Artsen leren: niet lopen of rennen als je door een slang gebeten bent

‘Ik ben zo misselijk”, kermt simulatiepatiënt Bas, waarna hij kokhalsgeluiden begint te maken. Gehurkt aan zijn voeten, in een congreszaaltje in de tropische tuin van Burgers’ Zoo in Arnhem, zitten twee deelnemers aan de training, beide jonge dokters. De een dient Bas zogenaamd een antibraakmiddel toe en probeert hem te kalmeren. De ander bestudeert aandachtig de nepwond op zijn onderbeen. „We zien bloed en zwelling”, geven de deelnemers telefonisch door aan de fictieve ambulancemedewerker. „Oh, én twee zwarte puntjes. Bijtgaatjes.”

Simulatiepatiënt Bas is volgens het trainingsscript net gebeten door een slang. Welke soort, en hoe giftig die is, dat is nog niet duidelijk. Twee deelnemers krijgen de opdracht om dat uit te zoeken. Intussen vliegen de anderen, allemaal artsen, razendsnel door de oefening. De ambulancebroeders verzorgen de wond en sommeren de patiënt om vooral stil te blijven zitten. Slangengif verspreidt zich namelijk niet via het bloed, maar via het lymfe, leerden ze. Lopen of rennen zorgt ervoor dat het gif zich snel door het lichaam verspreidt. Zodra Bas op de spoedeisende hulp is beland, nemen twee andere deelnemers het over. „Saturatie en ademfrequentie normaal, één hangend ooglid en patiënt bloedt uit het tandvlees”. Ze simuleren een belletje met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC). „We hebben hier een patiënt met een slangenbeet, welk antigif geven we hem?”

Buitenmensen

Op het congres van stichting Outdoor Medicine leren artsen over de gevaren van de buitenwereld. ‘Giftig en Gevaarlijk’ was afgelopen week het thema van het congres. In de zaal zitten huisartsen en spoedeisende hulpartsen die graag voorbereid zijn op de meest willekeurige kwalen die in hun praktijk of op de eerste hulp voorbij kunnen komen. Maar er zijn ook militair artsen, tropendokters en expeditieartsen, de types die de extreme uithoeken van het artsenvak opzoeken. Gaatjesschoenen en corduroy broeken zijn hier nauwelijks. Wel bloesjes met exotische printjes, bergschoenen en cowboyhoeden. „Wat we allemaal met elkaar gemeen hebben”, zegt bestuursvoorzitter en huisarts Tim van Riessen vanaf het podium, „is dat we liever buiten dan binnen zijn.” Gejoel uit de zaal.

Dit congres, zeggen bezoekers, is ook een soort reünie voor al die artsen die, sommigen het hele jaar door, anderen een paar weken per jaar, hun vak beoefenen in de tropen, de bergen of op zee. Outdoor Medicine brengt hen samen met cursussen maritieme geneeskunde en overleven in de wildernis. Op vijfduizend meter hoogte, in de bergen van Tadzjikistan, trainen artsen in het opzetten van expedities, het behandelen van gevaarlijke beten en steken en uitdroging. In het Oostenrijkse Silvretta-massief leren ze acute zorg te verlenen bij ongelukken in de kou: hoogteziekte, onderkoeling, bevriezingsletsels, lawines en helikopterreddingen.

Voor sommige artsen zijn zulke expedities, of een congres als dit, een avontuurlijk en leerzaam uitstapje uit het alledaagse. Anderen maakten van dat extreme hun werk.

Vliegende dokters

Zoals spoedeisendehulparts Michiel van Veelen, een van de oprichters van Outdoor Medicine. Hij was onderdeel van de Okavango Air Rescue in Botswana. „De ongerepte wildernis in het Afrikaanse land vergt een team van vliegende dokters om mensen met een helikopter uit noodsituaties te halen”, vertelt hij. Van Veelen behandelde in Botswana een door een nijlpaard aangevallen visser, mensen met giftige schorpioenbeten en een door een olifant vertrapte boerin.

De vrouw in kwestie, bleek uit de echo, had een bloeding in haar buik. „Maar hoe behandel je iemand met interne bloedingen, als er geen bloedbank met bloedproducten voorhanden is?”, legt Van Veelen voor. De zaal denkt na, het is een situatie waar de gemiddelde arts in Nederland nooit over heeft hoeven nadenken. Dan geeft hij zelf het antwoord. „Je zult moeten accepteren dat deze patiënt een lage bloeddruk heeft, en dat je niet te veel vocht geeft, want daardoor wordt de bloeding alleen maar erger.”

Of hoe om te gaan met het vervoeren van een patiënt met een ernstige klaplong, via de lucht? „Wie de gaswet nog kent, die weet: als de druk afneemt, zoals op hoge hoogte, dan neemt het volume van de klaplong toe. Deze klaplong werd met gemak een liter of vier.” Van Veelen deed wat in Nederland ondenkbaar zou zijn: niks. „De man deed het eigenlijk wel goed. Ik heb alleen de zuurstof iets opengedraaid. Het is allemaal goedgekomen.”

De gifbeker van Socrates

Dichter bij huis is de natuur ook niet ongevaarlijk. Dat weten de spoedeisende hulpartsen en huisartsen van de keren dat een peuter een hap van een verkeerde paddenstoel nam en de ouders in paniek op de eerste hulp verschenen. Het wordt muisstil in de zaal als Marieke Dijkman, toxicoloog bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, plaatjes van twee op het oog nauwelijks te onderscheiden plantjes laat zien. „Dit is géén daslook”, zegt ze, „maar het lelietje-van-dalen, ook wel meiklokje. Stop je dat per ongeluk in je zelfgemaakte pesto, dan krijg je een twintigtal digoxine-achtige stoffen binnen, die uitwerking hebben op de hartspier en bloedsomloop.” De plant koken of verhitten helpt niet. Bij te grote hoeveelheden daalt de hartslag en kunnen hartritmestoornissen optreden. De patiënt moet in het ziekenhuis een paar uur in de gaten gehouden worden aan de hartbewaking.

Ook de eetbare wilde peen heeft een lookalike, zo blijkt, en wel een van de giftigste planten ter wereld: de gevlekte scheerling. Deze ‘gifbeker van Socrates’ groeit gewoon in de middenberm van de snelweg. „Voor een klein kind kan het eten van een stukje blad al dodelijk zijn”, zegt Dijkman. „De plant bevat zogenaamde supernicotinen, die opstijgende verlammingen en verstikking kunnen veroorzaken.” Socrates werd in de 14de eeuw ter dood veroordeeld met een gifbeker met daarin de zaden van de gevlekte scheerling.

Dan volgt nog de wilde champignon, niet te verwarren met één van de giftigste paddestoelen ter wereld, de groene knolamaniet. De paddestoel wordt ook wel de ‘hoed des doods’ genoemd. Of neem de blauwe monnikskap, prachtig maar vol met alkaloïden, die hartproblemen en neurologische afwijkingen veroorzaken.

Lotuspatiënt Bas is zo slim geweest om, terwijl de slang in zijn been hapte, een foto te maken van het beest

Vanuit de zaal vraagt een arts vertwijfeld aan Dijkman wat ze aanmoet met de „eetbare wijk” waar ze woont, nu ze dit allemaal heeft aangehoord. Wie wil oefenen met het herkennen van eetbare planten, verwijst Dijkman door naar „Bosbaas” Edwin. Hij maakt die middag een rondje langs plantjes in de dierentuin. Eet Dijkman zelf wel eens iets uit de natuur, vraagt iemand vanuit de zaal. „Absoluut niet.”

Terug naar de simulatietraining met de slangenbeet. Lotuspatiënt Bas is zo slim geweest om, terwijl de slang in zijn been hapte, een foto te maken van het beest. Er stijgt gelach op uit het lokaaltje. Wie doet zoiets? Maar later vertelt trainer en spoedeisendehulparts Loes de Vaan de deelnemers in alle ernst: als het lukt, maak dan altijd die foto. Het is waardevolle informatie. Niet alle slangen maken hetzelfde gif. Het antiserum voor zo’n gifbeet bestaat uit de specifieke antistoffen tegen die toxinen. Als niet te achterhalen valt door welke slang je bent gebeten, dan kun je ook geen antiserum krijgen.

De fictieve arts krijgt een telefoontje van het Nationaal Serumdepot van het RIVM, waar zo’n dertig verschillende antisera tegen beten en steken van giftige beesten opgeslagen liggen. Met een koerier wordt het middel vanuit Bilthoven naar Bas gebracht.