Als je geen prooi wilt zijn, maar juist een jager

Panterprint Wat is er in Franciscusnaam aan de hand met al die wilde dierenprintjes overal? Mohammed Benzakour gaat op safari.

Foto Getty Images

Waar ze in andere werelddelen kampen met flinke bomenkap verandert Nederland langzaam in een rimboe. Pas op! We zijn omringd door bloeddorstige roofdieren, slangen, panters, tijgers, overal duiken ze op, terrassen, bushaltes, wachtkamers, Kruidvat. Ongemerkt sluipen ze naderbij en slaan genadeloos hun klauwen uit. Wie niet uitkijkt heeft zo een paar vlijmscherpe kaken in de strot.

Welnee, was het maar zo’n feest: het zijn nepperds, doen alsof. D’r wordt helemaal niemand verscheurd. Wel koketteren ze pontificaal met pantertruitjes, tijgersjaaltjes, pofaddersokjes, luipaardtasjes, cheetaportemonnees, cobraslippers, Samsungluipaardhoesjes.

Kuddegedrag

Wat is hier in Franciscusnaam aan de hand? Het circus was toch afgeschaft? Modieus kuddegedrag, zou je zeggen, maar wel gek voor een roofdier; bij kuddes denk je eerder aan zebra’s, koeien en weideschaapjes.

Enfin, van de week werd het mij te bont en besloot ik tot nader veldonderzoek. Meten is weten. Met pen en papier dook ik de savannes in, besloop voorzichtig de beesten en begon te turven. Voor elk printje een streepje, sommigen scoorden met twee accessoires, anderen drie, weer anderen, de ware Jungle Queens, droegen vier of vijf kledingstukken met strepen en vlekkerig luipaardmotief – nog net niet hoorde ik ‘rooaarrr!’ Op ongetemde dagen scoorde ik vijftig of meer streepjes, op rustige dagen twintig/dertig.

Reden genoeg mij af te vragen waar deze wilde-beesten-passie vandaan komt – hopelijk omdat ze ernstig bedreigd zijn. Want misschien zijn het geheime agenten van Extinction Rebellion die aandacht vragen voor de cheeta- en cobrastroperijen? Of activisten van Bont voor Dieren? (Waar blijft dan de dolfijn- en ijsbeerhuid?) Of wellicht liefhebbers van oude Tarzanfilms waarin het bon ton is om rond te paraderen in dikke pantervachten om zo aardse oerkrachten uit te stralen?

Ik besloot de dames aan te spreken. „Zeg jongedame, neem jij je prooi mee de boom in?”

„Wat?”

Ik wijs naar beneden. „Je schoenen.”

„Oh, dat.”

„Is toch een panterprintje?”

„Ja, klopt.”

„Maar het klopt niet.”

„Hoezo niet?”

„Het is geen panter maar een cheeta.”

„Wat?”

„Maakt niet uit. Staat je leuk, hoor.”

Ander gesprek.

„Leuk tijgerprintje, je tasje.”

„Oh, dankjewel.”

„Hoeveel Bengaalse tijgers lopen er nog rond?”

„Weet ik veel.”

„Weet je wel waar ze leven?”

„Wat interesseert mij dat nou.”

„Oh, dit is dus geen statement van engagement met het deerniswekkende lot van de Bengaalse tijger?”

„Sorry, hier heb ik echt geen zin in.”

En zo ging dat telkens. Veel wijzer werd ik niet. Een enkeling wilde, volgens mij, vooral etaleren dat ze geen prooi is maar een woeste jager. Best gedurfd in een tijd dat we juist af willen van de jacht.