Amsterdam wil bouwen, maar de industrie wil niet weg uit het hart van de hoofdstad

Is er nog plaats voor industrie in Amsterdam? Wegen de belangen van fabrieken, vaak al decennialang gevestigd in de stad, of die van inwoners die een woning nodig hebben zwaarder? Terwijl woensdag bekend werd dat Amsterdam naar verwachting in 2024 slechts 5.000 van de geplande 7.500 woningen zal bouwen, loopt een discussie hierover tussen gemeente enerzijds en kabinet en bedrijven anderzijds hoog op.

Eind vorige week leed de hoofdstad een gevoelige nederlaag in het streven de woningnood te verlichten. De provincie Noord-Holland heeft op verzoek van het Rijk de scheepswerf van Damen Shipyards nabij de NDSM-werf aangewezen als ‘industrieterrein van provinciaal belang’. Door die zeldzame juridische maatregel kunnen op en rondom het werfterrein de komende twee jaar geen voorbereidingen worden getroffen voor woningbouw. De gemeente wil daar 9.600 huizen bouwen. Het Rijk wil daarentegen dat de werf en de „maritieme maakindustrie” behouden blijft.

De ingreep overviel de gemeente, zei wethouder Reinier van Dantzig (D66) woensdag in de gemeenteraad. Volgens hem is geen sprake van „collegiaal bestuur”. Hij benadrukte in een eerste reactie al dat Amsterdam een „schreeuwend tekort” heeft aan woningen.

Het provinciale veto, dat mogelijk gevolgen heeft voor meer nieuwbouwplannen dan alleen die rondom de werf, is de jongste tegenslag voor de gemeente Amsterdam wat betreft inrichting van de stad. In een poging grootschalige woningbouw van de grond te krijgen, botst de gemeente op industriebedrijven. Tot dusver slagen die erin hun belangen te verdedigen, met flinke gevolgen voor de bouwplannen. Zo ontpopt de industrie zich, met hulp van andere overheden, tot grootste hindernis bij de bouw van nieuwe woningen in Amsterdam.

Huurcontract

Damen Shipyards lag ooit relatief ver buiten de stad. Datzelfde geldt voor de chemische fabriek van Ketjen in Amsterdam-Noord. Maar de stad is opgerukt. En wil nog verder oprukken. Amsterdam wil liever bouwen op plekken binnen de stadsgrenzen (‘inbreiden’) dan verder uitbreiden.

Bij de onderhoudswerf van Damen (circa 600 werknemers) is de situatie simpel. Het huurcontract loopt in 2028 af, en dan wil de gemeente dat de werf verdwijnt zodat er gebouwd kan worden op het terrein. Een groot deel van de gemeenteraad wil wel graag een alternatieve locatie voor de werf, bijvoorbeeld in het Westelijk Havengebied. Maar pogingen zo’n plek te vinden, mislukken steeds. Ook buiten de ring is ruimte schaars.

Damen, onderdeel van het gelijknamige Gorinchemse familieconcern, lobbyt al tijden stevig voor behoud van de huidige locatie. Directeur Tjeerd Schulting haalde in maart toenmalig minister van Economische Zaken Micky Adriaansens (VVD) op werkbezoek naar de werf toe. Ook initieerde hij restaurant Helling 7, praktisch op de werf gelegen, om de stedeling dichter bij de dokken te brengen – en omgekeerd.

De nieuwe, rechtse coalitie spreekt expliciet over bescherming van industriebedrijven tegen woningbouw

Schulting vond gehoor voor zijn pleidooi om te mogen blijven, of pas weg te hoeven als er een nieuwe locatie is, bij Rijk en provincie. Het vorige kabinet waarschuwde de gemeente al, maar de nieuwe, rechtse coalitie spreekt nu in het regeringsprogramma expliciet over bescherming van industriebedrijven tegen woningbouw. Het Rijk vroeg daarop de provincie in te grijpen in de Amsterdamse bouwplannen. Beide overheden zien een veelal links georiënteerd stadsbestuur dat weinig opheeft met industrie.

Daarbij wees de provincie naast het behoud van industriële werkgelegenheid onder meer op het strategische belang van de werf: onderhoudslocatie voor marineschepen. In Nederland kunnen deze schepen onderhoud krijgen in Vlissingen, maar verder nergens anders. In Den Helder, bij de grote marinebasis, is geen onderhoudswerf.

Gek hoestje

Iets verderop aan het IJ speelt een vergelijkbaar conflict. De chemische fabriek Ketjen, hemelsbreed drie kilometer van de Dam, maakt bezwaar tegen een grote nieuwe woonwijk in de buurt van de fabriek. Directeur Arno Quist verwoordde het in 2021 als volgt tegen NRC: „Wij zijn bezorgd dat er een discussie komt: wat is de kans dat er iets gebeurt? Of dat mensen zeggen: ik heb een gek hoestje, zou dat door die fabriek komen?” Wat ze hier als laatste willen, is een discussie van het kaliber Tata Steel.

Ketjen, onderdeel van de Amerikaanse multinational Albemarle, maakte bij de Raad van State bezwaar, en won de zaak in maart – paradoxaal genoeg door te beargumenteren dat de fabriek gevaarlijk is. Ze maakt katalysatoren voor raffinaderijen en chemische industrie. Volgens de rechter heeft de gemeente niet goed inzichtelijk gemaakt dat het écht veilig is om in de buurt van zo’n fabriek te gaan bouwen. De bouw van tweeduizend woningen kan daardoor in ieder geval niet doorgaan – en er liggen bestemmingsplannen voor nog duizenden andere woningen bij de Raad van State, waarin die nog uitspraak moet doen over bezwaren van Ketjen.

Dan is er nog kunstmestfabriek ICL, schuin tegenover Damen aan het IJ. Dit bedrijf sloot eerder een deal met de gemeente om te verhuizen naar een plek dieper in de haven, zodat woningbouw nabij de achtergelaten plek mogelijk zou worden. Maar de kosten van die verhuizing verdubbelden door inflatie en duurdere materialen tot ongeveer 300 miljoen euro. Daarop besloot ICL dit jaar maar te blijven zitten. Dat blijft vermoedelijk zo tot het aflopen van het huurcontract in 2040, wat grote woningbouwplannen in de weg staat.

Voor hoeveel nieuwbouwwoningen er nu in totaal problemen ontstaan, is niet bekend. Maar wethouder Van Dantzig erkende wel dat de gevolgen erg groot kunnen zijn: de situatie bij Damen en ICL beïnvloedt ook de bouw van de enorme wijk Haven-Stad, met 70.000 woningen. Beide bedrijven hebben zogenoemde ‘milieucontouren’: een soort zone waarin woningbouw lastig is, vanwege bijvoorbeeld geluids- en geuroverlast.

Hoogopgeleide mensen

Over de plannen van Amsterdam is al langer veel te doen. Veel kleinere bedrijventerreinen zijn inmiddels omgezet in woningbouwlocaties. Critici wijzen erop dat een stad ook industriële werkgelegenheid rondom of in het centrum moet hebben. Zo blijft de stad divers en kan iedereen er werken, niet alleen hoogopgeleide mensen uit de dienstensector.

De problematiek speelt overigens landelijk: volgens de Rabobank verdween sinds 2013 ruim de helft van de kleine bedrijvigheid uit steden. Op voormalige bedrijventerreinen zijn intussen ruim 35.000 woningen gebouwd.

Het stadsbestuur ziet de industrie liever vertrekken, naar locaties ver buiten de stad. Dat betekent ook meer reistijd voor veelal lageropgeleid personeel. Anderzijds breken de woningprijzen hoogterecord na hoogterecord. Het alternatief is bouwen verder buiten de stad.

Voorlopig lukt het de industrie goed voor zichzelf op te komen. Met rechtszaken en effectief lobbywerk, inspelend op de hang naar strategische autonomie en met een kabinet dat een heel andere kleur heeft dan het stadsbestuur, dwingt ze de gemeente rekening te houden met haar belangen en eist ze een plek op in de hoofdstad. Dat ook het kabinet veel wil bouwen vormt voor de regering in Den Haag blijkbaar geen belemmering om Damen te hulp te schieten.

Amsterdam heeft die weerstand vanuit de bedrijven en de landelijke politiek onderschat. De stad leek de industrie op haar huidige locaties praktisch te hebben afgeschreven, maar nu zijn het vooral nieuw te bouwen woningen waarvan de toekomst ongewis is.

Correctie 25 september 2024, 17.30 uur: in een eerdere versie van dit artikel stond dat Amsterdam in de eerste helft van 2024 5.000 woningen heeft gebouwd. Dit is echter het verwachte aantal woningen dat dit jaar wordt gebouwd. Dit is hierboven aangepast.