N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Paleontologie Tijdens de laatste IJstijd veranderde de bevolking van Europa nogal eens van samenstelling. De cultuur veranderde niet altijd mee.
Zelfde cultuur, andere genen. Met het ontstaan van de IJstijdcultuur van het Gravettien, rond 28.000 jaar geleden, ontstond er een verschil in de genetische signatuur tussen de jagers-verzamelaars in West-Europa en die in Zuid- en Oost-Europa. Dat is opvallend omdat de Gravettien-cultuur met zijn typerende Venusbeeldjes juist over héél Europa hetzelfde was.
Deze opvallende genetische variatie blijkt uit een onderzoek van in totaal 356 menselijke genomen uit de periode 35.000 tot 5.000 jaar geleden, dat deze week gepubliceerd is in Nature door een groot team onder leiding van Johannes Krause van het Max Planck Instituut in Leipzig.
In de analyse wordt gezocht naar patronen in ruim een miljoen kleine mutatiepunten in het menselijk genoom die wijzen op verwantschap. Deze techniek veroorzaakte de laatste jaren een revolutie in archeologische theorieën over de samenhang tussen cultuur en bevolkingsbewegingen in de prehistorie en de oudheid. Vaak (maar niet altijd) bleek dat veranderingen in culturen en talen wel degelijk bleken samen te hangen met veranderingen in dna-signatuur: nieuwkomers brengen hun eigen cultuur mee.
Paardenbeeldjes
De laatste IJstijd duurde van 100.000 tot 11.000 jaar geleden. Tot ongeveer 40.000 jaar geleden werd Europa bewoond door nauw met de moderne mensen verwante neanderthalers. Rond dezelfde tijd verschenen de eerste moderne mensen (Homo sapiens) op het continent.
In het dunbevolkte Europa van deze IJstijd, toen hooguit tienduizenden mensen het gebied bewoonden, is de totale bevolkingsbeweging relatief subtiel. Over heel het continent bestaan dan vaak duizenden jaren lang samenhangend culturen, met kleine lokale variaties. De oudste Europese dna-signatuur, blijkt nauw samen te hangen met de cultuurgroep van het Auragnicien (40.000 tot 28.000 jaar geleden), bekend van leeuwen- en paardenbeeldjes uit Duitsland en rotsttekeningen in de Franse Chauvetgrot.
Er verandert iets bij de daarop volgende cultuur, die van het Gravettien (28.000 tot 22.000), bekend van de vele Venusbeeldjes en de versierde stokken die batôn de commandement worden genoemd. In West Europa blijft in die cultuurperiode van het Gravettien hetzelfde dna-patroon van het voorafgaande Aurignacien voorbestaan: nieuwe cultuur, maar oude bevolking. Deze signatuur noemen de onderzoekers Fournol.
Ontvlezing
Maar in Zuid- en Oost-Europa komt er met het Gravettien juist een andere dna-signatuur, die Vestonice wordt genoemd. Dat Vestonice-patroon is waarschijnlijk afkomstig van bevolkingen verder oostelijk, in Azië.
Dit genetische verschil tussen Fournol en Vestonice valt samen met een variatie in begrafenisgewoonten – de enige culturele afwijking tussen beide groepen. In het westen worden mensen in grotten begraven en ook worden er snijsporen op de botten gevonden (rituele ontvlezing, of kannibalisme). In het oosten en het zuiden wordt niet gesneden en zijn de meeste graven in het vrije veld.
In West Europa blijft de oude genetische Fournol-signatuur voorbestaan in de volgende cultuurperiode, van het ‘Solutrien’ (22.000-17.000 jaar geleden): nieuwe cultuur, zelfde mensen wederom. In Italië gaat rond 22.000 jaar geleden – zo ongeveer het koudste moment van de IJstijd – het Gravettien over in een cultuur die zo verwant is dat hij ‘Epigravettien’ wordt genoemd. Verrassend genoeg is er in Italië ondanks die culturele continuïteit wél een duidelijke verandering van het dna-patroon: dezelfde cultuur, ándere mensen. Die nieuwe dna-signatuur, die Villabruna wordt genoemd, heeft een duidelijke verwantschap met signaturen uit het Midden-Oosten. De grote kustvlakten die toen ontstonden door het extreem lage zeeniveau, maakten migratie uit die streken waarschijnlijk veel eenvoudiger.
Expansie
In de laatste periode van de IJstijd, tussen 17.000 en 12.000 jaar geleden, vermengen in West- en Oost-Europa de oude Fournol- en Vestonice-patronen tot een nieuwe dna-signatuur, die Oberkassel wordt genoemd. Tegelijkertijd wordt dat Oberkassel geleidelijk vanuit het zuiden verdrongen door een expansie van de Villabruna-signatuur.
Helemaal aan het eind van de IJstijd, rond 13.000 jaar geleden, duikt er vanuit het oosten nog een derde genetische cluster in Europa op, dat Sidelkino wordt genoemd. Aan die verandering denken de onderzoekers ook een verschil in uiterlijk te kunnen verbinden.
In de Sidelkino-genomen zien ze namelijk aanwijzingen voor een lichtere huidskleur en meer donkere ogen. Daarentegen lijkt het erop dat bij de Oberkassel- en Villa-bruna-bevolkingen juist een donkere huid en lichte ogen domineerden.
Vanaf 8.000 jaar geleden, na de IJstijd, verspreidt zich vanuit het Midden-Oosten en de Balkan een gehele nieuwe cultuur met ook een heel eigen genetische signatuur over Europa: de vroege landbouwers van de Bandkeramiek-cultuur. Die overvleugelen in aantal snel de jagers-verzamelaars.