Analyse van oud dna laat de genetische mix zien van de Europeaan

De genetische veranderingen die het gevolg zijn van de introductie van de landbouw met het bijbehorende veranderde eetpatroon en toename van ziekten waren tot nu toe moeilijk terug te vinden in het dna van Europeanen, door de vrijwel permanente bevolkingsmenging de afgelopen tienduizend jaar.

In een grote analyse die woensdag in Nature is gepubliceerd laat een onderzoeksteam onder leiding van Eske Willerslev (Universiteit van Kopenhagen) gedetailleerder dan ooit die vele genetische veranderingen zien, in vooral het immuunsysteem, maar ook in lichaamslengte. Sommige veranderingen blijken juist niet primair te zijn ontstaan door evolutionaire selectie maar juist eenvoudigweg te zijn meegenomen door een van de bevolkingen die zich in Europa vestigden.

Het gaat om een analyse van ruim 1.600 genomen van oude Europeanen (van 12.000 tot 1.000 jaar geleden) en van genetische gegevens van honderdduizenden moderne (witte) Europeanen. Door de opmars van de landbouw vanaf 10.000 jaar geleden werden mensen steeds vaker getroffen door besmettelijke ziekten, omdat zij door de bevolkingsgroei dichter op elkaar leefden en omdat dierziekten oversloegen vanuit het vee.

Mengen met de boeren

De huidige (witte) Europese bevolking stamt voor het ene deel af van Anatolische boeren en ‘westerse jagers-verzamelaars’ die samen weer de neolithische boerenbevolking vormden die vanaf ongeveer 8.000 jaar geleden vanuit Anatolië Europa koloniseerde. Voor het andere deel stamt de huidige Europese bevolking af van ‘oosterse jagers-verzamelaars’ en ‘Kaukasische jagers-verzamelaars’ die weer samen de genetische samenstelling bepaalden van de Yamnaya, de steppebevolking van Oekraïne die vanaf 5.000 jaar geleden op hun beurt Europa gingen koloniseren en zich daar weer mengden met de neolithische boeren.

Willerslev en zijn team konden vaststellen dat gevoeligheid voor diabetes en alzheimer vooral komt door afstamming van westerse jagers-verzamelaars (via de neolithische boeren). En de relatief grote lichaamslengte dankt de Noord-Europese bevolking niet aan een of andere evolutionaire selectiedruk maar hoofdzakelijk aan haar relatief grotere afstamming van de Yamnaya.

Ook de relatief grotere gevoeligheid voor de verlammende ziekte MS bij de noordelijke volken komt door die grotere afstamming van de steppevolkeren, zo stelden de onderzoekers vast in een tweede, meer gedetailleerde studie in Nature. Een grotere afstamming van neolithische boeren lijkt juist weer te beschermen tegen MS. Waarschijnlijk heeft die gevoeligheid voor MS zich tussen 5.000 en 2.000 jaar geleden verder verspreid omdat dezelfde genmutaties een vóórdeel gaven bij de weerbaarheid tegen infectieziekten, zoals herpes simplex en het epstein-barrvirus.

Het vermogen om melk te verteren komt van jagers-verzamelaars

Verrassend genoeg dankt de huidige Europese bevolking haar vermogen om als volwassene melk te verteren niet primair aan de neolithische boeren die vanaf 8.000 jaar geleden met geiten en graan het continent kwamen koloniseren, maar juist aan genetische mutaties bij twee afstammingslijnen die via de Yamnaya in Europa terechtkwamen: die van ‘oostelijke’ en de ‘Kaukasische jagers-verzamelaars’. Waarschijnlijk is de genetische basis van dat vermogen om melk te verteren al ver voor de introductie van de veeteelt ontstaan door een heel andere oorzaak, als verandering in de energiehuishouding als gevolg van hongersnoden. Met de introductie van een pastorale levenstijl ca. 6.000 jaar geleden, verspreidt dat vermogen zich verder over de gehele bevolking. Zoals Willerslev c.s. opmerkt in Nature: „De selectie op het vermogen om melk te verteren is veel complexer dan we altijd dachten.”

De onderzoekers hebben voor moderne genomen een soort ‘aankleuringstechniek’ ontwikkeld waarmee al die verschillende afstammingspatronen zichtbaar worden. Die patronen zijn weer gebaseerd op subtiele overeenkomsten en verschillen in ruim acht miljoen puntmutaties in bijna al die 1.600 genomen uit oude menselijke botten uit prehistorische Europese graven. Met die ‘aankleuring’ kunnen ze laten zien dat millennia oude bevolkingspatronen nog altijd goed zichtbaar zijn in de huidige bevolking. Veel afstamming van de ‘westerse jagers-verzamelaars’ in Noordoost-Europa, sterke afstamming van de steppebevolking ten noorden van de Alpen en de Rijn en juist dominantie van de Anatolische boerenafstamming in Zuid-Europa en Noord-Afrika.