In de collectieve rechtszaak van Amerikaanse beleggers tegen Philips heeft een rechter in New York dinsdag een tik uitgedeeld aan Philips en voormalig topman Frans van Houten.
De zaak gaat over de vraag in hoeverre Philips Amerikaanse investeerders relevante informatie heeft onthouden over de problemen met de slaap- en beademingsapparaten van dochterbedrijf Philips Respironics in Pittsburgh, Pennsylvania. In de zomer van 2021 kondigde Philips een massale terugroepactie aan van 15 miljoen apparaten vanwege mogelijke gezondheidsrisico’s.
De waarschuwing was gebaseerd op problemen met het geluiddempende PE-PUR-schuim in de apparaten. Dat kon kapotgaan en mogelijk voor ademhalingsproblemen, ontstekingen en kanker zorgen. In de maanden daarna stortte de beurskoers van Philips in, waardoor beleggers grote verliezen leden.
Lees ook
Philips daagt Amerikaans testlab voor de rechter wegens ‘ernstige fouten’ in apneu-kwestie
De Amerikaanse beleggers claimen dat Philips al ver voor de terugroepactie wist van de problemen. Zij baseren zich voornamelijk op een vernietigend inspectierapport van de Amerikaanse toezichthouder, de FDA. Die voerde in de maanden na de terugroepactie meerdere inspecties uit bij Philips Respironics, dat de apneu-apparaten vanaf 2009 verkocht.
Problemen niet gemeld
De investeerders stellen op basis van dit rapport dat Philips al ten minste vanaf 2015 klachten ontving over de apparaten. De problemen werden niet gemeld bij toezichthouder FDA of besproken tijdens informatiesessies met investeerders.
De rechter die zich in de VS buigt over de zaak van de beleggers was dinsdag in een tussenvonnis op dit punt scherp. Volgens hem zijn de klachten over het schuim in de interne administratie van Philips „hardnekkig” en „goed gedocumenteerd”.
De investeerders die geld claimen bij Philips wijzen ook op misleidende verklaringen over een beademingsapparaat dat Philips tijdens de Covid-19-pandemie op de markt bracht. Ook in dit apparaat zat het omstreden PE-PUR-schuim. Frans van Houten zei over dit apparaat dat er filters in waren gezet waardoor het „veilig en geschikt” was voor „kritieke zorg”. Philips bracht ter verdediging in dat de FDA tijdens de pandemie de eisen voor „goede productiepraktijken” tijdelijk liet varen omdat het hier om noodhulp ging.
Over Frans van Houten beweren de eisers dat die zeker al vanaf 2018 op de hoogte moet zijn geweest van de problemen met de degradatie van PE-PUR-schuim. Vanaf dat jaar, voeren de eisers aan, was Van Houten aanwezig bij diverse vergaderingen waar de problemen zouden zijn besproken.
Twee claims afgewezen
De rechter wees dinsdag de claims van beleggers af tegen Philips chief financial officer Abhijit Bhattacharya en John Frank, de voormalig ceo van Philips Respironics. De vordering tegen Frans van Houten blijft staan.
Philips woordvoerder Steve Heywood benadrukt dat deze fase in de zaak slechts het begin is. „Er is nog niet geoordeeld of de uitspraken van de eisers ook waar zijn. Dat moet nog worden getoetst. We zullen de vorderingen, die naar onze mening volledig ongegrond zijn, krachtig betwisten en zijn van plan om in de loop van de zaak te proberen deze te laten afwijzen.”
In Nederland heeft het advocatenkantoor Birkway Philips aansprakelijk gesteld namens meer dan 100 institutionele investeerders. Advocaten van Birkway: „Nu zien we dat de Amerikaanse rechter voldoende basis aanwezig acht voor een inhoudelijke behandeling van de vorderingen van beleggers. Dit is bevestiging van ons standpunt dat Philips haar aandeelhouders onjuist en te laat heeft geïnformeerd. Deze ontwikkelingen sterken onze cliënten in de overtuiging om Philips aan te sporen tot schadeloosstelling van investeerders.”
Lees ook
Schikking van Philips is financieel een meevaller voor het bedrijf
Een gestage stroom dozen, vol theedoeken, sponzen en bewaarbakjes, rolt over de lopende band. Precies op het juiste moment duwen oranje ‘schoentjes’ de doos van de band, op weg naar de opslag in het vernieuwde, grotendeels geautomatiseerde distributiecentrum van Zeeman in Alphen aan den Rijn.
Mensen zijn alleen nog nodig om de dozen uit zeecontainers te lossen en op het lopendebandensysteem te zetten, en om de producten te laden in de vrachtwagens die naar de winkels rijden. Om plek te maken voor dit geautomatiseerde opslagsysteem moest het dak van het pand zeven meter worden verhoogd.
Ruim een jaar draait het geautomatiseerde pakhuis nu op volle toeren. Topman Erik-Jan Mares en financieel directeur John Morssink wijzen tijdens een rondleiding enthousiast op de veranderingen. Zuinigheid staat centraal. Zo worden rolcontainers nu efficiënter gevuld, waardoor ze minder lucht vervoeren en minder vrachtwagenritten naar de winkels nodig zijn – dat scheelt kosten én CO2-uitstoot.
Met dit robotpakhuis kan Zeeman meer spullen verwerken dan voorheen en is het bedrijf klaar om verder te groeien, vertellen Mares en Morssink in het aanpalende hoofdkantoor. De verbouwing was óók de oorzaak dat de textieldiscounter vorig jaar 30 miljoen euro omzet misliep.
Mares: „Het lukte ons na de oplevering maar niet om evenveel producten door het nieuwe systeem te laten lopen als we gewend waren van het oude systeem. Daardoor kregen we te weinig spullen naar onze winkels en hadden we niet de juiste producten op voorraad.”
Morssink vult aan: „Het is ingewikkeld om iets af te breken en dan op dezelfde plek iets nieuws op te bouwen. Veel retailers bouwen een nieuw distributiecentrum op een andere plek, maar wij wilden hier in Alphen blijven.”
Onverkochte jassen
De dikke truien en warme jassen die voor de koude maanden begin 2024 bedoeld waren, bleven onverkocht in het distributiecentrum liggen. Afgelopen winter zijn ze alsnog verkocht. „Wij gooien niks weg”, zegt Mares. „Het is gewoon met vertraging in de winkels gekomen.”
Uiteindelijk kwam de omzet vorig jaar uit op 969 miljoen euro, 5 miljoen minder dan in 2023. Mede door de misgelopen omzet en extra kosten om de logistiek recht te trekken, leed Zeeman over 2024 een „eenmalig” verlies van ruim 5,5 miljoen euro.
En toch. Zeeman groeide de afgelopen jaren flink. De afgelopen twee jaar kwamen er zeventig winkels bij. Vooral in Spanje en Frankrijk opent de discounter nieuwe zaken. Zeeman is in acht Europese landen actief, inmiddels haalt het 65 procent van de omzet uit het buitenland.
In Nederland deed het Alphense bedrijf het in de tweede helft van 2024 beter dan de markt, zegt onderzoeksbureau GFK. Als budgetketen heeft Zeeman het tij mee, nu de hele textielsector prijsstijgingen doorvoert.
„De klant met de kleine portemonnee kan iets minder kopen”, stelt topman Mares vast. Maar hij ziet ook nieuwe klanten binnenlopen. „Die kopen ook de wat duurdere producten.”
Webshop als marketing
Vanuit Alphen aan den Rijn bevoorraadt Zeeman al z’n 1.393 filialen, van die in het Noord-Duitse Bremerhaven tot de vestiging in Malaga, vlak bij de Middellandse Zee. Alleen online shoppende klanten krijgen hun spullen vanuit een andere plek geleverd; verwerking en levering van webwinkelbestellingen heeft Zeeman uitbesteed aan een bedrijf in de Antwerpse haven.
Dat zijn relatief weinig orders: slechts 1,4 procent van de omzet kwam vorig jaar via de webshop binnen. „We hebben een beetje de rem op online gezet”, zegt Mares. „We besteden er niet heel veel geld, tijd en moeite aan, omdat we zien dat we nog heel relevant zijn met onze fysieke winkels. Online is voor ons meer een marketingkanaal dan een verkooppunt.”
„Het is eigenlijk ook logischer om vanuit winkels aan klanten te gaan leveren”, vult financieel directeur Morssink aan. „Dan vermijd je een deel van de bezorgkosten en van de CO2-uitstoot.” Daar is wel een „heel grote transformatie” voor nodig. „Je moet de voorraad per artikel per winkel weten.”
Daar heb je wel een geschikt systeem voor nodig, zegt ook Mares. „Dat hadden we niet, veel ging hier met zelfgebouwde lijstjes in Excel. Nu zijn we aan het professionaliseren, en kopen en implementeren we moderne software die daarvoor bedoeld is.”
Foto Merlin Daleman
Door de groei van het winkelnetwerk is Zeeman in een veranderingsfase terechtgekomen, zegt Mares. „Wij waren gericht op Noord-Europa en deden alles overal hetzelfde. Eenvoud in veelvoud, dat was de filosofie van onze oprichter, meneer Jan Zeeman. Maar de laatste jaren zijn we naar het zuiden van Spanje afgezakt. Dan leverden we in september heel dikke winterjassen, omdat dat nu eenmaal het systeem was. Ook in Sevilla, waar het dan 40 graden is. Dan zit je echt mis.”
Duurzaam, zonder duur te worden
Producten bij Zeeman zijn goedkoop, maar Mares en Morssink vinden niet dat het assortiment aan basics op een hoop geveegd kan worden met fast fashion. „Wij ontwerpen bijna alles zelf en kopen in bij fabrieken waar we al heel lang relaties mee hebben. En dat doen we in hele grote aantallen met weinig varianten”, zegt Mares. „Zo’n T-shirt van ons is er in blauw, zwart en wit, met een V’tje en een gewone ronde hals, niet veel meer. Dan zijn fabrieken weinig tijd kwijt aan het instellen van de machines en wordt het goedkoper.”
Nog een manier om de prijzen te drukken: „We hebben een hele korte betalingstermijn. Twee weken nadat onze leveranciers de producten af hebben gemaakt, betalen wij de rekening al. Terwijl de boot nog onderweg is. Kan de fabrikant weer nieuw garen kopen voor de volgende productieronde. Bij een langere betalingstermijn was daarvoor een lening nodig geweest bij de bank, tegen een hoge rente. Die besparing zien wij terug in onze prijzen.”
Zeeman wil graag een duurzame koploper zijn. Zijn milieu-impact zit grotendeels in de productie van textiel. Driekwart ervan bestond vorig jaar uit „duurzamere materialen”, hoewel Zeeman erkent dat de data van toeleveranciers waar het zich op baseert qua betrouwbaarheid soms nog te wensen overlaten.
Oud textiel
Sinds vorig jaar verkoopt Zeeman sportsokken van „post consumer recycled material”. Ze worden deels gemaakt van in Nederland ingezameld oud textiel, waarvan in Spanje nieuwe garens worden gesponnen, die in Turkije weer tot sokken worden gebreid. Een succes, vindt de topman. „Met dit soort producten blijft het experimenteren. Bij die sokken is het gelukt de prijs aardig in de Zeeman-range te krijgen.” In de winkels ligt een setje van twee paar gerecyclede sokken voor 3,49 euro in de schappen, ietsje duurder dan andere sokken.
Die lage prijs is niet altijd haalbaar. Zo introduceerde de keten recent een circulaire hamamdoek, gemaakt van afgedankte Zeeman-bedrijfskleding. „Die is met vier verschillende partners helemaal in Nederland gemaakt. Daar zijn we ongelofelijk trots op. Maar hoe mooi en goed hij ook was, hij is toch best heel duur geworden.” Voor 24,99 euro ligt hij in de winkels, een niet-circulaire versie verkoopt Zeeman voor 8,99 euro. „Het moet gewoon veel goedkoper. Onze basisklant met de kleine portemonnee laat hem liggen, omdat hij gewoon te duur is.”
Taart
Mares weet dat de textielbranche op termijn het businessmodel moet herzien. „Spullen moeten langer gebruikt worden. We kunnen als sector niet ongelimiteerd kledingstukken de wereld in blijven slingeren”, zegt hij.
„De taart wordt kleiner”, vult Morssink aan. „Daarvan willen wij een groter stuk pakken. Maar dat is een ander groeimodel dan dat de taart almaar groter moet worden.”
Duurzaamheid zit ook in goed met mensen omgaan, vinden de bestuurders. Afgelopen jaar kreeg 26 procent van de fabrieksarbeiders die in Zuidoost-Azië en Turkije de producten van Zeeman maken een „leefbaar loon”. Het bedrijf betaalt daar een toelage bovenop het minimumloon. Eind dit jaar moet dat percentage 34 zijn.
Maar waarom geen 100 procent? Mares: „Dat is natuurlijk wel onze doelstelling. Het is sowieso best gek dat we hierover moeten praten. Uiteindelijk is er maar één oplossing: dat ieder bedrijf dit gaat doen. Maar de grote meerderheid van de afnemers doet het niet.”
De directeur schetst hoe fabrieken vaak voor meer merken werken. Als medewerkers die voor de ene klant T-shirts naaien meer betaald krijgen dan arbeiders die voor een ander merk produceren, kan onrust ontstaan. „Het kost ons ongeveer 3 tot 5 eurocent op een T-shirt. Wat mij betreft is er geen enkele reden om dit niet altijd te doen. Maar het wordt een stuk makkelijker als andere merken het ook doen.”
Wat hebben telecomprovider Odido, achterafbetaaldienst Klarna, ijsmaker The Magnum Ice Company, kledingplatform Shein, bandenmaker Continental en fintechbedrijf Revolut met elkaar gemeen? Het is geen al te moeilijke vraag: al deze bedrijven zouden in 2025 in Europa naar de beurs gaan, maar gingen (nog) niet.
Na wat betreft beursgangen relatief rustige jaren moest 2025 de kentering komen in Europa. In Amsterdam waren in 2024 slechts vier beursgangen, waaronder een grote van private-equitybedrijf CVC. In 2023 waren het er vijf.
Ook topman van Euronext Amsterdam René van Vlerken was eerder dit jaar verwachtingsvol. „Er is optimisme en ik denk ook echt dat we het komende jaar en de jaren daarna meer beursgangen gaan zien”, zei hij. „We zien nieuwe aanwas vanuit het buitenland, maar gelukkig ook een aantal Nederlandse bedrijven dat heel concreet is over een eventuele gang naar de publieke kapitaalmarkt.”
Lees ook
Lees ook: ‘Willen we een Europese kapitaalmarkt? Dan moeten we eerst in Amsterdam aan de slag’
Maar het is stil. De Amsterdamse beurs verwelkomde tot nu toe twee echte nieuwkomers: de Britse waardetransporteur Ferrari Group en duurzame bank Triodos. In het laatste geval betrof het een technische notering, er werden geen nieuwe aandelen uitgegeven. Vastgoedbelegger Vastned werd na fusie opnieuw genoteerd in Amsterdam, maar telt voor deze inventarisatie niet mee. Daarmee blijft het aantal nieuwe bedrijven aan Beursplein 5 in het eerste half jaar achter bij de drie beursgangen in de eerste zes maanden van de voorbije twee jaren. In 2022 waren het er na het eerste halfjaar vijf, in 2021 zelfs elf.
Niet alleen in Amsterdam is het rustig. Ook bij de London Stock Exchange hadden ze op meer gehoopt. De Britse toezichthouder FCA kwam vorig jaar met een pakket aan maatregelen in de hoop meer noteringen aan te trekken, maar tot nu toe gingen er dit jaar slechts acht bedrijven naar de Londense beurs. Vorig jaar waren er in een jaar met een laagterecord nog achttien IPO’s, zoals de beursgang in vakjargon heet – Initial Public Offering. De grootste Londense beursgang van het jaar, die van het Chinese kledingplatform Shein, gaat vooralsnog niet door vanwege onenigheid tussen China en het VK over de voorwaarden daarvoor. Shein wil nu naar de beurs in Hongkong, bleek dinsdag.
Nu de zomer is aangebroken,zijn op korte termijn ook geen nieuwe noteringen te verwachten. De vakantieperiode wordt als ongeschikt moment gezien voor een beursgang. Waarom is het na alle verwachtingen vooralsnog zo rustig dit jaar?
1 Trump-dip
Topman van Euronext Amsterdam René van Vlerken is nu „iets minder optimistisch” over beursgangen in 2025 dan aan het begin van het jaar, zegt hij in gesprek met NRC. „De onzekerheid in de markt vertaalt zich naar een volatiele beurs. Die wisselvalligheid is erger geweest dan we in eerste instantie hadden verwacht.” Wat je ziet, zegt van Vlerken, is „dat veel bedrijven die voornemens waren dit jaar naar de beurs te gaan die transactie hebben uitgesteld.”
Geopolitieke onzekerheid door verschillende oorlogen, maar vooral de grilligheid van Donald Trump: volgens analisten is het beursklimaat allesbehalve optimaal geweest de afgelopen maanden. De Amerikaanse president ontketende begin april een handelsoorlog met hoge importheffingen voor meer dan honderd landen.
Die onzekerheid had meerdere gevolgen. Allereerst leidde ze op de korte termijn tot grote koersvallen. Bijna alle bedrijven hadden te maken met bloedrode cijfers en de Amerikaanse VIX-index, die de beweeglijkheid van aandelenkoersen in de komende dertig dagen meet, stond in de dagen na Trumps aankondiging historisch hoog. Bovendien leidde de onzekerheid tot slechtere perspectieven voor bedrijven die al op de beurs aanwezig waren. Die trokken winstverwachtingen in of stelden ze ondanks goede resultaten in het eerste kwartaal niet naar boven bij.
Lees ook
Lees ook: Van Barbie tot Boeing: deze sectoren voelen de ‘Trump-dip’ nu al
Bedrijven die naar de beurs gaan, trekken daar zeker een half jaar tot een jaar voor uit. „Zo’n IPO bereid je maandenlang voor, dus wil je dat er een periode voor je ligt waarin het redelijk rustig is. De afgelopen maanden waren dat niet. Je gaat niet voor een beursgang wanneer de beurs 10 procent in de min staat”, zegt beleggingsanalist Nico Inberg van De Aandeelhouder.
Geen enkel bedrijf wil een mislukte beursgang op het cv hebben staan. En dus stellen ze een IPO liever even uit. Zo liet de Zweedse achterafbetaaldienst Klarna begin april weten af te zien van een geplande IPO in New York, slechts enkele dagen voordat die officieel zou plaatsvinden. Het bedrijf besloot daartoe toen de beurzen sterk daalden door Trumps aankondiging van importheffingen.
De afgelopen weken leek het iets rustiger te worden en bereikten de beurzen met name in de VS nieuwe recordhoogten. Maar komende tijd wacht een nieuwe test. Vóór 1 augustus moet er een handelsakkoord gesloten zijn tussen de EU en VS, anders volgen alsnog nieuwe importheffingen. „Je hebt stabiliteit nodig voor een IPO. Je weet ook nu weer niet wat er gaat gebeuren, dus is het logisch dat er ook de komende tijd nog niet veel te verwachten is op het vlak van beursgangen”, zegt Simon Wiersma, beleggingsstrateeg bij ING Investment Office.
2 Rente stijgt
Het is een eeuwenoude financiële wetmatigheid. Stijgt de rente, dan neemt de aantrekkelijkheid van aandelen af. Op staatsleningen valt dan immers met meer zekerheid rendement te behalen dan op de grilliger aandelenmarkten. Andersom geldt: is de rente op staatsleningen laag, dan zijn beleggers geneigd sneller in aandelen te stappen.
De rente die de Europese Centrale Bank rekent aan banken daalt weliswaar al een jaar of anderhalf, maar de rente op staatsleningen loopt juist op. „We kijken als graadmeter voor deze rentes naar twee grote blokken: de VS en Europa. En voor Europa nemen we Duitsland als graadmeter voor de kapitaalmarktrente. Die stijgt dit jaar”, vertelt Wiersma. Begin dit jaar lag de rente op Duitse staatsleningen met een looptijd van tien jaar op 2,3 procent. Inmiddels is dat 2,6 procent. In de Verenigde Staten ligt de rente met 4,5 procent zelfs nog bijna twee procentpunt hoger. Wat beleggers in de toekomst hopen te verdienen „wordt afgezet tegen de kapitaalmarktrente”. Wiersma: „Hoe lager die ligt, hoe gunstiger het kan zijn voor IPO’s.”
Als mensen wél geld in aandelen willen steken, kijken ze volgens Van Vlerken nu vooral naar bedrijven die al een beursnotering hebben. „Je ziet dat beleggers nu de voorkeur geven aan ondernemingen die ze al wat langer kennen”, zegt de Euronext-topman. „Die hebben ze geanalyseerd, ze hebben er al een mening over gevormd. Of ze zijn al aandeelhouder en weten wat ze kunnen verwachten. Dat geeft meer zekerheid dan investeren in nieuwe ideeën.”
3 Kapitaalbehoefte van bedrijven is lager
„Wat je vaak ziet, is dat als er veel gebeurt op overnamevlak, IPO’s volgen”, zegt Van Vlerken. Dat zit zo: een beursgang is een manier om geld op te halen om toekomstige overnames of uitbreidingen te financieren. Maar als het aantal overnames laag is, is er ook minder noodzaak om kapitaal op te halen. „Dus als er weinig gebeurt op overnamegebied, heeft dat ook weer effect op het aantal beursgangen.”
Vorige week werd bekend dat investeerder HAL en baggeraar Boskalis de Nederlandse activiteiten van bouwer VolkerWessels overnemen en Air France-KLM een meerderheidsbelang neemt in de Scandinavische luchtvaartschappij SAS. Maar het aantal overnamedeals wereldwijd lag in april van dit jaar op het laagste punt in twintig jaar tijd, meldde persbureau Reuters op basis van cijfers van databedrijf Dealogic. In de VS, de grootste markt voor overnames, werden slechts 555 deals afgerond. Dat was het laagste aantal in dat land sinds mei 2009.
Volgens cijfers van adviesbureau PwC is de markt inmiddels wat bijgetrokken, maar lag het overnamecijfer in de eerste helft van 2025 alsnog 9 procent lager dan in de eerste zes maanden van 2024. In het rapport staat dat bedrijven weliswaar overnames blijven doen, maar vooral in sectoren die minder geraakt worden door hoge importtarieven zoals in de dienstverlening of ondernemingen die voor de lokale markt produceren. „De markt is niet zo mild ten aanzien van bedrijven die daarbuiten vallen”, schrijft het bureau. „30 procent van de voorgenomen deals in de VS zijn in de ijskast gezet.”
Ook adviesbureau EY signaleert in een rapport naar de wereldwijde beursontwikkelingen dat door de onzekerheid in de markt, maar ook de gevolgen van de opkomst van AI voor het concurrentievermogen van sommige bedrijven „investeerders selectiever zijn in waar ze hun geld in steken en daarin veiliger en voorspelbaarder keuzes maken”. IPO-kandidaten „worden nu gedwongen” om „het beter te doen op financieel vlak” en „nog meer aan te tonen waar hun toegevoegde waarde zit” om investeerders aan te trekken.
De beursgang van Odido zou de grootste Europese beursgang van het jaar zijn
Bij Euronext verwachten ze inmiddels dat de meeste beursgangen die in 2025 mogelijk zouden komen, worden uitgesteld tot volgend jaar. Euronext-topman Van Vlerken wijst op verschillende periodes waarin traditioneel beursgangen plaatsvinden, windows in jargon. „Vaak is eind september of begin oktober zo’n moment dat de markt goed genoeg is om de stap naar de beurs te maken. Ik denk nu niet dat veel bedrijven van dat window gebruik gaan maken.”
Het volgende logische moment is vanaf november, tussen Thanksgiving in de VS en Kerstmis, vertelt Van Vlerken. „In die periode verwachten we dat in Nederland misschien nog één of twee bedrijven naar de beurs gaan. Ze gaan echt wel komen, maar de meeste IPO’s zullen gewoon voor 2026 zijn.”
Een van de Nederlandse bedrijven die dan naar de beurs zouden kunnen gaan is Odido. Vorig najaar meldde Bloomberg dat de telecomprovider deze stap zou onderzoeken. Het bedrijf bevestigde het in februari. Het zou een van de grootste Europese beursgangen van het jaar zijn. Ook bij Odido blijft de officiële aankondiging vooralsnog uit. Het FDschreef onlangs dat het bedrijf de eigen schuldpositie eerst wil verbeteren om zo aantrekkelijker te zijn voor investeerders. Een IPO in het najaar zou tot de mogelijkheden behoren.
Dat geldt ook voor ijsmaker The Magnum Ice Company, een afsplitsing van Unilever. Ex-topman Hein Schumacher beloofde dat het bedrijf een hoofdnotering aan de Amsterdamse beurs zou krijgen. Die stap moet voor het eind van dit jaar afgerond zijn, stelde Unilever in februari. Of dat gaat lukken, zal waarschijnlijk later deze maand blijken, als het levensmiddelenconcern de halfjaarcijfers presenteert.
Lees ook
Lees ook: Unilever komt belofte dit keer wel na: ijsjesbedrijf blijft in Nederland
Twee weken terug berichtte de Financial Times dat het Noorse softwarebedrijf Visma begin 2026 naar de Londense beurs zal gaan. Ook Amsterdam zou naar het bedrijf hebben gehengeld, maar vooralsnog zonder succes. Er zouden voor het bedrijf in het Verenigd Koninkrijk meer interessante investeerder te vinden zijn. Het was volgens analisten een opluchting voor beursuitbater LSE en de Britse financiële autoriteit FCA.
„Ik heb nog niet gehoord dat Visma al een definitief besluit heeft genomen. Maar het lijkt mij heel erg voor de hand liggen dat ze Amsterdam ook overwegen”, zegt Van Vlerken in een reactie. „Nederland is voor dit bedrijf de tweede thuismarkt, dus ik zou het mooi vinden als ze in ieder geval aan Amsterdam denken.”
Of de markt inderdaad in beweging komt, zal ook afhangen van wat er de komende tijd in de handelsoorlog gebeurt. Als het stuklopen van onderhandelingen net als in april leidt tot rode cijfers op de beurzen, kan het zo maar zijn Odido of Unilever de beursgang naar 2026 tillen. Van Vlerken: „Wat er gebeurt na zo’n deadline kan het enthousiasme voor nieuwe beursgangen wat temperen. Maar hoe het precies gaat lopen, is nu nog lastig te voorspellen.”
De eigenaren van drie elektriciteitscentrales die grotendeels op kolen stoken, eisen schadevergoeding van de overheid. De centrales moeten op grond van het klimaatbeleid van de overheid eerder met de kolenstook stoppen dan dat ze aan het eind van hun levensduur zijn. Het gaat om de energiebedrijven RWE en Uniper.
De beide Duitse concerns zijn eigenaar van de Eemshavencentrale (in Groningen), de Amercentrale (bij de Biesbosch) en de MPP3-centrale (op de Rotterdamse Maasvlakte). Op grond van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie, die in 2019 in werking trad, mag er vanaf 2030 niet meer op kolen worden gestookt; de oudere Amercentrale moest daar al uiterlijk begin dit jaar mee ophouden.
In drie procedures bij de rechtbank in Den Haag stelden de bedrijven dat ze in totaal bijna 2,5 miljard euro schade leden – wat neerkomt op bijna een half procent van de rijksbegroting. Bij het begin van hun investeringen in 2009 zouden ze, in strijd met hun eigendomsrecht, namelijk niet hebben kunnen weten dat de overheid op termijn het gebruik van kolen zou verbieden.
De rechtbank wees in uitvoerige vonnissen de vorderingen af. Het kolenverbod is een inbreuk op het eigendomsrecht van de elektriciteitsbedrijven, maar de eigenaren hadden in 2009 toekomstige beperkingen kunnen zien aankomen. En afgewogen tegen het algemeen belang dat met het klimaatbeleid wordt gediend, zijn hun belangen niet onevenredig getroffen.
De uitspraak: vorderingen afgewezen
Bij het gerechtshof in Den Haag beriepen RWE en Uniper zich wederom op de eigendomsbescherming van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Maar opnieuw slaagt hun beroep niet. Net als de rechtbank zet het hof uitgebreid uiteen hoe de elektriciteitsbedrijven al in 2009 uit allerlei uitingen van de overheid hadden kunnen opmaken dat het stoken van kolen vóór het eind van de levensduur van de centrales sterk zou moeten worden beperkt. Ze hadden ook vanaf 2019 de tijd om zich op alternatieven als biomassa voor te bereiden, zeker nu het verbod pas in 2030 ingaat. En uit de belangenafweging concludeert het hof net als de rechtbank dat de belangen van de bedrijven niet onrechtmatig worden geschaad.
Het commentaar
„Wanneer een bedrijf langetermijninvesteringen doet, mogen de regels niet onderweg worden veranderd”, reageerde eerder een woordvoerder van Uniper op het rechtbankvonnis. Maar als veranderingen voorzienbaar zijn, behoren de tegenvallers tot het ondernemersrisico. Daarom is voorzienbaarheid de centrale kwestie in deze procedures.
Advocaat Jelmer Procee (Pels Rijcken) stond met zijn team de Nederlandse staat bij. Hij doet geregeld bestuursrechtelijke schadevergoedingszaken, maar „deze zaak was relatief groot. Het kost veel tijd om het klimaatbeleid van de afgelopen decennia met een goed verhaal voor het voetlicht te brengen. Op grond daarvan besliste het hof dat Uniper en RWE er ten tijde van de investeringen rekening mee moesten houden dat er gedurende de levensduur van de centrales beperkingen aan de CO2-uitstoot zouden komen, met eventueel ingrijpen door de overheid.”
Alle aspecten kwamen ook bij de rechtbank al aan de orde. „Daar bouw je op voort. Maar ik heb geleerd dat het gevaarlijk is om te denken dat het hof wel net zo zal denken als de rechtbank. Het zijn weer nieuwe rechters, de tijd schrijdt voort en alle argumenten moet je weer opnieuw doornemen. Je moet er weer volledig staan.”
Dat zegt ook advocaat Marinus Winters (A&O Shearman), die samen met anderen optrad voor Uniper. „Met zo’n uitgebreid dossier begin je na het vonnis van de rechtbank feitelijk opnieuw. We hebben onder andere de voorzienbaarheid weer uitgebreid bestreden, evenals de beslissing van de rechtbank dat omschakeling op biomassa de centrale na 2030 nog rendabel zou maken. We onderzoeken momenteel of cassatie mogelijk is.” De Hoge Raad kijkt daarbij alleen naar juridische klachten.
Chris Backes, hoogleraar omgevingsrecht in Utrecht, mailt dat „redenering en uitkomst goed herkenbaar zijn binnen de relevante juridische kaders. Dat wil niet zeggen dat je dit wellicht uiteindelijk ook anders kunt zien binnen exact dezelfde kaders.” Om dat te beoordelen, zou je lang in de stukken moeten duiken. Bij de Hoge Raad kun je alleen klagen over fouten in het recht. „Feiten en bewijskwesties, bijvoorbeeld van wat voorzienbaar was en wat niet, worden door de Hoge Raad niet getoetst. Daardoor zijn de kansen van een mogelijk beroep in cassatie kleiner.”
In het algemeen is weinig te zeggen over de vraag of beperkingen door milieubeleid voorzienbaar waren – en daarmee schadeclaims kansrijk. Duurzaamheid en milieubeleid moeten het volgens hoogleraar Backes overigens vooral van iets anders hebben. „Veruit de meeste reducties van de uitstoot van broeikasgassen door industrie en sommige andere sectoren worden bereikt via het in 2005 ingevoerde emissiehandelssysteem.” Op basis van deze ETS-regeling van de EU krijgen of (ver)kopen bedrijven emissierechten waarmee ze een bepaalde hoeveelheid CO2₂ mogen uitstoten. „Dat is prima voorzienbaar. Daar zijn schadevergoedingen niet aan de orde, ook al gaat het emissieplafond jaarlijks met meer dan 4 procent naar beneden.”