Drie jaar in de brugklas? Dat kan op deze school als je nog twijfelt tussen havo en vwo

Als Saartje de Wit (17) was afgegaan op het advies van haar leerkracht in groep 8 van de basisschool, had ze havo gedaan. Dan was ze misschien vorig jaar, in de vijfde klas, geslaagd voor het eindexamen en wie weet zat ze dan nu op de pabo, een hbo-opleiding waar ze destijds aan dacht. Maar ze koos voor een middelbare school met gemengde brugklassen, de Copernicus Scholengemeenschap in Hoorn. Pas na twee jaar zou de klas worden opgesplitst. In de tussentijd werden alle leerlingen beoordeeld op havo- én vwo-niveau.

In haar eerste jaar leek het er nog op dat ze uiteindelijk zou doorstromen naar havo, vertelt ze. „Toen was ik vooral bezig met de gezelligheid in de klas.” Maar in het tweede brugjaar begon het te kriebelen. „Ineens wilde ik toch vwo doen, dus ik ging harder werken.” Nu doet ze eindexamen vwo en als ze slaagt, begint ze in september met de studie geschiedenis aan de Universiteit Leiden. „Achteraf ben ik blij dat ik op school wat langer de tijd kreeg om uit te vinden wat ik kon en wat ik wilde”, zegt ze.

„Met een gemengde of brede brugklas bedien je vooral de laatbloeiers”, zegt schooldirecteur Pol Hinke. „Dat kunnen kinderen zijn die nog heel speels zijn en aan de middelbare school moeten wennen, maar ook kinderen die thuis geen Nederlands spreken en weinig hulp krijgen.” Van hem hoeft echt niet iedereen naar het vwo. „Zeker niet. Waar het om gaat, is dat alle leerlingen genoeg tijd moeten krijgen om erachter te komen welk niveau bij hen past.”

Subsidie

In de onderwijswereld en in politiek Den Haag wordt al langere tijd gediscussieerd over de vraag of leerlingen niet te vroeg worden ingedeeld in verschillende schoolniveaus, op basis van hun leerprestaties op de basisschool. Dat zou volgens wetenschappers in het nadeel zijn van kinderen die zich in een achterstandspositie bevinden. De Onderwijsraad, die de regering adviseert over onderwijsbeleid, stelde in 2021 voor om te stoppen met het schooladvies dat leerlingen krijgen in groep 8 van de basisschool. In plaats daarvan zouden alle middelbare scholen driejarige, brede brugklassen moeten krijgen waar leerlingen met uiteenlopende capaciteiten bij elkaar zitten.

Toenmalig minister van Onderwijs Dennis Wiersma (VVD) reageerde instemmend maar wilde de brede brugklas niet verplicht stellen, dat vond hij te ingrijpend voor het voortgezet onderwijs. In plaats daarvan kwam er vanaf 2022 subsidie voor scholen die vrijwillig een ‘heterogene’ (gemengde) brugklas wilden invoeren, van twee of meer niveaus. Dat geld, 100.000 euro per aanvraag, konden ze bijvoorbeeld besteden aan het bijscholen van leerkrachten om les te geven op verschillende niveaus of het ontwikkelen van aangepast lesmateriaal.

Het vorige kabinet wilde deze regeling permanent maken en had daar ook geld voor uitgetrokken: 55,5 miljoen euro per jaar. Maar het kabinet-Schoof bezuinigt op onderwijs en heeft deze subsidie stopgezet. De coalitie is er niet van overtuigd dat een brede brugklas goed is voor álle leerlingen. Vmbo’ers biedt het misschien een kans zich op te trekken aan klasgenoten, maar leerlingen met een duidelijk vwo-profiel remt het af, denken zij.

Dakpanklassen

Sinds dit jaar krijgen scholen dus geen subsidie meer voor het mengen van leerlingen met verschillende schooladviezen in een brugklas. Belangenorganisaties voor het onderwijs, zoals de VO-raad, vreesden dat scholen er dan snel mee zouden stoppen. Niet zonder reden: voor de subsidie werd ingesteld, was de gemengde brugklas, die al decennia bestond, op haar retour. Dankzij de subsidie nam het aantal gemengde brugklassen weer toe, bleek uit cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

De Copernicus Scholengemeenschap heeft geen plannen om met de gemengde brugklassen te stoppen, zegt schooldirecteur Hinke. Zijn school had die al lang voor de subsidieregeling. Elk jaar melden zich op de school, die nu zo’n 1150 leerlingen telt, 240 nieuwe leerlingen aan. Ze worden verdeeld over zo’n tien zogenoemde ‘dakpanklassen’: mavo/havo en havo/vwo. Hinke: „Alle leerlingen in zo’n brugklas krijgen dezelfde lesstof aangeboden, maar die is deels wel gedifferentieerd naar niveau. Ze maken allemaal dezelfde toetsen en vervolgens worden hun cijfers berekend op twee niveaus. Voor vwo moet je bijvoorbeeld meer inzicht laten zien in de stof.”

In de mavo/havo-brugklas ziet hij veel leerlingen ‘opstromen’. „We hebben relatief veel leerlingen die met een mavo-advies binnenkomen maar uiteindelijk op havo-niveau hun diploma halen.” Al komt ook het tegenovergestelde voor. „We proberen bij elke leerling het maximale eruit te halen, wat het dan ook is”, zegt Hinke.

Naast de dakpanklassen is er een aparte vwo-brugklas voor leerlingen die op de basisschool een ‘enkelvoudig’ vwo-advies hebben gekregen. Eigenlijk vindt Hinke zo’n aparte vwo-brugklas niet echt nodig, maar er is nu eenmaal vraag naar, zegt hij. „De gedachte van sommige ouders is dat je als vwo-leerling tekortgedaan wordt als je in een bredere brugklas zit.” De „echte vwo-plus-leerlingen”, zoals hij ze noemt, kiezen niet voor het Copernicus. Die gaan naar een van de twee gymnasia in Hoorn.

Risicootje

Soms redt een leerling die vanuit de gemengde brugklas doorstroomt naar het vwo het uiteindelijk toch niet op dat niveau. Hinke: „Wij willen leerlingen die gemotiveerd zijn een kans geven. Dat betekent dat je soms een risicootje neemt. Dat maakt onze vwo-afdeling wat kwetsbaarder dan op andere scholen.” Hij vindt het jammer dat scholen er door de Onderwijsinspectie op afgerekend worden als leerlingen een keer blijven zitten of ‘afstromen’ naar een lager niveau. „Wij vinden het belangrijker om de best passende plek te vinden voor onze leerlingen.”

In de tijd dat Saartje de Wit in de havo/vwo-brugklas zat, duurde die nog twee jaar. Inmiddels heeft de Copernicus zelfs een derde brugjaar ingevoerd. De school kreeg daarvoor subsidie toen die regeling er nog was. „We hebben dat budget vooral gebruikt om de docenten uren te geven om hun lessen op twee niveaus te ontwikkelen”, vertelt Hinke.

Voor een deel van de derdeklassers is zo’n extra brugjaar nuttig. Hinke: „Vaak zijn het leerlingen van wie wij denken dat ze prima vwo kunnen, maar die daar zelf nog onzeker over zijn. En soms zijn het leerlingen die heel graag vwo willen doen maar dat nét niet halen. Die mogen het nog een jaar proberen.”


Een kwart eeuw na de ramp ligt het vuurwerk nog steeds in woonwijken

In de statige Burgerzaal van het gemeentehuis in Enschede ziet burgemeester Roelof Bleker op maandagavond 3 februari 2025 hoe verdriet en woede om voorrang vechten bij een presentatie over de vuurwerkramp bij SE Fireworks. Dat verrast hem niet meer: het mag dan 25 jaar geleden zijn, veel mensen zijn getroffen of kennen iemand die slachtoffer is.

Op 13 mei 2000 hoorde Bleker in zijn woning in Enschede de drie explosies die de wijk Roombeek met de grond gelijk maakten. Die zonnige voorjaarsdag verloren 1.250 mensen hun huis, raakten 947 mensen gewond en vielen er 23 doden, onder wie vier brandweerlieden.

Als lid van de gemeenteraad van Enschede voor de PvdA werd hij direct geconfronteerd met het leed van de slachtoffers. Voor de wederopbouw van Roombeek, waar hij als wethouder stedelijke ontwikkeling intensief bij betrokken was, had hij veel contact met de bewoners.

Roelof Bleker weet dus wat hij kan verwachten als op die avond in februari de resultaten van een omvangrijk onderzoeksrapport over de ramp worden gepresenteerd. De emoties liggen in Enschede maar net onder het oppervlak en bij sommigen is het wantrouwen jegens de overheid groot.

Hoe komt dat? Wat zijn de lessen van de vuurwerkramp in Enschede? En waarom worden sommigen daarvan nog altijd niet serieus genomen?

Volgens de regels opgeslagen vuurwerk in woonwijken kan een zware explosie veroorzaken

René Torenvlied
hoogleraar

Welke rol had de rijksoverheid?

De presentatie in de Burgerzaal wordt afgetrapt door René Torenvlied, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Twente en Matthijs Moorkamp van de Radboud Universiteit Nijmegen. Torenvlied is voorzitter van de commissie die in opdracht van de Tweede Kamer vanaf 2022 nieuw onderzoek heeft gedaan naar de ramp.

De Kamer wilde dat de commissie Torenvlied en zijn team specifiek zouden kijken naar de rol van de rijksoverheid bij de ramp in Enschede. En met name naar de vraag wat er was geleerd van een eerdere vuurwerkramp: in Culemborg in 1991. Vandaar de titel van hun rapport: Leren van twee vuurwerkrampen.

Naast die vragen over het verleden leven er bij de Kamer zorgen over het heden. Bijvoorbeeld over de veiligheid van de opslag van vuurwerk in woonwijken en, nog zo’n gevoelig onderwerp, over de instructies voor de brandweer bij bestrijding van vuurwerkbranden.

Ook Torenvlied heeft inmiddels ervaring met de hevige emoties die het vuurwerkdossier oproept in Enschede. Wat niet helpt is dat zijn commissie geen antwoord heeft gegeven op die ene, ultieme vraag: hoe is de brand bij SE Fireworks ontstaan?

Het raadsel over ‘het eerste vlammetje’ is een belangrijke bron van twijfel en wantrouwen. Na al het feitenonderzoek dat al gedaan is, verwachtte Torenvlied niet dat hij die vraag zou kunnen beantwoorden. Dat was zijn opdracht ook niet.

Maar dat doet aan het sentiment in Enschede niets af, blijkt tijdens de presentatie. „Hoe kan ik verder, als de waarheid wordt verzwegen?”, vraagt Mathilde van der Molen retorisch tijdens de bijeenkomst. Haar man is een van de brandweerlieden die 25 jaar geleden stierf bij de explosies in Enschede. Zonder antwoorden kan ze haar verlies niet echt verwerken.

Een gewaarschuwd man

René Torenvlied grijpt in een vergaderzaal van de Universiteit Twente af en toe nog terug naar zijn lijvige rapport als hij vertelt over zijn onderzoek en de vragen die daarover nog altijd leven. Hij was een gewaarschuwd man toen hij er aan begon: bij een groep direct of indirect betrokkenen roept iedere actie van de overheid bij voorbaat weerstand op. „Ook als je onafhankelijk onderzoek doet in opdracht van de volksvertegenwoordiging”, zegt Torenvlied.

De harde conclusies over de overheid doen daar niets aan af. Zo stelt Torenvlied dat „de onveilige vuurwerkopslag in Nederland rond 2000” is ontstaan door slechte afstemming tussen de rijksoverheid en gemeenten die betrokken waren bij de vergunningverlening en vuurwerkbedrijven en het toezicht daarop.

Ook blijkt uit het onderzoek van Torenvlied dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat en dat van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor de ramp in Enschede jarenlang ruzie maakten. Dat conflict ging over de regels voor opslag van professioneel vuurwerk door vuurwerkleveranciers. Het gevolg was dat er ten tijde van de vuurwerkramp in Enschede geen richtlijnen waren „die de omgang met, en opslag van, professioneel vuurwerk reguleerde[n]”.

Die conclusies voeden het wantrouwen tegen de overheid. „De reactie is: ‘zie je wel, ze houden informatie achter”, zegt Torenvlied. „Het gekke is dat dat wantrouwen zich vervolgens ook tegen ons richt. Ook wij worden, ten onrechte, gezien als een verlengstuk van de overheid omdat wij geen antwoord hebben op die ene ultieme vraag: de oorzaak van de ramp bij SE Fireworks.”

Campagne

Het leidde in Enschede tot een strijd over het rapport van Torenvlied, dat eind 2023 al werd aangeboden aan de Tweede Kamer. Het is de reden dat het ruim een jaar heeft geduurd voordat Torenvlied zijn bevindingen kon presenteren in Enschede.

Die vertraging werd mede veroorzaakt door een van de hoofdpersonen in dit dossier: Rudi Bakker, voormalig eigenaar van SE Fireworks. Hij diende een klacht in bij de universiteit omdat het onderzoek niet aan de ethische standaard zou voldoen. Die klacht werd afgewezen en ook een poging om via de rechter presentatie van het rapport tegen te houden, slaagde niet.

Het past bij de strijd voor eerherstel die Bakker voert na zijn onherroepelijke veroordeling tot één jaar cel voor dood door schuld in 2003. Zo grijpt hij in 2018 een rapport van Europarlementariër Paul van Buitenen aan voor een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad. Dat werd afgewezen.

Vuurwerkopslag in woonwijken

Het rapport van Van Buitenen was voor de Tweede Kamer wel reden om Torenvlied te vragen nieuw onderzoek te doen. Naast de rol van de rijksoverheid bij de vuurwerkrampen in Culemborg en Enschede, leven er bij de Kamer ook vragen over vuurwerkopslag. Is dat wel veilig voor de mensen die daarbij in de buurt wonen? En hoe zit het met de veiligheid van brandweerlieden die een vuurwerkbrand moeten blussen?

De antwoorden van Torenvlied en zijn team op die vragen zijn glashelder: nee, het is nog altijd niet veilig. Het is een van de paradoxen van de vuurwerkramp. De regels voor de opslag van ‘zwaar’ professioneel vuurwerk zijn sindsdien zo streng dat dit uit Nederland is verdwenen. Dat vuurwerk ligt nu in oude bunkers in Duitsland en België.

De regels voor opslag van ‘licht’ consumentenvuurwerk zijn na de ramp in Enschede juist minder streng geworden

De regels voor opslag van ‘licht’ consumentenvuurwerk zijn na de ramp in Enschede juist minder streng geworden. Zo bestaat hiervoor wel een meldplicht maar geen vergunningplicht. De gedachte is dat deze categorie vuurwerk niet massa-explosief is, en bij een brand niet in één keer ontploft, zoals het vuurwerk bij SE Fireworks. Vandaar dat de opslag van maximaal 10.000 kilo consumentenvuurwerk nog altijd is toegestaan in woonwijken.

Onder dat beleid zitten aannames die volgens Torenvlied niet altijd kloppen. „Zogeheten licht vuurwerk is gevaarlijker dan werd aangenomen. Dat heeft te maken met een paar complexe technische kwesties. Zo kan de manier waarop vuurwerk is verpakt grote gevolgen hebben. En de classificatie van vuurwerk – er zijn vier categorieën van licht tot zwaar – is niet altijd betrouwbaar.

Het maakt controle in de praktijk heel moeilijk, stelt Torenvlied. Dat komt volgens de hoogleraar bestuurskunde omdat regels worden aangepast of niet eenduidig worden geïnterpreteerd.

Daarnaast gedraagt vuurwerk zich bij brand niet altijd voorspelbaar, aldus Torenvlied. „Dat betekent dat consumentenvuurwerk zich wel ‘massa-explosief’ kan gedragen. Dat wil zeggen dat volgens de regels opgeslagen vuurwerk een zware explosie kan veroorzaken omdat het in één keer ontploft.”

Die conclusie heeft verstrekkende gevolgen, gezien de ramp in Enschede: in circa vierhonderd woonwijken in heel Nederland wordt consumentenvuurwerk met instemming van de overheid opgeslagen.

Bestuurlijke tweespalt

In reactie op de conclusies van Torenvlied heeft het kabinet de regels voor de verpakking van consumentenvuurwerk in 2024 aangepast. In overleg met de vuurwerkbranche worden bepaalde verpakkingsmethoden uitgefaseerd.

Daarnaast wordt in opdracht van staatssecretaris Chris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) nader onderzoek gedaan naar het onvoorspelbare gedrag van consumentenvuurwerk. Maar volgens het Veiligheidsberaad, dat spreekt namens de 25 veiligheidsregio’s in Nederland, is dat allemaal niet genoeg.

Zo circuleert er nog tot de zomer van dit jaar consumentenvuurwerk in onveilige verpakkingen. Ook blijkt er een fout te zitten in de Omgevingswet waardoor er ook zwaarder, professioneel vuurwerk in woonwijken mag worden opgeslagen.

Die conclusie heeft grote gevolgen voor de instructie voor brandweerlieden die een vuurwerkbrand moeten blussen. Omdat ook consumentenvuurwerk massa-explosief kan zijn, lopen brandweerlieden grote risico’s bij het blussen. Daarom is de instructie na het rapport van Torenvlied aangepast. „ Het is veilig of het is niet veilig”, zo stelt het Veiligheidsberaad. „Voor de brandweer kan daar geen licht tussen zitten.”

Betonplaten die onder de vuurwerkcontainers van SE Fireworks lagen zijn nog steeds te zien aan de Tollensstraat.

Foto Eric Brinkhorst

Dat betekent dat brandweerlieden, vanwege het aannemelijke risico op een zware ontploffing, afstand moeten houden bij het blussen van een brand bij een locatie waar consumentenvuurwerk is opgeslagen. Veel meer dan de wijk ontruimen kunnen ze in zo’n situatie formeel niet doen.

Maar dat levert volgens het Veiligheidsberaad een duivels dilemma op voor brandweercommandanten. „Tijdens een brand bij een vuurwerkopslag kan de noodzaak ontstaan – mede onder druk van het publiek – om met gevaar voor eigen leven toch dit gebied in te gaan om mensen te redden.”

Omdat er nog onderzoek loopt, wil het kabinet op dit moment niet overgaan, op het verzoek van het Veiligheidsberaad, tot een verbod voor de opslag van consumentenvuurwerk in woonwijken. En die weigering is voor burgemeester Roelof Bleker van de gemeente Enschede weer reden geweest om in de pen te klimmen.

Dat vuurwerk is veel gevaarlijker dan we altijd dachten

René Torenvlied
hoogleraar

Na de presentatie van Torenvlied in Enschede heeft Bleker het kabinet per brief gevraagd maatregelen in te voeren „die veilige opslag van (consumenten)vuurwerk garanderen”. De nieuwe blusinstructie voor de brandweer vindt Bleker niet realistisch, „gezien de geschiedenis van de stad Enschede”. Bij een brand in een woonwijk „verwachten mensen dat de brandweer handelt”.

Hij bepleit een aanpassing van de Omgevingswet, waarin opslag van vuurwerk kan worden geregeld. Maar dat zal er wel niet van komen nu er in de Tweede Kamer een meerderheid is voor een algemeen vuurwerkverbod, denkt Bleker. „Ik verwacht dat daarmee de noodzaak tot regulering van de vuurwerkopslag in woonwijken verdwijnt.”

Hoogleraar Torenvlied denkt dat de praktische invoering van een vuurwerkverbod nog wel twee jaar kan gaan duren. Tot die tijd accepteert Nederland volgens Torenvlied, ondanks al het onderzoek naar de vuurwerkramp bij SE Fireworks, dus het reële risico van een vuurwerkexplosie in een woonwijk: „Dat vuurwerk is veel gevaarlijker dan we altijd dachten.”

Lees ook

Zijn beelden van de vuurwerkramp gingen de wereld over. Als burgemeester zegt hij: wees voorbereid op rampen

Danny de Vries, burgemeester van Oudewater, was verslaggever tijdens de vuurwerkramp in Enschede. Foto Merlin Daleman


Bestuur Radboud Universiteit wil banden met Israëlische universiteiten verbreken

Het college van bestuur van de Radboud Universiteit wil de samenwerking met twee Israëlische universiteiten opschorten. Dat meldt de Nijmeegse universiteit maandag op haar website. Individuele academici mogen zelf bepalen of ze samenwerken met Israëlische collega’s.

De Radboud Universiteit worstelt al ruim een jaar met de gevolgen van de situatie in Gaza voor het onderwijs in Nijmegen. Pro-Palestijnse demonstranten bouwden een tentenkamp, organiseerden protestmarsen en bezetten universiteitsgebouwen. De actievoerders willen dat de banden met Israëlische universiteiten worden verbroken.

Het bestuur baseert het voornemen op een analyse van een adviescommissie over de mensenrechtensituatie in Israël en Palestina. Begin deze maand oordeelde de commissie dat de Hebrew University uit Jeruzalem en de Tel Aviv University „direct en specifiek” bijdragen aan (enkele) „ernstige en systematische mensenrechtenschendingen” door Israël, zowel in Gaza als in de bezette Palestijnse gebieden.

In het advies staat bijvoorbeeld dat Israëlische studenten een bachelor Midden-Oostenstudies met een militaire opleiding combineren. De militaire studenten zouden worden „klaargestoomd” om te werken voor inlichtingdiensten van het Israëlische leger (IDF). Ook worden „excellente studenten” opgeleid tot experts in militaire technologie, aldus de commissie. Daardoor schenden de Israëlische universiteiten mogelijk de wetenschappelijke integriteit, vinden de adviseurs.

Lees ook

Uit de hand gelopen debat laat zien hoe klem universiteiten zitten tussen pro-Palestina studenten en Israël

Een pro-Palestinademonstratie op de campus van de Radboud Universiteit in maart. Foto Marcel Krijgsman

Militaire operaties

De onderzoekscommissie adviseert het college om het ‘memorandum van overeenstemming’ (een herenakkoord) te bevriezen en de Hebrew University onder meer te verzoeken om de samenwerking met de IDF in exclusief militaire opleidingen te beëindigen. Ook moet de Radboud Universiteit achterhalen of de Israëlische universiteiten geen kennis vergaren en materieel ontwikkelen voor militaire operaties in Gaza en op de bezette Westelijke Jordaanoever, adviseert de commissie.

Het college van bestuur schrijft dat de medezeggenschapsraad, de Universitaire Gezamenlijke Vergadering (UGV), nog een advies zal uitbrengen, waarna het bestuur waarschijnlijk later deze week een definitief besluit neemt.

Afgelopen woensdag besloot Tilburg University om de banden „op institutioneel niveau” op te schorten met de Israëlische universiteiten Bar-Ilan en Reichman. De samenwerking met de Hebrew University of Jerusalem bleef intact.

Liveblog
Crisis in het midden-oosten


Zeker zestien doden bij Israëlische aanval op school en moskee in de Gazastrook


De bus kwam te laat of helemaal niet. De oplossing van vervoerder Qbuzz: minder bussen

Aan het eind van een slingerende en heuvelachtige weg staat bij het strand in Noordwijk een kleine bushalte met de toepasselijke naam Parallel Boulevard. De villa’s en hotels op de weg ernaartoe hebben vrijwel allemaal „duin” in de naam: Duinzicht, Villa ter Duinen, Duinroosje, Duinlust. Het is de favoriete plek van de 93-jarige Erik. „Bij deze bushalte vertrekt mijn geliefde buslijn naar Den Haag. Die pak ik iedere week minstens een keer om mijn vriendin te zien. Ik krijg altijd vlinders in mijn buik.”

Maar de relatie staat onder druk. Waarom dan, vraagt Hermien Victor (79), die ook op de bus staat te wachten. Bij wijze van antwoord wijst Erik, die zijn achternaam als trouwe lezer van de Volkskrant niet wil geven, met zijn wandelstok naar het digitale bord waarop de bustijden worden aangegeven. „De bussen zijn te laat, of komen soms helemaal niet. Laatst moest mijn vriendin een half uur langer wachten. Zo gaat de relatie niet lang meer duren”, klaagt de Noordwijker. Net nadat de bus is gearriveerd, zegt Victor: „Sinds begin dit jaar is het busvervoer echt volstrekt waardeloos. Ik begrijp de frustratie.”

In Roemenië zijn de bussen nog beter

Dave Warmerdam
reiziger

Sinds 15 december 2024 verzorgt Qbuzz het busvervoer in de regio Zuid-Holland Noord. Dit gebied omvat onder meer de steden Leiden, Alphen aan den Rijn en Gouda. Meteen na de overname door de nieuwe vervoerder ontstonden in de regio enorme problemen met de bussen. Ze kwamen te vaak te laat, vertrokken te vroeg, vielen uit of waren onvoldoende toegankelijk voor mensen die minder goed ter been waren.

Volgens de provincie Zuid-Holland laat de vervoerder reizigers „letterlijk en figuurlijk in de kou staan”. In de eerste maand sinds de overname van de dienstverlening door Qbuzz viel 8,27 procent van de busritten in de streek uit, terwijl dat volgens afspraken tussen de vervoerder en de provincie Zuid-Holland slechts 1 procent van het totale aantal mag zijn. Daarnaast was 46 procent van de bussen te vroeg of meer dan drie minuten te laat, waar dat maximaal 25 procent mag zijn. De provincie rekende op 140 beschikbare bussen, Qbuzz had daar bij aanvang slechts 31 van beschikbaar. Voor de slechte dienstverlening legde de provincie het bedrijf op 19 maart een boete op van bijna 3,5 miljoen euro.

Het is kiezen tussen twee kwaden: gepland minder rijden of onverwachte uitval

Frederik Zevenbergen
gedeputeerde

Om ervoor te zorgen dat meer bussen op tijd arriveren, heeft Qbuzz eind april enkele maatregelen genomen. De frequentie van acht buslijnen werd aangepast. Zoals die van de snelle buslijn 23 die tussen 10.00 uur en 14.30 uur niet meer tussen Leiden en de omliggende dorpen Katwijk en Noordwijk zal rijden. Andere buslijnen rijden ofwel in de middagspits minder vaak, zoals lijn 385 van Noordwijk naar Den Haag, ofwel in de late avond minder.

Opstartproblemen

„Het is kiezen tussen twee kwaden: gepland minder rijden of onverwachte uitval”, aldus gedeputeerde Frederik Zevenbergen (Verkeer, vervoer en ov, VVD). Hij vindt dat Qbuzz de juiste optie kiest, al is het maar omdat het alternatief nog erger is: „Het liefst heb je goed werkend vervoer en hoef je de keuze nooit te maken. Nu kunnen reizigers in elk geval anticiperen. Ik verwacht wel van Qbuzz dat ze snel hun problemen oplossen en teruggaan naar de beloofde dienstregeling.”

Volgens Zevenbergen is na die slechte eerste maanden de dienstverlening sterk verbeterd. De opstartproblemen waren vooral te wijten aan personeelstekort en ontbrekende vergunningen voor oplaadpalen in Leiden, zegt hij: „Daarom moesten veel chauffeurs die in Leiden wonen, en nu nog steeds, eerst zelfstandig naar Katwijk reizen. Daar staan de oplaadstations voor bussen. Gewoonweg onhandig.” De woordvoerder van Qbuzz stelt dat de „uitvoering van de concessie inmiddels stabiel loopt” en de drukte bij de buslijnen „nauwkeurig in de gaten wordt gehouden”. Daarbij benadrukt het bedrijf dat „het vervoersaanbod gelijk is gebleven aan het aanbod van vorig jaar”.

Het onbetrouwbare openbaar vervoer in de regio zorgt ervoor dat sommige busreizigers drastische maatregelen nemen. Een Noordwijks bushokje verder zit Dave Warmerdam (20) al een kwartier langer dan gepland te wachten op zijn vriendin die bij een strandtent werkt. De in Roemenië geboren economiestudent vertelt geïrriteerd over zijn ervaringen met de Nederlandse bussen: „Ze zijn altijd te laat, of vallen uit. Heel vaak slaan ze ook haltes over. Mijn vriendin vertrekt ’s ochtends een uur eerder omdat ze verwacht dat er onderweg iets misgaat. In Roemenië zijn de bussen nog beter!”

‘Vertrouwen verloren’

De in Voorhout woonachtige Warmerdam denkt er daarom over om te verhuizen en een prijzige studentenkamer in Amsterdam te zoeken. „Ik zal op de centjes moeten gaan letten. Maar dit ben ik spuugzat.”

Ook de 21-jarige Julia van den IJssel, die naar Noordwijk gaat voor haar werk bij een kledingwinkel, is niet te spreken over het openbaar vervoer. Zodra het onderwerp ter sprake komt, rolt ze met haar ogen en zegt: „Ik kom geregeld te laat bij de winkel, ze kijken er al niet meer van op. Laatst stond ik een half uur vast in Rijnsburg nadat de bus een bushokje had aangereden. Sinds begin dit jaar is het dramatisch.”

Bij een van de platforms voor bussen bij het centraal station van Leiden zijn studenten journalistiek Jens Noppen (20) en Vera Warmenhoven (19) sceptisch over de aangepaste dienstregeling. Warmenhoven legt uit waarom: „Ik heb nu al zo lang niet kunnen vertrouwen op een overstap van vijf minuten, en zo vaak bussen helemaal uit zien vallen, dat ik het eerst moet zien en dan pas ga geloven.”

Noppen knikt instemmend. „Qbuzz heeft al het vertrouwen verloren, wat mij betreft.” Hij ziet op zijn horloge dat hij zijn aansluiting dreigt te missen. „Hopelijk haal ik hem nog”, zegt Noppen terwijl hij een sprint inzet.

Lees ook

Gratis openbaar vervoer, kan dat? ‘Je moet het zien als de brandweer, als een dienst’

Een Luxemburgse bus met passagiers. Het ov is er gratis, maar dat heeft nauwelijks geleid tot minder autogebruik. Foto Oliver Dietze/Getty Images


Zijn beelden van de vuurwerkramp gingen de wereld over. Als burgemeester zegt hij: wees voorbereid op rampen

Over drie momenten uit zijn leven kan Danny de Vries niet vertellen zonder het te kwaad te krijgen. Het kampioenschap van FC Twente, in 2001. Zijn radioverslag van de vuurwerkramp, kort na te hebben moeten rennen voor zijn leven. En even later op de redactie, wanneer hij voor het eerst zijn beelden terugziet.

Doodstil was het, in de studio van RTV Oost. De hele redactie had zich in de kleine ruimte verzameld toen het videobandje begon te lopen. De witte rook uit de fabriek. Dan, even later, het vuurwerk dat omhoogknalde. Een eerste dreun, dakpannen die van de huizen afvlogen. En tot slot de tweede, allesverwoestende knal. Het beeld dat op zwart sprong.

De Vries (51) krijgt 25 jaar na de vuurwerkramp in Enschede weer kippenvel, thuis aan de eettafel in Oudewater, het Utrechtse stadje waarvan hij burgemeester is. Hij wrijft zijn ogen droog. De ramp heeft hij verwerkt, maar als dat laatste ogenblik ter sprake komt, wordt hij altijd emotioneel.

Op dat moment in de studio, zegt hij, drong misschien voor het eerst tot hem door waar hij getuige van was geweest. En tegelijkertijd was er, stiekem, een groot gevoel van opluchting dat alles op film stond – hij werkte voornamelijk als radioverslaggever en wist nauwelijks hoe een camera werkte. „Nu konden we laten zien wat er gebeurd was in Enschede.”

De beelden van De Vries, destijds freelancejournalist bij de regionale omroep, gaan de wereld over. Bij de ramp vallen 23 doden, onder wie een collega-journalist met wie hij goed bevriend was; 950 anderen raken gewond. De Enschedese wijk Roombeek ligt in puin. Zelf komt hij er wonderwel zonder kleerscheuren van af.

Lees ook

Vijf weken na de vuurwerkramp hingen overal in Enschede zeefdrukken van Jan Cremer

Jan Cremer: Zeefdruk Vuurwerkramp (2000)

Een zonnige middag

Op 13 mei 2000 was de 26-jarige De Vries op pad voor Lijn Oost, een programma dat bestond uit korte interviews met passagiers van de bus of de trein. De collega die normaliter de straat op ging was afwezig, en zo gebeurde het dat De Vries die dag wel tien keer met zijn camera de bus op en neer nam van Enschede naar Hengelo.

Tot een vriend belde. Er was een brandje, hij had wat vuurpijlen de lucht in zien gaan. Of Danny niet even moest gaan kijken.

Bij aankomst in Roombeek staat de straat bij vuurwerkfabriek S.E. Fireworks al vol. Het is een zonnige middag, de halve buurt is uitgelopen om te kijken. Er wordt gelachen, af en toe gaan er wat pijlen de lucht in. Zonde dat het nog niet donker is, zegt een toeschouwer, dan hadden we het vuurwerk beter kunnen zien.

Een oorlogsgebied

Danny de Vries
destijds verslaggever over de situatie na de ramp

De sfeer slaat om als opeens een schel geluid weerklinkt. Grote hoeveelheden siervuurwerk schieten vanachter de huizen de lucht in. De camera in de handen van De Vries maakt een draaiende beweging, hij begint de straat uit te rennen. Op het kruispunt gaat hij onder de deurpost staan van het dichtstbijzijnde huis waarvan de voordeur open staat. De ramen schieten uit hun sponningen.

Het aanhoudende gerommel wordt overstemd door een daverende knal. De Vries wordt naar achteren geblazen. Wanneer hij de ogen weer opent, ligt hij achter in de gang tegen het trapgat aan.

Lees ook

Na de wederopbouw is Roombeek mooier dan ooit, maar ‘ons kent ons niet meer’

Donny en Donato Devivo wonen sinds 1979 in Roombeek. Toen de grote knal kwam, zegt Donny, „wipte mijn hele lichaam een paar centimeter van de grond op”.

Aardbevingstraining

Niet lang nadat hij is opgekrabbeld, omschrijft De Vries de situatie live op de radio als een „oorlogsgebied”. De paniek is hoorbaar in zijn stem. Een deel van de wijk is weggevaagd. De huizen zijn verwoest, tot in de wijde omtrek liggen glas, dakpannen, brokstukken. De straat ziet zwart van de rook en het stof.

Wat De Vries achteraf bezien nog het meest wonderlijk vindt: dat hij gewoon door bleef werken, in plaats van het rampgebied te ontvluchten. Dat door hem heen ging: Overijssel moet hiervan horen. De camera was, legt hij uit, „een soort filter. Je registreert het – niet meer dan dat. Je bent er zelf geen onderdeel van.”

Later zal zijn psycholoog uitleggen dat je, wanneer je niet begrijpt wat er gebeurt, je terugvalt op wat je nog wél begrijpt. De Vries kreeg als veertienjarige in de Amerikaanse staat Californië, waar hij een jaar had gewoond, aardbevingstraining. Daar leerde hij dat je onder de deurpost moest gaan staan, het stevigste punt van het huis.

Vervolgens deed hij niet meer dan dat hij gewend was: registreren. Zoals een dokter, zegt De Vries, meteen mensen gaat redden. Hij heeft gewonde mensen in auto’s gezet, met de opdracht ze naar het ziekenhuis te rijden. Waarom is hij zelf niet ingestapt, vraagt hij zich soms af. Hij zat, zegt hij terugblikkend, in een „roes”.

RTV Oost krijgt na de uitzending getergde telefoontjes: of de journalist niet wat kalmer verslag had kunnen doen

Het duurt lang voordat tot de rest van Nederland doordringt wat zich in Enschede heeft afgespeeld. RTV Oost krijgt na de uitzending getergde telefoontjes, of de journalist niet wat kalmer verslag had kunnen doen. En ook De Vries’ vader beseft nauwelijks de ernst van de situatie: hij vraagt of zoonlief niet even kan gaan kijken bij zijn auto. Die stond pal naast de ontplofte opslag.

In de dagen die volgen hoeft hij maar de televisie aan te zetten of hij ziet zijn eigen beelden terug. Lang heeft hij zich schuldig gevoeld. Híj werd in elke talkshow uitgenodigd, híj kon overal zijn verhaal vertellen. Iedereen wist wat híj gedaan had. Terwijl sommigen hun huis waren kwijtgeraakt, of familieleden hadden verloren.

Er waren ook mensen die dachten: die jongen is vast rijk geworden van de ramp. Integendeel: studeren en werken lukten hem niet meer. De beelden van de ramp kreeg hij niet meer van zijn netvlies. Het was nog niet de tijd dat je slachtofferhulp kreeg aangeboden. Twee jaar duurde het voor hij weer rustig kon slapen.

Danny de Vries wilde, toen hij burgemeester was, weten hoe het kon dat vuurwerk in een woonwijk was opgeslagen.

Foto Merlin Daleman

Genoeg ellende gezien

De Vries blijft niet lang meer werkzaam als journalist. Hij had genoeg ellende gezien. De ramp verandert bovendien zijn kijk op de wereld: na 13 mei beschouwt hij elke dag als „een cadeautje”. Zijn tijd wil hij nuttig gebruiken. „Dingen leren, centjes verdienen en daarna iets voor de maatschappij doen”, wordt het credo.

Na een carrière als spindoctor in de crisiscommunicatie wordt hij politiek actief, onder meer als campagneleider in Overijssel voor het CDA. Zonder de ramp had hij deze switch niet gemaakt, denkt hij. Omdat hij daarna had besloten dat hij „alles uit het leven wilde halen”. Maar óók dat hij iets wilde betekenen voor zijn medemens.

De politieke arena, zichzelf in het debat moeten „profileren ten koste van een ander”, is niet voor hem weggelegd. De Vries ziet zichzelf meer als „verbinder”. En dat is, zegt hij, precies wat een burgemeester is. In 2020 kiest de gemeenteraad van Oudewater, een stad die hij dan nauwelijks kent, De Vries uit 45 kandidaten.

Als burgervader hoeft hij zich nooit af te vragen waar hij het voor doet. Want in zo’n stadje gebeurt nogal eens wat. Lief en leed. Hij komt mensen tegen die de ellendigste dingen meemaken. Niet dat hij op zo’n moment altijd iets voor hen kan betekenen. Behalve door te luisteren, een arm om hen heen te slaan.

Oudewater heeft met 11.000 inwoners een bescheiden omvang. Maar zodra je ze beschouwt als 11.000 kinderen, zegt De Vries, dan word je opeens héél druk.

De Vries merkt dat veel mensen niet weten wat ze moeten doen. Zit iemand vast in de lift? Dan wordt hij gebeld

Zelfredzaam

Als burgemeester merkt hij dat heel veel mensen niet weten wat ze moeten doen als er iets onverwachts gebeurt. Zit iemand vast in de lift? Dan wordt hij gebeld. Gaat ergens een alarm af? Hij wordt gebeld. Ergens vindt De Vries het wel mooi: het hoort bij een kleine gemeenschap. Maar het is ook een signaal „dat er iets moet gebeuren”.

In zijn toespraak bij de lokale dodenherdenking heeft hij de vraag onlangs nog aan het publiek voorgelegd: hoe erg is het als we dagenlang zonder stroom komen te zitten? Ben je dan zelfredzaam? Of beter: zijn we dan sámen zelfredzaam? Letten we een beetje op elkaar?

Niet elke Nederlander, zegt De Vries, heeft een ramp meegemaakt. Hij wel. Hij wist wat weerbaarheid inhield vóór het een politiek modewoord werd. En dus ziet hij het in onzekere tijden – of het nu gaat om Russische dreiging, cyberaanvallen of klimaatverandering – als zijn taak de noodzaak daarvan voor het voetlicht te brengen.

Het begint bij een noodpakket, eentje om minimaal 72 uur te kunnen overleven. Maar ook met afspraken met je familie voor als je elkaar drie dagen niet kunt bereiken. Zodat mensen weten hoe te handelen als het erop aankomt. Zoals hij, 25 jaar geleden, wist dat hij onder een deurpost moest staan, omdat hij dat had geleerd.

Is dat leuk? Nee, zeker niet – maar het is nu eenmaal de realiteit, zegt De Vries.

Vuurwerkbunker in de straat

Met alle theorieën en geruchten die in de nasleep van de vuurwerkramp de ronde deden – over landmijnen in de fabriek of ijsfonteintjes als oorzaak van de brand – heeft De Vries zich nooit zo beziggehouden. Wat de ramp precies veroorzaakte, is nooit bekend geworden. Eigenlijk wil hij het ook niet weten.

Wat hem wel bezighoudt, is dat hij nu begrijpt waar het gemeentebestuur in Enschede destijds mee te maken kreeg. Dat je soms ten onrechte verantwoordelijk wordt gehouden voor iets. Of dat je – om maar wat te noemen – als burgemeester niet altijd weet op welke straathoek een vuurwerkopslag zit.

Dat ervoer De Vries zelf, toen hij er net na zijn aantreden achter kwam dat in Oudewater een, inmiddels gesloten, vuurwerkbunker zat. Bij hém in de straat.

De burgemeester wilde weleens weten hoe het kon dat, zoveel jaar na dato, nog steeds bergen vuurwerk middenin een woonwijk liggen. Hij weet het nog goed: hij zat achter de computer en het Teams-scherm was gevuld met deskundigen die hem uitlegden dat hij zich nergens zorgen over hoefde te maken. Die opslag voldeed keurig aan alle veiligheidsnormen.

Zie daar, zegt De Vries, het verschil tussen werkelijkheid en realiteit. De werkelijkheid bestaat uit de afspraken die we hebben gemaakt om alle risico’s op papier dicht te timmeren. „Maar de realiteit is: dit moeten we, 25 jaar na de vuurwerkramp, toch niet meer willen?” Of, zo vraagt hij zichzelf soms af: „Hebben we dan echt niets geleerd?”


De wasbeerhond moet bestreden worden, zegt de jager. Zinloos, zegt de ecoloog, hij gaat nooit meer weg

Aan de tanuki, de Japanse wasbeerhond, schrijven ze in Japan magische krachten toe. Hij zou van gedaante kunnen wisselen, geluk brengen en daarnaast geweldige humor hebben en van een feestje houden. Kortom: een gezellig dier dat je er graag bij hebt.

Hoe anders wordt er in Nederland naar de Euraziatische wasbeerhond gekeken, een exoot die zich in Nederland heeft gevestigd. Die wordt niet gezien als de brenger van geluk, maar van (ecologisch) ongeluk en mogelijke verspreider van ziektes. De Japanse en de Euraziatische wasbeerhond zijn dan ook twee verschillende dieren. „Ze hebben zelfs een ander chromosoomaantal”, zegt ecoloog en roofdierexpert Jaap Mulder.

De wasbeerhond is een hond (geen beer dus). Hij heeft het formaat van een vos, maar zonder het jachtinstinct en de snelle wendbaarheid. De wasbeerhond is traag, een beetje als een das. Hij is hier terechtgekomen vanwege zijn volle vacht in gemêleerd zwart-bruin-grijs, die zeer geschikt is voor jassen en kragen.

Al in 1981 werd het dier voor het eerst in Nederland gesignaleerd, nadat hij was overgekomen uit Oost-Europa waar hij werd gefokt voor zijn bont. Pas sinds de eeuwwisseling is hij echt blijven hangen. In het noordoosten komt hij voor in alle grote natuur- en waterrijke gebieden. Vorig jaar werd voor het eerst een exemplaar in een park in Amsterdam gevonden – dood –.

„De wasbeerhond is nu echt gearriveerd”, kopte Nature Today vorige maand. „Over tien tot twintig jaar in het hele land”, voegde het AD eraan toe. Daarop volgden andersoortige artikelen. „Jacht op de wasbeerhond geopend: ‘Hoort niet in Nederland’”, aldus een jager bij RTL.nl. Hoe moeten we omgaan met de wasbeerhond?

De wasbeerhond is een traag roofdier. Foto Raimund Linke/ANP

Ecosysteem

Jaap Mulder doet al decennia onderzoek naar in Nederland levende roofdieren. Sinds een jaar of twintig valt daar de wasbeerhond onder. „Het is eigenlijk niet écht een jager, daar is hij te langzaam voor. Hij scharrelt meer en loopt dan soms een prooi tegen het lijf.”

Muizen, padden, kikkers en dode dieren staan op het menu. Soms stuit hij, en dat is waarom zijn komst niet louter enthousiasme oproept, op een nest van bedreigde weidevogels. „Daarom vinden mensen dat hij bejaagd moet worden”, zegt Mulder. „Jagers noemen dat trouwens ‘beheren’, of ‘bestrijden’. Zij hebben het ook over de marterhond, in plaats van de wasbeerhond, dat is Duits. Jagers houden misschien van Duits, maar met een marter heeft het dier niets te maken.”

Het is een exoot, die hoort hier niet

Bjorn van der Veer
jager

Jager Bjorn van der Veen vindt inderdaad dat „de marterhond” bestreden moet worden, in het belang van het ecosysteem. „Het is een exoot, die hoort hier niet. Daar zijn op internationaal niveau regels en afspraken over gemaakt. Daarbinnen heeft Nederland een Europese verplichting om invasieve exoten te bestrijden.”

Van der Veen is jager, „uit passie, niet als beroep en het is anders dan mensen denken 80 procent van de tijd veldwerk zonder geweer”. Daarnaast runt hij een „adviesbureau op het gebied van biodiversiteit en faunadossiers”. Hij beheert in de buurt van Borger, de hunebedhoofdstad, een landgoed waar ruimte is gemaakt voor landbouw, recreatie in de vorm van een camping én natuurbeheer. Zo is langs de rand van de landbouwgrond een strook aangelegd voor bloemen en onkruid. „De hazenapotheek”, zegt Van der Veen.

Daar, wijst hij, gaan ze struiken planten die bessen en andere vruchten dragen. „Om het ecosysteem sluitend te krijgen en te zorgen dat er voldoende en gevarieerd voedsel is voor de dieren die hier leven.”

De dieren die hier leven, zitten daarbij elkaar en de mens met regelmaat in de weg. Zo is Van der Veen niet bijster blij met de vos en zelfs niet met de beschermde das. Uiteraard behoren ze tot de biodiversiteit, „maar als de balans zoek is, is beheer noodzakelijk”. De wolf is een extremer voorbeeld. Hij wijst naar een boerderij in de verte. „Daar zijn een maand geleden door een wolf in drie nachten zestig schapen doodgebeten.”

Het zand dat de wasbeerhond heeft uitgegraven voor zijn hol.

Foto Sake Elzinga

Faunabeheerder en jager Bjorn van der Veen toont op zijn terrein de sporen en holen van de wasbeerhond.

Foto Sake Elzinga

Opportunist

De wasbeerhond zit de boeren niet op dezelfde manier in de weg, hoewel hij foeragerend ook wel eens wat van het land wil pikken. „Je kan het een opportunist noemen, je kan het ook uitleggen als parasitair”, zegt Van der Veen. In het ecosysteem op het landgoed ziet hij geen ruimte voor de wasbeerhond. Waarbij ook hij specifiek wijst op het beschermen van de weidevogels. „Om de natuur te beschermen moeten we aan faunabeheer doen, dat is onlosmakelijk verbonden aan het behouden van biodiversiteit.”

De weidevogel gaan we niet redden ten koste van de wasbeerhond, daar moeten we heel veel meer voor doen

Jaap Mulder
ecoloog

Maar die klakkeloze bestrijding van deze exoot is wat Mulder betreft overdreven, kortzichtig en zinloos. „Bij de strategie om een diersoort helemaal te laten verdwijnen uit een land moet je je twee dingen afvragen. Eén: kan het? En twee: is het nodig? Op beide vragen is op dit moment het antwoord: nee.” Het is typisch taal van ambtenaren en jagers, zegt hij. „Die leven volgens het motto: exoot moet dood. Hoewel met een ander motief.”

In het moerassige gebied rondom Westbroek (Utrecht), waar de eerste wasbeerhond ook al is gespot, leven veel weidevogels, wijst Mulder. Dat die beschermd worden snapt hij wel, maar „het is in feite stervensbegeleiding”. Natuurbeheer, zegt hij, is het vertragen van de achteruitgang. En de weidevogel is volgens hem het redden voorbij – behalve misschien in natuurreservaten.

„De weidevogel wordt bedreigd door de landbouw, niet door roofdieren. Het weiland van vroeger, met bloemen en insecten, is ‘grasfalt’ geworden, daar kan geen kuiken meer opgroeien. Dát is wat de weidevogel bedreigt.”

Toch mag in het kader van de bescherming van weidevogels op dit moment onder meer de vos actief worden bestreden, ook daar waar helemaal geen weidevogels leven. „Omdat hij zogezegd schade aan de natuur toebrengt, zeggen ze. Hoe kan dat? Hij is zelf onderdeel van de natuur.”

Faunabeheerder en jager Bjorn van der Veen haalt een val uit zijn wagen om deze te plaatsen.

Foto Sake Elzinga

Europese verplichting

Een effectieve opdracht om de wasbeerhond te bestrijden krijgt Van der Veen slechts in zeer beperkte vorm. „Dééd de provincie dat maar meer, ik doe het allemaal zelf binnen de nauwe wettelijke kaders. Het is een Europese verplichting die ik als jager vrijwillig uitvoer.” Uitgaven daarvoor, zoals voor de betonnen val in de vorm van een tunnel waar een wasbeerhond zichzelf vangt door op een wipwap te gaan staan, betaalt hij zelf. „De kosten gaan al snel richting de 1.000 euro voor zo’n val. Een tegemoetkoming vanuit de overheid zou netjes zijn.”

Hij hoopt dat de rol van de jager in het buitengebied „weer meer omarmd” gaat worden, en dat er niet alleen naar de „tekentafelridders” geluisterd wordt om plannen te maken voor natuurbehoud. „Nederland is uit balans. We willen recreatie, snelwegen, een agrarische sector, we willen alles, maar dat is ook in conflict met elkaar. Voor mensen kunnen we daar wetten en regels voor opstellen, dieren kunnen we niet uitleggen waar en wat ze wel of niet mogen eten.”

Een andere zorg rond de wasbeerhond is de mogelijke verspreiding van parasieten en virussen. Bijvoorbeeld de vossenlintworm. Die komt, zoals de naam doet vermoeden, vooral bij vossen voor en is zonder behandeling dodelijk voor mensen. De kans op besmetting is echter heel laag. Ook rabiës kan verspreid worden door de wasbeerhond, hoewel de Voedsel- en Warenautoriteit de kans daartoe in Europa „klein” acht, het virus is immers in heel West-Europa uitgeroeid.

Toch beschrijft de autoriteit in de factsheet Wasbeerhond „de overdracht van ziekten” als „het meest schadelijke effect van deze invasieve exoot in Europa”. En de reden dat hij op de lijst staat van soorten die bestreden moeten worden. Dat de wasbeerhond in verband gebracht wordt met de markt in de Chinese stad Wuhan en het ontstaan van de coronapandemie, helpt zijn ziekteverspreidende imago niet.

Mulder haalt zijn schouders op. Zolang de wasbeerhond niet op het menu staat en artsen in risicogebieden voor de vossenlintworm opletten, is er wat betreft die ziekteverspreiding echt niet zoveel aan de hand. „De enige reden om de wasbeerhond te willen bestrijden is vanwege de vreemde kunstmatige situatie waarin we de weidevogel willen behouden. Maar die gaan we niet redden ten koste van de wasbeerhond, daar moeten we heel veel meer voor doen.”

Volgens Mulder biedt de Europese verplichting om de wasbeerhond te bestrijden alle ruimte om dat alleen te doen waar het haalbaar en zinvol is, bijvoorbeeld rond weidevogels. „Want hij heeft hier allang zijn eigen niche gevonden, we krijgen hem niet meer weg.”


Kerk zoekt voorganger. Vereiste: een roeping, maar hoe herken je die?

Ongeveer vijftig procent van de predikanten van de protestantse kerk gaat in de komende tien jaar met pensioen. Een fors aantal, terwijl er nu al een tekort is aan het aantal voorgangers in de kerk. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) organiseert daarom dit weekend voor de tweede keer Roepingenzondag, om kerkgangers te inspireren een kerkelijk beroep na te streven.

„Ons predikantenkorps is op leeftijd”, zegt scriba René de Reuver, algemeen secretaris van de PKN. Begin dit jaar waren zo’n 1.350 predikanten werkzaam in protestantse gemeenten in Nederland. De gemiddelde leeftijd is 55 jaar. Maar liefst 53 procent van de predikanten is 57 jaar of ouder. En hoewel de kerk kleiner wordt, zijn die twee ontwikkelingen niet even groot. De afname op termijn van voorgangers is veel groter dan de afname van gemeenten.

Het is niet alleen de toekomst waar de PKN zich zorgen om maakt. Nu al kunnen sommige gemeenten moeilijk een voorganger vinden. In Groningen, Friesland en Drenthe is een derde van de predikantsplaatsen vacant, zegt De Reuver. Maar het speelt ook op andere plekken in het land.

Roeping

De PKN vraagt voorgangers daarom om zondag aandacht te schenken aan het onderwerp ‘roeping’ en te bidden voor nieuwe predikanten en werkers in de kerk. Het is een traditie die voortkomt uit de rooms-katholieke kerk. In 1964 heeft paus Paulus VI de vierde zondag van Pasen uitgeroepen tot gebedsdag voor geestelijke roepingen.

De Reuver legt het concept van Roepingenzondag uit: „Het begint met dat je je geroepen voelt tot iets. Dat is natuurlijk niet alleen in de kerk zo, dat geldt voor meer beroepen. Waarom ga je iets doen? Omdat het je raakt, niet meer loslaat. Dat geldt voor een voorganger in de kerk absoluut zo.”

De scriba, die begin juli na negen jaar afscheid neemt van de PKN, hoopt dat predikanten kerkgangers zondag kunnen inspireren, onder meer met Bijbelse verhalen over roeping. Het is fundamenteel voor een christelijke roeping dat je denkt ‘oké, dit is bijzonder, dit zou weleens van God kunnen zijn’, zegt De Reuver.

Samuel

Maar ook belangrijk is dat je omgeving zo’n roeping herkent, gaat De Reuver verder. Hij verwijst naar het Bijbelse verhaal over Samuel, die door God wordt geroepen in de tempel. Hij herkent dat alleen eerst niet als zodanig. „Je hebt mensen nodig die dat tegen je kunnen zeggen. Er zijn genoeg Bijbelverhalen te vinden waarin zo’n roeping klinkt.”

Een roeping kan de PKN niet organiseren. „Zo gaat dat met de grote dingen van het leven, die organiseer je nauwelijks. Ze overkomen je, komen naar je toe. Maar je kunt natuurlijk wel proberen daar een soort kanaal voor proberen te maken. En of het gebeurt of niet, dat is niet aan ons.”

En dus roept de PKN voorgangers in gemeenten en kerkdiensten op om er aandacht aan te besteden zondag of om er iets over te schrijven. „We zijn als landelijke kerk een beetje terughoudend om tegen gemeenten te zeggen: nu moet het hier zondag over gaan. Dat is ook de vrijheid van gemeenten. Maar er was vanuit de kerken ook vraag naar. Ze zagen dit in andere kerken gebeuren en vroegen zich af: waarom doen wij dit niet?”

Mooiste beroep

Dominee word je door theologie te gaan studeren, zegt De Reuver. En of het een aantrekkelijk beroep is? „Dat moet je niet aan mij vragen”, lacht de scriba. „Zeker! Ik zou zeggen: word dominee, het mooiste beroep dat er is.” Dan serieus: „Er zitten veel verschillende kanten aan. Als je je er niet toe gemotiveerd weet, dan is het heel zwaar. Je bent de enige professional in een vrijwilligersorganisatie. Er komt veel op je af. Heel mooie dingen, maar soms ook ingewikkelde en verdrietige dingen.”

Wie eenmaal klaar is met zijn bachelor en master theologie, wordt niet zomaar bij een gemeente geplaatst. De gemeenschap bepaalt, zij kunnen kiezen uit de nieuwe kandidaten. De Reuver vertelt dat er weleens speeddates zijn georganiseerd, waarbij meerdere gemeenten kennis konden maken met nieuwe voorgangers. „En dan kijken of er een klik is.”

De daling van het aantal gelovigen stagneert, bleek onlangs uit cijfers van het CBS. En uit ander onderzoek blijkt dat generatie Z iets religieuzer lijkt dan de generaties daarvoor. De Reuver: „Kijk bijvoorbeeld naar het Nederlands elftal. Een groot deel van die jongens is gelovig. Dat was toen ik twintig was niet zo hoor.” Ook op televisie en in talkshows merkt De Reuver dat er iets meer aandacht lijkt voor religie.

Lees ook

Lees ook: Kerken zien meer jongeren komen

Dienst in de oosters-orthodoxe Nikolaas van Myrakerk in Amsterdam.

Zorgen maakt de scriba zich niet over de toekomst. „Maar dat is een geloofsreactie. De beweging van God is er al vanaf het begin van de schepping. Dat gaat echt wel door tot het eind van deze wereldtijd. Het is veel meer de vraag of wij ons erbij aansluiten en ons mee laten nemen.” Zorg heeft De Reuver wel over institutionele vormen, zoals kerken, waar gelovigen samen kunnen komen. „Het geloof heeft dat nodig.”


Zeven redenen waarom er in Nederland te weinig huizen worden gebouwd

Tiel is een van oudste steden van Nederland en een bakermat van de Nederlandse industrie (Flipje!). De stad is een archeologisch paradijs, waar een jaar of wat geleden meer dan een miljoen voorwerpen uit de steen-, brons- en ijzertijd zijn opgegraven – zoals een glazen kraal uit Mesopotamië. De vondst van een vierduizend jaar oude zonnekalender maakte van Tiel het ‘Stonehenge van Nederland’.

„Bij opgravingen in de binnenstad hebben we het Jeugdjournaal gehaald met kinderen die de grond onderzochten met een metaaldetector”, vertelt wethouder Remco Dijkstra (Wonen, VVD) trots. Tegelijk is het rijke verleden een last, zegt hij: „Voor elk nieuwbouwproject moeten we archeologisch onderzoek laten doen.” Daarnaast moet vervuilde grond van verdwenen industrie vaak gesaneerd worden. „Allemaal duur, tijdrovend en ingewikkeld.”

Mede hierdoor werd vorig jaar in Tiel van maar zeven nieuwe woningen de sleutel overhandigd. Met onder meer Papendrecht, Oegstgeest en Blaricum behoort Tiel tot de gemeenten waar in 2024 de minste woningen zijn opgeleverd – afgezet tegen het huizentekort in de regio. In Heemstede, Waterland en Bloemendaal was de periode tussen het verlenen van de bouwvergunning en de oplevering van de – weinige – woningen het langst. Dit blijkt uit een analyse door NRC van gegevens over woningbouw in Nederland. Hieruit blijkt ook dat in onder meer Hardinxveld-Giessendam, Terneuzen, Zaanstad en Zoeterwoude juist relatief veel woningen zijn gebouwd.


De gemeentelijke bouwscores zijn een momentopname – bouwprojecten duren jaren – maar bevestigen dat de woningbouw in Nederland stroef verloopt. Tot en met 2030 moeten er elk jaar 100.000 woningen worden bijgebouwd, zo heeft toenmalig woonminister Hugo de Jonge in 2023 afgesproken met overheden en ander woningmarktpartijen. Dat aantal wordt bij lange na niet gehaald. Ondanks de woningnood is de teller in 2024 blijven staan op 69.000 nieuwe woningen – 30.000 minder dan afgesproken.

Gemeenten willen best tempo maken, leert een rondgang langs 22 wethouders met ‘wonen’ in hun portefeuille. „Onlangs sprak ik een inwoner die bij zijn zus woont. Zij is nu in verwachting en zijn kamer is bestemd voor de baby”, vertelt wethouder Ton van Nieuwkerk (PvdA) van Waterland. „Zoiets is geen uitzondering meer. We moeten alles doen wat we kunnen doen aan de woningnood.” Zijn collega Gert van Laar (SGP) van Rhenen zegt: „Laten we gaan bouwen! Kom op! De woningnood is hoog!”

De wethouders willen voor hun bewoners vooral „betaalbare woningen” en huizen die de „doorstroming” bevorderen. Dat zijn sociale-huurappartementen en starterswoningen voor mensen die (nog) niet veel inkomen hebben, maar ook rijtjeshuizen voor (beginnende) gezinnen en gelijkvloerse woningen voor ouderen. Die laatste twee groepen zullen vaak ook een woning achterlaten. „Na één doorstromer volgen er soms wel vijf of zes verhuisbewegingen”, zegt Paul Olthof (CDA) van Zoeterwoude „Dat hebben we nodig om beweging te krijgen in de woningmarkt.”

Voor een rijtje van tien huizen moeten we al archeologisch onderzoek doen

Jan Franx
wethouder Enkhuizen

Iedereen wil die beweging, signaleert Van Nieuwkerk van Waterland: „Woningbouw is politiek en maatschappelijk onomstreden”, zegt hij: „Je krijgt van links tot rechts volledige steun voor wat je doet. Het is eigenlijk gewoon doorgaan en doorpakken.”

Waarom lukt dat dan niet?

Soms ligt de verklaring in lokale omstandigheden. Zo móchten de gemeenten in krimpregio’s Noordoost-Groningen en Zeeland lang niet bouwen. „Als je lang genoeg op slot staat als krimpgemeente, komt er vanzelf een woningtekort”, zegt Annalies Usmany-Dallinga van Eemsdelta (Lokaal Belang Eemsdelta). Haar collega Rutger Schonis (D66) van Middelburg: „We zijn vijftien jaar lang gegijzeld geweest door het krimp-spook.” Sinds 2023 mag bouwen weer, maar het kost tijd dit weer op gang te krijgen.

Toch geven de wethouders vooral gemeenschappelijke verklaringen voor het te lage bouwtempo. Die zijn samen te vatten als: de zeven obstakels van de Nederlandse woningbouw.


Illustratie Chris Bosch

Geen (eigen) bouwgrond

Gemeenten maken plannen en geven vergunningen af, maar bezitten zelden zelf bouwgrond. Veel gemeenten hebben hun laatste stukken bouwgrond verkocht tijdens de kredietcrisis, die in 2008 begon. „Daardoor heeft de gemeente ook niet de regie”, zegt wethouder Dijkstra van Tiel: „De kavels zijn van projectontwikkelaars, die vaak geen haast hebben.” Zulke commerciële partijen wachten op een financieel aantrekkelijk project. „Het bouwen van betaalbare woningen is niet aantrekkelijk”, zegt Roland Boom (VVD) van Huizen. Hij signaleert dat er op de bouwgrond in zijn gemeente vaak niets gebeurt: „‘Moeilijk terug te verdienen’ zegt een ontwikkelaar dan. Dat klinkt mooier dan ‘We willen de winst maximaliseren’.”

We waren lang gegijzeld door het krimp-spook

Rutger Schonis,
wethouder Middelburg

Bloemendaal wil op „een heel mooie locatie” een derde van de nieuwe woningen voor sociale huur bouwen, zegt wethouder Attiya Gamri (PvdA). „Maar de ontwikkelaar wil daar grote villa’s neerzetten, want die brengen het meeste op en maken het project rendabel. Ik snap het, maar we worden het niet eens. Nu ligt het project al drie jaar stil.”

Als een van de weinige gemeenten heeft Rhenen wel eigen grond, die nu veelal wordt verpacht aan boeren. „Toch gaan we die grond niet volbouwen”, zegt Van Laar, „want dat zijn niet de meest aangewezen plekken om te bouwen.”


Illustratie Chris Bosch

Gebrek aan (stikstof)ruimte

Gemeenten kunnen niet zomaar woningen neerzetten buiten de bebouwde kom, bijvoorbeeld in een weiland. Dat ligt vaak tegen een natuurgebied aan, of een beschermd landschap. „Wij worden omgeven door het Goois Natuurreservaat, dat is groen en dat blijft groen”, zegt wethouder Roland Boom (VVD) van Huizen, een voormalige groeigemeente. „Alle beschikbare grond is inmiddels volgebouwd. Ik wou dat ik een weilandje kon creëren…”

Ook Blaricum, gelegen in een beschermd landschap, heeft nog één grote bouwlocatie. En er lopen nog wat kleine bouwprojecten bij de dorpskern. „Als die klaar zijn, is Blaricum echt vol wat betreft nieuwbouw”, zegt Anne-Marie Kennis (Hart voor Blaricum). „Want je kunt niet ieder stukje groen gaan bebouwen.”

In Papendrecht komt de grens ook in zicht, zegt Arno Janssen (PAB). „We zitten in het dichtst bebouwde deel van Zuid-Holland.” Sinds een jaar of vijf heeft Papendrecht geen ‘weiland’ meer. „Er wordt wel eens gezegd: Papendrecht is af. We hebben geen ruimte meer voor grote aantallen nieuwbouwwoningen.”

Dus moeten gemeenten vooral ‘binnenstedelijk’ bouwen. Maar: „Als we een woonlaag willen toevoegen aan een appartementencomplex, moeten er ook extra parkeerplaatsen komen”, zegt wethouder Olthof van Zoeterwoude. „Die ruimte hebben we niet.”

Ruimte voor woningbouw wordt soms gevonden op (voormalige) sportvelden en bedrijfsterreinen. Ook dan moet je rekening houden met de nabijgelegen natuur. Slaat daar bij de bouwwerkzaamheden niet te veel stikstof neer? Dat moet je laten onderzoeken voor een natuurvergunning, ook al draagt de hele bouwsector maar 1,3 procent bij aan de totale stikstofneerslag op natuurgebieden.

„Driekwart van de stikstof in Zeeland komt uit het buitenland, bijvoorbeeld België”, zegt wethouder Schonis van Middelburg. Die waait deels via Zeeland naar natuurgebieden, zoals de Brabantse Wal. „Het is daardoor heel moeilijk om natuurvergunningen te krijgen voor bouwprojecten in Zeeland.” En het kost sowieso veel tijd.

Dat is nog lastiger geworden doordat de Raad van State onlangs een einde heeft gemaakt aan het ‘intern salderen’, het tegen elkaar wegstrepen van nieuwe stikstofneerslag tegen oude. „Ik had voor een project met 72 woningen een heel klein beetje gesaldeerd”, geeft Gamri van Bloemendaal aan. „Nu moet ik opnieuw gaan onderzoeken. De huizen zouden aan het eind van het jaar klaar zijn, maar nu is er stilstand.”


Illustratie Chris Bosch

Eindeloze voorbereidingen

Voor de bouw van zevenhonderd woningen op een voormalig bedrijfsterrein moest Waterland een bedrijf onteigenen. „En we hebben een jachthaven moeten verplaatsen”, vertelt wethouder Van Nieuwkerk.

Zeker bij bouwen binnen de bebouwde kom worden bergen werk verzet om de grond bouwrijp te maken. Vervuilde grond moet vaak worden gesaneerd. Op historische grond moet archeologisch onderzoek worden gedaan. „Enkhuizen telt de meeste beschermde monumenten per tienduizend inwoners”, zegt Jan Franx (Enkhuizen Vooruit!): „Voor een rijtje van tien huizen moeten we al archeologisch onderzoek doen.”

We hebben voor de bouw van woningen ook een jachthaven moeten verplaatsen

Ton van Nieuwkerk
wethouder Waterland

En dan is er het flora- en faunaonderzoek naar het effect van de bebouwing op bijvoorbeeld vleermuizen, hazen, konijnen, bunzings en dassen. „Allemaal terecht, maar het werkt wel vertragend”, zegt Mark Veldhuizen van Baarn (VoorBaarn). In sommige gemeenten moet er een vleermuizenhotel worden gemaakt. In een gemeente kan een flat niet worden gesloopt omdat er een vleermuis in huist.


Illustratie Chris Bosch

Boze burgers

‘Betrokken burgers’ worden ze omzichtig genoemd – ook wel ‘mondig’ en ‘kritisch’: omwonenden die bezwaar maken tegen een woningbouwproject. Ze klagen over het verlies van hun uitzicht of over de aantasting van privacy, vertelt wethouder Jon Herselman van Kapelle (VVD). „Dan komt er hoogbouw – nou ja, met drie woonlaagjes – en dan maken bewoners zich druk over het kijken in de achtertuinen vanaf driehoog.”

Oegstgeest telt veel „hoogopgeleide omwonenden”, zegt Elfred Bus (D66) van Oegstgeest, „met geld, kennis en tijd om een procedure aan te spannen”. Dat hebben ze in het verleden al gedaan en het is volgens Bus een „uitdaging” om herhaling te voorkomen. Want bezwaar- en beroepsprocedures, vaak tot aan de Raad van State, zorgen voor veel uitstel – en soms afstel.

„Procedures kun je eindeloos rekken”, verzucht wethouder Schonis van Middelburg. „Bij ons dreigt een project met tachtig woningen getorpedeerd te worden doordat één burger bezwaar maakt.” In de oude haven van Tiel wordt een woontoren met penthouses al jaren tegengehouden door één bezwaarmaker, vertelt Dijkstra: „Inmiddels zijn potentiële kopers voor de penthouses afgehaakt.” In de binnenstad van Terneuzen blokkeren twee ondernemers een groot project met woningen en een hotel. Huizen ziet dat met name sociale woningbouw vaak op bezwaren stuit, zegt wethouder Boom: „Dat leidt vaak tot vertraging, aanpassing en soms tot het stoppen van projecten.”

Rond een project in Enkhuizen lopen al meer dan twintig jaar procedures. „In deze stad zijn er bij elk project wel tegenstanders”, verzucht Franx. „Tegelijkertijd schreeuwt iedereen moord en brand dat onze kinderen moeten wonen. En terecht!” Op sociale media leest de gemeente klachten dat projecten zo lang duren – vaak afkomstig van bezwaarmakers die zelf procedures vertragen. Graag zou hij hun namen onthullen: „Maar dat mag natuurlijk niet van de privacywetgeving.”

Een keer stuitte de bouw van een appartementencomplex in Papendrecht op geen enkel bezwaar, vertelt Janssen. „Dat ging om de sloop van het oude politiebureau voor nieuwbouw. In het politiebureau zat een asielzoekerscentrum. Dat heeft er nog geen jaar gezeten.”


Illustratie Chris Bosch

Geldnood

Bij elk bouwproject worden de kosten voor sociale huurwoningen (30 procent) en betaalbare koop- en huurwoningen (40 procent) in principe betaald met de verkoop van dure woningen (30 procent). Die rekensom krijgen projectontwikkelaars en woningcorporaties vaak niet kloppend, al zijn er soms aanvullende rijkssubsidies.

„We hebben onlangs landbouwgrond aangekocht voor woningbouw”, vertelt wethouder Arjan Meerkerk (SGP) van Hardinxveld-Giessendam. „De grond is ons gegund voor de agrarische waarde [veel minder dan bouwgrond] door een familie die daar graag deels sociale woningbouw wilde. Hoewel de grond relatief goedkoop is aangekocht, levert het project niks op en kan de gemeente geen sluitende begroting maken.”

Veel wethouders zien dat projecten vertragen of stuklopen op rode cijfers. Dat kan hem zitten in aanvullende – dure – eisen van verschillende overheden, bijvoorbeeld dat parkeerplekken toch ondergronds moeten. Het zit hem in snel stijgende bouwkosten, maar ook in de mondiale onzekerheid op de financiële markten. „Door de onrust op de kapitaalmarkt is de rente gestegen”, zegt wethouder Jasper Nieuwenhuizen van Alkmaar. Een hogere rente betekent hogere kosten.

Daar komt nu bij dat woningcorporaties de huur niet mogen verhogen zoals eerder is afgesproken. Corporaties betalen hun omvangrijke investeringsprogramma’s uit de (extra) huurinkomsten. „Corporaties hebben moeite om de investeringsbedragen rond te krijgen”, constateert Nieuwenhuizen. Dat remt de bouw.


Illustratie Chris Bosch

Personeelstekort

Planologen, juristen, ecologen, bouwkundigen, archeologen – geen bouwproject kan zonder. Een gemeente huurt vaak een expert in, maar heeft ook gespecialiseerde ambtenaren nodig. „Voor het begeleiden van het bouwproces, het laten doen van archeologisch onderzoek, het maken van planologische inpassingen en het beoordelen van natuuronderzoek”, zegt wethouder Schonis van Middelburg.

Deze specialisten zijn zeer, zeer schaars, zodat gemeenten niet alleen onderling concurreren, maar ook met provincies en ministeries. „Voor kleine gemeenten is het pittig om mensen binnen te halen, omdat de salarissen hier gewoon lager zijn”, zegt wethouder Gamri van Bloemendaal. Middelgrote gemeenten hebben meestal wel genoeg ambtenaren, zegt Janssen van Papendrecht, maar: „Er was leegloop toen het ministerie van Hugo de Jonge in 2022 ambtenaren van deze gemeenten binnenhaalde.”

Personeelstekort betekent dat je scherp moet kiezen, zegt Herselman van Kapelle. „Dus als er een leuk project langs komt, maar twee andere zijn net iets leuker, dan moet die derde soms een jaartje wachten.”


Illustratie Chris Bosch

Ontbrekende infrastructuur

Tiel heeft plannen voor een wijk met 1.600 woningen in het weiland, vertelt wethouder Dijkstra: „Die wijk moet straks wel goed bereikbaar zijn. Een goede aansluiting met de A15 is essentieel, zodat je vanaf hier in een half uur naar Den Bosch en Utrecht kan rijden. Die aansluiting kost 50 miljoen euro en die kunnen we niet in ons eentje betalen.”

Nieuwbouwwijken kunnen niet zonder toegangswegen, ov-verbindingen en aansluitingen op het elektriciteitsnet. De aanleg van zulke infrastructuur is duur en traag. Bij de elektriciteitsvoorziening speelt steeds meer de zogeheten netcongestie, de (verwachte) filevorming op het net. Zaanstad heeft nu al projecten met bijvoorbeeld tijdelijke woningen die niet aangesloten en dus ook niet gebouwd kunnen worden.

Voor de meeste gemeenten is dat nog een probleem van de (nabije) toekomst. „Projecten waar nu bouwkranen staan, daar heeft die netcongestie niet gespeeld”, zegt wethouder Frank van Hulle (TOP/GemeenteBelangen) van Terneuzen. „Bij nieuwe projecten gaan we wel degelijk tegen dat fenomeen aanlopen.”

Daar komen straks problemen met drinkwater bij, denkt Schonis van Middelburg: „Drinkwater wordt een schaars goed. De tijd van een nieuwe wijk, even een leidinkje erbij, is voorbij.”

Oplossingen

„Dit zijn bekende obstakels bij de woningbouw”, zegt Niels Kuiper, vastgoedexpert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn collega Arno van der Vlist, hoogleraar vastgoedontwikkeling, brengt de genoemde zeven obstakels terug tot drie kernproblemen. „Grond, procedures en coördinatie en ten slotte financiering.” Carola de Groot, econoom huizenmarkt van Rabobank, noemt nog een ander obstakel dat ze vaak hoort in gesprekken met marktpartijen: „De stapeling van eisen die worden gesteld door bijvoorbeeld gemeenten.”

Een woning moet bijvoorbeeld niet alleen heel duurzaam zijn, maar ook betaalbaar – of aardbevingsbestendig zoals in Midden-Groningen. „Een andere wettelijke bouweis is dat woningen niet te warm worden in de zomer”, zegt De Groot. „Sommige gemeenten stellen ook lokale eisen rond circulair bouwen.” Zulke eisen kunnen verschillen tussen gemeenten en ook weer veranderen als ergens een nieuw college aantreedt, signaleert De Groot: „Dat betekent dat een projectontwikkelaar bij iedere gemeente weer opnieuw om tafel moet gaan zitten.”

Gevraagd naar oplossingen zien de wethouders grofweg drie knoppen waaraan het Rijk snel kan draaien. Ten eerste: het stikstofprobleem. Dat moet namelijk sowieso worden opgelost na alle rechterlijke uitspraken. Doe het snel, zeggen ze, dat helpt ook de woningbouw enorm.

Ten tweede: verkort bezwaarprocedures. Gemeenten als Papendrecht, Bloemendaal en Oegstgeest proberen vroeg in gesprek te komen met burgers om bezwaren voor te zijn. Dat helpt, een beetje, maar er is meer nodig. Natuurlijk, benadrukken de wethouders, burgers hebben recht om bezwaar te maken. Maar kan het aantal beroepsmogelijkheden niet worden ingeperkt? Veel burgers maken bezwaar vanwege het aantasten van hun uitzicht, maar krijgen in slechts in een op de tien zaken hun zin. Kan er niet een voortoets komen, zodat kansloze bezwaren voortijdig sneuvelen?

Ten slotte: geef extra geld. Investeringen in infrastructuur en het bijpassen voor betaalbare woningen zijn te doen met extra geld van het Rijk. Dat hoeft niet altijd om heel hoge bedragen te gaan, zegt Bus van Oegstgeest: „We konden onlangs een project vlot trekken met 195.000 euro extra voor sociale huurwoningen. Dan moeten we wel zeker weten dat subsidies hiervoor blijven bestaan.”

Niet alleen geld

Het is inderdaad heel belangrijk, zegt econoom Kuiper, dat het Rijk „duidelijkheid biedt over hoe projecten gefinancierd worden en door wie”. Dat is ook wat De Groot van Rabobank opmaakt uit een dialoogsessie met 48 bouwers, projectontwikkelaars, woningcorporaties en overheden: „Er is een roep om meer Rijksmiddelen. We moeten meer huizen bouwen en die huizen moeten aan allerlei eisen voldoen. Maar aan elke eis hangt een prijskaartje.” De kosten voor de ontwikkeling en bouw van een woonwijk zijn vaak lastig terug te verdienen, zegt De Groot: „Voor de kleine miljoen te bouwen woningen wordt het tekort geschat op 30 tot 35 miljard euro.”

Maar geld alleen is niet genoeg, zegt hoogleraar Van der Vlist: „De oplossing ligt ook samenwerking.” Grootstedelijke gebieden als Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven nemen de komende jaren ongeveer de helft van de totale woningbouwproductie voor hun rekening. „We zien dat daar nu een enorme versnelling mogelijk is in de procedures”, vertelt hij, „vooral door coördinatie tussen gemeenten in metropoolregio’s”.

Daarnaast is het huidige gebrek aan bouwgrond „geen wetmatigheid”, zegt De Groot. Al dertig jaar heeft ongeveer 7 procent van de grond in Nederland een woonbestemming. „Vanaf 1995 zijn er 2,6 miljoen mensen bij gekomen en we doen het nog steeds met diezelfde hoeveelheid grond. Daar kun je iets aan veranderen.”



Werk aan de weg: welke voor- en nadelen heeft de strategie ‘kort maar hevig’?

Het moet. Het kan niet anders. „Niemand vindt het leuk om in de file te staan, maar we zitten nu eenmaal met een verouderd wegennet en dat zullen we moeten opknappen”, zegt een woordvoerder van Rijkswaterstaat. Dit weekeinde worden enkele snelwegen compleet afgesloten voor groot onderhoud. De A12 vanuit de richting Arnhem naar Utrecht gaat negen dagen dicht vanaf Veenendaal; en nog langer, zestien dagen, wordt ook de A1 tussen Amsterdam en Diemen afgesloten. „Houd rekening met meer dan zestig minuten extra reistijd”, waarschuwt Rijkswaterstaat.

De werkzaamheden zijn het begin van een lange reeks, Nederland staat voor „de grootste onderhoudsopgave ooit”, stelt Rijkswaterstaat. „Doordat we in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw veel bruggen, tunnels, viaducten, wegen en sluizen hebben gebouwd komen die allemaal in de komende jaren aan het einde van hun levensduur. Daarom staat de komende jaren veel groot onderhoud en renovatiewerk op de agenda.” De wegen zijn bovendien sneller versleten dan verwacht „door intensief en zwaar gebruik”, bijvoorbeeld door vrachtverkeer.

Thuiswerken? ‘Go for it’

Niet alle bedrijven en instellingen uit Amsterdam en Utrecht reageren op vragen van NRC of en hoe zij hun medewerkers een mogelijk verkeersinfarct willen besparen. Sommige wel. De gemeente Amsterdam, de grootste werkgever in de stad, laat weten „geen apart beleid” te voeren, maar in een interne mailing medewerkers wel op de hoogte te stellen, en hun voor te houden „goed na te denken” over een reis met de auto, buiten de spits te reizen en te „bekijken” of ze thuis kunnen werken.

De Universiteit van Amsterdam, nog zo’n grote werkgever, antwoordt kortweg „nee” op de vraag of studenten en medewerkers worden gewaarschuwd. Zo’n waarschuwing gaat alleen uit bij „onverwachte uitval van treinen, slechte weersomstandigheden zoals code rood en stakingen in het openbaar vervoer”. Het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht houdt eveneens het hoofd koel. „We werken sowieso al hybride”, aldus een woordvoerder. „We moedigen mensen altijd aan om naar kantoor te komen, maar laten hen zelf bekijken wat voor hen het beste is. En als mensen liever buiten de spits reizen, moeten ze dat vooral doen. We hoeven niet allemaal van negen tot vijf te werken. Als je om zes uur ’s ochtends wil beginnen en om twee uur ’s middags naar huis? Go for it.”

De Jaarbeurs in Utrecht heeft „zo zorgvuldig mogelijk” organisatoren en bezoekers van evenementen van de werkzaamheden op de hoogte gesteld, onder meer via berichten op de website. „En verder: we liggen natuurlijk naast Utrecht Centraal”, aldus een woordvoerder.

Lees ook

Werkzaamheden op A10 leiden tot files en bestuurlijke ergernis

Drukte door werkzaamheden op de A10.

Kort maar hevig

De afsluiting van met name de A12 „gaat ongetwijfeld een grote impact hebben”, stelt Arnoud Broekhuis, manager verkeersinformatie bij de ANWB, aangezien er dagelijks zestigduizend voertuigen vanuit Arnhem richting Utrecht rijden. Wel zijn er alternatieven; andere snelwegen waarlangs automobilisten uiteindelijk toch hun bestemming kunnen bereiken. Broekhuis: „Rijkswaterstaat kiest bij de grote werkzaamheden voor de strategie ‘kort maar hevig’. Dat lukt als je alternatieven hebt. Maar dat lukt weer niet bij een snelweg als de A28 tussen Zwolle en Groningen. Daar moeten automobilisten in dat geval uitwijken naar het zogenoemde onderliggende wegennet, de provinciale wegen.”

Hoe hinderlijk de werkzaamheden ook kunnen uitpakken, toch zijn Nederlanders volgens Broekhuis „gezegend” met het manier waarop de wegwerkzaamheden worden aangepakt. „Hier is het gebruikelijk de wegwerkzaamheden zo veel mogelijk ’s avonds en in de weekeinden uit te voeren. In landen als België en Duitsland trekken ze een streep en kan een weg zomaar deels maandenlang dicht zijn.” Tot verdriet van toeristen. „Die gaan ons dan bellen en vragen of die landen dat doen om hen te pesten.”

Nachtwerkers gevraagd

Spijtig is dat de huidige Nederlandse werken niet in verkeersluwe vakantieweken kunnen worden verricht. De verwachting is dat „door de grote hoeveelheid werkzaamheden die er nog aankomen we ook vaker door de week zullen moeten gaan werken”, meldt Rijkswaterstaat. „Dat komt daarnaast ook doordat het voor onze aannemers steeds lastiger wordt om werknemers te vinden die ’s nachts willen werken.” Wel worden de werkzaamheden landelijk gecoördineerd via „raakvlakanalyses”: als bijvoorbeeld twee verschillende werken „elkaar als omleidingsroute voorzien”, wordt er een nieuwe planning gemaakt.

Overigens heeft de strategie om kort maar hevig een stuk snelweg af te sluiten ook voordelen, stelt Arnoud Broekhuis van de ANWB. „Je kunt sneller werken doordat je niet steeds ’s avonds pionnen moet neerzetten en ze ’s ochtends weer weghalen.” Ook kunnen wegwerkers veiliger werken. En ten slotte is een complete afsluiting duidelijk voor weggebruikers. „Ze weten waar ze aan toe zijn. Als je één rijstrook van een snelweg open laat, staat die meestal totaal vol.”

Tot slot een ANWB-advies: ga bij wegwerkzaamheden niet op provinciale en gemeentelijke wegen rijden, ook al roept navigatieapparatuur de automobilist daartoe op, zoals vorig jaar gebeurde tijdens een groot verkeersinfarct bij Nieuwegein na een gedeeltelijke afsluiting van de A2. „Het credo is: blijf op de snelweg”, aldus Broekhuis.

Lees ook

De nieuwe baas van Rijkswaterstaat: ‘We zijn er niet om de automobilist te pesten’

De Merwedebrug bij Gorinchem.


Na de wederopbouw is Roombeek mooier dan ooit, maar ‘ons kent ons niet meer’

De bellende moeder met twee huilende kinderen in een duo-wandelwagen. De vrouw op de scootmobiel die haar beagle uitlaat in het parkje. De kleurige speeltuintjes overal, de kunstwerken op de straathoeken, zoals de roestvrijstalen windvanger op het Talmaplein. In vrijwel niets lijkt deze wijk zich van willekeurig welke andere wijk in een 21ste-eeuwse Nederlandse stad te onderscheiden.

Behalve dan dat-ie bijna 25 jaar geleden in één klap van de kaart werd geveegd. Op 13 mei 2000 werd in dit deel van Enschede 42 hectare vernietigd door ontploffend vuurwerk. Er vielen 23 doden, van wie er drie nooit zijn teruggevonden. Tweehonderd huizen waren compleet verwoest, honderden andere zwaar beschadigd.


Op dat ineens lege terrein werd een nieuwe wijk getekend. Met de uitdrukkelijke belofte dat iedereen die er voor de vuurwerkramp had gewoond, mocht terugkeren en inspraak kreeg in de wederopbouw. Vandaar dat het Roomveldje, waar de straten vogelnamen dragen, nog altijd het aanzien van de jaren 1920 heeft – daar verlangden de bewoners naar terug. Vandaar dat de smurfenhuizen die in de jaren 1980 aan het Talmaplein werden gebouwd, juist niet herrezen – daar stelden de bewoners geen prijs op.

Wat was het voor wijk die door 177 ton vuurwerk werd weggevaagd? Wat voor mensen woonden er? En lijkt het anno 2025 nog op hoe het er voor mei 2000 bijlag?

Zicht op de Vesuvius

Om het maar meteen ingewikkeld te maken: het wás eigenlijk geen wijk. Wat sinds de vuurwerkramp ‘Roombeek’ is gaan heten, had geen naam voordat-ie werd verwoest. Of liever, alle buurtjes droegen verschillende namen – Talmaplein, Kroedhöfteplein, Schurinksweide, Roomveldje – en ze hadden verschillende karakters. Vandaar dat verschillende gezichtspunten nodig zijn om de wijk te laten herleven.

Donato en Donny Devivo kwamen in 1979 met een baby in de Merelstraat wonen. Donato was een Italiaanse arbeidsmigrant. Hij groeide op in de buurt van Napels. „Vanuit mijn slaapkamer keek ik zó op de Vesuvius – twee aardbevingen meegemaakt.” Toen hij achttien was, wist hij zeker dat hij niet met zijn vader op het land wilde werken. Een oom werkte al in Enschede, in de textielfabriek van Menko, en daar kon ook Donato Devivo een baan krijgen.

Albert en Wilma Haarman woonden in Neede voordat ze in 1980 kozen voor een huis in de Schurinksweide. „We wilden echt niet in nieuwbouw”, zegt Albert Haarman in het zachte licht van zijn aangebouwde serre aan de Roomweg. „We zochten een volksbuurt, voor de saamhorigheid.” Toen ze er kwamen wonen draaide de textielfabriek van Nino Menko nog, op z’n laatste benen. Haarman kan zich herinneren dat het geraas van de weefgetouwen in hun huis hoorbaar was. De wijk was precies wat ze hoopten, met buren die belangstelling voor elkaar hadden en een verenigingsleven waar Albert Haarman diep indook. Hij werd in 1994 voorzitter van de buurtvereniging. Zij vierden verjaardagen en huwelijksjubilea met de buren bij café Gerritsen even verderop aan de Voortsweg.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Echtpaar Haarman

Foto Eric Brinkhorst

” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Echtpaar Haarman

Foto Eric Brinkhorst

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144304/data131990433-d63d1a.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-12.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-10.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-11.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-12.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-13.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/H4QbHx9aIewknoGGrGZnE7FjsQw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144304/data131990433-d63d1a.jpg 1920w”>

Albert en Wilma Haarman kwamen in 1980 naar Roombeek voor de saamhorigheid van een volksbuurt. Dat is het nu niet meer.

Foto Eric Brinkhorst

Boetie Bijlsma en haar dochter Marjoleine Jonker hebben op veel plekken in Enschede gewoond. In 2000 zat Boetie ook al aan het Talmaplein, zij het op een andere straathoek. Het was een „oude, maar goede wijk”, zegt Bijlsma. De Tollensstraat, waar het plein op uitkomt, was één lange wand van hekken en blinde muren, waarachter allerlei ongedefinieerde bedrijvigheid plaatsvond. Je had de machinefabriek Thole. Er was de papieropslag van De Paauw. Ertussen stond, naast de bedrijfspoort, een huisje: de woning van Rudi Bakker, directeur van vuurwerkbedrijf SE Fireworks. „Ik wist niet eens dat die daar zat”, zegt Bijlsma.

Hadassa Meijer kwam uit Sibculo, een dorpje van eens in de twee uur de bus naar Enschede en van geprakte aardappelen met boontjes of macaroni met smac en uien als avondeten. In haar studentenwoning aan de Renbaanstraat leerde ze van huisgenoten couscous maken. Ze zat bij een christelijke studentenvereniging en richtte haar sociale leven meer op haar medestudenten dan op de buren. „Ik zwaaide wel naar ze.” Een Surinaamse buurvrouw kwam aan de deur. „Of we haar kip hadden gezien.” Samen met haar zoon vingen ze de kip in het schuurtje achter Meijers huis. „Een dag later stond ze met een grote bos bloemen op de stoep. ‘Jij hebt mijn kip gered’, zei ze.”

Aan auto’s sleutelen

Zonder uitzondering zeggen ze dat de buurten waar ze destijds woonden heel saamhorig waren, ook al woonden er mensen met heel diverse achtergronden. Het Roomveldje was de volksbuurt bij uitstek, in 2000 woonden er veel gepensioneerde arbeiders. Hier werden de stoeltjes op de stoep gezet en dan bleven de buren soms tot diep in de nacht kletsen. Werden Italianen daar getreiterd? Donato Devivo haalt zijn schouders op. „‘Itak’, zeiden ze wel eens, ik wist niet eens dat dat een scheldwoord was.”

Op en rond het Talmaplein hadden de huizen veel ruimte achter, zegt Boetie Bijlsma. „Daar zetten veel mensen oude auto’s neer om aan te sleutelen.” Hadassa Meijer maakte grappen met een huisgenoot uit de Renbaan, die na de ramp net als zij één straat verderop ging wonen. „Wij zeiden dat ze in onze nieuwe buurt ook aan auto’s prutsten, maar dat ze hier tenminste daadwerkelijk konden rijden als ze uitgesleuteld waren.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Hadassa Meijer

Foto Eric Brinkhorst

” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Hadassa Meijer

Foto Eric Brinkhorst

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144308/data131990409-1367ee.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-24.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-22.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-23.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-24.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-25.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/-9ztB4Yrk5eicLu8lGkIKSZttnE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144308/data131990409-1367ee.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Hadassa Meijer

Foto Eric Brinkhorst

” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Hadassa Meijer

Foto Eric Brinkhorst

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144319/data131990424-8d3502.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-28.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-26.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-27.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-28.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-29.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/J-Lr4z25iPkd8oKC74wDzNS1nh0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144319/data131990424-8d3502.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Hadassa Meijer

Foto Eric Brinkhorst

” data-figure-id=”2″ data-variant=”row”><img alt data-description="Hadassa Meijer

Foto Eric Brinkhorst

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144314/data131990382-7cc925.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-32.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-30.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-31.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-32.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/na-de-wederopbouw-is-roombeek-mooier-dan-ooit-maar-ons-kent-ons-niet-meer-33.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/af3ImCFECOGtMhnE9KkO2BmD1fg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/09144314/data131990382-7cc925.jpg 1920w”>

Hadassa Meijer raakte haar huis kwijt bij de vuurwerkramp. Zelf was ze een weekendje weg.

Foto’s Eric Brinkhorst

Cijfers van de gemeente uit 1998 laten zien dat het Roomveldje tot de sociaal zwakkere buurten van Enschede was gaan behoren. Eén op de drie bewoners liep bij de Sociale Dienst, 13,9 procent zat in de WAO, 12,3 procent had begeleiding van maatschappelijk werk, 12,2 procent van de kinderen zat in het speciaal onderwijs, een derde van de inwoners was van buitenlandse komaf. Een derde van de bewoners trok dat jaar uit de buurt weg.

De middenstand aan de Deurningerstraat en de Roomweg was in 2000 al behoorlijk geslonken. Supermarkt Nieuwe Weme was er nog, net als kapperszaak Hairstyling International en de Turkse supermarkt, maar de snoepwinkel, de boekhandel en de garage waren allang weg. De kolossale industriële complexen die in dit gebied lagen, de spinnerij van Bamshoeve en katoenafvalverwerker Het Rozendaal, waren verpauperd.

De grote knal

In de jaren negentig was het gebied aangewezen als binnenstedelijke Vinex-locatie, waar nieuwbouw zou komen. Albert Haarman heeft nog een foto uit 1995 waar hij als voorzitter van de buurtvereniging loopt tussen toenmalig premier Kok en toenmalig burgemeester Mans. De vuurwerkramp heeft die plannen bruusk getorpedeerd.

Op die warme zaterdag 13 mei 2000 wilde Boetie Bijlsma haar hond uitlaten. Ze had MS, dus ging ze op de scootmobiel. Bij de Tollensstraat stond het zwart van de mensen die keken naar de rookwolken die vanachter de muur opstegen. „Ik dacht dat de papieropslag brandde.” Het was zo druk en hectisch dat ze terugkeerde naar huis. Een paar minuten later klonk er een knal en daarna nog een, zo hard dat ze naast haar stoel op de grond belandde. „Het was afgrijselijk. Alles was van zijn plek gevallen, overal dwarrelde stof. Alsof ik niet in mijn eigen huis was.” Ze keek naar haar scootmobiel en dacht: ik sta zo op en rij weg. Maar een brandweerman moest haar uit haar huis redden. „Je kent wel die verhalen van mensen die, als de nood heel hoog is, ineens over onvermoede krachten beschikken. Nou, dat gold dus niet voor mij.”

Boetie Bijlsma woont op het Talmaplein. Een brandweerman haalde haar op 13 mei 2000 uit haar huis.
Foto Eric Brinkhorst

Donato Devivo keek naar de brand vanaf de Roomweg. Toen de vuurpijlen over de muur spoten, koos hij met een buurman toch maar voor de terugtocht. Ze liepen tussen de huizen toen de eerste knal kwam, sloegen rechtsaf en stuitten op een muur. Ze maakten zich klein tegen de grond. Toen de grote knal kwam, „wipte mijn hele lichaam een paar centimeter van de grond op”.

Albert en Wilma Haarman stonden, fiets aan de hand, op de hoek van de Nachtegaalstraat en de Roomweg te kijken. „De grond begon zachtjes te grommen”, zegt Albert. Dat was voor hen het signaal om weg te gaan. Ze waren nog niet verder dan de Vinkenstraat toen de tweede knal kwam. De blauwe lucht was ineens pikzwart. Mensen liepen apathisch over straat, sommigen bebloed. Toen ze thuis kwamen, lagen alle ruiten eruit en zat er een gat in het dak.

Hadassa Meijer was een weekendje weg met de studentenvereniging en stond te koken voor zestig vrienden. Vier dagen later werd ze met een speciaal busje naar de Renbaanstraat gereden – de wijk was afgegrendeld om plundering en besmetting te voorkomen. „Alles was met de grond gelijk gemaakt. Ik heb niets van mijn huis teruggevonden. Later kreeg ik van iemand het oor van een kopje, dat is alles wat ik over heb.”

Café Gerritsen is dicht

„Het klinkt misschien gek”, zegt Albert Haarman, „maar de ramp heeft ook iets positiefs opgeleverd: ineens was er alle geld van de wereld voor de wederopbouw. De wijk is mooier geworden dan we ooit hadden kunnen denken.”

Mooier wel. Anders ook. Het nieuwe ontwerp is meer naar binnen gericht, zegt Marjoleine Jonker: „De tuintjes zijn nu van elkaar afgescheiden. Het is individualistischer, stadser.”

Fazantstraat in rampgebied. Een enkel huis is gerestaureerd, verder is de wijk opnieuw opgebouwd.
Foto Eric Brinkhorst

Donny en Donato Devivo zijn terug in het Roomveldje, in een appartement – tegen een huur die substantieel lager is dan voor nieuwe bewoners. „En dat blijft zo zolang we leven.” Veel oude bewoners zijn niet teruggekomen. Het duurde vier jaar eer de wijk weer bewoonbaar was, in die tijd waren veel mensen al elders gesetteld. De Devivo’s groeten hun buren nog altijd, maar, zegt Donny: „Ons kent ons niet meer”.

Het oor van een kopje, dat is alles wat ik over heb van mijn huis

Hadassa Meijer
slachtoffer vuurwerkramp

In zo’n mooie buurt wonen rijkere mensen, zegt Albert Haarman. Het is geen volksbuurt meer. Het bestuur van de buurtvereniging is na dertig jaar in 2019 gestopt. En probeer maar eens nieuwe bestuurders te vinden. Een paar jonge bewoners meldden zich, maar gaven er na twee jaar alweer de brui aan. Café Gerritsen is dicht. Waar ontmoeten de Haarmans hun buurtgenoten nu? „Die ontmoeten wij niet zó meer.”

Hadassa Meijer is twee jaar geleden uit de wijk verhuisd. Ze geeft in Roombeek nog wel leiding aan het Huis van Verhalen, een plek waar Enschedeërs over de vuurwerkramp kunnen vertellen en lezen. „Alles is anders dan vroeger hè. Niet alleen hier. Na de vuurwerkramp zat ik voor het eerst op een terras. Nu zitten zestienjarigen de hele dag op het terras.”

Meijer zit voor de ChristenUnie in de gemeenteraad. „En dat komt beslist door wat we hier hebben meegemaakt met de ramp.” Welke gevolgen heeft die verder gehad? „Ik moet altijd geluid aan hebben als ik ga slapen.”

Aan de Roomweg staat een gedicht van Willem Wilmink, geschreven voor Enschede na de vuurwerkramp op 13 mei 2000.
Foto Eric Brinkhorst

Wim Haarman heeft nog altijd fluittonen in zijn oren, 9.000, 10.000 hertz. De dochter van Donny en Donato Devivo heeft lang last gehouden van angst omdat ze haar ouders niet kon bereiken. Zij was die dag in de stad en kon het gebied niet meer in. Telefoons waren permanent overbelast. Pas om acht uur ’s avonds zagen ze elkaar weer. Vierenhalf uur later.

Direct na de ramp is de plantsoenendienst langs de tuinen gereden en heeft opvallende planten, struiken en bomen uitgegraven en opgeslagen. Later mochten de bewoners daar hun eigen groen terug zoeken. „Een van de weinige dingen die ze echt goed hebben gedaan rond de ramp”, zegt Boetie Bijlsma. Zij kon haar drie oude seringen in haar nieuwe tuin planten. Twee gingen dood, maar eentje staat nu te bloeien naast de deur. „Dat maakt je toch blij?”