Armoede uitbannen kán, maar willen we de prijs ervoor betalen?

Armoede is er altijd geweest in Nederland, en zal er altijd blijven. Geen kabinet heeft het ooit uitgeroeid, ook niet bijna. Armoede, zo kun je concluderen, is onvermijdelijk.

Of niet?

Sinds donderdag zijn er nieuwe, betere cijfers over armoede. Het gaat niet meer alleen om het inkomen dat mensen hebben, maar ook om hun vermogen en welke huur en energieprijs zij betalen. Dan kom je uit op bijna 540.000 mensen die te weinig geld hebben om van te leven, onder wie ruim 115.000 kinderen.

Dat is lager dan in de oude berekeningen, maar de reacties van politici waren zoals die altijd zijn. „Eigenlijk zou niemand in Nederland moeten opgroeien in armoede”, zei staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie, VVD).

Maar als politici armoede echt zo erg vinden, waarom maken ze dan nooit plannen om die volledig uit te bannen? Kunnen ze dat niet, of willen ze het niet?

Het kan wel, zeggen economen. Althans: „Je kunt een heel eind komen”, zegt Egbert Jongen, hoogleraar economie en sociaal-economisch beleid aan de Universiteit Leiden. „De overheid kan het grootste deel van de Nederlanders boven de armoedegrens trekken.” Simpelweg door uitkeringen of toeslagen genoeg te verhogen. Al zullen er altijd mensen overblijven, denkt Jongen, die niet de uitkering of toeslagen aanvragen waar ze recht op hebben.

Dat zegt ook Anna Custers, econoom en lector armoede-interventies aan de Hogeschool van Amsterdam. „Als je als land concludeert welk inkomen nodig is voor een waardig leven, dan kun je dat ook waarborgen.”

Waarom het niet gebeurt

Waarom gebeurt het dan niet? Het zo ver opkrikken van de laagste inkomens heeft ook nadelen, en die heeft de politiek tot nu toe altijd zwaarder laten wegen.

Het is duur. Zo duur, dat het de vraag is of de overheid dat geld kan ophalen bij alléén de allerhoogste inkomens of grootste vermogens. Het ligt voor de hand dat ook een deel van de middenklasse de rekening krijgt. En welke politicus durft dat aan? Het bedrijfsleven extra belasten kan ook, maar dat zal klachten opleveren over hun concurrentiepositie. Welke route Den Haag ook kiest: het zal anderen altijd pijn doen.

Daar komt nog bij dat er nadelige economische effecten kunnen zijn als je uitkeringen aantrekkelijker maakt. „Te veel inkomenssteun kan ten koste gaan van het arbeidsaanbod”, zegt Ester Barendregt, hoofdeconoom van de Rabobank.

Het is een bekende economische vuistregel: hoe hoger de uitkeringen, hoe minder noodzaak mensen voelen om een baan te zoeken, of meer uren te gaan werken. Maar volgens Barendregt ligt het genuanceerder. „Daarvoor helpt het om twee extreme voorbeelden te geven.” Stel, zegt ze, je geeft iemand in de bijstand 10.000 euro per maand. „Dat ontmoedigt iemand logischerwijs om te gaan werken.” Maar zodra je mensen in de bijstand helemaal geen geld meer geeft, hebben ze geen geld meer om de huur, voedsel en kleding te betalen. „Dan ben je ook niet in staat om op zoek te gaan naar een baan.”

Het is aan de politiek om een balans te vinden tussen die uitersten, zegt Barendregt. „En daar is geen gouden regel voor.”

Politici kunnen ook bijna niet om de middenklasse heen: daar moet genoeg steun zijn voor armoedebestrijding. Armoedelector Custers noemt daarvoor een ruim 25 jaar oude theorie uit de sociologie: de ‘herverdelingsparadox’. Die luidt dat landen succesvoller zijn in het verminderen van armoede en ongelijkheid, als zij ook een deel van de middenklasse laten profiteren van de herverdeling van rijk naar arm. Custers: „Een overheid die exclusief de allerlaagste inkomens ondersteunt, verliest volgens deze theorie juist het draagvlak onder de middenklasse.”

Sinterklaascadeaus voor kinderen uit arme gezinnen.
Foto Linia Selg/ANP

De Amerikaanse hoogleraar sociologie Matthew Desmond (Princeton) baarde vorig jaar opzien door nog een stap verder te gaan. In zijn boek Poverty, by America schreef hij dat rijke, westerse landen best armoede kunnen uitbannen als zij dat willen. Het gebeurt niet, zegt hij, omdat de midden- en hoge inkomens niet bereid zijn om zelf de prijs te betalen.

Hogere inkomens, zei Desmond eerder in NRC, kunnen hun „welvaart opbouwen over de rug van de werkende armen”. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van pakketbezorging en afhaalmaaltijden die zo goedkoop zijn dankzij onderbetaling. Maar ook zouden rijkere burgers niet bereid zijn om hun eigen overheidssubsidies in te leveren, zoals de hypotheekrenteaftrek. Afschaffing daarvan zou miljarden euro’s vrijspelen voor de laagste inkomens.

Die stelling vindt Rabo-econoom Barendregt wel erg ver gaan. „Er wordt in Nederland veel herverdeeld”, zegt ze. „Het verschil tussen wat mensen zelf verdienen, en wat ze na herverdeling overhouden is groot. Dat laat zien dat er draagvlak voor is.”

Wat Barendregt wel herkent: „Mensen willen houden wat ze hebben.” En politici vinden het lastig om hen iets af te nemen. „Ik kan dat niet hard maken, maar misschien komt het door het toegenomen aantal partijen. Misschien ervaren zij daardoor druk om hun eigen achterban te bedienen.”

Minima komen geld tekort

Dat het kán, een Nederland zonder armoede, was vorig jaar ook de conclusie van de gezaghebbende Commissie sociaal minimum. Die onderzocht in opdracht van Rutte IV welk bedrag Nederlandse huishoudens nodig hebben om mee te kunnen doen in de samenleving. De commissie met experts was een idee van Pieter Omtzigt, toen hij nog partijloos Kamerlid was.

De conclusie: vrijwel alle groepen die op bijstandsniveau leven, hebben te weinig geld om mee te kunnen doen in Nederland. Gezinnen met kinderen komen het meest tekort: 200 tot 500 euro per maand. Alleen AOW’ers houden geld over. Dus zei de commissie: verhoog het inkomen van minima „zo snel mogelijk”.

„Het idee was om centraal te stellen wat mensen echt nodig hebben en daarnaar te handelen”, zegt Barendregt, die lid was van de commissie. „Dat zou een grote verandering zijn van hoe het sinds de jaren zeventig gaat.” Dat is: de bijstandsuitkering en het minimumloon worden verhoogd op basis van de cao-loongroei. Maar de welvaart van verreweg de meeste Nederlanders is veel harder gegroeid, onder meer doordat meer vrouwen gingen werken.

Als het kabinet de adviezen van de Commissie sociaal minimum opvolgt, zou dat de armoede grotendeels wegnemen. Want de donderdag gepresenteerde nieuwe armoededefinitie gebruikt dezelfde methode om te bepalen wat noodzakelijke uitgaven zijn, en wat die kosten. Verschillende Nederlanders, van arm tot rijk, mogen daarover meedenken.

Als je als land concludeert welk inkomen nodig is voor een waardig leven, dan kun je dat ook waarborgen

Anna Custers
lector armoede-interventies

De Commissie sociaal minimum maakte ook inzichtelijk wat het kost om armoede grotendeels weg te nemen, via bijstand en minimumloon of toeslagen: ongeveer 6 miljard euro per jaar. Custers: „Dat helpt de discussie verder. Nu weten we wat de prijs is van een waardig bestaan.”

En de nadelen, zoals dat werken minder aantrekkelijk wordt? Accepteer die, adviseerde de commissie. Hoogleraar Jongen kan die redenering wel volgen: „Het aantal werkenden is nu hoog. Misschien is het niet gek om nu weer meer prioriteit te geven aan armoedebestrijding.”

Vergeet niet, zegt Rabo-econoom Ester Barendregt, dat het wegnemen van armoede ook veel oplevert. „De maatschappij maakt heel veel kosten om de problemen rond armoede op te vangen.” Mensen in armoede hebben bijvoorbeeld vaker een slechte gezondheid en mentale problemen, wat tot hogere zorgkosten leidt. „En het leidt tot onderbenutting van talent”, zegt Barendregt.

Mensen die geldstress hebben, zijn minder productieve werknemers, blijkt uit verschillende onderzoeken. En kinderen die opgroeien in armoede presteren slechter op school. Dus dat nu 115.000 kinderen opgroeien in armoede, schaadt ook de toekomstige Nederlandse economie. „Al is de omvang lastig te becijferen”, zegt Barendregt.

Als het kabinet erin slaagt om alle inkomens boven de armoedegrens te tillen, zijn niet direct alle problemen verdwenen, benadrukt Anna Custers. „Dan kun je nog steeds in hetzelfde schimmelige huis wonen en hetzelfde onzekere flexibele arbeidscontract hebben. Je kinderen hebben misschien nog steeds minder kansen in het onderwijs en je leeft nog steeds 21 jaar korter in goede gezondheid.” Ongelijkheid, zegt Custers, zal altijd politieke aandacht blijven vragen. „Maar een toereikend inkomen helpt wel, en je moet ergens beginnen.”

Hoe dan?

De meest voor de hand liggende manier om armoede terug te dringen, is dus om het minimumloon en de bijstand te verhogen, of de toeslagen.

Rutte IV en het kabinet-Schoof kozen afgelopen jaren vooral voor de toeslagen: de huurtoeslag en het kindgebonden budget gingen meermaals omhoog. Dat was niet bedoeld om armoede te verminderen, maar om een stijging te voorkomen.

De toeslagen hebben een groot voordeel: de overheid kan daarmee heel precies bepalen welke groepen een hoger bedrag krijgen. Bijvoorbeeld alleen de allerlaagste inkomens. Daarmee is het een efficiënte besteding van overheidsgeld.

Economen houden daarvan, zegt Barendregt. „Je geeft alleen het geld uit dat nodig is om je doel te bereiken, niet meer.” Maar zelf is ze daar kritischer over gaan denken, mede door haar werk in de Commissie sociaal minimum. „Als je ál je regelingen supergericht maakt, wordt het ook complex voor mensen.”

Bij de toeslagen moeten mensen vooraf voorspellen wat hun inkomen wordt, wat niet altijd eenvoudig is. Eerst krijgen ze een voorschot en pas veel later wordt vastgesteld waar ze recht op hadden. Een deel van het geld kan dan teruggevorderd worden. Barendregt: „Soms moet je dan geld terugbetalen dat je niet meer hebt.”

Kledingbank in Schiedam.
Foto Hedayatullah Amid

Meer zekerheid biedt een verhoging van het minimumloon en de daaraan gekoppelde bijstand. Maar dat is erg duur. Begin vorig jaar werd het minimumloon met ruim 8 procent extra verhoogd, bovenop de reguliere stijging van 2 procent. Dat was voor het eerst sinds de invoering van het minimumloon in 1969. De prijs: 4,7 miljard euro per jaar.

De bijstand en andere minimumuitkeringen vormden een klein deel van die kosten: 900 miljoen euro. Veel duurder was het besluit om de AOW-uitkeringen te laten meestijgen: ruim 2,5 miljard euro. Dat komt doordat dit een soort basisinkomen is voor 67-plussers, van arm tot rijk. Maar politiek gezien is het een taboe om het minimumloon en de bijstand wel te verhogen, en de AOW niet. Ook al is de armoede onder 67-plussers bijzonder laag, en is de AOW netto hoger dan de bijstand.

In de armoedecijfers van deze week viel de grote groep ‘werkende armen’ op. Hun aantal daalde, maar wel minder hard dan het aantal uitkeringsontvangers in armoede. Werkende armen weten vaak niet dat zij allerlei overheidssteun mogen aanvragen. Ook daar zou de overheid zich op kunnen richten, zegt hoogleraar Jongen. „Je wilt niet dat mensen in armoede leven, doordat ze niet de hulp krijgen waar zij recht op hebben.”

Lage inkomens bleven achter

Maar het is niet slim om bij armoedebestrijding alleen naar snelle opties te kijken, waarschuwt Jongen. „In plaats van herverdelen, kun je ook bedenken hoe je mensen met lage inkomens zelf mogelijkheden geeft om meer te verdienen.”

Dat is hard nodig, zegt hij. Want de laagste inkomens zijn de laatste decennia enorm achtergebleven bij de midden- en hogere inkomens. Tenminste, als je kijkt naar wat ze zelf verdienen: hun ‘marktinkomen’. De overheid moet mensen met een laag inkomen daardoor steeds meer steunen, bijvoorbeeld via toeslagen.

Een oorzaak van die scheefgroei is de automatisering van banen. Vooral middelbaar opgeleiden zagen de afgelopen decennia hun baan verdwijnen, zoals bankmedewerkers, secretaresses en juridisch medewerkers. Veel van hen stapten over op laaggeschoold werk, dat vaak lastiger te automatiseren is: schoonmaker, beveiliger, taxichauffeur. Maar de toegenomen concurrentie voor dit laaggeschoolde werk beperkte de loongroei voor deze banen.

Daar is langetermijnbeleid voor nodig, zegt Jongen. „Zorg ervoor dat mensen op een hoger niveau de arbeidsmarkt kunnen betreden. En als ze eenmaal werken: dat ze niet te lang blijven hangen in banen die zullen verdwijnen door nieuwe technologie.”

Het begint bij kinderen. Wat niet helpt, zegt Jongen, is dat de Nederlandse kinderopvang bijna uitsluitend gericht is op het ondersteunen van werkende ouders, en nauwelijks op het vooruithelpen van kwetsbare kinderen. Ouders krijgen alleen een overheidsvergoeding voor opvang als zij allebei werken, of alleenstaande ouder zijn.

Die ‘arbeidseis’ benadeelt de kwetsbaarste kinderen, waarschuwden het Centraal Planbureau en Sociaal en Cultureel Planbureau vorig jaar. Kinderen die opgroeien in slechte sociaal-economische omstandigheden, hebben vaker een of twee ouders die niet werken. Juist voor hen kan kinderopvang nuttig zijn, zegt Jongen. „Onderzoek laat zien dat zij daardoor later vaker werken en meer verdienen.”

Door de plannen van het kabinet-Schoof zal de kansenongelijkheid verder toenemen, waarschuwen economen, planbureaus en gemeenten. Vooral voor midden- en hoge inkomens wordt de opvang veel goedkoper gemaakt. Als deze rijkere ouders hun kinderen straks vaker naar de opvang gaan sturen, in plaats van bijvoorbeeld naar opa’s en oma’s, concurreren zij om dezelfde schaarse plekken als kinderen uit armere gezinnen. In de formatie waarschuwden ook ambtenaren van Sociale Zaken voor deze „grote risico’s”, zo stond in vrijgegeven formatiestukken. Jongen: „Het is goed als het kabinet bij de kinderopvang nog eens goed bedenkt: waar doen we dit voor?”

Het kabinet-Schoof heeft niet het voornemen om armoede uit te bannen, en ook niet om het te verminderen. Rutte IV, het eerste Nederlandse kabinet met een armoedeminister (Carola Schouten) had dat voornemen wel: dat kabinet wilde het aandeel Nederlanders in armoede in 2030 halveren ten opzichte van 2015.

Maar in het begin nam Rutte IV nog nauwelijks maatregelen om dat doel te halen. „Dat begon pas”, zegt Custers, „na de Russische inval in Oekraïne, toen de prijzen ineens hard stegen.” De politiek verlaagde de energiebelasting en de accijns bij de benzinepomp, er kwam een prijsplafond voor energie, en huishoudens kregen twee keer een bedrag van 190 euro. De armoede werd in die tijd vooral verminderd doordat de allerlaagste inkomens een tijdelijke energietoeslag van 1.300 euro per jaar kregen, via hun gemeente.

De coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB wil het verschil tussen arm en rijk niet kleiner maken

De maatregelen waren tijdelijk, maar toen de energietoeslag na 2023 stopte, werden de toeslagen verhoogd, om te voorkomen dat de armoede zou stijgen.

Rutte IV bracht het armoedepercentage op deze manier omlaag van 5,8 naar 4,5 procent, volgens de oude armoededefinitie. Volgens de nieuwe meetmethode is de armoede zelfs nog harder gedaald, van 7,1 procent in 2018 naar 3,1 procent vorig jaar. Waarmee de beoogde halvering gehaald is. „Deze jaren hebben laten zien dat het kan”, zegt Custers. „Dat er een weg is naar geen, of in elk geval veel minder mensen in armoede.”

Maar wat Rutte IV in de energiecrisis eigenlijk deed, zegt Custers, is álle groepen helpen, „met geleend geld van de toekomst”. De energietoeslag was specifiek voor de laagste inkomens. Maar het prijsplafond, de lagere energiebelasting en twee keer 190 euro waren voor iedereen. En de accijnsverlaging hielp de allerhoogste inkomens het meest, stelden ING-economen vast, omdat die vier tot vijf keer zoveel geld aan brandstof uitgeven als de laagste inkomens. Custers ziet de steunoperatie als voorbeeld van de ‘herverdelingsparadox’: de armoede kon verminderd worden „door iedereen te laten profiteren”.

De coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB schreven in hun hoofdlijnenakkoord dat zij de armoede na dit jaar niet willen laten stijgen. Dat was een breuk met het doel van Rutte IV, dat een verdere daling wilde. Maar veel geld besteden aan armoedebestrijding zou in strijd zijn met een ander uitgangspunt van de nieuwe coalitie: „Niet verder nivelleren.” Oftewel: het verschil tussen arm en rijk niet kleiner maken.

Op Prinsjesdag bewees het kabinet dat het stevig terugdringen van de armoede niet de bedoeling is. Voordat het kabinet-Schoof aan de begrotingsonderhandelingen begon, in augustus, leek de armoede te gaan dalen van 4,5 procent nu naar 4,1 procent in 2025, volgens de oude armoededefinitie. Dat had het Centraal Planbureau (CPB) becijferd op basis van het hoofdlijnenakkoord. Daarna stelde het kabinet zijn plannen bij: de huurtoeslag wordt niet in 2025, maar pas in 2026 verhoogd. En een belastingverlaging werd deels uitgesteld. Resultaat: de armoede zou nog maar nipt dalen, naar 4,4 procent, volgens de CPB-raming op Prinsjesdag. „In de onderhandelingen is er geld weggehaald bij de laagste inkomens”, zegt Custers, „in lijn met de doelstelling van dit kabinet”.

Armoede uitbannen gaat niet zomaar, zegt Rabo-econoom Barendregt, het kent risico’s en nadelen. Toch vindt ze het „een belangrijk streven” waar over gepraat moet worden. „De politiek zal hier richting aan moeten geven.”

Maar dan moeten politici het wel willen, zegt armoedelector Custers. „Wie zegt dat het onmogelijk is, zegt eigenlijk: het moet blijven zoals het is.”