van de IIE wordt nu afgeraden om de VS uit en in te gaan. Gyapjas vreest dat ze het land niet meer binnenkomt. Ook maken de studenten zich zorgen om volgend studiejaar: wordt hun collegegeld nog vergoed? „Eén vak volgen aan NYU kost al gauw 9.000 dollar”, zegt Van der Sluis. „Dus dat telt snel op.”
Sacha Gyapjas (23) volgt een master international relations aan NYU. Foto met dank aan de geïnterviewdeCaya van der Sluis (26) doet een master animal studies aan NYU. Foto met dank aan de geïnterviewde
De Nederlandse tak van Fulbright antwoordt op vragen van NRC dat Fulbright The Netherlands zelf de beurzen betaalt en de uitbetaling ervan dus ook zelf „in de hand” heeft. Maar Gyapjas en Van der Sluis maken zich alsnog zorgen om hun collegegeld. Dat wordt volgens Gyapjas door NYU „kwijtgescholden” als je Fulbrighter bent. Gebeurt dat volgend jaar nog steeds?
In de strijdmodus
Voor Fulbrighters uit andere landen is het probleem urgenter, omdat zij de beurs maandelijks uitbetaald krijgen. Gyapjas: „Wat me het meest raakt zijn mijn medestudenten die nu in financiële nood zitten. Bovendien komen zij vaak uit landen waar studeren in New York een nog uniekere mogelijkheid is dan dat het voor Nederlandse studenten is. Ik heb een goede vriendin uit Jordanië voor wie dat geldt. Ze heeft er zó hard voor gewerkt.”
„Gelukkig”, zegt Van der Sluis, „schieten de meeste studenten gelijk in de strijdmodus. We bestoken de IIE, de universiteit en consulaten met vragen. Maar je merkt ook dat sommigen moedeloos worden. Je voelt je niet meer gewenst in dit land. Zij denken nu: het is dat het om mijn diploma gaat, anders was ik nu weg.”
Het liefst zou Van der Sluis „in Washington Square Park gaan zitten”. „Maar we zijn te bang om te demonstreren, want Trump heeft op zijn sociale netwerk gedreigd met het uitzetten van studenten die aanzetten tot ‘illegale protesten’.”
Het is het begin van de middag en er staat al een grote pan te pruttelen in de keuken van stichting MCTC (Maranatha Community Transformation Center) in Amsterdam. ’s Avonds staat er zoals elke donderdag een diner gepland voor de buurt en de voorbereidingen beginnen vroeg. „We maken een lekker buffet met groente, rijst, kip, couscous en meer”, zegt pastor Moses Alagbe. „Onze kerkactiviteiten beslaan maar één dag in de week, de rest van de week organiseren we verschillende maatschappelijke activiteiten.”
Verschillende Amsterdamse kerkorganisaties en -leiders hebben onlangs een brandbrief naar burgemeester Femke Halsema gestuurd. Er is te weinig plek voor kerken die groeien, zeggen zij. Ook maken de ondertekenaars van de brief zich zorgen om de strikte manier waarop de gemeente Amsterdam omgaat met de scheiding tussen kerk en staat. Dat biedt weinig oplossingen voor kerken die het lastig hebben, vrezen zij.
MCTC is een van de kerken die onder druk staat. De stichting zit in een voormalige crèche in de Amsterdamse Bijlmer, maar bij de herontwikkeling van het gebied zal het gebouw tegen de vlakte gaan. En in de nieuwe plannen is geen rekening gehouden met ruimte voor hen.
Verliezen
Als kerken moeten concurreren met commerciële partijen, verliezen ze bijna altijd, zegt Jurjen ten Brinke, die de brief mede heeft opgesteld. Hij is twintig jaar voorganger geweest en probeert kerken in Amsterdam met elkaar en met de overheid in contact te brengen. „Het heeft te maken met de vraag: ziet de gemeente de waarde van geloofsgemeenschappen in de stad?”
Met de brief willen de ondertekenaars tegengas geven aan het idee dat geloven achter de voordeur hoort. Ten Brinke: „Er zijn heel veel vrijwilligers en talloze organisaties die vanuit geloofsbewegingen het goede doen voor de stad. Dan kun je je niet verschuilen achter die voordeur.” De kerken willen als partij – als onderdeel van de samenleving – aan tafel zitten met de gemeente.
Het zou volgens Ten Brinke behulpzaam zijn als de gemeente meedenkt over panden die niet of nauwelijks gebruikt worden. En dat er in bestemmingsplannen ook rekening gehouden wordt met religieuze ruimtes. „We hebben regelmatig te maken met verouderde kerken die verkocht worden aan projectontwikkelaars die er woningen bouwen.” Het bestemmingsplan wordt dan gewijzigd en het religieuze aspect verdwijnt.
In Amsterdam zijn veel meer christenen en kerken dan gedacht. Maar ze moeten vechten om een plek in een stad waar alles duur is
Het initiatief voor de brandbrief kwam vande ChristenUnie, die nu niet vertegenwoordigd is in de gemeenteraad. Volgens lijsttrekker Tim Kuijsten zijn er in Amsterdam veel meer christenen en kerken dan gedacht. „Maar ze zitten in sociaal-economisch kwetsbare groepen. Ze moeten heel erg vechten om een plek in een stad waar alles duur is.”
Scheiding kerk en staat
Burgemeester Halsema heeft de initiatiefnemers uitgenodigd voor een gesprek begin april. Toch lijkt het er niet op dat de gemeente mee gaat werken met de kerken. Tijdens een commissievergadering afgelopen week wees wethouder Rutger Groot Wassink (GroenLinks) meermaals op de scheiding tussen kerk en staat. „Ik vind het geen taak van de overheid om in gebiedsontwikkelingen religieuze instellingen van huisvesting te voorzien.” Hij wil de behoefte ervoor niet in kaart brengen en wil het ook niet opnemen in omgevingsplannen. Wel zegt hij in gesprek te blijven met MCTC om in ieder geval een oplossing te vinden voor de maatschappelijke activiteiten.
We hebben ons twintig jaar ingezet om een gemeenschap op te bouwen. Dat is niet altijd makkelijk, mensen zijn heel wantrouwig soms
Alagbe was bij de vergadering aanwezig en voelde zich teleurgesteld, vertelt hij een dag later. Hij snapt het gehamer op scheiding van kerk en staat niet. „Er zou geen discriminatie moeten zijn, puur omdat mensen religieus zijn. Er wordt plek gemaakt voor scholen, bioscopen en andere activiteiten. Waarom dan niet voor religie?”
MCTC is twintig jaar geleden ook vanuit een garage begonnen. Tegenwoordig is er elke dag wel iets te doen: van het verstellen van kleding tot kinderactiviteiten. Ook kunnen mensen er een keer in de week terecht om gratis advies te krijgen van een advocaat.
Migrantenkerken
Het gaat opvallend vaak om migrantenkerken die problemen hebben met huisvesting, ziet oud-voorganger Jurjen ten Brink. Vele liggen in stadsdeel Zuidoost. Zij hebben minder budget om grotere en duurdere kerken te huren. Die zijn er ook te weinig. „In Zuidoost zaten ze vaak in antikraakpanden, scholen of parkeergarages. Niemand is erop tegen dat de Bijlmer een goede facelift krijgt. Maar het is wel tekenend dat voor de kerken weinig ruimte overblijft.”
Migrantenkerken in Amsterdam worden vertegenwoordigd door onder meer SKIN, Samen Kerk in Nederland. Algemeen coördinator Madelon Grant ziet dat het beleid in Nederland is gebaseerd op het uitgangspunt dat het aantal kerken krimpt. „Dat is ook al jaren gaande. Maar de groeiende kerken hebben juist meer plekken nodig. De bestaande gebouwen zitten vol, met name in de grote steden.” Uit onderzoek blijkt dat de komende vijf jaar zo’n 250 migrantenkerken in Nederland op zoek moeten naar andere huisvesting.
Foto Simon Lenskens
De huisvestingsproblematiek is niet zomaar op te lossen. Gebouwen of kerken die vrijkomen, bevinden zich niet altijd op de juiste plek. In een dorp zonder migrantengemeenschap bijvoorbeeld. „Er zijn simpelweg te weinig kerkgebouwen in de grote steden”, constateert Grant, „dus dan moet er ook uitgeweken worden naar andersoortige plekken. Op een industrieterrein of in een school. En dat kan soms knellen met het bestemmingsplan.”
Wanneer MCTC het pand uit moet, is nog niet bekend. Pastor Alagbe noemt het een „groot verlies voor de buurt” als er geen nieuwe locatie wordt gevonden. „We hebben ons twintig jaar ingezet om een gemeenschap op te bouwen. Dat is niet altijd makkelijk, mensen zijn heel wantrouwig soms.” Toch geeft Alagbe de moed niet op. „Ons geloof motiveert ons om te doen wat we doen. Het is afwachten wat er nu gaat gebeuren. We vertrouwen op God.”
Het gros van de menigte, samengedromd op de parkeerplaats van een voormalige tractorshowroom in Bakkum, kijkt verwachtingsvol naar de oprit waar elk moment minister Mona Keijzer, (Volkshuisvesting (BBB), kan verschijnen voor een werkbezoek. „Zou ze wel komen?” klinkt onder de tientallen demonstranten. Jong, oud, hond, baby. Ze houden borden omhoog met teksten als ‘Trots? Welnee’ en ‘Om je dood te schamen’.
Alleen Hanneke Klinkert (77), tikje achteraan, is nog even afgeleid. „Hee hallo, Whalid! Whalid, dit is m’n kleinzoon.” Glimlach: „Ik geef Whalid Nederlandse les.” „En hé, Peter, ik had je nog niet gezien jongen!” „Paulien!” Zwaaiend naar de verte. Oók een oud collega, knikt ze. Van het Bonhoeffercollege, waar ze als docent Nederlands veertig jaar heeft gewerkt. Zij en haar man zijn zelfs daarom naar Bakkum verhuisd, vanuit Amsterdam. Jelle Jan Klinkert (78): „We wonen hier om de hoek.”
En geen moment spijt hoor. Maar ze schamen zich nu wel. Voor hun gemeente, Castricum. Want deze voormalige tractorshowroom – John Deere staat nog op de gevel – is in korte tijd uitgegroeid tot nationaal symbool van ‘de sobere doorstroomlocatie’ die het kabinet beoogt landelijk in te voeren als huisvesting voor statushouders.
Containerwoningen
In een wetsvoorstel van Mona Keijzer zouden statushouders niet langer voorrang krijgen op sociale huurwoningen. Ze zouden in aanmerking moeten komen voor een ‘tussenlocatie’, om de overvolle asielzoekerscentra te ontlasten. En in 2019 was Castricum al één van de eerste gemeenten die de voorrangsregel voor statushouders had afgeschaft én zo’n tussenvoorziening had ingericht. Sinds juni 2024. Twintig witte containerwoningen in deze omgebouwde showroom pal naast een benzinestation. Woonunits met een breedte van 2,20 meter in galmende hallen met in de hoek een enkel bankstel. Drie kookplaten, drie koelkasten, één magneton. Zes douches. Een enkele wc. Weinig daglicht. De sfeer van antikraak. En dat alles pal tegenover rietgedekte villa’s met oprijlanen van witte kiezelsteen.
‘Keij-zer word wij-zer’, klinkt nu op uit de menigte. ‘Kijk maar goed – hoe het niet moet’
De huisvesting heeft in Castricum de afgelopen maanden al tot flink wat relletjes geleid. Een afgetreden wethouder (GroenLinks) en een wethouder (VVD) die sinds deze week van het statushouderdossier is afgehaald. En nu komt Mona Keijzer dus op bezoek. Een werkbezoek, om te zien, aldus de officiële lezing, hoe in Castricum de huisvesting voor statushouders „in relatie tot het wetsvoorstel” is geregeld.
„Beschamend hoor”, zegt Jelle Jan Klinkert. „Zó’n rijke gemeente. En dan…” Hanneke Klinkert: „We kunnen dit écht wel beter doen hoor.”
Afschrikking
Zo’n sobere huisvesting is bedacht vanuit „de primitieve gedachte van afschrikking”, zegt Jelle Jan Klinkert. „Terwijl, dit zijn Nederlanders zoals jij en ik. Ze willen dóór met hun leven.” „En je wilt niet weten hoe hard ze eraan werken”, zegt Hanneke Klinkert. „Die daar” – wijzend op een jongen bij de deur met een bos gele tulpen in zijn hand, voor de minister – „heet Osama. O-sama. Studeert aan de VU”.
Genoeg inwoners van Castricum die het met de sobere voorziening oneens zijn. Ze kennen inmiddels ook al best wat statushouders. Zoals de koster van de kerk, die Syrisch is. Klinkert: „Die maakt er al jaren schoon.” En al tien jaar geleden schonken in de boekhandel in het centrum vluchtelingen de koffie en thee. Je kon er taalmaatjes worden en Hanneke Klinkert geeft hun Nederlandse les. Nu aan twee Syriërs en twee Oekraïners, en die laatsten wonen in een voormalig Rabobank cerderop. „Dat ziet er véél beter uit.”
Dus toen in juni vorig jaar deze voormalige tractorshowroom als woonplek werd ingericht, gaven ook de Klinkerts tegengas. Hun schoonzoon begon een ‘burenhulp-statushouders-app’ waar nu zo’n 35 omwonenden aan deelnemen. Ze gaven meubelen, maar de containers bleken zó klein „dat er niets in past!”. En ook juridisch hulp, want vanwege de leefomstandigheden hebben de statushouders een advocaat ingeschakeld. „Oók een oud-leerling van mij”, zegt Hanneke Klinkert glimlachend. „En hé, is dat niet Thomas?” Thomas Möhlmann, de bekende dichter, die óók op het Bonhoeffercollege heeft gezeten.
De dichter houdt een bord omhoog met ‘Keijzer wordt wijzer’ en instrueert in de menigte. „Keij-zer word wij-zer” klinkt nu op uit de menigte. „Kijk maar goed – hoe het niet moet.” En terwijl in de verte de menigte samendromt rondom een feloranje broekpak, zingt Hanneke Klinkert mee. Steeds luider.
Het klinkt mooi: een uitgebreid fitnessprogramma voor ouderen, vergoed door de gemeente. Ouderen die twee keer per week, veertien weken lang, aan hun lichaam werken. Die aan kracht en zelfredzaamheid winnen en daardoor langer thuis kunnen blijven wonen. Hoe belangrijk is dat wel niet, sinds er geen verzorgingshuizen meer zijn?
En dan de winst voor gemeenten: de vitalere ouderen kunnen zélf stofzuigen, ramen zemen, trappen lopen en boodschappen doen. Aan hen hoeven gemeenten die traplift of huishoudelijke hulp voorlopig niet toe te kennen. Want over dat laatste: door het personeelstekort is er een groot tekort aan huishoudelijke hulpen, terwijl de vraag daarnaar juist stijgt onder druk van de vergrijzing.
Powerful Ageing heet het fitnessprogramma, ontwikkeld door HRC Powerful Ageing uit Lochem. Het bedrijf timmert aan de weg. In 2019 sloot het een eerste contract, met Coevorden, en sindsdien volgden 41 gemeenten verspreid over Nederland. Duizenden zestigers, zeventigers en tachtigers doorliepen het programma. En ze zijn zo tevreden, zegt directeur Jeroen Laarhuis, dat 80 procent ná die veertien weken terugkomt voor het verlengde programma.
Het werkt als volgt: een oudere klopt aan bij het wmo-loket van de gemeente in de hoop op bijvoorbeeld een huishoudelijke hulp. De ambtenaar stelt de aanvrager vragen om vast te stellen of die in aanmerking komt voor de intake van het fitnessprogramma. Geen acute klachten zoals een hartritmestoornis? Geen progressieve aandoening zoals nierfalen? Geen operatie recent ondergaan? Dan mag de inwoner naar een intake van Powerful Ageing bij een gecontracteerde fysiotherapeut in de buurt. In de intake, afgenomen door HRC Powerful Ageing zelf, ondergaan de ouderen een aantal fysieke tests. Ze tillen gewichten. Ze bukken. Ze liggen op de grond en komen overeind.
Schrijnende gevallen
De Drechtsteden, zeven gemeenten in de regio-Dordrecht, zijn in mei vorig jaar begonnen met een pilot van Powerful Ageing. Zo’n negenhonderd mensen vroegen sindsdien om wmo-hulp (wet maatschappelijke ondersteuning). Vijfhonderd mensen gingen door naar de intake van Powerful Ageing. Honderd mensen werden geschikt geacht, bijna de helft van hen doorliep tot dusver het programma. Ze stonden bij herhaling op uit een stoel, al dan niet met een gewicht in de schoot. Ze drukten zich op, iedereen op zijn niveau, afzetten tegen een muur telde ook. Alles ten bate van het ‘explosief spiervermogen’. Ene Astrid (77) plukt er de vruchten van, vertelde ze onlangs in de ‘wmo-krant’ van de Drechtsteden: „Laatst viel ik bijna met mijn boodschappen over een stoeptegel, maar ik kon mezelf toch redden. Toen dacht ik: hee, dat is anders dan eerst!”
Foto Flip Fransen
Over 2024 betaalden de Drechtsteden 141.000 euro aan HRC Powerful Ageing en de gemeenten bespaarden zo’n „147.000 euro op andere wmo-inzet,” zegt een woordvoerder. „Dus het netto-effect is ongeveer 6.000 euro positief.”
Maar het programma leidt ook tot schrijnende situaties, zo blijkt bij navraag in de Drechtsteden en andere gemeenten. Willem Revius (71) uit Zwijndrecht heeft een ingedeukte lendenwervel na een val van een ladder zes jaar geleden. Een jaar later schepte een auto hem op de fiets, sindsdien doet zijn heup pijn. Lopen gaat moeilijk. Maar hij moet wel dweilen, strijken, stofzuigen en de boodschappen doen. Zijn vrouw (71) is er namelijk nog slechter aan toe. Haar nieren werken nog maar voor 7 procent, ze heeft uitgezaaide darmkanker, loopt moeilijk. In oktober vroeg Revius de gemeente om een huishoudelijke hulp. Want: „Stofzuigen kost mij inmiddels een uur, zo traag ben ik.” Desondanks werd hij geschikt geacht voor het fitnessprogramma. Revius ging en vroeg de gemeente een paar weken later: krijg ik die huishoudelijke hulp nog? Dat, zo hoorde hij, is afhankelijk van de eindtest na de veertien weken. Dus hij bleef opdagen, 28 sessies lang. „Ik dacht: als ik het niet doe, krijg ik geen huishoudelijke hulp.” Liggen en dan weer overeind komen vond Revius het zwaarst. „En dat moest ik dan vier, vijf keer doen. En eenmaal overeind moest ik telkens een huppeltje maken.” Er trainde ook een oud echtpaar, vertelt hij. „Die haakten na negen weken af. En een week later stopte een andere vrouw. Ze vonden het fysiek te zwaar.” Revius zette door. Hij voelt zich „gechanteerd” door de gemeente, zegt hij.
„Ik sta op de wachtlijst voor een knieoperatie. Die klachten verminderen niet met Powerful Ageing”
Fred Loos, fractievoorzitter van coalitiepartij Algemeen Belang Zwijndrecht, ontving recentelijk negen klachten van inwoners, onder wie een vrouw met een dubbele bekkenbreuk wier man werd doorverwezen naar de intake voor Powerful Ageing. Wie zorgt er straks voor mij in de anderhalf à twee uur dat hij weg is, vroeg de vrouw zich af. De gemeenteraad riep het college eerder deze maand in een bijna unaniem gesteunde motie op tot het stoppen met Powerful Ageing in de huidige vorm.
Ook buiten de Drechtsteden voelen ouderen zich voor het blok gezet. Een Zoetermeers echtpaar van ver in de tachtig zag af van Powerful Ageing en regelde uiteindelijk zelf een huishoudelijke hulp. De vrouw heeft geen gevoel meer in haar handen en voeten en loopt met een stok, de man bukt moeizaam en krijgt injecties in zijn versleten knie. „Ik sta op de wachtlijst voor een knieoperatie. Die klachten verminderen niet met Powerful Ageing”, schreef de man in een bezwaarschrift aan de gemeente. Ook een stel uit Groningen, gemeente Eemsdelta, viste achter het net, schreef RTV Noord vorige maand: zij is bijna blind, hij wil haar niet thuislaten om 28 keer te fitnessen. Eemsdelta wees hun verzoek om een huishoudelijke hulp af. Inmiddels heeft de gemeente beloofd het beleid aan te passen.
Teleurstelling
Heikel punt is de plicht die ouderen voelen om ‘ja’ te zeggen. In de Drechtsteden staat het letterlijk in de beleidsregels: inwoners voor wie het fitnessprogramma volgens de gemeente een „passende oplossing” is, maken „in beginsel geen aanspraak” op de huishoudelijke hulp. „Mensen ervaren het zeker als enige druk”, zegt wethouder van Dordrecht Chris van Benschop (GroenLinks), als voorzitter van de ‘gemeenschappelijke regeling sociaal Drechtsteden’ verantwoordelijk voor het wmo-beleid. „Ik denk dat we vooraf strenger moeten selecteren: is deze meneer of mevrouw écht wel geschikt voor de intake? Sterker: daar zijn we al mee begonnen.” Maar ze denkt ook dat „de weerstand bij sommige mensen” deels voortkomt uit de „grote shift” van de gemeente. „Eerst kreeg je bij wijze van spreken die huishoudelijke hulp gewoon toegewezen. En dat is niet meer zo. Daar moeten mensen even aan wennen, natuurlijk.”
Foto Flip Franssen
Ook directeur Laarhuis van Powerful Ageing denkt dat de klachten deels voortkomen uit „teleurstelling” onder mensen die rekenden op huishoudelijk hulp.
Kijken gemeenten onder druk van het tekort aan huishoudelijke hulpen niet veel te rooskleurig naar de potentie van zeventigers, tachtigers en negentigers? Nee, zegt Laarhuis. „Door dit aanvullende aanbod kunnen gemeenten juist nóg beter kijken of ze ouderen passend kunnen helpen. Want stel: je bent eigenlijk geschikt voor Powerful Ageing maar je krijgt in plaats daarvan een huishoudelijke hulp. Dan gaan mensen juist minder bewegen en worden ze fysiek niet beter, maar slechter.” Als gevolg van de politieke en maatschappelijke onvrede gaan Drechtsteden het beleid nog deze maand evalueren, een jaar eerder dan gepland. „Het is nooit de intentie om mensen met een rotgevoel naar een intake te sturen”, zegt wethouder Van Benschop. Maar het concept blijft ze steunen. „Je moet niet het kind met het badwater weggooien. Voor veel mensen leidt het fitnessprogramma tot een enorme gezondheidswinst.”
Willem Revius heeft van de gemeente inmiddels een traplift en een elektrische rolstoel toegewezen gekregen zodat hij zijn vrouw niet meer hoeft te duwen. De aanvraag voor huishoudelijke hulp is – ruim vijf maanden na het aankloppen bij de gemeente – nog altijd in behandeling.
Het staat er al een paar jaar, het huisje dat vlak bij knooppunt Oudenrijn op stalen poten boven de geluidswal uitsteekt. Natuurlijk, het is slechts bedoeld als omlijsting van een billboard, maar toch intrigeert het me: vanaf het balkonnetje moet je een geweldig uitzicht over Oudenrijn hebben, het snelwegknooppunt dat in 1939 begon als een bescheiden rotonde en dat inmiddels bestaat uit een kluwen van viaducten en fly-overs.
Zou je bij dat huisje kunnen komen? En hoe zit het met de rest van het knooppunt, is die ook te voet bereikbaar? En wat zie je dan? De gedachte laat me niet los, dus ik besluit rond knooppunt Oudenrijn te wandelen.
Op het inpandige busstation van Utrecht Centraal neem ik lijn 295 naar Rotterdam. Acht minuten later stap ik uit bij halte Papendorp-Zuid, een nieuwe kantorenwijk waar corporate international de maat der dingen is. Ik zwaai de bus na en even voel ik me verloren. Dan begin ik gewoon maar naar het zuidwesten te lopen, in de richting van het gebouw met een gat erin dat ik vanaf de snelweg altijd zie. Het trottoir houdt op en ik loop over een fietspad dat met een U-bocht onder de tweebaansuitvoegstrook door duikt en vervolgens onder de twaalf banen van de A12 zelf. In ingenieurstermen is dit een viaduct, maar als wandelaar heb je het gevoel dat je door een donkere tunnel van bijna honderd meter loopt.
Na deze schacht opent zich een kleinschalig polderlandschap met uitbottende knotwilgen. Pas als ik wat beter kijk, zie ik dat een deel van de polder de botoxbehandeling heeft ondergaan die nodig was om er een golfbaan van te maken. Aan mijn rechterhand raast het verkeer van Oudenrijn naar het oosten, nou ja, razen, de herrie valt mee: omdat ik vrij dicht langs de snelweg loop, gaat het geluid letterlijk grotendeels over mijn hoofd heen. Een knoop schept blijkbaar zijn eigen luwte.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Door de weilanden met paarden en pony’s waan ik me haast op het platteland, al oogt een bord ‘opvangcentrum voor weidedieren’ nogal stads. Dan doemen ineens metershoge roestige beelden op – een cyborg met gasmasker die een buitenmodel winkelwagen voortduwt, een palmboom annex windmolen, een kruising tussen een kever en een vliegende draak. Wat is dit? Een heus rafelrandje bij de keurige rijtjeshuizen van Nieuwegein aan de overkant? Maar nee, het blijkt het bedrijf van een kunstenaar, Scrap Design, de buurman van restaurant Smaak & Stijl.
Uitgesloofd
Even verderop stuit ik toch op een rafelig randje: een scheefgezakt hek, dat uitnodigend openstaat, geeft toegang tot een vervallen wielerbaan waar mensen hun honden los laten lopen. Het hek aan de achterzijde zit op slot, maar te voet kun je er omheen. Tussen de bomen zie ik houten bouwsels en kampeerwagens. Huh, zijn er in de oksel van Oudenrijn stadsnomaden neergestreken? Ik loop om het kampje heen, stuit op een afgesloten hek, geef een zwiep aan de verroeste tafelbel die er hangt, maar niemand reageert.
Zoveel scharrelende mensen op nog geen anderhalve kilometer – de volgende keer dat ik hier in één minuut langsrijd, zal deze snelweg niet meer anoniem en inwisselbaar zijn. Ik verheug me er nu al op.
Na de oksel krijg ik al snel de stellage met het reclamehuisje in het oog. Nu ik hier in het achterland loop, valt pas op hoe reusachtig het ding is, een naastgelegen loonwerkbedrijf valt erbij in het niet. Opgetogen ga ik eropaf om de ladder op te klimmen, maar die blijkt met metalen kleppen en een hangslot gebarricadeerd. Reclame is het verkopen van illusies.
Maar ik krijg nog een kans: als ik langs de geluidswal naar het zuiden loop stuit ik na een paar honderd meter op een stalen toren met een wenteltrap die je wel kunt bestijgen. Is dit een JOP, een Jongeren Ontmoetingsplek, zoals van overheidswege geplaatste hangplekken heten? In ieder geval kan een blind paard er geen schade aanrichten. Heel hoog is de toren ook niet, bovengekomen kan ik de snelweg maar net ontwaren, het knooppunt zelf gaat schuil achter de bosschages op de geluidswal. Pesterig torent het huisje erbovenuit, onophoudelijk reclameboodschappen uitzendend.
De landschapsarchitect heeft zich uitgesloofd met een berkenbosje, een slingerend vlonderpad en een kunstmatige heuvel met een eenzaam boompje
Op goed geluk loop ik verder over de groenstrook die tussen de geluidswal en de woonwijken van Nieuwegein is aangelegd. De landschapsarchitect heeft zich uitgesloofd met onder andere een dicht beplant berkenbosje, een slingerend vlonderpad, een bouwspeelplaats en een kunstmatige heuvel met een eenzaam boompje.
Aan het einde sla ik rechtsaf en loop onder de A2 door. Een oud polderlint voert naar het westen, waar het Groene Hart lonkt. Omdat ik dicht bij de knoop wil blijven, sla ik bij het eerste huis, een boerderijtje met een rieten dak en leilinden voor de deur, meteen weer rechtsaf en loop nu parallel aan de snelweg naar het noorden. Slechts een smalle sloot scheidt me van het asfalt, zelfs een vangrail ontbreekt hier.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Links ligt polder Rijnenburg, majestueus landelijk, maar uit de krant weet ik dat hier de komende jaren reusachtige windturbines zullen verrijzen, en na 2035 ook nog een complete woonwijk. Ik heb alle tijd – namelijk ruim twee kilometer – om de brute kracht van de snelweg op me in te laten werken: de enorme portalen met hun matrixborden, de hoge geluidswal aan de overkant, het razen van het verkeer – ik ben nu zó dichtbij dat van geluidsluwte geen sprake meer is.
Gekraakt
Stap voor stap komt de stad weer dichterbij, met het reclamehuisje, het gebouw met het gat erin en de massieve dijklichamen van het knooppunt zelf. In de zuidwestelijke oksel van de A2 en de A12 stuit ik op een piepklein bosje waar al een zweem van groen over hangt. Tussen de bomen staan een paar bestelwagens en wat schuurtjes, het terreintje ligt er keurig aangeharkt bij. Weer een hek, nu met een elektrische bel. En verhip, deze keer komt er op mijn je-weet-maar-nooit-aanbellen iemand aanlopen – een punkertje met een leren pet en veel ijzerwerk in zijn gezicht staat me vanachter het hek welwillend te woord.
Elijah heet hij en hij vertelt met Limburgse tongval dat dit terreintje van Rijkswaterstaat sinds april vorig jaar gekraakt is. Ze wonen hier met z’n zessen, daarnaast hebben ze ook altijd ‘internationale gasten’. Het terreintje aan de overkant is al wat langer gekraakt en heet The Nettle omdat er zoveel brandnetels stonden – vandaar dat ze hun terreintje simpelweg The Other Site noemen. Er zijn trouwens nog meer gekraakte ‘veldjes’ in en om Utrecht, bij Prorail in Zuilen bijvoorbeeld, waar ze water halen.
Meteen na The Other Site sla ik rechtsaf. Of het mag weet ik niet, maar het kán wel. Ik loop onder een viaduct door en sta plotsklaps midden in de knoop bij een waterbekken. Vlak voor mijn voeten springt een haas weg, een stuk verderop nog een. In de vijver, die nog stamt uit de tijd van het klaverblad, dobberen ganzen. Het is stil, hoog op het dijklichaam toetert een auto. Naar mij?
Foto Dieuwertje Bravenboer
Aan de andere kant loop ik opnieuw onder een viaduct door en dan over de parallelweg langs de A12 naar het westen, af en toe zoeven wielrenners me voorbij. Ik weet dat ik langs de oudste snelweg van Nederland loop, maar de vooroorlogse weg van betonnen platen is natuurlijk allang onder het asfalt verdwenen. Tweemaal zes stroken breed is de weg inmiddels, maar toch stokt aan mijn kant het verkeer.
Bij een dwarsweg duik ik onder de A12 door, loop langs Hondendagopvang Happy Roedel en een handel in houten pallets. Bij een prachtige eikenlaan, het Oudenrijnsepad, besluit ik de gok te wagen en het bord doodlopende weg te negeren. Uiteraard loopt de weg dood, maar een modderige werkweg voert me met een bocht in de richting van vinexlocatie Leidsche Rijn. Aan het einde verspert een roestige pijp de weg, ik loop eromheen en sta bij de grote witte tenten die de banen van tennisvereniging PVDV overdekken – Plezierig Vermaak Door Vriendschap.
Gevoel van triomf
Nog een laatste viaduct, dat tot mijn geluk niet onder de snelweg doorvoert, maar royaal eroverheen, waardoor ik voor het eerst vrij zicht heb op het knooppunt en op de mond van de Leidsche Rijntunnel. Nou ja, bijna vrij zicht, want er hangt een stalen net dat dwazen ervan moet weerhouden auto’s te bekogelen. Aan mijn linkerhand ligt een oude asfaltcentrale, maar niet lang meer, want ook hier zal een woonwijk verrijzen – de stad rukt steeds verder op naar de knoop.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Rechts ligt, pal tegen de snelweg aan, nóg een hondenopvang, deze heet Banjer. En dan ben ik terug in de gestroomlijnde wereld van kantorenpark Papendorp. Ik loop langs het gebouw met het gat en na veertien kilometer sta ik weer op het startpunt.
In de bus terug kan ik een gevoel van triomf niet onderdrukken: Oudenrijn is bedwongen. Niet alleen in fysieke zin is de wereld waar je kunt wandelen groter geworden, maar ook mentaal: het knooppunt is niet langer het exclusieve domein van de auto. Verlekkerd laat ik de kaart met snelwegen door mijn hoofd gaan: welke knoop wordt de volgende?
Het lichaam van een jonge vrouw, gekleed in een strakke witte bloemetjesjurk, verandert langzaam van dun naar dik. Het is een video op het socialemediaplatform TikTok, met daaronder de tekst: „Als dit me niet bang maakt om naar de sportschool te blijven gaan, weet ik het ook niet meer.”
Het gaat over een van de nieuwste TikTok-trends: het zogenoemde ‘chubby-filter’, een tool die met behulp van kunstmatige intelligentie de foto van een lichaam dikker maakt dan het in werkelijkheid is. Wereldwijde plaatsen TikTok-gebruikers voor- en na-foto’s, vaak met de standaard tekst: „Dit filter laat je er mollig uitzien.”
Het duurde niet lang voor het chubby-filter omstreden werd. Veel socialemediagebruikers zijn verontwaardigd: het zou een vorm van bodyshaming zijn en eetstoornissen aanjagen, vooral bij jonge vrouwen. Meerdere vrouwen plaatsten als tegenreactie video’s van hun echte (vollere) lichaam, met de boodschap: „Dit is geen filter maar mijn real life lijf, dankzij dit soort trends wil ik het verbergen.”
Online wordt nu opgeroepen het chubby-filter te verbannen en de BBC sprak met meerdere jonge vrouwen die TikTok van hun telefoon hebben verwijderd vanwege de trend.
Vooroordelen
Het is een oude discussie in een nieuw jasje, legt Klaske Glashouwer uit, bijzonder hoogleraar Eetstoornissen bij jongeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Die gaat over de zogenoemde fat-bias, vooroordelen over dikke mensen, die veelal leiden tot discriminerend gedrag. Dikke mensen krijgen te maken met stigma’s dat ze lui zouden zijn, of geen discipline zouden hebben, onderschrijven meerdere onderzoeken naar gewichtsdiscriminatie. Die vooroordelen zijn zo geïnternaliseerd dat ze in films, of andere populaire cultuur nog altijd veel terugkomen. „Het is het pro-dunnelijvenverhaal dat wordt uitgedragen”, aldus Glashouwer.
Al veel langer dan het chubby-filter, zijn er filters op platforms als TikTok, Instagram of SnapChat beschikbaar die een lichaam of gezicht juist dunner laten lijken. „Het zijn twee kanten van dezelfde medaille”, zegt Glashouwer, „waarin dunheid als ideaal wordt gezien en dikheid wordt afgekeurd.”
Filters op sociale media zijn vaak bedoeld om te lachen, legt Glashouwer uit. Populaire filters zijn bijvoorbeeld waardoor het lijkt of iemand huilt, of hondenoren heeft. Het chubby-filter maakt het lichaam op een realistische manier dikker, niet per se op een spottende manier. Maar, zegt Glashouwer, „de meeste gebruikers zullen dit chubby-filter niet gebruiken om gewoon te kijken hoe ze eruitzien met een voller lijf. Het is meer om te zeggen ‘ha ha, kijk eens hoe dik ik ben’. Op zichzelf is het niet erg om gebruik te maken van het filter. Maar de afkeurende teksten en reacties maken het mogelijk wel schadelijk voor het lichaamsbeeld van jonge vrouwen.”
De Nederlandse influencer Lotte van Eijk, die populair is geworden met onder meer antibodyshaming-video’s op Instagram (143.000 volgers), vindt het filter „echt belachelijk”. Ze vergelijkt het met een fatsuit, dat soms gebruikt wordt in films om dunne acteurs dik te maken. „Het dikke lichaam wordt gereduceerd tot een grapje, een karikatuur. Dat is mensonterend.”
Tegen jonge vrouwen die zich gekwetst voelen door het chubby-filter wil Van Eijk zeggen: „Laat het je niet beïnvloeden en wees trots op je lichaam. Diversiteit is juist wat de wereld zo mooi maakt. Als je een kaasplank maakt, pleur je toch ook geen vijf stukken brie neer?”
TikTok heeft nog niet gereageerd op de kritiek. De vrouw in de witte bloemetjesjurk inmiddels wel, in een nieuwe video. „Als iemand zich oprecht beledigd voelt, dan spijt me dat ook oprecht. Maar ik vond het gewoon grappig hoe de filter mijn lichaam veranderde. Dat mag ik vinden, het is mijn lichaam.”
Het is een koude ochtend in maart. Op een parkeerplaats langs de A7, een paar kilometer van de Duitse grens, wachten vijftien marechaussees in dikke jassen tot hun collega’s, die op motoren rondrijden, voertuigen van de weg afplukken. Een busje met geblindeerde ruiten, een volgeladen taxi, een gehavende auto met twee jonge mannen erin.
De marechaussees zullen hier de hele dag staan. Inmiddels is het routine: drie keer per week houdt Brigade Oostgrens-Noord van de Koninklijke Marechaussee controles bij de Duitse grens, vandaag bij het dorp Bad Nieuweschans.
Sinds 9 december voert de marechaussee tijdelijke controles uit aan de Nederlandse binnengrenzen met Duitsland en België. Schengenlanden mogen zo’n ‘tijdelijke herinvoering van grenstoezicht’ toepassen voor een periode van maximaal zes maanden, mits sprake is van een ernstige dreiging voor de openbare orde. Dat is volgens minister Marjolein Faber (Asiel, PVV) het geval vanwege de hoge migratie, de mensensmokkel en druk op het asielsysteem.
We mogen nu mensen weigeren, alsof we op Schiphol staan
Deze vrijdag deelde minister Faber de tussentijdse resultaten van de tijdelijke grenscontroles. In de periode van 9 december 2024 tot en met 9 maart 2025 heeft de Koninklijke Marechaussee ruim veertigduizend personen gecontroleerd, van wie driekwart EU-burgers. Bij de controles werd 250 vreemdelingen de toegang tot Nederland geweigerd, dertig personen vroegen asiel aan. Minister Faber is te spreken over deze resultaten: ze verlengt de grenscontroles met drie maanden.
Voorheen werkte de marechaussee met steekproefsgewijze controles nabij de grens, via het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV). Daarbij werden mensen niet geweigerd, ze waren al in het land. Wel konden ze via een Terugkeerprocedure worden overgeleverd aan de Duitse of Belgische autoriteiten. Dat gebeurde in dezelfde periode vorig jaar, waarin net zo veel mensen werden gecontroleerd, 150 keer.
Schengen
In Bad Nieuweschans is nog niemand geweigerd. Maar in de Flixbus – die rond twaalf uur arriveert – „zit er altijd wel iemand tussen,” zegt Mike Hofman. De persvoorlichter van de marechaussee bedoelt mensen zonder verblijfsvergunning of geldende asielaanvraag. Derdelanders, die geen geldige reden hebben om op Schengengrondgebied te verkeren, wordt de toegang geweigerd. Meestal worden ze direct teruggebracht naar Duitsland.
Op de parkeerplaats staan twee mobiele controleposten, marechausseebusjes en motoren. Drie rijstroken werden afgezet met pionnen. Verder is er niets. Zodra de marechaussees de zwaailichten van hun collega’s zien, die auto’s van de snelweg pukken, snellen drie man naar weerszijden van het voertuig. Raampje open, paspoort, kenteken, achterbak, eindbestemming, reden van de reis. Geen bijzonderheden? Dan mogen ze door. Zijn de papieren niet in orde, dan wordt de persoon teruggestuurd. Vraagt iemand asiel aan, dan wordt hij doorverwezen naar Ter Apel. Vandaag komt zo’n situatie niet voor.
De marechaussee heeft niet genoeg mensen om bij elke grensovergang te staan. Daarom ligt de nadruk op ‘risicoplekken’. „Informatiegestuurd werken”, noemt Hofman dat. Een collega: „Het is ook maar net wie beschikbaar is. We worden uit alle krochten van de brigade gehaald en ergens neergezet.” Of het nodig is om hier, op dit tijdstip, met dertig man te staan, betwijfelt hij.
Motorrijders van de marechaussee op de grens bij Eijsden, op de eerste dag van de grenscontroles.Foto Remko de Waal / ANP
Nut
Soms verstrijken tien minuten zonder dat er een voertuig langskomt, soms komen er twee tegelijk. De meeste chauffeurs die de zwaailichten moeten volgen, blijken arbeidsmigranten uit de EU. Meestal twee mannen, kentekens uit Polen, Duitsland of Roemenië. Ze reizen van klus naar klus, werken een paar weken en trekken verder. „Hier in de regio is veel werk,” zegt een Poolse bestuurder. Dit patroon kennen de marechaussees. Een korte check en de mannen mogen door.
De marechaussees blijken verdeeld over het nut van de controles. „U vraagt, wij draaien”, zegt een van hen, verwijzend naar minister Faber. Een ander ziet het als het verleggen van het probleem: „Wij sturen mensen terug naar Duitsland, zij sturen ze weer naar ons.” Voorheen werkte hij mee aan de MTV, een systeem dat volgens sommigen prima functioneerde. „Eigenlijk is dit niet anders,” erkent Hofman, „behalve dat we nu meer mogen.” Een marechaussee knikt: „We mogen nu mensen weigeren, alsof we op Schiphol staan.”
De rechtbank Den Haag oordeelde op 21 januari 2025 dat het zonder meer weigeren of vasthouden van vreemdelingen die al op Nederlands grondgebied zijn, niet mag. Toch verklaarde het ministerie van Asiel en Migratie eerder ‘onverminderd door te gaan met de grenscontroles’. Volgens Hofman veranderden de instructies sindsdien niet.
Lees ook
Vreemdelingen bij tijdelijke grenscontroles wegsturen of vastzetten mag niet, oordeelt de rechter
Flixbus
Rond het middaguur rijdt een marechausseemotor de parkeerplaats op, gevolgd door een busje met Oekraïense inzittenden. Geen EU-burgers, maar zogeheten derdelanders. De marechaussee controleert de paspoorten, vraagt naar het reisdoel. „Family,” mompelt een vrouw achterin, haar blik naar de grond gericht.
In de controlepost, die voor het eerst vandaag niet als kantine fungeert, worden de documenten nagetrokken. Sommige paspoorten blijken al sinds 2008 verlopen. „Weet jij dit?” vraagt een marechaussee. Een ervaren collega schudt zijn hoofd. „Hier kunnen we niks mee. Oekraïners hebben een speciale status.” En zo rijdt ook dit busje door.
Om half twee is daar eindelijk de Flixbus. Zes marechaussees stappen de bus in. „Ist das immer so?” fluisteren twee blonde Duitse vrouwen die voorin zitten tegen elkaar. Ze reizen bijna nooit met de Flixbus, anders dan hun Roemeense achterbuurvrouw, die via een Erasmusbeurs in Groningen studeert. Ze zegt dat ze iedere keer wordt gecontroleerd als ze met de bus reist. „Ik snap wel dat het nodig is, vanwege terrorisme en zo. Maar ik wil gewoon naar huis”, zegt ze vermoeid.
„Niks te vinden vandaag”, zegt een marechaussee die enigszins teleurgesteld uit de bus stapt. „Ach, volgende keer beter”.
Lees ook
Jongeren in de Flixbus voelen groeiende onrust. ‘Wapens zijn niet de enige uitweg’
In zeker acht verschillende Nederlandse steden zijn de afgelopen dagen mensen de straat op gegaan om te protesteren tegen het hevige Israëlische geweld in Gaza. Ook waren er sit-ins op treinstations. De actiegroepen zijn op sommige plekken zichtbaar kleiner dan vóór 19 januari, toen het bestand inging. De stemming onder de deelnemers van de protesten is ook anders dan voor het bestand. Veel activisten voelen zich na de hervatting van de oorlog, die volgens mensenrechtenorganisaties kenmerken van een genocide vertoont, moedeloos. Ze zijn sceptisch over de beweegredenen van Israël, voelen zich „afgestompt”. Wat drijft de mensen die nog wél hun stem willen laten horen?
Carolin Aehling (36), woensdag, op de Dam in Amsterdam
„Het verscheurt je hart gewoon, hoeveel kinderen er worden vermoord. Mijn dochtertje is in september 2023 geboren, een maand voor de oorlog losbarstte. Toen zat ik thuis met haar, en zag ik alles gebeuren in het nieuws. Ik heb in het begin meegelopen met protesten en op het Museumplein gestaan. Daarna werden de protesten wat woester en ben ik niet meer gegaan, het voelde minder veilig.
„Ik voel dat ik afstomp. Elke keer wordt het alleen maar erger: hoeveel kinderen vermoord worden, hoe de zorg niet meer toegankelijk is. Ik ben zelf arts. Dinsdag werd ik opnieuw wakker geschud. Er was een pauze, en het gaat nu gewoon wéér door. Ik heb online opgezocht of ik ergens heen kon gaan, toen zag ik dit protest op de Dam. Ik wil iets doen, van me laten horen. Misschien om mijn eigen geweten gerust te stellen. Maar wat ga ik mijn dochter over vijftien jaar vertellen, als ze vraagt waar ik was op dit moment?”
Demonstranten op de Dam tijdens een pro-Palestijns protest, afgelopen woensdag. Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP
Sofie Doorman (30), woensdag, op de Dam in Amsterdam
„Ik protesteer al bijna tien jaar voor de bevrijding van Palestina. Eerst was dat met kleinere groepjes natuurlijk, sinds 7 oktober 2023 is het protest heel groot geworden. Sindsdien ben ik naar heel veel protesten gegaan, maar niet naar álle. Dat is te veel, ook mentaal.
„Sinds ik jaren geleden vrijwilligerswerk ging doen op de bezette Westelijke Jordaanoever, heb ik met een paar vrienden de stichting Ontmoet Palestina opgericht. We organiseren groepsreizen. Pas als je daar bent, zie je wat de onderdrukking betekent, en ook hoe mooi het daar is.
„Iedereen was al bang dat ‘fase twee’ van het bestand nooit zou plaatsvinden. Ik was er ook sceptisch over. Vandaag sta ik hier omdat ik wil laten horen dat ik het niet eens ben met de Nederlandse steun aan Israël. De protesten waren even gepauzeerd tijdens de wapenstilstand, maar nu staan we er weer met zo’n vijfhonderd man.”
Ramiro Gomes Monteiro (39), donderdag, sit-in voor het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag
„Ik zie deze week een enorme toename omdat weer eens heel duidelijk is geworden hoe één land zich niet aan de afspraken houdt. Daarbij zijn veel onschuldige slachtoffers in Gaza te betreuren. Ik vind dat de Nederlandse regering geen oog heeft voor de kant van Palestina en dat vind ik onrechtvaardig.
„Ik ben sinds vijf jaar werkzaam bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Sinds eind december 2023 heb ik maar een paar sit-ins gemist. Ik vind dat we elkaar als ambtenaren best mogen aanmoedigen. Demonstreren werkt. Ik merk bij ambtenaren die de zogenoemde carrièreladder willen beklimmen dat ze extra goed nadenken om zich bij de sit-ins aan te sluiten. Ik vind dat het onze ambtelijke plicht is om hierbij te zijn zodat we de overheid kunnen blijven aanspreken op het internationaal recht. Ik zit hier in ieder geval met een schoon geweten.”
Demonstratie, afgelopen dinsdag, bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag tegen het Israëlische geweld in Gaza. Foto Laurens van Putten / ANP
Helena Sluijk (67), donderdag, protest bij station Zaandam
„Ik sta op straat met een ‘dode baby’ in mijn armen, die ik zelf heb gemaakt van witte doeken. Dat is heftig, maar anders lopen mensen gewoon voorbij. Ik zoek hun blik op. Dan dwing ik ze te kijken, je ziet ze nadenken.
„Elke dag huil ik om het leed van de Palestijnen. Ik vind het vreselijk dat het niet iedereen zo hard raakt als dat het mij raakt. Mensen kregen het idee dat het wel oké ging, maar dat is niet zo. Israël houdt zich helemaal niet aan de afspraken van het bestand. De grote meute ziet dat nu ook en wordt ‘wakker’. Ik ga bijna dagelijks de straat op. Toen ik laatst een gebroken been had, stond ik hier op krukken.”
Sijmen Mulder (37), donderdag, protest bij station Zaandam
„Het is erg om te zeggen, maar ik was de laatste tijd een beetje murw geslagen door de beelden die ik op Instagram zag van de vreselijkheden in Gaza. Nu demonstreer ik toch weer. Het beeld van een Palestijn die in oktober 2024 aan een infuus in een ziekenhuisbed lag en levend werd verbrand, greep me zo aan.
„Voor de genocide was ik niet zo bekend met de Palestijnse situatie, ik heb nu boeken vanuit verschillende standpunten gelezen. ‘Make war crimes illegal again’, staat op mijn bord. Als een ander land ter wereld zoveel burgers zou doden als Israël doet, hadden we het al lang naar het Internationaal Strafhof gesleept en platgelegd met sancties. Maar we accepteren het omdat het Israël is. Het hele idee van internationaal recht valt zo in het water.
„Ons protest verandert misschien niet direct iets, maar het maakt zichtbaar dat een deel van de Nederlanders het hiermee oneens is.”
Lees ook
Tienduizenden Israëliërs protesteren tegen regering: ‘Netanyahu heeft de poorten van de hel geopend’
In een tweehonderd meter langgerekte hal rijden kinderen rond op kleine fietsjes. Ze volgen de gele lijnen van het parkeerdek. Aan de zijkant staan hun ouders in blauwe containers de was te doen. Ernaast staan twee tafelvoetbaltafels.
„Voor een stukje recreatie”, zegt locatiemanager Senait Teklezghi, die een rondleiding over het schip geeft.
Ze spreekt een van de spelende kinderen aan. „Moet jij niet naar school?”
De jongen kijkt haar onbetekenend aan. „I only speak Arabic”.
Teklezghi: „Arabic? Hmm.”
En weg is de jongen, de lift in.
De Silja is een van de grootste cruiseferry’s ter wereld. Volgens boekingwebsites staat het schip garant voor een ‘rimpelloze overtocht’ van Estland naar Finland, met zwembaden, sauna’s, clubs en à la carte-restaurants. Maar sinds het schip het onderkomen is geworden van 1.900 statushouders, is alle luxe verdwenen: het zwembad op het bovendek staat leeg en voor de parfumwinkeltjes hangen luiken. Gesluierde jonge meiden proberen vanaf de trappen het zwakke wifi-signaal op te vangen. Door de gangen lopen mannen in zwarte beveiligingsuniforms.
De vluchtelingen met verblijfspapieren die op de Silja zitten, hebben recht op een sociale huurwoning. Ze zijn gekoppeld aan gemeenten in heel Zuid-Holland. Maar door het woningtekort verblijven ze nog steeds op deze ‘doorstroomlocatie’ van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Door nieuw kabinetsbeleid zal het aantal statushouders in de opvang de komende jaren fors toenemen, waarschuwde het COA vrijdag. Minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB) wil statushouders geen voorrang meer geven op sociale huurwoningen. Het gevolg is dat ze nog langer zullen moeten verblijven op plekken zoals de Silja.
Vluchtelingenkinderen uit Syrië spelen met een voetbaltafel op het parkeerdek van de Silja.Foto Hedayatullah Amid
Rekentruc
Het schip meerde in 2023 aan in Rotterdam, na een opmerkelijke deal. Iedere gemeente moet, naar grootte, jaarlijks een bepaald aantal statushouders en asielzoekers plaatsen. Maar onder druk van de grootste coalitiepartij Leefbaar Rotterdam heeft het Rotterdamse college gezegd dat het nooit meer dan vijfhonderd asielzoekers wil opvangen. Om toch aan haar wettelijke verplichtingen te voldoen, is met de Silja een rekentruc uitgehaald. Hoewel de bewoners zijn ondergebracht op een tijdelijke COA-opvang, telt een deel van de Silja-bewoners op papier mee als statushouders die in Rotterdam zijn gehuisvest – nog vóórdat ze een eigen woning hebben gekregen. Tegelijk telt de gemeente de Silja-plekken vanaf dit jaar ook mee als asielopvang, waardoor het meteen voldoet aan haar verplichtingen vanuit de Spreidingswet. Volgens de woordvoeder van de gemeente heeft het Rijk hiervoor toestemming gegeven.
Rotterdam gebruikte het schip ook nog voor een ander doel: om een asielzoekerscentrum in een buurgemeente te blokkeren. De Silja was alléén welkom als de plannen voor een azc in Barendrecht, tegen de rand van Rotterdam aan, voorlopig niet doorgaan. De provincie Zuid-Holland stemde in, en zo kwam het cruiseschip in 2023 in een afgelegen haventerrein in het westen van de stad te liggen.
Volgens Rotterdam loopt het er goed. Er zijn weinig incidenten, de statushouders zouden snel doorstromen en een „aanzienlijk” deel van hen kan vanuit het schip vervroegd beginnen met inburgeren en werken. Maar uit gesprekken met de bewoners zelf komt een ander beeld naar voren.
Gevangenis
De lift gaat omhoog naar de bovenste verdieping van het schip. Dek twaalf; de afdeling van het COA. Toen het schip tot 2022 nog op zee voer, zaten hier de conferentieruimtes en het dek om te zonnebaden. Nu zijn het kale spreekkamers, met Scandinavische plaatsnamen die in gouden lijstjes naast deuren hangen. Achteraan het dek zit het kantoortje van locatiemanager Senait Teklezghi. Ze begint te vertellen over de „uitdagingen” waar het COA voor staat om deze statushouders van onderdak te voorzien. Eigenlijk zouden ze met hun verblijfspapieren op zak al begonnen moeten zijn aan hun leven in Nederland. „Dat zeggen wij ook tegen ze”, zegt Teklezghi. „Ga niet wachten! Ga alvast werken en de taal leren.” Maar ze ziet dat het velen niet lukt vanaf het schip. Waarom dat is? Teklezghi laat een stilte vallen. „Ik denk dat de omstandigheden niet ideaal zijn.”
Op de kade voor het schip komt de Syrische Halil (19) aangefietst. Hij draagt een trainingsbroek met daaronder felgekleurde sneakers. Halil komt net terug van zijn werk bij een magazijn in Barendrecht, dumpt z’n tas en gaat met een vriend buiten zitten. De zon schijnt, dus zin om op zijn kamer te zitten heeft hij niet. Hij betaalt een paar honderd euro per maand voor zijn hut die hij deelt met een landgenoot – een ‘eigen bijdrage’ die werkende vluchtelingen moeten betalen voor hun opvang. De kamer is te klein voor twee, zegt hij. „Ik ga zo douchen en daarna weer naar buiten, tot ik mag eten. Als ik de hele dag op m’n kamer ga zitten voelt het als een gevangenis.”
Ik ga naar dek zes, roken, en weer terug. Roken, en weer terug. Dat de hele dag. ’s Avonds drogeer ik mezelf om te kunnen slapen
De cabine die de statushouders moeten delen, is daadwerkelijk kleiner dan een cel. Zo’n twee bij drie meter, er passen net twee bedden in. Ruimte om te draaien of spullen op te bergen is er nauwelijks. De meeste cabines hebben geen raam. In de gangen staan veel deuren open, voor betere wifi-ontvangst. Ze hebben lakens voor de deurpost opgehangen.
Halil heeft nog geluk: híj heeft overdag iets te doen. Voor de meesten die op de kade rondlopen geldt dat niet. Al is de werkgelegenheid groot, een baantje vinden zonder Nederlands of Engels te spreken, blijft lastig. Daarom is het zaak dat statushouders zo snel mogelijk beginnen met inburgeren, en de taal leren. Dat moet worden opgestart door de gemeente. Alleen is het gros van de statushouders gekoppeld aan gemeenten buiten Rotterdam, waardoor ze niet kunnen starten.
Het schip werd ooit gebruikt om reizigers te vervoeren tussen Estland en Finland. Foto Hedayatullah AmidBewoners hebben lakens voor de deurposten van hun kamers opgehangen. Foto Hedayatullah AmidBewoners van de Silja doden hun tijd op het schip als ze geen werk hebben. Foto Hedayatullah Amid
Langer dan een jaar
„Ik heb de pech dat ik ben gekoppeld aan Albrandswaard”, zegt Yasim el Omar (21). Hij zit op de kade op zijn elektrische fiets. „Ik vraag de hele tijd aan Albrandswaard wanneer ik kan beginnen, maar ze zeggen dat ik eerst moet wachten tot ze mij een huis geven.” De andere statushouders op de kade zeggen hetzelfde: pas als ze een huis krijgen toegewezen, kan hun gemeente de inburgering opstarten.
De meeste bewoners zeggen al langer dan een jaar op het schip te zitten. Eerder waren met de gemeente Rotterdam afspraken gemaakt dat statushouders binnen zes maanden zouden doorstromen naar een woning. Die termijn wordt zelden gehaald, zegt Teklezghi.
De maximale verblijfstermijn is volgens Rotterdam vorig jaar „losgelaten”. „Er gelden nu geen harde uitstroomafspraken meer”, zegt de woordvoerder van wethouder Faouzi Achbar (Denk), die zelf geen interview wil geven over de locatie waarvoor hij politiek verantwoordelijk is.
Zolang ze niet doorstromen, moeten de statushouders zich op de Silja zien te vermaken. Elke dag is hetzelfde, zegt de Syrische veertiger Madi, die verderop aan de kade in het water staart. Ondanks zijn verblijfsvergunning „mag ik nog steeds niks in Nederland”. En nu in Syrië de situatie veranderd is, maakt hij zich zorgen of zijn gezin nog wel naar Nederland mag komen. Madi doet de hele dag niets anders dan wandelen naar dek zes – het dek waar je mag roken. „Ik ga naar dek zes, roken, en weer terug. Roken, en weer terug. Dat de hele dag. ’s Avonds drogeer ik mezelf om te kunnen slapen.”
Bij de vraag hoe zijn leven is, kijkt hij zijn vriend aan. „Pfff. Hij vraagt aan mij hoe mijn leven is.” Zijn ogen worden week.
Senait Teklezghi, locatiebeheerder van COA bij het grote vluchtelingenschip Silja Europa. Foto Hedayatullah Amid
Kippensoep
‘Welcome to the grand buffet’, staat op het bordje naar het scheepsrestaurant. Locatieleider Teklezghi leest voor wat er vandaag op het menu staat. Kippensoep, verschillende salades, bonenstoofpot, couscous, calamari en geroosterde kip. „Best gevarieerd.”
Toch regent het klachten over het eten. Bewoners noemen de maaltijden „een verschrikking”, ze zouden er „ziek” van worden, gaan nog liever met honger naar bed. Verontwaardigd laten ze foto’s zien van recente maaltijden. Grote stalen bakken met daarin een bruine saus. Een grote pan met een wit laagje erin dat „bedorven melk” zou voorstellen. Een berg rijst „zo hard als steen”.
Twee weken geleden liepen de frustraties over het eten zo hoog op dat een groep bewoners uit het restaurant was opgestaan en naar de centrale trappenhal was gelopen. Ze schreeuwden om ander eten. Steeds meer mensen sloten zich aan en begonnen te roepen. Zo was er opeens een opstand op het schip uitgebroken – tegen de cateraar en het COA. De politie moest erbij komen.
Over het algemeen is het eten van goede kwaliteit, zegt de locatiemanager, „in die zin dat het niet bedorven is”
Teklezghi: „Ik ben daarna met een groep vertegenwoordigers van de demonstraten gaan praten. Ik heb ze gezegd dat dit niet de manier is om hun ongenoegen te uiten.” Maar helemaal ongelijk wil ze hen niet geven. „Het is niet zo dat de klachten nergens op gebaseerd zijn. Bepaalde dingen kunnen beter, daar ben ik heel eerlijk in.”
Maar „over het algemeen” is het eten van „goede kwaliteit”, zegt Teklezghi, „in die zin dat het niet bedorven is”.
„Als je maandenlang uit een gaarkeuken eet, dan is dat nooit lekker”, weet Timo Waarsenburg, de COA-woordvoerder die met de rondleiding meeloopt. „Het is wat het is. Dit is noodopvang.”
De statushouders kunnen niet kiezen voor een eigen maaltijd: hun leefgeld bedraagt 15 euro per week – niet genoeg om eten van te kopen. Wie eigen inkomen heeft uit werk, moet een bijdrage voor het verblijf betalen.
Ook daarmee hebben de statushouders op de Silja dubbel pech: hun status in Nederland zou ze recht geven op een uitkering, maar omdat ze nog steeds bij het COA verblijven krijgen ze die ook niet.
Regeltjes
Aan de paal naast de buffetschalen in het restaurant hangt een poster. ‘Het is verboden om eten mee te nemen naar de kamers. Water en een stuk fruit is toegestaan.’ Briefjes met regels, ze hangen overal in het schip. Osman Ali (18) schiet in de lach als hij erover begint. „Al die gekke regels”. Hij draagt een grijze trui van basketbalclub Chicago Bulls met daaronder hippe sneakers. Een van de regels is dat niemand op bezoek mag komen, behalve leden van je kerngezin. Als je het pasje van je kamerdeur vergeet, moet je wachten totdat een COA-medewerker je deur opent. Bewoners mogen de accu van een elektrische fiets niet op de kamer bewaren, vanwege brandgevaar.
Elke dinsdag is er een meldplicht voor de bewoners. Bij het verzaken ervan wordt hun leefgeld ingehouden – een andere regel waar veel statushouders gefrustreerd over zijn. Tijdens de rondleiding van de locatiemanager komt Hosain Alswis (27) er op zijn slippers bij staan. Hij tikt op zijn Google Translate-app een Arabisch berichtje, en laat de vertaling lezen op zijn telefoon. „Het is hier verschrikkelijk”, staat er.
Alswis is een van de Syriërs die nog niet kan beginnen aan inburgering, omdat hij aan een gemeente buiten Rotterdam is gekoppeld. Onlangs verloor hij zijn moeder in Syrië, het was een maandagavond. Alswis ging naar een vriend om te rouwen. De volgende dag was hij te laat terug voor de meldplicht. Als sanctie werd zijn leefgeld ingehouden. „Ik vertelde dat ik het vergeten was omdat mijn moeder was overleden”, vertelt Alswis. „En weet je wat ze zeiden? Dan hebben we een overlijdensakte of medisch rapport nodig als bewijs. Maar hoe moet ik aan een overlijdensakte uit Syrië komen?” Alswis liet een foto zien van zijn overleden moeder. „Maar ook dat geloofden ze niet.” Volgens het COA wilde de man ontheffing van zijn meldplicht, omdat hij naar de begrafenis in het buitenland wilde. En daar is nu eenmaal een bewijsdocument voor nodig.
Hosain Alswis (27) een vluchteling uit Syrië, is niet blij met de beperkte ruimte waar hij ongemakkelijk in kan slapen. Foto Hedayatullah Amid
Beknotte vrijheid
De meldplicht en de daaraan gekoppelde sanctie maken bij meer statushouders emoties los. Het afstempelen zelf is een kleine moeite, al komt het soms slecht uit. Maar de meldplicht is voor hen uitgegroeid tot het symbool van hun beknotte vrijheid.
„Waaróm moeten wij elke week stempelen? We hebben toch verblijfspapieren? We zijn toch vrij?”, zegt Ali Allaf (28) die met een groep vrienden voor het restaurant rondhangt. Hij vluchtte op zijn zeventiende uit Syrië toen de oorlog uitbrak, leefde in tentenkampen in Libanon en Griekenland en kwam uiteindelijk in Nederland terecht. Allaf had uitgekeken naar het moment dat hij met een verblijfsvergunning eindelijk aan zijn leven kon beginnen. Dus is de frustratie extra groot dat hij nog steeds leeft op een vluchtelingenschip, met drie tassen vol kleren als enige bezit. „Je kunt hier alsnog niks zelf bepalen”, zegt Allaf. „Wat je eet, wanneer je de was doet, hoe je met je kamer omgaat: alles wordt hier voor je bepaald.”
Mohammad Ali Allaf, een vluchteling uit Syrië, is gefrustreerd over de uitzichtloze positie waarin zijn leven zich bevindt. Foto Hedayatullah Amid
Onlangs was hij zijn frustraties niet meer de baas. Een COA-medewerker kwam naar zijn kamer en vertelde dat hij moest opruimen. „Ze zei: raap je spullen bij elkaar en berg ze op in een tas.” Allaf weigerde. „Ik woon hier, niet zij.” Daarna begon de medewerkster te schreeuwen, zegt hij. Volgens het COA gedroeg juist Allaf zich agressief en bedreigend. De locatiemanager gaf hem een ‘time-out’: hij mocht veertien dagen niet op het schip komen.
Daarna besloot Ali Allaf weer terug te keren; hij heeft nu eenmaal geen andere huisvesting. Maar de frustraties zijn nog net zo groot. „Ik ben een volwassen man. Maar soms wil ik huilen. Wat is er gebeurd met mijn leven, dat ik hier zit op mijn 28ste?”
Het COA doet zijn best, ziet Shelash Abdelaziz (59), een Syrische Koerd, maar ook dat kan weinig veranderen aan de situatie van de statushouders. „De meesten hier zijn gestresst, vooral de getrouwde mannen”, zegt hij. „Zij denken alleen: wanneer komt mijn gezin? Dan pas kan hun leven beginnen.” Ook hij wacht op de komst van zijn vrouw en twee kinderen. „Elke dag bellen we honderd keer”. Ondertussen probeert Abdelaziz zichzelf bezig te houden. Met wandelingetjes door de stad. De taal leren, het NOS Journaal kijken, het COA te helpen met vertaalwerk – in Syrië was hij docent Engels.
Ook Ali Allaf heeft inmiddels een bezigheid gevonden. Hij organiseert muziekavonden op de Silja. Op dek acht, de zaal van de voormalige ‘Moonlight Disco’, speelt Allaf elke vrijdagavond op zijn oed, een Arabisch snaarinstrument. Dan wordt er gedanst.
Tot tien uur ’s avonds. Daarna moet het stil zijn op het schip, zo schrijven de COA-regels voor.
Shelash Abdolazez is 59 jaar en een vluchteling uit Syrië. Hij wacht op de komst van zijn vrouw en twee kinderen. „Elke dag bellen we honderd keer”. Foto Hedayatullah AmidVoetballende kinderen zien dat hun bal in het water naast de kade is gevallen. Foto Hedayatullah Amid