Vroeg in de ochtend op een decemberdag gebeurde waarvoor een 41-jarige Afghaan [naam bekend bij de redactie] al een tijd gevreesd had. De ochtendmist hing nog over de landerijen rondom het kleine dorp in het noordoosten van Afghanistan, waar de man en zijn gezin van negen de afgelopen drie jaar gevestigd waren. Buitenshuis had hij geprobeerd zijn identiteit zo goed mogelijk verborgen te houden: hij vertelde niemand over de jaren dat hij deel uitmaakte van de zogeheten Afghan Security Guards (ASG), de lokale bewakers die tussen 2006 en 2010 werden ingehuurd door de Nederlandse krijgsmacht in de centraal gelegen provincie Uruzgan. Hij werd in die jaren ingezet op de militare basis Deh Rawod in het zuidwesten van die provincie.
In gesprekken met zijn buren hield hij zich op de vlakte, hij hulde zich in grote sjaals – de door de Taliban voorgeschreven baard diende als een soort vermomming. Maar in een klein dorp kun je je niet blijven verstoppen, dacht de oud-bewaker al. „Uiteindelijk wisten veel mensen toch wel dat ik voor internationale troepen had gewerkt. En ik kon niet van alle dorpsgenoten nagaan wie wel of niet informatie aan de Taliban zou doorspelen.” En zo kwam het dat Taliban-leden eind vorig jaar zijn huis binnenkwamen en hem oppakten.
Toen de Taliban bijna vier jaar geleden de macht overnamen in Afghanistan, stelde het leiderschap dat zij een toleranter bewind zouden voeren dan het regime van de jaren negentig. Er zou bijvoorbeeld amnestie gelden voor de burgers die hadden samengewerkt met de buitenlandse troepen of met de Afghaanse republiek die met internationale steun was ingesteld en door de islamitische organisatie was verdreven. „Ik heb dat nooit geloofd van de Taliban”, zegt de oud-bewaker via een krakende WhatsApp-verbinding tegen NRC. „Sinds augustus 2021 had ik diep in mijn hart de angst dat ze achter me aan zouden komen.”
De 41-jarige kwam na zijn arrestatie terecht „in een donkere kamer, een cel, maar ik weet niet waar”. Hij zat daar zeven dagen vast, zegt zijn vertaler – een vriend die deelneemt aan de met NRC gevoerde gesprekken, omdat hij na enige jaren als arbeidsmigrant in India Engels en Hindi spreekt. Drie dagen deelde de oud-bewaker de celruimte met een 38-jarige oud-collega, die op dezelfde dag werd opgepakt door Taliban-leden. De 38-jarige nam ook deel aan de gesprekken met NRC.
In detentie werden de twee mannen fysiek mishandeld, zeggen ze: ze werden geslagen, hun haar werd uitgetrokken, in de winterse kou werd hun hoofd onder water gehouden. Een van de mannen zegt in het kruis te zijn geschopt. Bewijs van de mishandelingen hebben ze niet. De oudere bewaker overwoog na zijn vrijlating foto’s te nemen van zijn beurse handen en torso, maar was toch bang dat de beelden later zouden worden ontdekt op zijn telefoon of onderschept door de autoriteiten.
De mannen vertellen hoe de Taliban hen onder druk probeerden te zetten: „‘Jullie werkten met ongelovigen, en daarvoor moet je nu boeten.’ Ze zeiden dat we nog steeds wapens van de Nederlanders in bezit hebben.” Dat laatste ontkennen ze allebei aan de telefoon.
NRC had in februari en maart contact met de twee Afghaanse mannen na doorverwijzing door de organisatie Vluchtelingenwerk, die een groep oud-ASG’ers bijstaat die beschermingsverzoeken indienden bij de Nederlandse staat. Beide oud-bewakers willen hetzelfde; het verzoek van de 41-jarige Afghaan werd dit voorjaar afgewezen. Vorig jaar besloot het kabinet geen nieuwe evacuaties te organiseren van deze „afgebakende groep” van oud-medewerkers die door hun associatie met de internationale troepenmacht door de Taliban als vijand worden gezien.
Wraakacties
Volgens de Taliban is de amnestie voor voormalige medewerkers van buitenlandse troepen en oud-ambtenaren van de Afghaanse republiek nog steeds van kracht. Ook gevluchte Afghanen die willen terugkomen – of daartoe worden gedwongen, zoals vluchtelingen die Pakistan worden uitgezet – hebben volgens de machthebbers niets te vrezen. Als deze mensen zich vreedzaam gedragen en „geen politieke activiteiten ontplooien”. Analisten tekenen daarbij aan dat dat kan worden opgevat als een waarschuwing aan dissidenten.
De zorgen over mogelijke represailles zijn in de afgelopen jaren gebleven. De Zweedse Afghanistan-veteraan Björn Blanck, die zich hardmaakt voor het lot van Afghaanse oud-bewakers en oud-vertalers die voor Zweedse troepen werkten, hecht weinig waarde aan de amnestie. Hij onderhoudt contact met zo’n vijftig Afghanen die ‘achterbleven’. Blanck zocht deze week de Zweedse media op vanwege de moord op de Afghaanse vertaler Mohammed. Hij werd in juni doodgeschoten nabij de stad Sjeberghan, in de provincie Jowzjan waar Zweedse troepen gestationeerd waren. Blanck vermoedt dat Mohammed vermoord werd vanwege zijn werk voor de internationale troepenmacht.
Volgens politieke analisten is de reden voor arrestaties, mishandeling of andere wraakacties door autoriteiten of anderen moeilijk vast te stellen. Er kan ook sprake zijn van persoonlijke vendetta’s of familievetes. Burgers die nu schijnbaar willekeurig worden opgepakt, kunnen ook door de Taliban worden verdacht van pogingen tot verzet of sabotage tegen het huidige regime. Op papier lijkt de amnestie nog van kracht. „Tegelijkertijd wordt er van overheidswege niet ingegrepen als de amnestie geschonden wordt, lijkt het”, stelt Blanck tegen NRC.
De vaststelling of oud-medewerkers van de internationale troepen nu specifiek gevaar lopen, is vaak een cruciale stap in de evacuatiezaken. De twee oud-bewakers van Nederland dienden allebei verzoeken in bij de Nederlandse staat. Maar ze mailden pas in 2022, maanden na de val van Kabul en de machtsovername in Afghanistan, en vielen zo buiten de periode die werd gehanteerd door de Nederlandse overheid om in aanmerking te komen voor overbrenging.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134398246-2a5d1c.jpg|https://images.nrc.nl/QdKR8efnx-qbThABxmHUUKWhziA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134398246-2a5d1c.jpg|https://images.nrc.nl/gp_c6wRi7t4Xcy90JBoN4YybvKs=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134398246-2a5d1c.jpg)
Taliban-vechter op een markt in Kabul, Afghanistan, op 5 juni. Foto Ebrahim Noroozi/AP
Terugbetalen
De twee oud-ASG’ers kwamen vrij dankzij onderhandelingen door een imam. De Taliban eisen van beide mannen een maandelijkse betaling van driehonderd dollar, ter compensatie voor hun „betrokkenheid bij de strijd tegen de islamitische mujahideen [strijders] in het district Deh Rawood, provincie Uruzgan”, waarbij Taliban-strijders omkwamen. Dat staat te lezen in een handgeschreven document – gedateerd december 2024 – dat is ondertekend door de twee mannen, de imam en bij de onderhandelingen betrokken dorpsgenoten. NRC kreeg via WhatsApp een foto van dat document opgestuurd.
De oud-ASG’ers stellen in dat ‘vrijlatingsformulier’ dat zij „de regels en voorschriften van het Islamitisch Emiraat van Afghanistan accepteren en naleven”. Voor hun vrijlating erkennen zij dat ze „in goede gezondheid zijn en hebben bekend, een voorwaarde van onze vrijlating”. Ze ondertekenden het document – er staan ook vingerafdrukken bij – om aan verdere mishandeling te ontkomen, vertellen ze.
Maar ze kunnen niet aan de voorwaarden voldoen. De driehonderd dollar per maand zijn een onmogelijke opgave; de economie in Afghanistan staat er slecht voor. De 41-jarige oud-bewaker verdient tegenwoordig, zo anoniem mogelijk, als fruitverkoper met een handkar misschien net 70 dollar per maand. Hij verliet het dorp waar hij werd opgepakt en zit nu ondergedoken in een middelgrote stad nabij Kabul. Terug naar zijn dorp durft hij niet, bang voor de Taliban die hem opnieuw zouden kunnen oppakken omdat hij niet kan betalen. „Ik heb al mijn contactgegevens veranderd. De imam is een belangrijke man, maar ik vertrouw niemand meer in mijn oude woonplaats”, zegt hij. Het land waarop zijn huis stond, zou inmiddels zijn overgenomen door een Talibanlid. „Ik zit er helemaal doorheen.”
