N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Verenigde Staten Het aantal tegenstemmen in de Republikeinse fractie was veelzeggend: 71 van de 222. Dat lijkt een slecht voorteken voor de Republikeinse leider, Huisvoorzitter Kevin McCarthy, die zijn hele gewicht achter het compromis heeft gegooid.
Republikeinse voorzitter van het Huis Kevin McCarthy na afloop van de stemming. Foto Jim Lo Scalzo/EPA
In het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden is woensdagavond gestemd over de wet waarmee het schuldenplafond wordt verhoogd, zodat de Verenigde Staten hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. Het voorstel is aangenomen met een ruime meerderheid van de stemmen van beide partijen: 314-117. Maar het aantal tegenstemmen in de Republikeinse fractie was veelzeggend: 71 van de 222. Dat lijkt een slecht voorteken voor de Republikeinse leider, Huisvoorzitter Kevin McCarthy, die zijn hele gewicht achter het compromis heeft gegooid.
Het wetsvoorstel kan nu door naar de Senaat. Daar is een meerderheid van 60-40 nodig om de wet uiteindelijk te laten tekenen door president Biden. En dat allemaal liefst vóór maandag, want dat is de dag waarop de VS anders hun rekeningen niet meer kunnen betalen.
De wet is het uitvloeisel van een overeenkomst die McCarthy en Biden afgelopen weekend sloten. Daarbij stemde de Republikeinse leider in met de verhoging van het schuldenplafond, nodig om reeds aangegane financiële verplichtingen na te komen, in ruil voor bezuinigingen. Na afloop schilderde hij het wetsvoorstel af als een historische bezuiniging op de federale begroting. De uiterste rechterflank van zijn partij geloofde er niets van en noemde het compromis „een broodje poep” en dreigde McCarthy met afzetting.
Dat dreigement is niet loos. McCarthy had in januari vijftien stemrondes nodig om de leden van zijn eigen fractie achter zich te krijgen en tot Speaker of the House te worden gekozen. Ook toen was het de zogenoemde Freedom Caucus, 43 leden op de rechtervleugel, die hem uiteindelijk met tegenzin steunden – na een reeks voorrechten van hem te hebben losgepeuterd. Een van die voorrechten is dat ieder lid van de fractie op elk moment een stemming over de positie van de voorzitter kan afdwingen. In de afgelopen dagen heeft een enkele afgevaardigde al hardop met die gedachte gespeeld.
Uiteindelijk stemden 34 van de 43 leden van de Freedom Caucus tegen het wetsvoorstel en nog eens 37 meer gematigde Republikeinen. Zo was het de steun van 165 Democraten die de doorslag gaf. In die fractie stemde de linkervleugel tegen, omdat zij geen goedkeuring wilden geven aan de bezuinigingen waaraan Biden zich heeft gecommitteerd, of aan de extra verplichtingen die aan werkloosheidsuitkeringen zijn gekoppeld, of aan de versoepeling van vergunningen voor infrastructuur en de energiesector.
Ook in de Senaat hebben leden op de linker- en de rechtervleugel van beide partijen al laten weten dat zij niet met het wetsvoorstel kunnen instemmen. Waarnemers houden het erop dat uiteindelijk een voldoende meerderheid het voorstel zal steunen.
Ik maakte de terrine van groente in aspic met een vulling van groene asperges, wortel, erwtjes, bloemkool, augurk, yorkham, peterselie en eitjes. De groenten waren in het formaat van de erwtjes gesneden, de eitjes in plakjes. De bouillon was na het zeven mooi helder, maar toen ik het citroensap erbij deed werd de bouillon wittig en ondoorzichtig. Het spannendste was het storten uit de vorm op een bord, maar dat ging met de aanwijzing van Janneke om de bodem te verwarmen met warm water heel soepel. Ondanks de wat troebele bouillon zag het er toch mooi uit en was de inhoud goed zichtbaar. Omdat de terrine vrij plat is had ik er dikke repen van gesneden en dat zag er op een bordje met wat garnering en het sausje heel gezellig uit. De volgende keer maak ik de bouillon veel sterker. Toen ik hem proefde als bouillon was-ie prima, opgesteven had het vrij veel smaak verloren. Er kan meer zout en zuur bij. Ik vond het een groot succes.
U kent haar naam misschien niet, maar zonder Ann Reeves Jarvis (1832-1905) was er zondag geen Moederdag geweest. Geen kopje thee op bed, geen beschuit met aardbeien, vrolijk beschilderde pastaketting, bos rozen of parfum. Wat begon met één moeder die zorgde voor andere moeders, groeide uit tot een wereldwijde traditie. Nu ja, er kwam ook nog een dochter aan te pas. Een dochter die een monument oprichtte voor haar moeder – en het daarna eigenhandig weer wilde afbreken. Maar daar komen we vanzelf op uit.
Het verhaal begint in West Virginia, halverwege de negentiende eeuw. Armoede en ziekte zijn alomtegenwoordig. Ann Reeves Jarvis is moeder van elf kinderen — óf zelfs van dertien, daarover zijn de bronnen het niet eens – van wie er uiteindelijk slechts vier volwassen worden. Hoewel zo’n hoge kindersterfte destijds niet ongebruikelijk was, dunkt me dat een mens gemakkelijk zou kunnen breken onder zoveel zorgen. Maar niet deze methodistische domineesdochter en zondagsschooljuf. Zij buigt haar verdriet om in daadkracht.
In 1858 richt ze de zogeheten Mother’s Day Work Clubs op: een vrouwenorganisatie die gezondheidszorg toegankelijker wil maken, arme gezinnen bijstaat en moeders leert ziektes als tyfus, cholera en dysenterie te voorkomen. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) staat Jarvis erop dat de organisatie neutraal blijft. Tijdens een mazelenepidemie verplegen zij en haar clubleden noordelijke én zuidelijke soldaten. Na de oorlog zet ze zich in voor verzoening. In 1868 organiseert ze een Mother’s Friendship Day, bedoeld om noordelijke en zuidelijke veteranen en hun familieleden samen te brengen.
Vanaf hier gaat het verhaal verder met Anna Jarvis, één van Anns vier kinderen. Wanneer haar moeder in 1905 sterft, zweert Anna haar maatschappelijke nalatenschap levend te houden. Als kind had ze haar moeder eens horen verzuchten dat het tijd werd voor een dag waarop het doorgaans onzichtbare werk van moeders werd geëerd. Op de tweede zondag van mei in 1907 organiseert Anna, in de kerk waar haar moeder jarenlang les gaf, de eerste officiële Mother’s Day. In de jaren daarna voert ze – haar activisme heeft ze niet van een vreemde – onvermoeibaar campagne voor een nationale Moederdag, iets wat ze in 1914 voor elkaar krijgt.
En dan nu die tragische wending. De dag die de dochter van ‘Mother Jarvis’ met zoveel overtuiging in het leven heeft geroepen, wordt al snel overgenomen door bloemisten, bakkers, kaartendrukkerijen en warenhuizen. Waar zij een ingetogen, waardig eerbetoon aan hardwerkende moeders voor zich zag, verandert dat tot haar afgrijzen in een commercieel circus vol bonbondozen en peperdure boeketten. Woedend probeert ze haar eigen geesteskind weer af te schaffen. Ze plaatst advertenties waarin ze mensen oproept geen bloemen te kopen voor Moederdag. Geeft al haar geld uit aan rechtszaken tegen liefdadigheidsinstellingen die de feestdag in haar ogen misbruiken om fondsen te werven. Tevergeefs. Anna Jarvis sterft berooid en verbitterd.
Een triest verhaal, en de commercie rond Moederdag is sindsdien bepaald niet afgenomen. Toch is het mooi dat deze dag nog steeds bestaat. Want de meeste moeders verdienen het om gekoesterd, verrast, verwend, gevierd, herdacht, geëerd en gemist te worden. Niet per se met dure cadeaus, maar gewoon met wat oprechte aandacht. En met een lekker toetje natuurlijk, da’s altijd een goed idee.
Weinig metaforen bezigde Francesco Farioli, de hoofdtrainer van Ajax, afgelopen seizoen zo vaak als die van ‘het huis in aanbouw’. Een treffende vergelijking, vond hij, om in één keer duidelijk te maken hoe veel werk hij nog te verzetten had. Want de wederopbouw van Ajax ging tijd kosten, herhaalde hij week na week. Eén van de slechtste seizoenen in de clubgeschiedenis, waarin Ajax zelfs kortstondig laatste stond, was niet zomaar weggepoetst.
Het was volgens de Italiaanse coach zaak om geduldig te blijven. Om pas te dromen over een voordeur, balkon of dak zodra de fundering écht af was. Omdat anders het gevaar bestond dat het bouwwerk instabiel zou zijn, en bij de eerste tekenen van storm met donderend geraas ineen zou zakken. Eén goede uitslag was dus geen reden voor euforie, zoals één nederlaag nooit aanleiding was voor somberte.
Bij zijn aanstelling, in juni vorig jaar, trof Farioli (36) een selectie aan met diepe littekens. Een groep spelers zonder zelfvertrouwen. Hij beloofde ze een frisse start: wat er het voorgaande seizoen ook was gebeurd, iedereen begon opnieuw. Een boodschap die hij onderstreepte door in zijn eerste week alle muren in de spelersvertrekken opnieuw te laten schilderen.
Aanvankelijk leidde dat nog tot gefrons, zoals ook op zijn benoeming door de buitenwereld vooral kritisch was gereageerd. Moest deze onbekende Italiaan, een filosoof, de grootste club van Nederland uit de crisis leiden? Maar onverstoorbaar was hij te werk gegaan, met grotendeels dezelfde spelersgroep als een seizoen eerder, omdat er geen budget was voor versterkingen. En maand na maand was telkens iets van vooruitgang zichtbaar, keerde het zelfvertrouwen terug.
Ruim tien maanden na zijn aanstelling speelt Ajax om de 37ste landstitel. Met nog drie duels te gaan is de voorsprong op achtervolger PSV vier punten. Mocht de club uit Eindhoven zondag verliezen bij Feyenoord, dan heeft Ajax later die middag aan een overwinning thuis tegen NEC genoeg. Mocht een van beide duels anders eindigen – Ajax morste de laatste twee duels al punten – dan kan de club het kampioenschap in de laatste twee wedstrijden nog over de streep trekken.
Het is een herrijzenis die zich onwaarschijnlijk snel heeft voltrokken. Maar waaruit blijkt dat Ajax dit seizoen in competitieverband zo veel beter is dan vorig jaar? Een metamorfose in vijf getallen, aan de hand van cijfers van databureau Statsperform.
0,87 tegendoelpunten per wedstrijd
Het was al even geleden dat ze zó weinig actie zagen, de Ajax-toeschouwers achter het doel van de tegenstander. Slechts 74 keer konden ze bij competitiewedstrijden juichen, in het dramatisch verlopen vorige seizoen. Gemiddeld 2,18 keer per speelronde, het laagste aantal in bijna tien jaar tijd. Niet verwonderlijk, want ze zagen ook minder schoten dan ze in jaren hadden gezien.
Toch zit het enorme verschil met een jaar geleden niet zozeer in de aanval.
Sterker nog, per wedstrijd gemeten scoort Ajax in de competitie zelfs nog iets minder vaak: 2,03 keer. Simpelweg omdat het elftal sinds de komst van Farioli nog minder kansen creëert dan eerder. Ajax schiet minder dan onder zijn voorgangers, minder nauwkeurig bovendien, en komt relatief weinig in het strafschopgebied van de tegenstander.
De winst zit juist in het verdedigen, het onderdeel waar de Italiaanse coach bij zijn aantreden meteen alle aandacht op vestigde. Zoals hij een seizoen eerder ook bij OSG Nice had gedaan. Hij bouwde er een ploeg met een uiterst taaie defensie, die ondanks de vijfde plek in de ranglijst minder doelpunten tegen kreeg dan alle andere teams in de competitie. In Amsterdam trof de Italiaan juist een ploeg die verdedigend uitermate kwetsbaar was geweest: liefst 61 doelpunten kreeg Ajax vorig seizoen in competitieverband tegen, het op één na hoogste aantal in de clubgeschiedenis. Farioli verzon een manier om dat lek snel te dichten. Hij liet de middenvelder, in veel gevallen veteraan Jordan Henderson, onder druk inzakken tot tussen de centrale verdedigers. Daardoor kan de Engelsman anderen te hulp komen op de gevaarlijkste momenten.
Maar verdedigen is niet alleen iets van de laatste linie, hield Farioli zijn selectie voor. Zijn spelers moeten niet alleen „in maatpak” kunnen spelen – wanneer alles vlotjes verloopt – maar ook „met helm”. Van zijn vleugelverdedigers verwacht hij dat ze niet alleen hun tegenstander omspelen, maar ook dat ze een opkomende back desnoods achtervolgen tot hun eigen achterlijn. Een middenvelder moet niet alleen de beslissende pass willen geven, maar net zo goed willen terug sprinten om een schot te blokkeren.
Die aanpak sorteert effect. Kreeg Ajax vorig seizoen per competitiewedstrijd gemiddeld nog 1,79 doelpunten tegen, onder Farioli is dat aantal gehalveerd, 27 doelpunten tot dusver, of 0,87 per wedstrijd. Genoeg om nu waarschijnlijk kampioen te worden, maar ook weer niet uitzonderlijk weinig. Bij de vorige twee landstitels, drie en vier jaar geleden onder trainer Erik ten Hag, kreeg Ajax 19 en 23 doelpunten tegen.
Illustratie Tomas Schats
12,2 keer kan een tegenstander rondspelen voor Ajax verdedigt
Vrijwel onbedreigd konden ze overspelen, Ryan Flamingo en Olivier Boscagli, de twee centrale verdedigers van PSV. Bijna alsof Ajax, begin november tijdens de eerste ontmoeting in eigen huis, de bal niet wilde hebben. Spits Brian Brobbey bleef van gepaste afstand toekijken, in de buurt van PSV-middenvelder Malik Tillman. Vaak in het gezelschap van een van de vleugelspelers vab Ajax.
Maar zodra het centrale duo van PSV het spel verplaatste, veranderde dat. Door de intensieve dekking van Tillman moest PSV wel naar de flank toe, naar een van de hoog opgestelde vleugelverdedigers. Zodra zij de bal kregen, kantelde het elftal van Ajax agressief in hun richting, waardoor alle ruimte ineens verdwenen was. Dikwijls met balverlies tot gevolg.
Waar de vorige twee landskampioenen, PSV en Feyenoord, tegenstanders hoog op het veld al afjagen, verdedigt het Ajax van Farioli afwachtender. De Italiaanse hoofdtrainer vindt het niet zo nodig om druk te zetten op de helft van de tegenstander, met het risico dat zijn ploeg nog niet georganiseerd is. Een tegenstander mag best even de bal hebben, zolang het maar op een ongevaarlijke plek is.
Dat is in verschillende statistieken terug te zien. Zo is Ajax in competitieduels relatief weinig in balbezit. Zo’n 58 procent van de tijd, waar PSV vorig jaar 65 procent van de tijd de bal had. Ook heeft Ajax weinig zogeheten high turnovers, balveroveringen dichtbij het doel van een tegenstander: 7,2 keer per wedstrijd. In de kampioensjaren onder Erik ten Hag, die ook voor hoge druk koos, lag dat aantal telkens rond de 11 tot 12 keer per wedstrijd.
Maar het meest zichtbaar is zijn verdedigende aanpak in wat ook wel ‘PPDA’ wordt genoemd (passes per defensive action)het aantal keren dat een tegenstander kan rondspelen voor Ajax in actie komt. Dit seizoen zijn dat gemiddeld 12,2 passes, drie tot vier meer dan in de jaren onder Ten Hag. Kortom, tegenstanders van Ajax krijgen meer ruimte voor ze onder druk worden gezet.
Illustratie Tomas Schats
38 procent van de wedstrijden waarin Ajax op achterstand komt, wint de club alsnog
Doelman Remko Pasveer noemde het „rouwmomenten”. Situaties in wedstrijden dat iets tegenzit. Een mislukte dribbel, een onderschepte pass, een vroege achterstand. Vorig seizoen zag hij bij teamgenoten dan teleurstelling, neerslachtigheid, zei hij in augustus tegen voetbaltijdschrift VI. Zo van: „Pfff, de bal verloren, we moeten weer terug. Nu is het gelijk: bam, bam, bam!”
Het was te zien in Almelo, waar Ajax eind oktober op bezoek ging bij Heracles. Twee keer kwam de ploeg van Farioli op achterstand, en eenmaal op voorsprong moest Ajax een kwartier voor tijd nog een gelijkmaker incasseren. Maar na elk van die drie tegenslagen veerde Ajax terug, om met 4-3 te winnen. Zoals ook onder meer PSV, Willem II en NAC werden verslagen na een vroege achterstand.
Lees ook
Lees ook het interview met Farioli na een half seizoen bij Ajax: „Ik ben vooral bezig niet te falen”
Die veerkracht tekent het Ajax van Francesco Farioli. Zo weet Ajax wedstrijden waarin het op achterstand komt dit seizoen in ruim 38 procent van de gevallen alsnog te winnen, een ruime verdubbeling ten opzichte van een jaar geleden. Bij wedstrijden waarin de club een gelijkmaker tegen krijgt, is dat verschil nog groter. Die wint Ajax dit seizoen in drie kwart van de gevallen, een verdriedubbeling.
Illustratie Tomas Schats
22 doelpunten van Ajax werden gemaakt door een wisselspeler, een record
Wout Weghorst of Brian Brobbey, wie is nou de eerste spits? Het keuzebeleid van trainer Farioli was zeker in de eerste helft van dit seizoen regelmatig onderwerp van gesprek. Zelden kwam hij twee opeenvolgende wedstrijden met dezelfde elf spelers het veld op. Omdat Farioli rotsvast gelooft in rouleren: daardoor heeft iedereen in de selectie het gevoel dat hij kans maakt en bijdraagt aan het succes, en blijven alle spelers relatief fris.
Een bijkomend effect is dat invallers bij Ajax meer dan bij elke andere club hun stempel op de wedstrijd drukken. Van de 63 doelpunten die de club dit seizoen maakte, kwamen er 22 van de voet of het hoofd van een speler die op de bank begon, het hoogste aantal ooit in de Eredivisie. Onder meer Wout Weghorst, Steven Berghuis, Kian Fitz-Jim en Oliver Edvardsen scoorden als invaller geregeld.
Minstens zo veelzeggend is de ranglijst die je na 31 speelrondes overhoudt als je alle doelpunten van wisselspelers wegstreept. Ajax zou dan zestien punten minder hebben en uitkomen op de vierde plek. Koploper in die denkbeeldige lijst is PSV, met 75 punten, vijf meer dan de club nu in werkelijkheid heeft. Het team van trainer Peter Bosz verloor dus punten door de doelpunten van invallers van een tegenstander.
Illustratie Tomas Schats
79 kan achtervolger PSV nog halen, ruim drie meer dan gemiddeld
Is Ajax dan zo goed, of is de rest nou zo slecht? Nog maar vijf maanden geleden leek niemand er nog aan te twijfelen: PSV zou opnieuw de titel winnen. De club stond na vijftien wedstrijden zeven punten los van FC Utrecht, de verrassende nummer twee, en negen punten boven Ajax. Maar dat was allemaal vóór de grote dip van voorjaar 2025, waarin PSV veertien punten verloor in het tijdsbestek van zeven speelrondes.
Zo’n inzinking kende PSV vorig seizoen niet: toen werd de club soeverein kampioen, met zeven punten voorsprong op achtervolger Feyenoord. Het huidige seizoen begon het team van Bosz op vrijwel dezelfde dominante manier, maar sinds de winterstop ligt dat totaal anders: per wedstrijd scoort PSV ruim een doelpunt minder dan in de eerste seizoenshelft, en krijgt het bijna een doelpunt meer tegen.
Over het gehele seizoen tot dusver presteert PSV daarmee op bijna elk front minder dan een jaar eerder, en voor nummer drie Feyenoord geldt dat nog sterker. Maar dat is vooral omdat 2023/24 voor beide clubs een ongewoon goed seizoen was. Met 93 competitiedoelpunten scoort PSV nu bijvoorbeeld nog steeds bovengemiddeld veel: slechts in vier seizoenen deze eeuw was de club productiever.
Met nog drie speelrondes te gaan, staat PSV nu op 70 punten. Zou de club de laatste drie duels winnen, dan zijn dat er 79. Mocht Ajax in zo’n geval kampioen worden, dan is dat niet vanwege een gebrek aan weerstand. De nummer twee van de afgelopen twintig jaar haalde gemiddeld 75,4 punten, de kampioen gemiddeld 81,4. In het gunstigste geval eindigt Ajax daar ruim anderhalve punt boven.