De 400 meter van Femke Bol: met de hoogste snelheid door de krapste bocht

EK indoor Wereldrecordhoudster Femke Bol is bij de EK indoor favoriet op de 400 meter, een lastig onderdeel. „Alsof je de bocht uitvliegt.”

Femke Bol na haar wereldrecord op de 400 meter indoor.
Femke Bol na haar wereldrecord op de 400 meter indoor.

Foto Olaf Kraak/ANP

Het is zondag 19 februari als Bram Peters moeite heeft zich te concentreren op zijn taak. Als assistent-bondscoach van de Nederlandse 400-meterlopers is het zijn verantwoordelijkheid om bij de finish te staan en de race te filmen, zodat die later kan worden geanalyseerd. Hij staat klaar bij de streep in de hal in Apeldoorn, als de finale van de 400 meter bij de NK indoor op het punt van beginnen staat.

Na 350 meter ziet Peters de tijdwaarneming van de race waarin Femke Bol ruim aan kop gaat. „Toen had ik wel door: dit wordt een hele snelle tijd. Vanaf dat moment was ik twee dingen tegelijk aan het doen. Ik was echt met de klok bezig.”

Bol loopt een wereldrecord: 49,26, ruim drie tienden sneller dan de tijd die de Tsjechoslowaakse Jarmila Kratochvilova in 1982 liep. Het publiek barst in gejuich uit, fotografen duiken bovenop Bol, en bondscoach Laurent Meuwly schreeuwt op de tribune zijn keel schor. Intussen doet Peters zijn best om te blijven filmen: „Ik probeerde mijn camera stil te houden, want er kwamen nog atleten die ik naderhand ook moest analyseren. Daarna heb ik een kwartier nodig gehad om te beseffen wat er gebeurd was.”

Twee weken later, tijdens de teampresentatie van de Nederlandse atletiekselectie voor de EK indoor in Istanbul – die deze donderdag zijn begonnen – vertelt Peters dat hij inmiddels tijd heeft gehad om de race van Bol te analyseren. „Waar ze het verschil maakt, is tussen de 200 en 300 meter. Daar pakt ze vier tienden ten opzichte van eerdere wedstrijden. En dat terwijl dat het lastigste stuk is van de hele race.”

Niet de bocht uitvliegen

Een 400 meter indoor verschilt compleet van een 400 meter outdoor, zegt Peters. Niet alleen vanwege (het gebrek aan) de weersomstandigheden, maar nog meer vanwege de baan. Indoorwedstrijden worden gehouden op omlopen van 200 meter, en dus moeten de atleten twee keer rond. Peters: „En dat vraagt om een hele andere manier van lopen.”

De crux zit hem in de bochten, die indoor veel ‘krapper’ zijn dan in de buitenlucht. Atleten kunnen er niet met dezelfde snelheid doorheen. „Ik heb echt het gevoel dat ik ervoor moet zorgen dat ik niet de bocht uitvlieg”, zegt Lieke Klaver, die bij de NK achter Bol 50,34 klokte, de dertiende tijd ooit gelopen. „Je gaat met zo’n rotgang de bocht in dat je eigenlijk heel erg tegen je eigen kracht moet inwerken.”

Om toch in hun baan te blijven, die ook nog eens naar binnen afloopt, spannen de atleten hun core aan en hangen ze – onbewust – naar binnen.

Het is de reden waarom de favorieten bij wedstrijden het liefst in de buitenbanen starten; daar zijn de bochten het minst krap en kunnen ze de hoogste snelheid ontwikkelen. Bol en Klaver liepen tijdens de recordrace in baan zes en vijf. Na het eerste rondje van 200 meter moesten ze hun baan verlaten en de binnenbocht induiken. Dat maakt het punt tussen de 200 en 300 meter zo moeilijk, zegt Peters. „Je hebt de hoogste snelheid en je moet door de krapste bocht. Veel atleten verliezen daar best veel snelheid, en na 300 meter lopen is het lastig om nog eens aan te zetten.”

Om toch zo hard mogelijk te blijven lopen, moeten de atleten in de bochten hun ritme verhogen. „Tikken”, noemt Tony van Diepen dat. Hij won met Nederland bij de Olympische Spelen van Tokio zilver op de 4×400 meter (outdoor). „Je wordt een beetje die bocht ingewrongen, dus je pas wordt kleiner. Daarom moet je meer frequentie maken.” Het maakt dat een binnenrace beter verteerbaar is voor lichtgewichten met inhoud, zoals Bol en Van Diepen, dan voor de grotere atleten die het van hun snelheid moeten hebben, zegt hij. „Met loggere, agressievere passen heb je meer moeite in die bocht. Het verklaart waarom ik indoor wel meekan op de 400 meter, maar outdoor kansloos ben.”

Wat ook helpt, is de bocht goed aansnijden. Bol deed dat nagenoeg perfect, zegt Peters. Bewust, zegt Bol even later: „Ik sneed die bocht wat later aan, ik ging bijna op mijn gemakje van baan 6 naar baan 1. Het is een voordeel dat we er vaak trainen, we kennen de bochten goed.”

Tempowisselingen

Dankzij haar hoge ritme en het aansnijden van de bocht in de juiste hoek, kon Bol tussen de 200 en 300 meter „als een gek blijven gaan”. Die snelheid nam ze mee naar de laatste 100 meter, waardoor die automatisch ook sneller ging.

Peters, die als atleet zelf ook 400 meters liep, vertelt hoe zwaar dat is. „Je moet eigenlijk gaan spelen met je ritme. Op de rechte stukken maak je grote passen alsof je buiten loopt, in de bochten moet je paslengte korter en het ritme omhoog. Het zijn de hele tijd tempowisselingen.” Dat maakt in zijn ogen de 400 meter indoor zwaarder dan de 400 meter outdoor – een verklaring waarom buiten snellere tijden worden gelopen.

De wedstrijden buiten staan ook hoger in aanzien. Peters vermoedt dat het met de atleten uit de Verenigde Staten en het Caribisch gebied te maken heeft. „Daar komen de allergrootste atleten op de 400 meter vandaan. Het is er het hele jaar warm, dus die kennen indoor niet eens. Waarom zouden ze? Indooratletiek wordt gewoon veel minder beoefend.”

Het maakt voor Bol het wereldrecord niet minder mooi, zegt ze, „omdat het record al heel lang en heel straf stond”. Ze is, voor nu, binnen op de 400 meter sneller dan buiten; het Nederlands record dat ze vorig jaar liep bij de EK outdoor in München, staat op 49,44. Coach Peters denkt dat Bol in deze vorm op een 400-meterbaan 48,5 moet kunnen lopen.

Hoewel ze nu in het bezit is van een wereldrecord indoor, vindt ook Bol buitenwedstrijden belangrijker. Voor haar grote liefde en specialiteit, de 400 meter horden, zijn de bochten indoor te krap en is het rondje te kort.