Als het aan de minister ligt, mogen boa’s over een jaar geen keppeltje of hoofddoek meer dragen

Wie heeft het laatste woord over de kleding van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s)? Gemeenten of de minister van Justitie en Veiligheid? Na drie jaar gesteggel beslist minister David van Weel (VVD) in het voordeel van de landelijke overheid. Als het aan hem ligt, komt definitief een landelijk verbod op religieuze uitingen door boa’s. Nog voor het kerstreces wordt de ministeriële regeling waarin dit verbod wordt gegoten voor advies naar de Raad van State gestuurd, zo kondigde hij vorige maand aan in een Kamerbrief.

Boa’s zijn gemeentelijke handhavers die beperkte bevoegdheden hebben om strafbare feiten op te sporen. Ze mogen bijvoorbeeld burgers die op de stoep fietsen beboeten. Nederland telt volgens de laatste telling ongeveer 23.000 boa’s.

Het landelijke verbod, dat over een jaar moet ingaan, is een voorlopig antwoord op een langgekoesterde wens van de Tweede Kamer, die sinds eind 2021 om een landelijke regeling vraagt. De Kamer meent dat het dragen van een hoofddoek niet strookt met het idee van een neutrale overheid. Een rechtse meerderheid kijkt met lede ogen naar ontwikkelingen op gemeenteniveau, waar binnen een jaar zeker zes gemeenten hun boa’s expliciet hebben toegestaan religieuze ornamenten (als een hoofddoek, kruis of keppeltje) te dragen tijdens hun diensten.

Het College voor de Rechten van de Mens waarschuwt voor ‘de aanname dat zichtbaar religieuze mensen hun functie niet onpartijdig kunnen uitoefenen’

Tot maart dit jaar hield Van Weels voorganger Dilan Yesilgöz (VVD) de Kamer voor dat de landelijke overheid niet gaat over de uitstraling van boa’s. „Aangezien ik niet de werkgever van de boa’s ben”, zei ze in 2022. Ook Yesilgöz was niet gelukkig met het idee dat gemeentelijke handhavers tijdens hun werk op straat religieuze kleding dragen, dus stelde ze met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de Richtlijn lifestyle en neutraliteit boa’s op. Volgens dit niet-afdwingbare document moeten boa’s tijdens contactmomenten met burgers „in ieder geval afstand” nemen van zichtbare uitingen van religie, politieke overtuiging, geaardheid of een andere levensstijl.

Arnhem en Tilburg besloten eind vorig jaar als eerste gemeenten religieuze uitingen door boa’s expliciet toe te staan. Dit jaar gingen ook de gemeenteraden van Utrecht, Amsterdam, Groningen en Den Haag overstag. Hierbij spelen niet alleen diversiteit en inclusie een rol, maar ook de hoop dat vrouwen met een hoofddoek zich voor een boa-opleiding aanmelden om zo de tekorten tegen te gaan. Hoe groot het tekort aan boa’s is, is onbekend.


Lees ook

Mag een boa een hoofddoek of kruisje dragen? Daarover botsen de minister en de gemeenten

Demissionair minister Dilan Yesilgoz (Justitie, VVD) wil niet dat boa’s religieuze uitingen dragen.

Yesilgöz

De ontwikkelingen bij gemeenten voedden onvrede in de Kamer, die oud-justitieminister Yesilgöz aanzette tot actie. Begin dit jaar kondigde ze een landelijk verbod aan, dat via een algemene maatregel van bestuur geregeld moet worden.

Het ministerie van Justitie laat weten dat eind februari met VNG is gesproken „over de neutraliteit van het boa-uniform”. VNG bleek, zo stelt het ministerie, „geen tegenstander van een neutraal uniform”. Opvallend: VNG liet nog geen twee weken later weten een landelijk verbod te betreuren, omdat overeenstemming tussen het Rijk en afzonderlijke gemeenten niet was bereikt.

Uit een rondgang van NRC langs alle gemeenten met momenteel geen expliciet verbod op religieuze uitingen, blijkt dat het ministerie nog altijd niet heeft overlegd over het verbod. In dat licht vindt de gemeente Den Haag het „onwenselijk dat de Rijksoverheid zich bezighoudt met het uniform van gemeenteambtenaren”. Arnhem zegt dat „gemeenten gaan over eigen personeelsbeleid”.

De Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch ergert zich aan het kabinet. Het aangekondigde verbod noemt hij „gemeen en venijnig”. „Wij zijn bezig met het inclusief maken van onze organisatie”, zegt hij. „Dus willen we uitdragen dat ook een moslima met een hoofddoek welkom is bij ons.” Marcouch wijst op recent onderzoek waaruit bleek dat moslima’s structureel worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt. „Als overheid moet je het goede voorbeeld geven.”

Grondslag

Deskundigen stelden eerder in NRC geen ruimte te zien voor ministeriële regels over kleding binnen de huidige wettelijke regelingen over boa’s: het Wetboek van Strafvordering en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar. Minister Van Weel beroept zich echter op artikel 142 lid 4 Wetboek van Strafvordering, blijkt uit antwoord van het ministerie op vragen over de wettelijke grondslag van het verbod. Uit die bepaling volgt dat de minister regels kan geven „over de eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid waaraan [boa’s] moeten voldoen”.

Het Wetboek van Strafvordering „regelt de procedure van het strafrecht”, zegt hoogleraar strafprocesrecht Joep Lindeman (Universiteit Utrecht). „Wat de minister hier tevoorschijn haalt, is een gelegenheidsargument van jewelste”, stelt hij. „Dit artikel is nooit bedacht om voorschriften te geven over religieuze uitingen.”

De woorden ‘bekwaamheid’ en ‘betrouwbaarheid’ zijn „een veel te vage basis om kledingeisen te stellen”, zegt ook bijzonder hoogleraar recht en religie Paul van Sasse van IJsselt (Rijksuniversiteit Groningen). Zo gaat ‘bekwaamheid’ over of iemand de wet snapt en de eigen bevoegdheden. ‘Betrouwbaarheid’ ziet toe op aspecten als goed gedrag, integriteit. Het is zeer de vraag of het aanhangen van een religie iets zegt over iemands geschiktheid als boa, concluderen beide hoogleraren.

Het landelijke verbod is een antwoord op een langgekoesterde wens van de Kamer

Het College voor de Rechten van de Mens waarschuwt voor „de aanname dat mensen die zichtbaar religieus zijn hun functie niet onpartijdig kunnen uitoefenen”. In de praktijk stigmatiseert een eventueel verbod vooral vrouwen met een hoofddoek, zo stelt het mensenrechteninstituut.

Een uniform, benadrukt burgemeester Marcouch, draait om herkenbaarheid. Buiten kijf staat dus dat het uniform van een gemeentelijke handhaver zichtbaar moet zijn. Aldus, zegt hoogleraar Lindeman, zijn kledingstukken als een boerka (die lichaam en gezicht bedekt) en een nikab (alleen ogen zichtbaar) ongeschikt. Maar een hoofddoek of een kruis om de nek? „Daar is [artikel 142 lid 4 Wetboek van Strafvordering] nooit voor bedacht.”


Lees ook

Ook Amsterdam gaat religieuze uitingen bij boa’s toestaan

Naar de landelijke richtlijn mogen boa's geen religieuze uitingen dragen. Amsterdam gaat daarvan afwijken.