N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Mannen lijken de laatste jaren meer dan ooit geobsedeerd door het haar van hun hoofd. Of het nu op hun gezicht is of op hun schedel, of beide – ze zijn er niet langer tevreden over. Het moet, hoe dan ook, anders, héél anders.
Zo zie je stoere, getatoeëerde voetballers met spierwit gebleekt haar, liefst in een knotje, apetrots over het veld dartelen. Ook kan het tot je schrik gebeuren dat een of andere minister die altijd van onbesproken gedrag was, althans qua uiterlijk, opeens in de openbaarheid verschijnt met de stoppelbaard waarmee vroeger alleen boeven in stripverhalen werden uitgerust. Wopke Hoekstra is zo’n verontrustend geval. Hij denkt dat hij er daadkrachtiger door lijkt, vooral in gezelschap van baarddrager president Zelenksy, en geen ambtenaar die hem daarin durft te corrigeren.
Ik begon er met mijn eigen kapper over en hij bezwoer me: „Het zijn modes, het gaat allemaal voorbij. Jij zult vroeger toch ook wel dat belachelijk lange haar hebben gedragen?”
Dat klopte, maar ik wilde er niet aan herinnerd worden. Ik vroeg hem naar enkele heersende modes, zoals de kaal opgeschoren hoofden met zo’n zielig haardakje en de overdreven warrige kapsels die lijken te willen suggereren dat de eigenaar net uit bed is opgestaan, of misschien zelfs gevallen. Knipte hij die ook? „Ach, als de klant het graag wil…”, zuchtte hij.
„En de baarden?” vroeg ik voorzichtig. Zelf had hij een ouderwets blotebillengezicht, net als ik. „Nee”, zei hij, en het was of ik diepe afkeer hoorde, „daar ben ik nooit aan begonnen. Vergis je niet: baarden is een vak apart. Daar zijn barbershops voor, en die jongens zullen het nog moeilijk genoeg krijgen, want hun klandizie neemt af.”
De baardhype is volgens hem over zijn hoogtepunt heen. „Een paar jaar geleden waren bij mij acht van de tien klanten aan de baard, maar dat is minstens gehalveerd.”
Ik keek ervan op. De baard op zijn retour? Ik kon het me nauwelijks voorstellen. Hij sprak toch niet uit baardnijd? Nog elke dag zag ik om mij heen gezichten die ik vroeger alleen maar bloot en bleek had gezien. Ze waren opeens minder vertrouwd voor mij geworden, doordat ik maar niet kon wennen aan de harige woekering die er onverwachts op was ontstaan.
Er blijken eindeloos veel varianten op baardgebied te bestaan. Je hebt, ik doe maar een greep, de Van Dyke baard, genoemd naar de 17de-eeuwse schilder Antoon van Dyck, voor mannen met een smalle kin, de chinstrapbaard die alleen langs de randen van kin en kaak loopt, de Balbobaard – Balbo was een Italiaanse fascist – die de bijbehorende getrimde zwevende snor niet mag raken, en de extended goatee die een mix is van een goatee en een snor met haar tot op de kaaklijn. Ook moet ik mannen met een rond of vierkant gezicht wijzen op de voor hen zeer geschikte Friendly Mutton Chops, waarbij de bakkebaarden verbonden zijn door een dunne snor.
Het mag duidelijk zijn dat het onderhoud van deze haartooien aan een dagtaak grenst, maar dan lijk je ook op een Johnny Depp, Leonardo di Caprio of Lewis Hamilton, die al dergelijke baardstijlen hebben uitgeprobeerd.
„Hoe zou mijn baard eruitzien”, durfde ik even te fantaseren bij mijn kapper.
„Vlassig”, zei hij zonder aarzeling.
Weer een illusie minder.