Abed uit Almere ging naar een bruiloft in Gaza. Nu zit hij er vast terwijl de bommen ontploffen

Normaal legt Abed Al Attar (32) uit Almere-Stad zonnepanelen op Nederlandse daken. „Dat doe ik met heel mijn hart, voor iedereen die me nodig heeft. Ik heb mijn best gedaan om Nederland te laten groeien. Altijd belasting betaald. Maar nu ik Nederland nodig heb, kunnen ze niets voor mij doen.”

Abed wil het over van alles hebben, deze dinsdagavond, vanuit het huis van zijn familie in Deir-al-Balah waar hij met 29 volwassenen en kinderen wacht op wat komen gaat. Hij beschrijft hoe hij dode lichamen op straat zag liggen na een bombardement en moest rennen voor zijn leven, toen hij bij de grensovergang twee raketten zag inslaan in het niemandsland tussen Gaza en Egypte. Maar als hem wordt gevraagd naar zijn vrouw en twee dochters, die nog in Nederland zijn, dan valt hij stil. „Hier kan ik niet over praten”, zegt hij. „Dan moet ik huilen.”

Doktersassistente

Fatma Al Attar (26) vertelt op weg naar school in Almere – „ik studeer om doktersassistente te worden”- over het gemis van haar man Abed, die net als haar vader in Gaza is. „Ik ben op elk moment van de dag bang voor het bericht dat hij is getroffen.” Hun dochters, van 2 en 6, laat ze maar niets zien.

Telefonisch doet Abed deze dinsdagavond zijn verhaal vanuit de kuststad. Hoe hij voor de tweede keer in bijna tien jaar weer naar zijn familie in Gaza ging om zijn neef Ahmed te zien trouwen. „Zijn feest was op zaterdag 7 oktober gepland. Maar toen was het ineens oorlog. Dat ging dus niet door.”

En dan zeg ik: maar bél Egypte dan. Doe iets.

Twee dagen later begon hij in te zien hoe uitzichtloos de situatie was en belde hij de Nederlandse ambassades in Israël en Egypte. De dag erop belde hij weer en ook deze maandag was er nog contact. Terwijl hij met de diplomaten belde, sloegen de raketten bij de grensovergang in. „Ze zijn aan de lijn gebleven en hebben alles gehoord. De inslag, het geren, het geschreeuw. Maar ja, daarna zeiden ze het weer: we kunnen niets voor u betekenen. En dan zeg ik: maar bel Egypte dan, dóe iets. Maar dan zeggen ze dat dat niet kan. Terwijl, je kunt toch bellen?”

Rood gebied

Het ministerie van Buitenlandse Zaken wijst er op dat Gaza ook vóór de aanval van Hamas al ‘rood gebied’ was, wat wil zeggen dat het alle reizen naar de strook ontraadt en aangeeft vermoedelijk geen consulaire bijstand te kunnen verlenen (zie kader). Maar dat het ‘code Rood’ was, was Abed niet bekend. „Als we dat hadden geweten, waren we natuurlijk niet gegaan. Maar wij gingen af op wat we wisten. Het was toch geen oorlog? En ik ga al bijna nooit naar Gaza. Dit was mijn kans om mijn familie weer te kunnen zien. We hadden zin in goede dingen. Een bruiloft!”

Abed Al-Qader Al-Attar

Zijn dagen brengt hij intussen door met wachten. Telkens als hij even stroom en internet heeft, zoekt hij contact met zijn vrouw en zijn werkgever, het bedrijf Hellozon. Ook werkt hij zijn sociale media bij. Zo deelt hij beelden waarop vanaf een balkon te zien is hoe het Ahli Arab-ziekenhuis in Gaza-Stad ontploft. „Blijf jij normaal als je deze vernietiging ziet?”, schrijft hij erbij.

„Niets is normaal hier. We eten het brood dat mijn moeder nog kan bakken, met wat tijm erbij, en staan soms uren in de rij voor een emmer zout water. Vlees is nergens meer te koop, want zonder stroom kan de diepvries niet aan. Groente is er nog wel, maar heel duur, want de boerderijen die hier nog zijn kunnen niet meer oogsten.” Zo nu en dan sturen zijn familie en collega’s hem wat geld voor basisbehoeften. „Maar eerlijk gezegd heb ik helemaal geen zin in eten. Je ziet zoveel dood, zoveel bloed. Dan kun je eigenlijk niet aan eten denken.”

Amins vrouw belde maandag met de ambassade. „Zij is communicatief beter dan ik.” Tot hun frustratie bleven de ambassademedewerkers het maar over Israël hebben. „Terwijl: het is Palestina. Dat ze zelfs dat niet kunnen erkennen, zegt alles. De zevenhonderd Nederlanders die in Israël waren, zijn allang thuis. Tellen wij dan niet mee?”

Dubbel paspoort

Tijdens het interview met Abed komt via een Amerikaanse nieuwszender een onbevestigd bericht naar buiten dat Hamas bereid zou zijn de gijzelaars vrij te laten als de bombardementen stoppen. Zou hij dat toejuichen? „Ik wil dat de gevangenen aan beide kanten vrijkomen.”

Maar is hij niet boos op Hamas, de organisatie die op de trouwdag van zijn neef Israël introk en daar een ongekende moordpartij ontketende? „God heeft ons al het leven gegeven. Er is absoluut geen reden voor een mens om het leven van een ander mens te beëindigen. Het is voor beide partijen niet nodig om te doden.”

Bij het vallen van de nacht maakt hij zich op voor nieuwe bommen. „Bom, bom, bom, klinkt het dan. Heel dof. Al ben je ergens ook blij áls je iets hoort, want dit betekent dat de bommen ver weg genoeg zijn. Hoor je ze niet, dan vallen ze op jou en val je meteen in reepjes uiteen.”

Abed gaat deze woensdag niet meer naar de grensovergang bij Rafah, „dat is te gevaarlijk”, maar blijft hopen op een bericht van de ambassade dat hij met zijn Nederlandse paspoort de Gazastrook mag verlaten. Geeft een dubbel paspoort geen dubbel gevoel? Veel familieleden, onder wie zijn ouders, kunnen immers niet weg. „Mijn lichaam verlaat dan Gaza, maar mijn hart en mijn hoofd blijven hier. En vanuit Nederland kan ik tenminste geld sturen.” Hij is even stil. „Al betekent geld natuurlijk niks als iedereen straks dood is. En als er niets verandert gebeurt dat gewoon.”