Nee, hij is niet gepromoveerd, maar Guido van der Knaap (31) heeft al wel een veelgeprezen filosofieboek op zijn naam staan. Vorig jaar verscheen bij uitgeverij Boom zijn debuut, Van Aristoteles tot algoritme. Filosofie van kunstmatige intelligentie. Een glashelder geschreven rondgang door de wereld van kunstmatige intelligentie, aan de hand van een reeks filosofen, van Aristoteles en Hume tot Merleau-Ponty, Searle en Quine.
Dat doet hij in thematische hoofdstukken over logica, taalfilosofe, cognitiefilosofie, ethiek en politieke filosofie. Al is de conclusie, zoals vaker in de filosofie, een bevestiging van wat je intuïtief vermoedt. Van der Knaap, lachend: „Als je het in één zin moet samenvatten zou het zijn: AI kan heel veel, maar heel veel ook niet.” De kunst is: het onderscheid maken én verklaren. Zijn boek is lovend ontvangen en werd genomineerd voor de Socratesbeker, de prijs voor het meest prikkelende filosofieboek van het jaar.
Zijn motief om het boek te schrijven was klassiek, vertelt hij. „Zo’n boek was er nog niet en ik had er zelf wel behoefte aan. Tijdens mijn studie aan de Universiteit van Amsterdam was ik student-assistent voor het vak Filosofie & AI, later gaf ik dat zelf. Maar een vergelijkbaar filosofisch overzichtsboek was er eigenlijk alleen nog uit de jaren negentig.” En de ontwikkelingen met kunstmatige intelligentie gaan snel; in zijn boek kon hij nog net GPT-3 meenemen. „Het hoofdstuk over taalfilosofie zou ik op onderdelen alweer moeten herschrijven.”
Van der Knaap studeerde in Amsterdam filosofie met een specialisatie in logica en deed daar de master logica, wat vrij uitzonderlijk is. Ook zeldzaam aan de hoofdstedelijke universiteit: Van der Knaap is een geboren en getogen Amsterdammer. „Mijn ouders woonden aan de Sarphatistraat tegenover het Roeterseiland-terrein van de universiteit, waar jarenlang ook de filosofen waren ondergebracht. Ik ben wel blij dat die opleiding was verhuisd toen ik ging studeren, dat had ik toch vreemd gevonden, op de plek waar ik als kind heb gespeeld.”
Van wiskunde tot sociologie
En nu speelt hij binnen. Althans: hij doceert er „met veel plezier”. In augustus trad hij aan als docent bij het Instituut voor Interdisciplinaire Studies van de universiteit, dat twee taken heeft: interdisciplinaire opleidingen helpen opzetten bij verschillende faculteiten én zelf een aantal van zulke opleidingen aanbieden. Van der Knaap doceert bij de bèta-gamma-opleiding, een bachelor die studenten laat kennismaken met disciplines van wiskunde tot sociologie. Hij geeft college en begeleidt onderzoeksprojecten van groepen van zo’n twintig studenten. De opleiding is gehuisvest in het Science Park aan de rand van de stad, waar hij straks weer heen fietst om college te geven. Hij heeft een bijna volledige onderwijsaanstelling.
Geen onderzoek doen vindt hij geen ramp. „Ik vind lesgeven, de omgang met studenten en het begeleiden van projecten, erg leuk. De studenten zijn erg gedreven, ze nemen het vak heel serieus. Ze zijn ook een beetje schools. Ze noemen de opleiding soms ‘school’ en zo benaderen ze de studie ook. Heel resultaatgericht: het gaat erom het vak te halen. Mijn vrienden en ik waren toch wat losser.” Hij lacht: „Hoewel wij natuurlijk ook gewoon tentamens moesten halen.”’
Van der Knaap is goed thuis in de wijsgerige traditie, schreef Trouw in een recensie van zijn boek. Maar opvallend is – niet verwonderlijk, gelet op zijn achtergrond in logica – het grote aantal analytische filosofen dat aan bod komt. Dat is ongebruikelijk in de Nederlandse publieksfilosofie. „Hier wordt de publieksfilosofie vooral beheerst door continentale denkers uit de ethiek en de politieke filosofie. Maar er is zoveel meer. Juist denkers uit de analytische hoek en logica kunnen bij uitstek relevant zijn voor actuele vraagstukken over AI en technologie. Dat is wat ik in mijn boek heb willen laten zien.”
Foto’s Andreas Terlaak
Een ongelukkige periode
Dat zijn boek zo goed leest, is volgens hem deels te danken aan een korte stage bij de Volkskrant, op de redactie economie. „Ik twijfelde toen wat ik wilde gaan doen en vond schrijven leuk. De stage viel jammer genoeg in een ongelukkige periode, midden in corona, dus ik zat veel thuis aan een scherm. Maar ik heb van het schrijven wel veel geleerd, wat mijn boek ten goede is gekomen.”
Tot een promotie kwam het niet – en die ambieert hij ook niet, zegt Van der Knaap. „Als ik naar proefschriften op mijn terrein kijk, in de analytische filosofie, dan zijn die vaak heel erg specialistisch en voor buitenstaanders nog nauwelijks of helemaal niet te volgen. Ik vind dat wel jammer. Omdat filosofie in mijn ogen bij uitstek een publieksfunctie heeft. Zeker als het gaat om onderwerpen als AI.”
Zat er geen proefschrift in zijn boek? „Nee, dat zou niet kunnen, daar is het veel te breed voor. Ik ben erg blij met mijn werk voor het instituut. Bij de faculteit wijsbegeerte zou ik nooit worden aangenomen, op elke plek daar solliciteren vijftig gepromoveerde filosofen. Als promoveren moet, dan zou ik het doen op een interessant onderzoeksproject dat ik heb begeleid.”
Waar wil hij over tien jaar zijn? „Op een interessante onderwijsplek aan een universiteit of hogeschool.”
„Een nieuwe, jonge collega praat veel en over irrelevante zaken tegen collega’s op onhandige momenten, waarop zij zich juist willen concentreren op het werk. Praat je dan toch gezellig terug omdat diegene nieuw en misschien onwetend is, of spreek je diegene erop aan en zegje dat die soms beter zijn mond kan houden?”
Man (30) – naam bekend bij de redactie
Creëer andere sociale momenten
Dit dilemma past bij de huidige tijd, ziet organisatiepsycholoog Nicoline Hermans. „Dit soort irritaties doen zich vooral voor in grote kantoortuinen waar mensen allemaal bij elkaar zitten”, zegt ze. „Zo’n kantoorinrichting zie je nu vaker dan vroeger, toen mensen juist een eigen kantoor hadden.”
Het is belangrijk om op te merken dat het gaat om een nieuwe collega, vindt Hermans. Als je nieuw bent in een team, kost het tijd de ongeschreven regels te leren kennen. „Bij sommige kantoren is het een ongeschreven regel dat je altijd vraagt of de rest ook iets wil drinken als je voor jezelf wat gaat halen. Het kost even tijd om daarachter te komen. Dat geldt ook voor de vraag wanneer je elkaar mag storen tijdens het werk.”
Als je niet meteen iets van het gedrag van de collega wil zeggen, kun je volgens Hermans bijvoorbeeld een koptelefoon opzetten. „Daarmee geef je het signaal af dat je geconcentreerd bezig bent en even niet openstaat voor een gesprekje. Mocht diegene dat signaal niet oppikken, dan kun je er wel expliciet over zijn en zeggen dat je een koptelefoon op hebt omdat je echt even geconcentreerd wil werken.”
De een pikt dit soort signalen volgens Hermans sowieso sneller op dan de ander. „Sommige mensen kijken eerst de kat uit de boom en willen weten hoe het ergens werkt, voordat ze meer contact maken met collega’s”, zegt Hermans. „Anderen treden van nature sneller op de voorgrond, zonder te observeren hoe collega’s zich onderling gedragen.”
Deze jonge medewerker zal waarschijnlijk nog niet veel werkervaring hebben, zegt Hermans. „Na het afronden van een opleiding ben je in principe inhoudelijk voorbereid om te gaan werken, maar hoe je met elkaar omgaat op een kantoor moet je nog leren.” Daar krijg je in de studie geen handleiding voor. „Een stage kan daarom heel nuttig zijn, om beter te herkennen wanneer je collega’s wel en niet moet storen.”
Voor de collega’s van deze nieuweling zou het goed zijn ervoor te zorgen dat diegene alsnog in het team wordt opgenomen. „Creëer andere sociale momenten om zo iemand bij het team te betrekken”, zegt Hermans. „Vraag hem of haar om mee te gaan lunchen, ga samen koffie halen of maak een wandeling. Dan voelt die misschien minder de behoefte om tussendoor de hele tijd te kletsen.”
Er zijn kantoren die hier een systeem voor hebben, weet Hermans. „Daar zetten medewerkers een rood of groen kaartje op hun bureau als ze wel of niet willen kletsen”, zegt ze. „Maar ik denk niet dat veel teams daarvoor zouden kiezen; dan formaliseer je de sociale omgang wel heel erg.”
Spreek diegene aan
„Ga eens op de plek van de ander staan en beeld je in: je doet iets wat de ander irriteert en hebt dat niet in de gaten”, zegt loopbaanadviseur Nancy Boere. „Hoe zou je het vinden om daar niks over te horen?”
Ze ziet dat mensen het vaak moeilijk vinden om zich over dit soort zaken uit te spreken. „We willen de harmonie bewaren. Maar door ons niet uit te spreken, verstoren we de harmonie sowieso. Het vraagt een grote mate van emotionele volwassenheid om je wel uit te spreken en dat op een manier te doen waardoor je wél weer samen verder kunt.”
Wie zich niet op tijd uitspreekt, loopt volgens Boere het risico dat de spanning danig oploopt en dat je alsnog geïrriteerd uit de hoek komt. „Spreek je uit voordat je hoog in de emotie zit”, zegt Boere. „Het is essentieel om zoiets vanuit een plek van rust te doen.”
Als je zo’n gesprek spannend vindt, zegt Boere, kun je het beste van tevoren – thuis bijvoorbeeld – met een vriend of vriendin oefenen met wat je wilt zeggen. Vervolgens, op het werk, neem je diegene even apart. Doe het nooit waar andere collega’s bij zijn. Naar buiten voor een wandeling werkt wel goed, zegt Boere, dan hoef je elkaar niet aan te kijken – dat maakt het minder confronterend.
En dan zeg je waar je tegenaan loopt. nancy Boere spreekt de denkbeeldige collega aan: „Je knoopt vaak gesprekjes aan met collega’s die op dat moment aan het werk zijn. Ik vind dat vervelend – houd het vooral bij jezelf! Kunnen we afspreken dat jij je verhalen opspaart tot een koffiemoment? Schrijf ze desnoods even op, en dan komen we er later op terug.”
Soms krijgen jonge, nieuwe collega’s een mentor toegewezen. Organisatiepsycholoog Nicoline Hermans: „Wanneer je als mentor opmerkt dat diegene vaak andere collega’s stoort, kun je dit ook aan de orde stellen in een feedbackgesprek.”
Dus
Het duurt even voordat een nieuwe collega met mogelijk weinig werkervaring weet wat de ongeschreven regels op de werkvloer zijn. Soms moet je iemand even de tijd geven om vertrouwd te raken met die regels. Zet bijvoorbeeld even je koptelefoon op om het signaal af te geven dat je niet gestoord wilt worden. Misschien wel beter is het iemand er vriendelijk op aan te spreken. Doe dat wel vóór de emoties bij jou al te hoog zitten.
De drie Californische zeeleeuwen van Artis gaan de dierentuin in Amsterdam verlaten. Dat meldt de dierentuin vrijdag in een verklaring. De aankondiging volgt op het nieuws van de Amsterdamse fractie van de Partij voor de Dieren (PvdD), die vrijdag bekendmaakte een klacht te hebben ingediend bij een speciaal meldpunt (144) vanwege de vermeende slechte huisvesting van de dieren.
De politieke partij zegt de zeeleeuwen maandenlang te hebben geobserveerd. Op basis van videobeelden concludeerden twee zoogdierenexperts volgens de PvdD dat het bassin te ondiep is en daarnaast te sober ingericht, waarmee het niet kan voldoen aan de natuurlijke behoeften van de dieren.
Daarop kwam Artis eveneens naar buiten met een verklaring, waarin de dierentuin aankondigt dat de drie dieren worden verplaatst naar een dierenpark in Singapore. De dierentuin zegt al enige tijd op zoek te zijn naar een alternatieve plek voor de zeehonden, omdat het „huidige verblijf niet in lijn is met wat Artis als ideaal ziet voor deze soort”.
Verhuizing
De eerste dieren zijn eind vorig jaar al verhuisd naar een andere dierentuin in Europa, nu zijn er nog drie vrouwelijke zeeleeuwen over. „Ook voor hen zijn we in een vergevorderd stadium voor een plek buiten Artis.” Wanneer de zeeleeuwen precies vertrekken, is nog onduidelijk. Singapore bouwt volgens Artis nu aan een nieuw verblijf.
De Amsterdamse dierentuin stelt verbaasd te zijn dat de PvdD heeft besloten de actie door te zetten, ondanks dat er al plannen zouden zijn om het zeeleeuwenverblijf te sluiten. Daarover zou de dierentuin eerder dit jaar hebben gesproken met de partij. Artis voelt zich „genoodzaakt” nu eerder te communiceren, terwijl „dit proces al veel langer loopt”.
De Partij voor de Dieren richt haar pijlen al langer op het dierenpark, en ziet Artis het liefst veranderen in een openbaar stadspark. Omdat het volgens de partij ontbreekt aan vooruitgang, stapt ze naar de inspectie.
De maatschappelijk discussie over het houden van wilde dieren in gevangenschap dwingt Artis en andere dierenparken zich aan te passen, vaak door meer de focus te leggen op educatie en minder ruimte te maken voor entertainment. Zelf zegt Artis „zichtbaar en soms minder zichtbaar” te werken aan een „grote transformatie van het park”.
Lees ook
Mensdierwetenschapper: ‘Er zijn dingen in de dierentuin die me heel blij maken, maar ook waar ik erg verdrietig van word’
Volgens de Braziliaanse filosoof, schrijver en milieuactivist Ailton Krenak is „de huidige wereld op bestelling ontstaan”. Dat komt, zo legt hij in zijn geschriften vaak uit, omdat alles wordt opgeofferd om het Westen zich te laten ontwikkelen. Dat gaat ten koste van tradities en de natuur. Zijn ideeën passen perfect in het overkoepelende thema van het fotofestival: Disobedient Images. In een tijd dat alles wordt weggevaagd wat ook maar enigszins ‘DEI’ [Diversity, Equity, Inclusion] is, en waar zelfs een foto van de bommenwerper die de atoombom op Hiroshima gooide niet meer zichtbaar mocht zijn vanwege de naam van de bommenwerper – Enola Gay – hebben we gelukkig de foto’s nog, merkt de organisatie van het bekendste fotofestival van Europa ‘Les Rencontres de la Photographie’ in Arles op.
Op het festival wordt diversiteit dan ook gevierd in veel verschillende exposities, waarbij een mooie rode draad is weggelegd voor Brazilië. Zo is er Ancestral Futures waarin de jongere generatie Braziliaanse fotografen naar eigen zeggen is geïnspireerd door Krenak. Ze tonen een samenleving waarin wordt afgerekend (deels ook al afgerekend ís) met een koloniaal verleden. Er zijn collages vol stereotyperingen en humor, foto’s waarin verleden en heden over elkaar geplakt zijn. Mooi is de foto van Mayara Ferrão, die een trouwfeest fotografeerde. Er is actie, er is feest en toch ademt de gehele setting de sfeer van een ouderwets stilleven.
‘The Wedding’, uit: Unforgetting Album (2024).
Foto Mayara Ferrão
Stillevens – dat is de eerste associaties die je hebt bij de foto’s die eind jaren dertig werden gemaakt door het losvaste collectief van de Foto Cine Clube Bandeirante in São Paulo. Het Braziliaans modernisme van 1939 tot 1964 wilde af van traditionele fotografie en legde de strakke lijnen van de stad vast, de gebouwen en het asfalt, de parken en de elektriciteitsdraden.
Het optimisme na de Tweede Wereldoorlog, toen er een einde kwam aan het autoritaire regime van Vargas in 1945, zie je eraan af. In zwart-witfoto’s wordt naast strakke lijnen van gebouwen en voorwerpen ook de weidsheid benadrukt. Mensen kijken uit over verten, draaien rondjes in stoeltjes in een carrousel. Foto’s krijgen titels als Constructie of Compositie. En ook Brasilia, de nieuwe hoofdstad in wording, bleek ideaal voer voor die fotografie. De natuur is zo goed als afwezig, en zelfs de mens lijkt soms onderdeel van de architectuur. Anders is dat in het deel ‘Deconstructie’ waar veel schitterende foto’s te zien zijn van Alice Brill. Hier ontbreekt elke strakke lijn, maar is de stad weer van de mensen in plaats van andersom.
Paralelas e diagonais (1950).
Foto José Yalenti
Wie benieuwd is hoe het ná dat modernisme en vóór de jongste generatie eraan toeging, kan terecht bij de foto’s van Afonso Pimenta en João Mendes die in de jaren zeventig en tachtig actief waren. De abstractie was voorbij, de stad lijkt soms zelfs afwezig omdat het accent kwam te liggen op de rol van de gemeenschap in verschillende favela’s. Een mooie cocktail van decennia Braziliaanse fotografie is ook te vinden bij Claudia Andujar. Kortom: een tijdreis van 1939 tot nu waarin te zien is hoe de ‘huidige wereld op bestelling is ontstaan’.
Praia de Copacabana (1947).
Foto Thomas Farkaz
Als de horizon verdwijnt
Wanneer Patrick Wack in 2019 de Zee van Azov bezoekt, het kleine broertje van de Zwarte Zee, ervaart hij een geluksmoment. Ook al is de Krim ingenomen, en hangt de oorlogsdreiging in de lucht, hij ervaart toch vooral de zachtheid van het licht en de zomerse geur. Hij besluit vanaf dat moment elk jaar terug te komen om horizonnen en de mensen die er komen vast te leggen. Vanaf 2022, als Rusland na De Krim ook andere delen van Oekraïne aanvalt, „verdwijnt de horizon van de Zee van Azov voor de Oekraïners”, schrijft Wack bij de expositie. Ondanks de ontwikkelingen, blijft hij vanaf 2019 elke zomer teruggaan. Wat begint als een reeks van intieme foto’s op het strand, verplaatst zich naar Russische en Oekraïense gebieden rondom de zee.
De oorlog dringt zich op zonder dat je iets van de gevechten te zien krijgt bij Wack. Vaders die trots in de zee staan met hun zoon op de schouders en gezinnen die zich al waterfietsend door de zee een weg banen tussen surfers worden langzaam aan vervangen door watermeloenen met de letter ‘Z’ (de letter die de Russische overwinning symboliseert) erop. Zonen zitten nu niet meer op schouders van hun vaders, maar ze klimmen op een tank terwijl hun moeder ze vasthoudt opdat ze er niet vanaf glijden. Ergens mag een meisje nog wel op de rug van haar opa, het is op een plek waar het Russische heldendom tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt gevierd.
‘Anatoli’ uit: Charkiv in Berdiansk (2021).
Foto Patrick Wack
Op het ene veld worden doden herdacht, op een ander slaat een Oekraïense vrouw het vuur uit op een akker dat ontstaan is door de inslag van een Russische raket. In de zomer van 2024 fotografeert Wack de directeur van een theater in Cherson, Oleksander Kniga. Aan het begin van de oorlog was hij meegenomen om verhoord te worden door de Russen. In 2024 is hij weer terug. Alle stoelen in het theater zijn afgedekt, op eentje na: daarop zit Kniga in een verder lege zaal. In datzelfde theater, maar dan in de schuilkelders, fotografeert Wack families die naar tekenfilms kijken. Elders wordt op de ene foto een beeld van Lenin gerestaureerd, op een ander ligt de kop van de Russische revolutionair in de achtertuin bij de rest van het grofvuil.
Het is een indrukwekkende serie. Zonder de doden te laten zien is er verschrikking genoeg. Niet alleen de uitdrukking van de mensen die hij portretteert veranderen, en de vernietiging is alom zichtbaar, maar wat vooral indruk maakt, is dat het licht verandert. Het zachte licht waar Wack zijn geluksmoment ervoer is er niet meer. Het wordt harder, als het licht er überhaupt al is en niet wordt vertroebeld door zwarte rook aan de horizon.
Uit de serie ‘De Zee van Azov’ (2022). Foto Patrick Wack
Jongens aan de zee in Odesa (2023). Foto Patrick Wack
Foto Patrick Wack
De hardheid van Amerika
„Ik zou dolgraag iets aan deze eeuw willen doen”, zei de Amerikaanse fotograaf Berenice Abbott toen ze in een interview in The New York Times in 1989 als 91-jarige vrouw terugkeek op haar werk. Het was voor haar de reden om nog steeds de straat op te gaan met een camera, maar de zin is ook een prachtige samenvatting van haar werk. Vooral beroemd geworden door de manier waarop ze New York in de jaren dertig vastlegde en de portretten van beroemde kunstenaars, is er ook de minder vaak genoemde serie U.S. Route 1. Het was 1954 toen ze vanuit New York naar Key West in Florida reed over de oudste route van de VS om twee jaar later in het noorden uit te komen bij Fort Kent. Gemeenschappen, steden en landschappen legde ze vast tussen Maine en Florida, waarbij de steeds nadrukkelijker opkomende consumptiemaatschappij op de foto’s niet te missen is. „We wilden het karakter van een historisch deel van de Verenigde Staten visueel vastleggen, met al zijn schoonheid en tegenstrijdigheden. Als er nog zichtbare sporen van het verleden overbleven, wilden we die fotograferen voordat bulldozers en boortorens hun intrede deden”, zei ze er zelf over.
Post Office, East Machias, Maine (1954).
Foto Berenice Abbott
De fotografen Anna Fox en Karen Knorr besloten in 2016 hetzelfde te doen en legden grotendeels dezelfde route af om te kijken in hoeverre de VS waren veranderd. Sommige van de foto’s zouden zo door Abbott gemaakt kunnen zijn. Abbott was, behalve in portretfotografie, er ook enorm goed in om een straatbeeld vast te leggen met een terloopse voorbijganger erin, die de hele sfeer van de omgeving in zich droeg. Fox en Knorr doen dat ook meermaals. In het plaatsje Pahokee leggen ze bijvoorbeeld een vrij treurig gebouw vast met meerdere woningen. Een eenzame step voor de ene deur, twee uitgezakte stoelen voor de ander. Wat de foto vooral goed maakt, is de vrouw die licht gebogen komt aanwandelen met een tas. Als het enige levende wezen op de foto, benadrukt ze de levenloosheid van de omgeving.
Zo wordt het gepolariseerde land voortreffelijk geportretteerd in die ene route, met poenerige dikke auto’s op de weg en armoede langs de weg; Jezus die zijn armen opent naast grijnzende clowns die uit een horrorfilm lijken te zijn weggelopen, grote Amerikaanse vlaggen, en verwaarloosde huizen met daarop pro-Trump vlaggen gekoppeld aan anti-abortusborden met ‘Say No to Full Term Murder of Maine Babies’. Er is een man met MAGA petje, maar ook een man die langs de weg een bord ophoudt in de hoop een baantje te vinden. Een ander strikt zijn veters, en heeft zijn bordje op de grond gelegd waarop staat ‘Too Ugly to be a stripper’.
Lobster Shack, Islamorada.
Balsem Valley.
Foto Anna Fox & Karen Knorr
Abbotts foto’s lieten al geen fraai beeld zien van het land dat het naoorlogse ideaal was voor velen, maar haar zwart-witfoto’s roepen nog een zekere nostalgie op. De kleurenfoto’s van Anna Fox en Karen Knorr tonen overtuigend dat de het land er niet op vooruit is gegaan, maar benadrukken vooral hoe genadeloos hard de VS zijn.