
„Dit is de kleinste brand die ik ooit heb bezocht”, zegt natuurbrandexpert Sander Veraverbeke terwijl zijn blik over het verbrande stukje van de Sallandse Heuvelrug glijdt. Enkele tientallen bomen zijn gekapt, de omgewoelde grond is vermengd met witte as, verkoold hout en losse takken. De ravage is bewust gecreëerd, om het vuur dat hier afgelopen zondag zijn gang dacht te kunnen gaan te doven en nieuwe brandstof te ontnemen.
In totaal gaat het om 2.500 vierkante meter, minder dan een half voetbalveld. Een kleintje dus, in het boekje van Veraverbeke, die als klimaatsysteemwetenschapper verbonden is aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor zijn veldonderzoeken bezocht hij veel grotere natuurbrandgebieden in Siberië, Alaska, Canada, Californië, Griekenland en recentelijk Groenland. „Je moet hier een soort detective zijn om de gevolgen te zien”, zegt hij, terwijl hij met zijn schoen wat as laat opstuiven. De bomen hebben zelfs geen littekens, merkt hij op.
De natuurbranden die in Nederland voorkomen maken op hem dan ook niet echt indruk, en de kans dat ze dat zullen gaan doen is niet groot. „Hier kan zo’n grote brand gewoonweg niet ontstaan, Nederland heeft niet zoveel aaneengeschakelde natuur.”
De grootste natuurbrand in Nederland was bij de Peel in Noord-Brabant in 2020. Daarbij werd 800 hectare in de as gelegd. In andere landen zijn branden ter grootte van een Nederlandse provincie „geen uitzondering”. „De impact van natuurbranden zal hier dus altijd relatief beperkt blijven.”
Toch wordt er veel aan natuurbrandpreventie gedaan, voor de veiligheid enom de natuur te beschermen. „Dat lukt goed, daarom zijn er maar weinig branden die het nieuws halen”, zegt Marc Brosschot, coördinator natuurbrandpreventie bij Staatsbosbeheer.
Bermbranden
Afgelopen week was er veel aandacht voor branden, niet zozeer vanwege hun grootte, maar vanwege het hoge aantal. Deze maand werden er naar schatting maar liefst tachtig natuurbranden gemeld, waaronder die op de Sallandse Heuvelrug.
Het zijn er „best veel ja”, zegt Brosschot. „In heel 2024 hebben er in totaal 88 natuurbranden gewoed”, zegt hij. Dat zijn er in vergelijking extreem weinig, maar er zijn dat jaar sowieso heel weinig branden. Zelfs inclusief berm-, akker- en defensiebranden (op oefenterreinen) waren het er maar 170.
Hoe anders is het deze maand. Een stuk bos van 4.500 vierkante meter in Hulst is door een brand verwoest, net als een gebied van zeker 20.000 vierkante meter in de Laurabossen in Weert. Ook een stuk akker van 10.000 vierkante meter met daarop drie meter hoog olifantsgras, bij Biervliet in Zeeland, ging in vlammen op – het was de derde brand in Zeeuws-Vlaanderen in één middag.
De oorzaak: droogte. De afgelopen twee jaren waren twee „hele natte”, zegt Edwin Kok, coördinator taskforce natuurbranden van Brandweer Nederland. Er viel toen gemiddeld 986 millimeter, bijna 200 millimeter meer dan normaal. „Dat verklaart waarom het er in 2024 zo weinig waren.”
Dit jaar is op veel plekken in Nederland de afgelopen twee maanden geen druppel regen gevallen en zijn ook nog eens diverse warmterecords verbroken. „Hoewel droogte een grotere impact heeft dan warmte”, zegt Kok. Het verschil moet dus niet alleen afgezet worden tegen afgelopen jaar. „Als je verder terugkijkt, zie je dat er in 2018, 2020 en 2022 ook veel natuurbranden waren. Tussen de 700 en 1000 per jaar.”
Nu wreken de afgelopen twee natte jaren zich in zekere zin, zegt Kok. „De natuur heeft door al die regen kunnen floreren. Alles was groen. Maar doordat het nu juist droog is, betekent dat ook heel veel potentiële brandstof.” Daar komt bij dat de lage vegetatie, gras en varens, nog niet actief is en de „sapstromen nog niet op gang zijn gekomen”. Als het proces van fotosynthese eenmaal loopt, is in elk geval de Nederlandse natuur van zichzelf veel vochthoudender – en remt dan zelf branden af.
Savannes
„Elke plaats op aarde heeft zijn eigen regime, zijn eigen soort branden”, zegt Veraverbeke. Er zijn grote verschillen, afhankelijk van de regio en de begroeiing. Afhankelijk daarvan, en eventuele gevaren, wordt er ook anders omgegaan met de bestrijding ervan.
Door klimaatverandering komen natuurbranden steeds vaker en steeds noordelijker voor, in bosrijke gebieden. „Doordat er nu meer bossen verbranden dan graslanden, zoals de savanne, wordt er door minder branden méér CO2 uitgestoten.” Daarnaast komen ook in natte gebieden zoals de in Brazilië gelegen Pantanal, het grootste draslandgebied ter wereld, vaker meer branden voor.
En branden worden intenser, groter, verwoestender, zoals begin dit jaar in Los Angeles. Veraverbeke heeft daar vijf jaar lang gewoond en onderzoek gedaan naar de branden. „Elke zomer was het daar raak, maar zo heftig als dit jaar, dat is nieuw.” Met zijn handen maakt hij klauwende bewegingen in de lucht, het vuur bleef maar om zich heen grijpen. Hij verwacht niet dat zoiets in Nederland snel zal gebeuren. „Ik hoop dat het de juiste inschatting is.”
Over de aandacht die er was voor de branden in Los Angeles moet hem wel iets van het hart. „We hebben in Europa heel veel aandacht voor de branden hier en in Amerika.” Dat is deels begrijpelijk. Zeker de aandacht voor Zuid-Europese branden, die vakanties beïnvloeden, is logisch. Maar waarom zoveel aandacht voor de Verenigde Staten? En niet voor andere gebieden in de wereld? Er woeden meer grote natuurbranden. Hij noemt Indonesië als hotspot. Waarom is daar nauwelijks aandacht voor? „Bedenk je dat van het totaal afgebrande gebied wereldwijd per jaar minder dan één procent in Europa is.”
Natuurbrandbriefing
In Nederland komt elke week, op donderdagmiddag, „een groep experts bij elkaar die zich bezighoudt met natuurbranden, voor de natuurbrandbriefing”, zegt Brosschot. Dat is een briefing op initiatief van Brandweer Nederland, waar onder andere ook Staatsbosbeheer en het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum bij aanwezig zijn. Samen bekijken ze de verwachtingen voor de komende week. Daarbij kijken ze naar luchtvochtigheid, droogte en wind. „Dan kunnen we snel tot eventuele verbeteringen komen, als er een verhoogd risico is.”
Door die groep worden ook plannen uitgedacht voor de langere termijn. Brosschot zegt, grappend: „De brandweer wil zo graag natuurbranden voorkomen dat het soms lijkt alsof ze liever het hele land asfalteren. Maar branden kún je niet helemaal voorkomen, dus er moet een middenweg gezocht worden, die werkt voor de veiligheid en de natuur.”
Op veel plekken wordt nu gekozen om de natuur de natuur te laten helpen. Er worden in uitgestrekte dennengebieden bijvoorbeeld stroken loofbomen geplant, en lage bladhoudende vegetatie. Doordat loofbomen meer vocht vasthouden dan dennen, remmen ze brand dusdanig af dat deze makkelijker onder controle gehouden kan worden. Een andere optie is een brandcorridor, waardoor een brand doodloopt. „We noemen dat ook wel hooplijnen”, zegt Brosschot. „We hopen in elk geval dat het een brand zo snel mogelijk stopt.”
Negatief imago
Veraverbeke publiceerde vorige week een artikel over de grenzen van branden in Oost-Siberië, waar branden nagenoeg „ongestoord” kunnen woeden. Met zijn team onderzocht hij wanneer en waardoor die branden stoppen. „Ongeveer de helft van de keren was dat een omslag van het weer, de andere helft omdat er een barrière in het landschap was, zoals een rivier of een weg.” Een weersomslag kan je niet afdwingen, maar een buffer is in Nederland wél te verwezenlijken.
Veraverbeke staat even stil. „Natuurbranden zijn niet per definitie slecht, hè.” Ze hebben wat hem betreft onterecht „een eenzijdig negatief imago”. Branden zijn soms nodig voor de opschoning van de natuur. „Zoals de hei hier, als die niet af en toe verstoord wordt, groeit het op een zeker moment dicht. Dan is het geen hei meer, maar bos.”
Nederlanders worden vooral geconfronteerd met branden in de vakantieperiode. „Dan vertellen ze bij RTL teleurgesteld dat de plek waar ze al jaren op vakantie gaan nu zwartgeblakerd door een natuurbrand. ‘Het is afschuwelijk’, zeggen ze dan.” En de jaren die daarop volgen zal het er niet zo uitzien als ze gewend waren.
„Als je het vanuit die tijdschaal bekijkt is het inderdaad abrupt en ziet het er ernstig uit”, zegt hij. „Maar de natuur is veerkrachtig, de natuur komt echt weer terug.” Ook op dit kleine stukje van de Sallandse Heuvelrug.
