N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rellen Ook in Nederlandse wijken zijn achterstellingen en soms rellen. Toch loopt het er minder vaak uit de hand dan in Franse banlieues.
De momenten waarop er ogenschijnlijk nog niets gebeurt, dáár gaat het om. Op een pleintje of straat staan jongeren verwachtingsvol wat om zich heen te kijken, niemand is echt leider, niemand is louter volgeling. Het kan totaal uit de hand lopen, op sociale media is daartoe opgeroepen. Er kan ook niks gebeuren. Dan stappen mannen en vrouwen in gekleurde hesjes naar voren. Ze gaan dicht bij de jongeren staan, omarmen ze soms, bieden een sigaretje aan. Ze lachen samen. Ze vragen hoe het met hun moeder is, complimenteren ze met hun mooie shirt. Ze vragen wat ze hier eigenlijk komen doen, moeten ze morgen niet naar school?
En daarna? Niks.
Uren en uren aan camerabeelden uit de Amsterdamse wijk Osdorp bekeken hoogleraar sociologie Marie Lindegaard en haar collega-onderzoekers. Het was de tijd van de avondklokrellen, in veel zwakke wijken van grote steden gingen jongeren ’s avonds de straat op, werden auto’s in brand gestoken, kwam het tot harde confrontaties met de politie. Maar niet in ál die wijken ging het mis, of niet elke avond. En wat de potentie had om flink uit de hand te lopen, werd soms al snel in de kiem gesmoord.
Ze moest aan haar vorige maand gepubliceerde onderzoek denken toen afgelopen week in Franse banlieues duizenden auto’s in vlammen opgingen en honderden politiebureaus en gemeentehuizen werden belaagd. In vijf dagen van felle straatgevechten tussen politie en jongeren werd meer schade aangericht dan in de drie weken durende rellen in 2005, analyseerde Le Monde. De rellen braken uit nadat de 17-jarige Nahel werd doodgeschoten door de politie. Inmiddels lijkt de rust terug te keren.
Tussen staat en straat
Hét antwoord op de vraag waarom Amsterdamse rellen „minder heftig zijn en minder voorkomen” dan in Frankrijk heeft ze niet, vertelt Lindegaard aan de telefoon. „Maar wat in Nederland vaak de-escalerend werkt, lijkt in Frankrijk te ontbreken.” Op de Amsterdamse camerabeelden zag ze hoe de aanwezigheid van „buurtvaders en buurtmoeders” een cruciale rol speelde in het voorkomen van ongeregeldheden. Als zij op straat waren voordat de politie arriveerde, bleven rellen uit. „En in straten waar zij níét aanwezig waren op het moment dat het fout kon gaan, ging het vervolgens ook fout.”
Het gaat, zegt ze, om mensen die informeel gezag hebben bij jongeren die het formele gezag van de staat amper erkennen. „Met bepaalde mensen in je wijk wil je als jongere liever geen problemen. Ze vertellen tegen je ouders wat je gedaan hebt, of tegen de voetbalcoach met wie je een goede band hebt.” Wie „gemarginaliseerd” is, is ook afhankelijker van zulke netwerken om bijvoorbeeld werk te vinden, zegt Lindegaard. Als het fout dreigt te gaan, „cashen buurtvaders dat sociale kapitaal bij de jongeren”.
Die „tussenlaag” tussen staat en straat is cruciaal om te verklaren waarom in Nederland rellen met Franse intensiteit doorgaans uitblijven, zegt ook Corina Duijndam. Ze deed jarenlang onderzoek in Parijse en Nederlandse wijken als Osdorp en de Haagse Schilderswijk. Ook in Nederlandse wijken zijn er grote achterstellingen, ook in Nederlandse wijken zijn ongeregeldheden geweest, bijvoorbeeld na de dood van Mitch Henriquez door politiegeweld in 2015. En ook hier zien veel jongeren in de politie de vijand, onder meer omdat ze vinden dat ze gediscrimineerd worden.
„Maar zelfs jongeren die in de politie een verschrikkelijke vijand zien hebben vaak wel contact met de wijkagent”, zegt Duijndam. „Ondanks bezuinigingen zijn wijkagenten nog steeds beleid. En gemeenten investeren in netwerken van buurtbewoners. Die tussenlaag ontbreekt in Frankrijk. Er zijn wel werkbezoeken geweest aan Nederland, maar het is nooit echt van de grond gekomen.”
Daar komt bij dat het Franse staatsoptreden überhaupt meer op repressie is gericht. Demonstraties worden er vaker gewelddadig, zeker ook van de kant van de politie. Bij onrust, zag ze met eigen ogen, „dendert meteen een colonne ME’ers binnen”.
Eén blok
Bovendien is de omvang van ellende in Franse banlieues groter dan in Nederlandse „krachtwijken, achterstandswijken, Vogelaarwijken, hoe we ze ook willen noemen”. Duijndam: „Er is meer achterstelling geconcentreerd op een groter kluitje. In Nederland hebben we bijvoorbeeld de Bijlmer, maar is er ook spreidingsbeleid. In Frankrijk wonen méér mensen samen in zwakkere wijken. In Seine-Saint-Denis bijvoorbeeld wonen anderhalf miljoen mensen.”
Dat draagt bij aan de manier waarop jongeren zich identificeren, zag ze. Eerst als bewoner van een bepaalde ‘cité’, dan van een bepaalde etnische afkomst, daarna eventueel nog als Fransman. „Ongeacht kleur is de saamhorigheid onderling heel sterk. Ze treden als één blok op, gaan voor elkaar door het vuur.” Nederland is juist sterker etnisch gesegregeerd. In haar onderzoek zag Duijndam bijvoorbeeld dat Franse vriendengroepen in banlieues veel diverser zijn dan groepen in Nederlandse wijken. Onderzoek bewijst wat de film La Haine (‘De Haat’), een Franse klassieker uit 1995 van Mathieu Kassovitz, al liet zien, zegt ze. Daarin trekken een zwarte, een Noord-Afrikaanse en een Joodse vriend samen op tegen de politie. „Kom je aan één van hen, dan kom je aan hen allemaal.”
Lees ook het NRC-commentaar: Geweldsgolf is een smet op Macrons presidentschap