Bij de verkoop van woningen wordt te weinig rekening gehouden met potentiële waterschade door overstromingen of funderingsproblemen door droogte. Huizen worden door deze klimaatrisico’s mogelijk te duur verkocht en huizenkopers kunnen financiële problemen krijgen als zij de reparatiekosten niet kunnen betalen. Daarvoor waarschuwt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dinsdag in haar jaarlijkse beschouwing van haar toezicht op de financiële markten.
De toezichthouder ziet klimaatschade door overstromingen en verdroging als een groeiend risico voor de woningmarkt, zegt voorzitter Laura van Geest. „We zien dat het maatschappelijk bewustzijn hierover achterloopt. Wij vinden dat zorgelijk, omdat dit grote risico’s voor consumenten kan vormen.”
Als bij verdroging het grondwaterpeil zakt, komt er zuurstof bij de fundering. Sommige woningen – met name die op houten palen zijn gebouwd, wat bijvoorbeeld in Rotterdam en Amsterdam veel het geval is – kunnen daardoor gaan verzakken. De herstelkosten hiervan bedragen volgens de AFM gemiddeld 50.000 euro, en kunnen oplopen tot 100.000 euro. Verzekeraars vergoeden funderingsschade niet. Ook schade door overstromingen van de zogeheten ‘primaire waterkeringen’, zoals de Noordzee, de Waddenzee en de grote rivieren, is op dit moment niet verzekerd.
AFM-voorzitter Van Geest brengt de overstromingen in Limburg van de zomer van 2021 in herinnering. De schade door deze overstromingen wordt op 1,8 miljard euro geschat. Voor gedupeerden die aan de rivier de Maas wonen, was de schade niet verzekerd. De Rijksoverheid sprong bij, onder meer met een bijdrage uit het Nationaal Rampenfonds en via de Wet tegemoetkoming schade bij rampen. Verzekeraars zijn wel in gesprek met de overheid om dit soort schades verzekerbaar te maken.
Watersnood of verdroging
De AFM pleit ervoor dat klimaatrisico’s meer worden meegewogen in de vraagprijs van een woning. Bij aankoop van een woning moet het risico worden ‘ingeprijsd’. Zo komen kopers niet voor verrassingen te staan. Wie een hypotheek afsluit, kan tot de volledige waarde van de nieuwe woning lenen. Als er door watersnood of verdroging vervolgens schade ontstaat, kan de woning in waarde dalen. „Dan staat je nieuwe huis dus niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk onder water. Daar willen we als toezichthouder voor waarschuwen”, aldus Van Geest. Specifieke delen van Nederland die gevaar lopen, noemt de AFM niet, maar te denken valt aan kustgebieden en andere gebieden die onder het NAP leggen en daardoor kwetsbaar zijn voor overstromingsgevaar.
Bij het vaststellen van klimaatrisico’s zou een speciaal klimaatlabel kunnen helpen, zoals er nu ook al energielabels bestaan. Met zo’n label kunnen de risico’s voor specifieke woningen in kaart worden gebracht, zodat aspirant-kopers weten waar ze aan toe zijn voor ze een bod doen. Bestaande data over overstromings- en verzakkingsrisico’s moeten voor zo’n label worden gebundeld en openbaar gemaakt. Het initiatief voor zo’n label moet volgens de AFM bij de overheid liggen, die dit samen met financiële instellingen en makelaars moet oppakken.
Voor huidige woningeigenaren zou het ‘inprijzen’ van klimaatrisico nadelig kunnen zijn; de waarde van hun woning kan er immers flink door dalen. Ook hier ziet de toezichthouder een rol voor de overheid. Die kan beleid maken om woningeigenaren in sommige gebieden te helpen met het financieren van funderingsherstel. Zo is er al een Fonds Duurzaam Funderingsherstel, waar een aantal gemeenten bij is aangesloten. Landelijk bestaat zo’n fonds nog niet.
Vooraan op het Schouwburgplein staat een groep van elf vrouwen, jong en oud, in kleurrijke hijabs. Ze lachen en dragen een zelfgemaakt bord met daarop meerder leuzen als ‘Veiligheid is een recht’ en ‘Samen tegen femicide’. De aanvoerster van het gezelschap is Amina Ali Hussin (64). Ze kwam als vluchteling uit Somalië en sprak de taal niet, toen ze naar Nederland kwam, vertelt ze. „Ik kwam in Friesland terecht — en heb daar tien jaar in huiselijk geweld geleefd.”
Pas op haar dertigste durfde ze aangifte te doen. „Ik wist niet hoe ik hulp moest vragen. Het was moeilijk, maar uiteindelijk ben ik toch naar de politie gestapt. Ik dacht: als ik mezelf nu niet help, ga ik dood. Ik werd op dat moment dagelijks geslagen, zonder reden.”
Na haar aangifte werd haar man opgepakt en kreeg hij een contactverbod. Met haar driejarige dochter vond ze onderdak in een Blijf-van-mijn-lijfhuis. „Daar kreeg ik hulp. Als die maatschappelijk werker er niet was geweest, stond ik hier vandaag niet.” Inmiddels leidt ze haar eigen stichting in Rotterdam. „Alle vrouwen die hier vandaag bij mij staan, ken ik via ons werk.”
Amina Ali Hussin poseerde voor een foto tijdens de Dolle Mina-mars. Foto Hedayatullah Amid/NRC
Hussin is niet de enige. Op het plein verzamelen zich zeker duizend mensen, vooral vrouwen. Velen lopen gearmd of hand in hand. Er wordt gelachen en gehuild. Enkele vrouwen vertellen elkaar over juridische gevechten die al jaren duren — met ex-partners die stalken, dreigen of erger. Andere vrouwen, die anoniem willen blijven, zitten nog altijd gevangen in een situatie van huiselijk geweld.
Oproep aan politiek
De protestmars tegen femicide op deze zondag is onderdeel van een reeks acties waarmee de Dolle Mina’s deze zomer opnieuw van zich laten horen: er werden in Tilburg linten om plaskruizen gebonden, omdat mannen gratis konden plassen en vrouwen niet, in Amsterdam demonstreerden ze voor een kerk waar een anti-abortusbijeenkomst was en deze zondag zijn ze organisator van een protestmars tegen femicide.
De protestmars is bedoeld als „een krachtig signaal tegen gender gerelateerd geweld”. De organisatie wil vooral dat politieke beleidsmakers meer werk maken van het beschermen van vrouwen die slachtoffer zijn van psychisch en fysiek geweld en het slachtoffer dreigen te worden van femicide, via onder meer de hulplijn 116 voor vrouwen in nood en het opnemen van ‘psychische mishandeling’ en ‘femicide’ als aparte misdrijven in het Wetboek van Strafrecht.
Sanne is voor altijd 31
Incident
Wanneer de vader van Sanne het podium betreedt, wordt het stil op het Schouwburgplein. Sanne werd vorig jaar werd vermoord door haar ex-partner. Ze leerde hem kennen op haar negentiende, hij was toen 38 en werkte als politieagent.
De vader beschrijft hoe de relatie langzaam veranderde: van liefdevolle aandacht naar controle over kleding, sociale contacten, geld en uiteindelijk zelfs haar eten. „Sanne is voor altijd 31”, zegt hij. „De man die haar zogenaamd liefhad, bepaalde uiteindelijk ook wanneer ze niet meer mocht leven.”
Halverwege zijn toespraak stormt plots een man het podium op. Hij probeert de microfoon te grijpen en roept: „Mannen hebben het ook zwaar! Mannen lopen ook gevaar!” Binnen seconden grijpen agenten en omstanders in en werken hem van het podium af.
Vanuit het publiek stijgt een golf van geluid op: „Genoeg is genoeg!” — een kreet die minutenlang aanhoudt. De vader, zichtbaar aangedaan, hervat zijn verhaal. „We moeten dit soort figuren geen podium geven”, zegt hij. Maar tijdens de minuut stilte die volgt, schreeuwt de man opnieuw — terwijl hij, geflankeerd door politieagenten, tegen een busje wordt gedrukt.
Een van de demonstranten. Foto Hedayatullah Amid
Dolle Mina’s uit 1970
Het incident op het podium laat zien dat de Dolle Mina’s, ruim vijftig jaar na hun oprichting, nog steeds nodig zijn, vinden de vrouwen. De actiegroep ontstond in 1970 als speelse, provocerende tegenhanger van de serieuzere Man Vrouw Maatschappij. Hun ludieke acties — van korsetverbrandingen, mannenontvoeringen tot protesten voor abortusrechten — vestigden de aandacht op structurele ongelijkheid.
Na decennia van stilte doken ze in 2013 weer even op, met een actie tegen het ontbreken van wc’s in sprinters. „Met een laken, vier bezemstelen en een po bouwden we een toilet,” vertelt mede-oprichtster Dunya Verwey (78) eerder deze week telefonisch tegen NRC. „Ik noem dat mannelijke tekentafelterreur: wél ruimte voor een laptop, niet voor een wc.”
Lieke Schneijdenberg (27, rechts), Floor Burgers (28, midden) en Eefje Benschop (28, links) tijdens de betoging. Foto Hedayatullah Amid/NRC
Diezelfde geest van scherpe humor en verzet leeft nu voort in een jongere generatie. Want nu Nederland volgens het World Economic Forum vijftien plaatsen is gezakt op de wereldwijde emancipatie-index — van plek 28 naar 43 — staan de Dolle Mina’s opnieuw op.
Op het Schouwburgplein in Rotterdam staat Eefje Benschop (28) met haar vriendinnen Lieke Snijdenberg (27) en Floor Burgers (28). Benschop hielp mee met de organisatie van de mars en trok haar vriendinnen mee.
Ludieke acties, in de geest van de jaren zeventig, maken opnieuw deel uit van hun strategie. „Bij een anti-abortusbijeenkomst gaan we binnenkort ‘waken’”, vertelt Benschop. „Niet om ruzie te maken, maar met humor. Dan vragen we bijvoorbeeld: weet je zeker dat je wel conservatief wilt zijn?”
Volgens haar is dat precies de kracht van hun aanpak. „We lossen het probleem niet meteen op, maar we openen het gesprek. Als iets grappig is, blijft het hangen. En er komt nog meer aan — maar daar mag ik nog niks over zeggen”, zegt ze met een glimlach.
En, voegt ze eraan toe: „Als mensen een goed idee hebben: stuur het vooral in. Gewoon een beetje… leuk rellen.”
Cannabis associëren veel mensen meteen met marihuana, ook wel bekend als wiet: de populaire softdrug die recreatieve gebruikers in coffeeshops kopen. Maar de oudste toepassing van de plant Cannabis sativa is medicinaal, in het oude China. Rond 500 voor Christus brachten de Scythen de plant naar Europa. Vooral de bloemtoppen bevatten stoffen met een pijnstillende en rustgevende werking.
Tegenwoordig gebruiken zo’n 130.000 Nederlanders cannabis voor medicinale doeleinden, vooral tegen chronische pijn, spasmen bij multiple sclerose, misselijkheid bij chemotherapie, migraine, epilepsie en slaapstoornissen. Ze inhaleren de actieve stoffen via een verdamper of gebruiken een extract in de vorm van thee, olie of zalf. Eén op de twintig gebruikers verkrijgt de cannabis op doktersrecept, de rest koopt het in de coffeeshop of kweekt het – illegaal – zelf.
„Nederland loopt wereldwijd voorop als het gaat om het legaliseren en reguleren van medicinaal cannabisgebruik”, vertelt Mexx Holweg (1996), onderzoeker bij de vakgroep tuinbouw en productfysiologie van Wageningen UR. Op 11 juli promoveerde hij op een proefschrift over de groeiomstandigheden van medicinale cannabis. „Medicinale cannabis is legaal sinds 2003, via een strak gereguleerd overheidsprogramma. De productie moet voldoen aan strenge eisen voor de teelt en de verwerking. Maar het probleem is dat de samenstelling kan variëren. Binnen de plant, maar ook binnen en tussen de verschillende teelten in een jaar.”
Waarom slikken mensen niet gewoon een pilletje met die actieve stoffen?
„Dat kan wel. Je hebt ook farmaceutische cannabis – in tabletvorm of als olie – met daarin de belangrijkste actieve stoffen. Een paar van die producten zijn goedgekeurd door de Europese en Amerikaanse medicijnautoriteiten, maar dat zijn er niet veel, en niet voor alle aandoeningen. Bovendien zitten er in de cannabisplant veel méér actieve stoffen. Iedere patiënt reageert daar anders op. Verschillende delen van de plant bevatten die stoffen in verschillende verhoudingen, en je kunt cannabis dan ook in allerlei varianten kopen. Je kunt de behandeling dus afstemmen op de specifieke patiënt.”
Waarover ging jouw onderzoek?
„Ik heb gekeken hoe de groeiomstandigheden van de planten zich vertalen in de hoeveelheden van de actieve stoffen, en de verhoudingen daartussen. Factoren als temperatuur, licht, water en koolstofdioxide hebben daar allemaal invloed op, en ook de timing: wannéér je water geeft, licht toedient, oogst, etcetera. Ik richtte me vooral op de fotobiologie: het effect van licht op de groei. De hoeveelheid licht, maar ook de samenstelling ervan, wat betreft de golflengten.”
Je wilt dat een medicinaal product altijd dezelfde samenstelling heeft
En het doel was dus om de aanmaak van die stoffen te optimaliseren?
„Ja, of eigenlijk: te standaardiseren. Je wilt dat een medicinaal product altijd dezelfde samenstelling heeft. En een ander doel was de teelt efficiënter te maken, vooral om energie te besparen. De teelt van cannabis vergt zo’n twee tot drie keer zo hoge lichtniveaus als die van bijvoorbeeld sla en tomaat. Als je zoveel energie erin steekt, dan wil je ook dat de plant die optimaal gebruikt.”
Wat kwam er uit je onderzoek?
„In een van de experimenten heb ik de planten meer licht gegeven. Het idee was dat dan ook de onderste bloemen meer actieve stoffen zouden gaan maken. Maar het bleek dat de planten die extra energie liever staken in meer groei van de bladeren, stengels en álle bloemmassa. De totale opbrengst neemt dan wel iets toe, doordat de planten meer bloemen maken. Maar het probleem van die ongelijke verdeling van stoffen over de bovenste en onderste bloemen is dan nog niet opgelost.”
Heeft de golflengte ook een effect op de opbrengst?
„Niet in directe zin. We zagen wel dat je met het lichtspectrum de hele architectuur van de planten kunt sturen. Je kunt bijvoorbeeld een meer open gewas kweken. Dat kan meer licht opvangen, wat de groei bevordert. En je kunt kleinere planten kweken. Daarin lijken de actieve stoffen beter verdeeld te zijn tussen de bovenste en onderste bloemen. Je hebt dan weliswaar per plant minder bloemopbrengst, maar kunt wel meer planten telen per vierkante meter.”
Kunnen telers hier al wat mee?
„Jazeker, dit zijn resultaten die je direct kunt vertalen naar de praktijk. Dat is voor mij ook de belangrijkste waarde van mijn onderzoek. Ik ga naar conferenties en praat met telers en toeleveranciers om mijn bevindingen te delen. Die zijn daar al mee aan de slag. Ze stemmen hun ledlampen nu bijvoorbeeld precies af op de spectra die uit ons onderzoek kwamen. Ze zijn er heel blij mee: er was nog nauwelijks iets over dit soort dingen bekend. Andersom zijn wij als onderzoekers heel blij met die vragen uit de praktijk.”
Ga jij nu verder met dit onderzoek?
„Ik heb overwogen om in de academische wereld te blijven, en misschien ga ik dat later alsnog doen. Maar ik ga nu eerst aan de slag bij een bedrijf dat lichtarmaturen produceert voor de teelt van groente- en sierteeltgewassen – en medicinale cannabis.”
Hoe kwam je eigenlijk in dit onderzoek terecht?
„Ik ben begonnen met een hbo-opleiding toegepaste biologie. Dat beviel me wel: ik ben praktisch ingesteld en steek graag de handen uit de mouwen. Ik heb toen de plantenkant gekozen, omdat ik al wist dat ik me wilde focussen op medicinale cannabis. Mijn moeder gebruikte al meer dan twintig jaar pijnstillers. In die tijd werd duidelijk dat de combinatie van opioïden met cannabis een gunstiger effect had dan gewoon méér opioïden gebruiken. Maar er werd nog nauwelijks gekeken naar standaardisering. Na de legalisering van medicinale cannabis kwam er steeds meer onderzoek. Ik zag die trend opkomen en wilde daar heel graag een bijdrage aan leveren.”
We moeten het natuurlijk toch even vragen: heb je zelf cannabisplanten op zolder?
„Nee, daar heb ik geen ruimte voor.” Hij lacht hartelijk. „Ik woon in een piepklein appartement. Ik had één plant op mijn balkon, maar dat vond de huisbaas toch niet zo leuk. Die cannabis had ik niet om te gebruiken, nee. Gewoon omdat ik het een mooie plant vind. Het is ook een siergewas, wist je dat? Ik heb liever cannabis dan een geranium.”
Op het Stationsplein in Utrecht staan ze met zijn vieren, politieagenten voor de schuifdeuren van het Centraal Station. In afwachting van wwer een demonstratie tegen de hongersnood en het geweld in Gaza, ligt hun focus vooral op de demonstranten. De vraag is waar de pro-Gaza „sit-in” zal beginnen. Aandacht voor wat er verder op het plein gebeurt, is er nauwelijks. Toezicht op het plein? Niet hun taak. Dat is werk voor de buitengewone opsporingsambtenaren, de boa’s van de gemeente, die er óók rondlopen. Rondfietsen, liever gezegd: op witte mountainbikes, mét helm, maar ook in een uniform dat maar moeilijk te onderscheiden is van dat van de politieagenten: fluorescerend jack, lichtblauw vest en een goed gevulde gordel met een zaklamp, handschoenen en handboeien.
Wanneer een jongen in zwart T-shirt en grijze jeans wordt aangesproken op de té luide muziek uit zijn zwarte boombox verontschuldigt hij zich met: „Sorry agent”, om gelijk te zeggen „maar wel een goed nummer, toch?”
Groeiende gordel
Toch zijn er verschillen in de uitrusting van politieagenten en die van de boa’s. Zo ontbreekt bij de meeste boa’s een vuurwapen of een wapenstok aan de gordel. De NS wil dat veranderen. Om de toenemende agressie tegen medewerkers een halt toe te roepen, loopt er een aanvraag bij de minister van Justitie en Veiligheid om 75 ervaren medewerkers van de NS-afdeling Veiligheid & Service (V&S) een wapenstok mee te geven: een korte kunststof buis met rubberen bekleding van ruwweg veertig centimeter. Zodat ook die V&S-medewerkers, speciale boa’s, in dienst van NS, beter toegerust kunnen handhaven op de stations en in de trein.
Lees ook
Eerder zag NS een wapenstok voor personeel niet zitten, waarom nu wel? ‘Niets doen is geen optie meer’
De NS hoopt dat de wapenstok daar iets aan kan doen. Maar het is de vraag of het werk voor die spoor-boa’s er echt veiliger op wordt, of juist extra agressie kan oproepen.
Terughoudend
Gemeenten hebben de afgelopen vijf jaar al ervaring opgedaan met beter bewapende boa’s: onder meer in de vorm van een pilot, onder regie van het ministerie van Justitie en Veiligheid in 2021. Sinds vorig jaar januari loopt een tweejarige proef in Amsterdam. Uit de schaarse (tussentijdse) evaluaties blijkt dat die Amsterdamse ordehandhavers de stok nauwelijks nodig hebben gehad. Bij twee derde van de incidenten werd er alleen mee gedreigd, dat was al voldoende om oplaaiend geweld onder controle te krijgen. Waarmee het succes van die wapenstok nog niet aangetoond is: want er was nog onvoldoende bekend om definitieve conclusies over het nut van die wapenstok te trekken.
Zo’n 11 procent van het geweld door de afdeling Veiligheid & Service van de NS was onrechtmatig of disproportioneel.
De vraag of de wapenstok de veiligheid van personeel en de omgeving echt verbetert, is daardoor lastig te beantwoorden. De meeste boa’s voelen zich veiliger mét wapenstok en willen die het liefst houden. Zij zien dat hun takenpakket in de loop van de jaren enorm is uitgebreid en ook hun gezag op straat is toegenomen. Want de boa is inmiddels uitgegroeid tot een korps van semi-agenten dat uitgaansgebieden en het openbaar vervoer veilig moet houden. Een uitkomst, want sinds de politie zich vanwege capaciteitsgebrek meer is gaan richten op opsporing en minder op handhaving, vullen boa’s dat gat op.
Maar daardoor komen boa’s ook vaker in gevaarlijke situaties terecht. Hoewel hun actieradius langzaam maar zeker uitdijt – vanwege de dreiging van drugscriminaliteit in bossen mogen sommige „groene” boa’s nu al een vuurwapen dragen – groeit de roep om verdere uitbreiding van de uitrusting.
Risico op escalatie
Niet iedereen is daar voorstander van. Een deel van de NS-medewerkers, maar ook deskundigen, vrezen dat het wapen escalerend kan werken, waardoor die wapenstok juist kan veranderen in de grootste vijand van die schaduwpolitie.
Toen de Haagse afdeling van de VVD opriep om gemeentelijke boa’s met de wapenstok uit te rusten, wilde het college van B en W daar juist niets van weten: „In Den Haag worden onze boa’s getraind om op een de-escalerende wijze op te treden”, aldus het college vorige maand in het AD. „Het gebruik van een korte wapenstok past niet binnen deze benadering.”
Het Amsterdamse vervoerbedrijf, GVB, lonkt ook naar die wapenstok. Tegen NRC geeft een woordvoerder aan „met interesse naar de NS-pilot te kijken”. Maar ook in Amsterdam, waar GVB-boa’s de orde handhaven, wachten ze af of dat niet escalerend kan werken en „een wapenstok juist het tegenovergestelde effect heeft”.
„Dreigen met een stok kan mensen nog bozer maken”, vreest Jaap van Lakerveld, één van de onderzoekers van het rapport over de pilot uit 2021. „En in kleine ruimtes, zoals de trein of de metro in Amsterdam, kan een ordehandhaver niet echt een vluchtroute kiezen als de stok wordt afgepakt.”
Je moet je echt afvragen of je hiermee niet de deur te ver open zet. Straks willen andere vervoersbedrijven hun medewerkers ook uitrusten met wapenstokken.
Een opvallend detail uit zijn onderzoek, aldus Van Lakerveld: vooral minder ervaren boa’s staan achter de wapenstok. Terwijl boa’s met wat meer ervaring juist beducht zijn voor toename van geweld. Van Lakerveld vermoedt dat de „jongere boa’s onzekerder zijn” en daarom graag „een back-up optie” willen hebben. „Als ze meer ervaren zijn, vertrouwen ze op hun mond om de boel te bedaren. Dat zou juist een reden zijn om de wapenstok thuis te laten: met voldoende kennis en kunde kun je problemen pratend oplossen, pratend de-escaleren.”
Controle Alt Delete, een organisatie die buitenproportioneel politiegeweld door wetshandhavers aankaart, noemt nog een ander bezwaar. De woordvoerder van de organisatie wijst op jaarverslagen van de politie, de toezichthouder van de boa’s. In de jaren 2023 en 2024 was respectievelijk 89 en 89,5 procent van het gebruikte geweld door NS-boa’s rechtmatig. Zo’n 11 procent was dat niet, of disproportioneel. „Een flink aandeel dus, zeker in vergelijking met de percentages van de politie, waarbij het percentage ‘niet professionele’ geweldsaanwendingen al jaren onder de één procent liggen”, aldus de woordvoerder.
Buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) voeren actie op de Dam om meer aandacht te vragen voor agressie tegen handhavers. Foto Koen van Weel/ANP
Privaat bedrijf
In de discussie speelt ook het geweldsmonopolie van de staat een rol. Die is nu voorbehouden aan de politie én boa ‘s, als het om het publieke domein gaat. Jaap Timmer, politiesocioloog bij de Vrije Universiteit Amsterdam, zet vraagtekens bij uitbreiding van dat monopolie naar NS, „een private onderneming”, zoals hij dat noemt: „bij de boa’s die tot nu toe met wapenstokken zijn uitgerust, kan je in ieder geval zeggen dat het gaat om mensen die vallen onder overheidsinstanties.” De staat is dan wel honderd procent aandeelhouder van NS, maar dat maakt het bedrijf volgens Timmer nog geen overheidsinstantie. „In 2000 ging de spoorwegpolitie op in de Nationale Politie. Een belangrijke reden om de NS-medewerkers toen geen geweldsbevoegdheid te geven, was het geweldsmonopolie. Dat moest echt bij de politie blijven liggen”, zegt de socioloog.
Als het ministerie van Justitie en Veiligheid het verzoek van NS inwilligt, zou dat volgens Van Lakerveld in feite de terugkeer van de spoorwegpolitie betekenen. „Je moet je echt afvragen of je hiermee niet de deur te ver openzet. Straks willen Arriva, Connexxion of andere vervoersbedrijven die wapenstok ook. Met die gemeentelijke boa’s is de gemeentepolitie terug van weggeweest. Nu is de spoorwegpolitie met hetzelfde bezig, alleen nu in een commerciële editie.”
Lees ook
Onderzoek: ‘Taser geeft kleine kans op ernstig letsel bij verdachte’