De Nederlandse steun aan Oekraïne blijft „onverminderd noodzakelijk en urgent” terwijl het draagvlak „brozer” wordt. Dat schrijft de Adviesraad Internationale Vraagstukken, het officiële Nederlandse adviescollege voor buitenlands beleid, aan de Tweede Kamer en het kabinet. Om dit mogelijk te maken, en om de in de NAVO afgesproken norm van 2 procent van het bnp te halen, moeten de defensie-uitgaven verder omhoog.
De timing van het advies in formatietijd is pikant. Terwijl in Den Haag gesleuteld wordt aan een nieuw kabinet, constateert de raad dat in de verkiezingscampagnes afgelopen najaar de steun aan Oekraïne nauwelijks enige rol speelde. Ook aan de onderhandelingstafel voor een nieuw kabinet is tot nu toe vooral over andere onderwerpen gesproken. Maar juist over de (militaire) steun aan Oekraïne zijn de verschillen tussen de pratende partijen groot.
De raad citeert ter illustratie het verkiezingsprogramma van de partij „die in 2021 de grootste werd” (de VVD): „We moeten tot het uiterste blijven gaan om Oekraïne te helpen winnen.” En dat van de partij die dat op 22 november werd (de PVV): „We sturen ons geld en Defensie-materieel zoals F16’s niet naar Oekraïne maar houden het voor onze eigen Krijgsmacht.”
Niet heroïsch
Om Oekraïne „standvastig” te blijven steunen en om de Europese veiligheid langdurig te versterken, adviseert de raad om tot een „kabinetoverstijgende defensieplanning” te komen. Die zou in een speciale Defensiewet voor tien jaar vastgelegd kunnen worden teneinde de planning „weerbaarder te maken voor politieke schommelingen”.
Dit is evengoed nodig omdat er „tekenen van aantasting van de steunbereidheid” zijn. Die oorlogsmoeheid bleek deze week ook uit een Europa-breed onderzoek van de European Council on Foreign Relations, een denktank, waarvoor in 12 landen ruim 17.000 mensen werden ondervraagd. Europeanen „voelen zich niet buitengewoon heroïsch”, schrijven de Bulgaarse politicoloog Ivan Krastev en de Brit Mark Leonard in hun tekst. „Ze blijken sceptisch dat Europa’s steun alleen genoeg zal zijn voor een overwinning van Oekraïne.”
Slechts 10 procent van de Nederlandse ondervraagden denkt dat Oekraïne de oorlog daadwerkelijk kan winnen. Het meest positief zijn inwoners van Polen (17 procent). Ongeveer eenderde van de ondervraagde Grieken en Hongaren denkt dat Rusland de oorlog kan winnen. Gemiddeld 37 procent van de ondervraagden rekent op een „compromis-afspraak” tussen Oekraïne en Rusland. Dat laatste is ook waar Europa volgens een meerderheid van de ondervraagden werk van moet maken. 41 procent vindt dat Oekraïne aangespoord moet worden om met Rusland te onderhandelen over vrede. Daar staat tegenover dat 31 procent vindt dat Europa juist Oekraïne moet helpen bezet gebied terug te veroveren.
Winst van Oekraïne of een „zo sterk mogelijke uitgangspositie” voor Oekraïne bij „eventuele onderhandelingen” zijn wat de AIV betreft de meest wenselijke scenario’s. Die zouden de inzet moeten zijn van de Nederlandse regering en haar partners. „Het is zaak ook bij tegenwind vast te houden aan de ingezette koers het belaagde land te steunen.”
De beste manier om de oorlogsmoeheid te bestrijden is, volgens Krastev en Leonard, uitleggen wat ‘duurzame vrede’ is. Winst voor Rusland is dat niet. „En als de prijs voor het beëindigen van de oorlog betekent dat Oekraïne een no man’s land wordt, dan is dat niet alleen een nederlaag voor Kyiv maar voor heel Europa.”
Lees ook
Zo dreigt Oekraïne een splijtzwam in de formatie te worden