Hoe krijg je riet terug in een moeras? In Flevoland leggen ze het even droog. Dat doet de vogels goed

Boswachter Hans-Erik Kuypers (58) trapt op de rem. „Een bruine kiekendief!” Hij buigt zich over het stuur en volgt de vogel met zijn ogen. „Een iconische vogel voor Flevoland. Je herkent ’m aan hoe hij over het riet vliegt.” Ecoloog Kerstin Bouma (29), op de bijrijdersstoel, graaft haar verrekijker op uit haar rugzak. Na een blik in de achteruitkijkspiegel op de kleine file die zich achter de groene auto vormt, rijdt Kuypers prompt de berm in, het fietspad op. „Daar ben je boswachter voor”, grijnst hij.

Bouma en Kuypers zijn onderweg naar het moeras van de Oostvaardersplassen. Het is tijdelijk drooggelegd voor een ‘moerasreset’, die de rietvegetatie moet laten herstellen om de teruglopende vogelaantallen op te krikken. Begin april promoveerde Bouma op het dynamische waterpeil van het moeras aan de Wageningse Universiteit, ze onderzocht de ecologische effecten van de drooglegging namens het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in opdracht van OBN-natuurkennis en Staatsbosbeheer. Kuypers is al acht jaar boswachter in het gebied. Na een paar honderd meter fietspad zet hij de auto stil en stapt uit.


In vijf jaar tijd zijn de omstandigheden in de Oostvaardersplassen flink veranderd

De Oostvaardersplassen ontstonden in 1968, toen Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd en in het laagst gelegen natte deel de natuur zijn gang kon gaan. Er vormde zich tussen de dijk langs het Markermeer en de rest van de nieuwe polders een moeras met plassen, rietvelden en wilgenbossen. Het groeide uit tot 5.600 hectare – het grootste wetland van Nederland en een van de grootste van West-Europa. Sinds 2010 zijn de Oostvaardersplassen Natura 2000-gebied, een Europees beschermd natuurgebied. Het is namelijk een belangrijk broedgebied voor vogels die zuidelijk overwinteren en een tussenstop voor trekvogels die hier foerageren en rusten. Sinds 2018 vormt het met de Lepelaarplassen, Marker Wadden, Trintelzand en een deel van het Markermeer het jongste Nationaal Park van Nederland, Nationaal Park Nieuw Land.

31 vogelsoorten (‘doelsoorten’) zijn in het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen van belang, vertelt Kuypers. Van zeearend tot blauwborst, rietzanger en diverse steltlopers. Maar ook de lepelaar, kleine en grote zilverreiger, de roerdomp en allerlei eendensoorten, somt hij op. En iedere soort heeft een bepaald vegetatietype en waterpeil nodig. De steltlopers bijvoorbeeld willen ondiepe plassen, de eenden en dodaars open water, de kleine karekiet riet.

Maar de vogelaantallen liepen de afgelopen jaren terug, met name de soorten die in het riet broeden. Ruiende grauwe ganzen deden zich gretig tegoed aan het riet in het moeras, dat daardoor langzaam verdween. De ganzen eten namelijk alleen riet dat in water staat: ze hebben een slokje water nodig om de taaie plant te kunnen verteren, legt Bouma uit. Ook eten ze liever jong, sappig riet dan meerjarig en taaier riet. Tijd voor een moerasreset, om de rietvegetatie te laten herstellen. Staatsbosbeheer liet het westelijk deel van het moeras leeglopen om het riet weer te laten uitbreiden.


Zoom in

Ecoloog Kerstin Bouma is met boswachter Hans-Erik Kuypers op pad door de Oostvaardersplassen.

Foto’s Olivier Middendorp

Leeg laten lopen

„Hier loopt het dijkje dat het gebied in tweeën deelt”, wijst Bouma. Ze staat naast de auto in de berm van het fietspad, met haar rug naar het Markermeer. De dijk loopt schuin af naar beneden, daaronder scheiden een sloot en een hek het natuurgebied van de openbare weg op de Oostvaardersdijk. Het natuurgebied strekt zich tien kilometer lang uit langs de dijk en meet op het breedste punt zes kilometer. Bouma wijst naar links: het oostelijke deel, daar staat nog volop water. Rechts, ten westen van de scheiding, het drooggelegde deel, met nu alleen maar riet en een droge, open vlakte. In de zuidwestelijke hoek zit een sluis, die opengezet kan worden om overtollig water af te voeren, wijst Kuypers in de verte. Die zette Staatsbosbeheer in 2021 open voor de drooglegging. „Het helpt als de wind de goede kant op staat”, aldus Kuypers. Het laagje water dat desondanks blijft liggen, moet ’s zomers verdampen. Er moest trouwens ook nog 110.000 kilo karper overgezet worden naar het Markermeer, vertelt Kuypers tussen neus en lippen door. Dat leverde tijdens de natte lente van 2024 voordeel op voor de vogels, toen de grote vissen hun voedsel niet meer wegkaapten en het aantal kleine, eetbare, vissen toenam.

Dankzij de droogval kunnen de rietvelden uitbreiden en ontstaat er meer variatie in de vegetatie in het gebied. Droogval komt van nature in een moeras voor, doordat regen en verdamping per jaar verschillen, maar ontbreekt hier door de ligging in een polder met ‘harde’ begrenzingen. Zo’n drooglegging is al eens eerder gedaan, tussen 1987 en 1992, vertelt Bouma. Voor haar onderzoek keek ze dan ook of de reset nu dezelfde resultaten zou hebben. „Toen waren er bijvoorbeeld nog geen edelherten die graasden, we wisten niet of die het rietherstel zouden belemmeren.” De moerasreset blijkt grotendeels hetzelfde verloop te hebben als de vorige keer. „Maar er is een verschil in planten en waar die staan, doordat het waterpeil en de bodemhoogte anders zijn.” Maar dat kan ze beter vanuit het moeras zelf laten zien.

We rijden een paar kilometer verder, naar de plek waar Bouma haar veldwerk uitvoerde: het in kaart brengen van de verandering in plantensoorten en de bodem. Onder aan de dijk zit een houten deur in het hek. Kuypers rommelt wat aan de ketting en opent het kleine hangslot. Erachter staat het groene riet meer dan twee meter hoog. Tussendoor wat oudere, gelige scheuten. Waar Bouma zich aan het begin van haar onderzoek nog per kano door het veld begaf, kunnen de waadbroeken nu in de achterbak blijven. Op een drassig begin na, waar de laarzen een decimeter in de modder wegzakken, is de grond kurkdroog. Bouma baant zich een weg door het riet, over het kronkelende paadje. „Het was nogal moeilijk in een rechte lijn te lopen, de eerste keer dat we dit pad maakten.” Dit is het riet dat er voor de drooglegging al stond.


Zoom in

Zoom in

In de droogte van het moerasgebied is de vegetatie aan verandering onderhevig.

Foto’s Olivier Middendorp

Woestijnachtige vlakte

Bouma wijst op brandnetels en kleefkruid tussen het riet. „Dat zijn echte stikstofminnende pionierssoorten. Die zie je heel snel.” De voormalige bodem van de Zuiderzee is erg rijk aan voedingsstoffen – nat of droog, aldus Bouma. Een tiental meters verder neemt het riet in lengte af en kleurt frisgroen. Het ritselt in de wind. Bouma wijst op waterweegbree, waterereprijs en blaartrekkende boterbloem, met kleine gele knopjes. „Dat zijn ook pionierssoorten, die van nattige condities houden. Als het water uitzakt, komen die op.” Nog wat verder houdt het riet plotseling op en staan we aan de rand van een woestijnachtige vlakte, met hier en daar wat plukjes groen. Bouma wijst op de droge, gescheurde grond: veel ganzenpoep en hertensporen. „Vorig jaar rond deze tijd stond er nog zo’n twintig centimeter water hier, door het natte voorjaar.”

Om de haverklap staan de ecoloog en de boswachter stil om een plantje te identificeren. Het zijn niet per se heel bijzondere plantensoorten, zegt Bouma. Maar de aantallen waarin ze voorkomen en de oppervlakte die ze bestrijken, zijn dat wel. „Alle zaden voor die plantjes lagen in de bodem van het moeras te wachten.” Wanneer ze kiemen, verschilt per soort. Bouma: „Zaad van riet is niet zo lang houdbaar in de bodem. Het is lastig om de juiste condities te krijgen om het te laten kiemen.” Daarom groeit het nu al wel volop langs de randen van het drooggelegde moeras, maar is het midden nog een grotendeels een kale vlakte. We steken ’m over. „We zijn helaas net te laat voor de moerasandijvie”, mijmert Kuypers. „Een groot deel van het moeras was geel, een iconische plant.”

Een paar honderd meter verder lopen we weer een jong rietveld in. Riet kan zich ook uitbreiden via de wortelstokken, zegt Bouma terwijl ze op een aantal rietstengels op de grond wijst. Ze lijken omgeknakt door de wind, maar doen dat zelf en uit de knooppunten op de stengel groeien piepkleine worteltjes. „Vorig jaar is er weinig nieuw riet bij gekomen omdat het te nat was.”

We zijn helaas net te laat voor de moerasandijvie

Hans-Erik Kuypers
boswachter

Bouma maakte in het veld een aantal exclosures: plekken waar ze grazende herten en ganzen met een hekje buitenhield, om te kijken wat hun invloed was op de begroeiing. Ze kijkt even om zich heen en loopt dan doelbewust het hogere riet in, tot ze op een exclosure stuit. Hoge riethalmen lijken uit een omrastering van gaas te willen breken, naar de aanzienlijk minder begroeide grond eromheen. Bouma: „Je ziet: zo’n hekje heeft meteen effect.”

Op de vogels merken ze ook al effect van de drooglegging, vertellen Bouma en Kuypers, die regelmatig hun verrekijker tevoorschijn halen als ze er één zien vliegen. Kiekendieven, een groepje lepelaars, een kleine karekiet: de vogels komen snel terug, zien ze. „Ze zijn erg opportunistisch: als ze overvliegen en ze zien een aantrekkelijk gebied, dan gaan ze er heen”, zegt Bouma. „We hoeven niet zo bang te zijn dat we iets doen wat niet hersteld kan worden”, vult Kuypers aan. „Als je de juiste omstandigheden biedt, komen ze gewoon terug. Vorig jaar waren er ineens 200 zilverreigers. Waar ze vandaan komen en waar ze heen gaan, weet ik niet.”

Nog minstens een jaar laten ze het moeras droog staan, vertelt Kuypers, om nog 500 hectare riet erbij te krijgen. Een mooie buffer tegen de grazende ganzen. Voordat het moeras weer onder water gezet wordt, of eigenlijk: voordat ze stoppen met het handhaven van het lage waterpeil, moet het riet ook nog wat ouder en taaier worden. Bouma: „Jong riet is heel sappig en lekker voor herten en ganzen. Ouder riet is taaier en weerbarstiger tegen begrazing.”


Zoom in

Zoom in

In het moerasgebied verandert de vegetatie.

Foto’s Olivier Middendorp

Uitbreiden en weer terugtrekken

„We hebben nu al wat sneakpreviews gehad”, vervolgt Kuypers. „Vorig jaar, na het natte voorjaar, was er ineens een hele groep lepelaars; het wordt echt een moeras met nieuw leven. Zo gaaf.” De vraag rijst: hoe vaak is zo’n reset nodig? Om de dertig jaar zou kunnen, zegt Bouma. Of juist een kortere cyclus: dan staat het moeras bijvoorbeeld maar een jaar droog en kan een kleiner stuk riet zich uitbreiden en weer terugtrekken. „Het hangt af van je beheerdoelen en welke vogels je terug wilt hebben.”

Kuypers vult aan dat Bouma’s onderzoek „de fascinatie van de beheerders voor het gebied alleen maar groter maakt”, zegt hij. „Met cyclisch waterpeilbeheer kun je niet op één moment de perfecte omgeving bieden voor álle vogelsoorten. En we kunnen erop vertrouwen dat de vogelsoorten terugkomen als de omstandigheden goed zijn. We hebben nu veel meer inzicht in het systeem gekregen. We moeten durven de dynamiek erin te krijgen, zoals riviersystemen die van nature hebben. Je kunt niet zeggen: we gaan het zó conserveren, want zo moet het altijd blijven.”

Op de terugweg over de dijk wijst Bouma ineens uit het autoraam naar links. Achter een eilandje in het Markermeer dobberen honderden ganzen dicht bij elkaar. „Moet je zien wat veel! Grauwe ganzen. Nou, je kunt je voorstellen wat er zou gebeuren als hier riet zou staan: dat is met deze aantallen zo weg.”

Foto Olivier Middendorp