N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Racistische uitspraken In een livestream op zijn YouTube-kanaal noemde Dilbert-tekenaar Scott Adams zwarte Amerikanen een „haatgroep” en zei hij dat „witte mensen moeten maken dat ze wegkomen van zwarte mensen”.
Honderden Amerikaanse kranten hebben deze week aangekondigd te stoppen met de kantoorstrip Dilbert na racistische uitingen van de maker Scott Adams. Dat melden de desbetreffende kranten, waaronder The New York Times en The Washington Post. De beslissing volgt op een livestream op Adams’ YouTube-kanaal waarin de striptekenaar zwarte mensen een „haatgroep” noemde. De kantoorstrip Dilbert verscheen sinds 1989 in honderden Amerikaanse kranten, zowel landelijk als regionaal.
In zijn dinsdag gepubliceerde video zei Adams over zwarte Amerikanen: „Dat is een haatgroep en ik wil niks met hen te maken hebben.” Daaraan voegde hij toe dat „het nergens op slaat om zwarte Amerikanen te helpen als je wit bent” en dat „witte mensen moeten maken dat ze wegkomen van zwarte mensen”. Adams kreeg al eerder kritiek vanwege extremistische opvattingen en online provocaties. Zo kwam hij in 2019 in het nieuws, omdat hij een schietpartij in Californië inzette als reclame voor een app die hij had ontwikkeld.
De krant The San Francisco Chronicle zette in oktober al een punt achter de publicatie van Adams’ strips, na onder meer grappen over tot slaafgemaakten en homomannen. Hoofdredacteur Emilio Garcia-Ruiz zei daarover dat de strip „van hilarisch naar kwetsend” ging. Nederlanders konden de dagelijkse strip in het verleden lezen in De Financiële Telegraaf en kantoorvakblad Intermediair. Nadat die laatste in 2012 ermee stopte, konden Nederlandse Dilbert-liefhebbers hun striphonger nog stillen met onder andere kalenders en boeken.
Een nachtmerrie, noemt de politie het zelf: van alle 62.000 politiemensen werden namen, e-mailadressen en functies deze week buitgemaakt door een hacker. Vooralsnog lijkt het erop dat er geen privé of onderzoeksgegevens zijn gelekt. Maar hoe kwamen kwaadwillende hackers binnen bij een organisatie als de politie? En hoe erg is dat?
Hoe de hackers binnen zijn gekomen, is niet duidelijk. Dave Maasland, directeur beveiligingsbedrijf ESET, denkt dat toegang mogelijk is verschaft via een account van een medewerker die op een phisingmail is ingegaan. Zeker is het niet. Het kan volgens hem ook een slimme hacker zijn, die zich al dan niet in Nederland bevindt. „Er kunnen zelfs buitenlandse overheden achter zitten.”
Is de politie zo lek als een mandje? Dat zou ik niet zeggen, zegt Maasland. „Maar cyberveiligheid voor een organisatie als de politie is complex. Ze moeten zich wapenen tegen verveelde tieners, tegen de georganiseerde misdaad en tegen hacks vanuit het buitenland, waar vaak met veel expertise wordt gewerkt. Je kan wel concluderen dat ze zich beter moeten beveiligen.”
Lijst met contactpersonen
De politie deelt zo weinig informatie over de hack dat de ernst zich lastig laat inschatten, zegt cybersecurity expert Rickey Gevers. Op basis van de informatie die nu bekend is, lijkt een business email compromise (BEC) het meest waarschijnlijk, denkt hij. Dat is een vorm van cybercriminaliteit waarbij een kwaadwillende hacker een mailbox binnendringt en de lijst met contactpersonen down- loadt. Het doel daarvan is overtuigende phisingmails te produceren of moeilijk van echt te onderscheiden nepfacturen versturen.
Een BEC-aanval gebeurt heel vaak, zegt Gevers. Zijn bedrijf Responders staat bedrijven bij die doelwit zijn geworden van een hack. Vaak gaat dat om een BEC-aanval. Precieze aantallen zijn er niet omdat lang niet alle bedrijven naar buiten brengen dat ze slachtoffer werden. Voor cyberexperts is het redelijk makkelijk te achterhalen of het om een BEC-aanval gaat, of om een aanval specifiek gericht op een specifiek bedrijf, in dit geval de politie, zegt Gevers.
Stagiair bij de groenteboer
Goede cyberbeveiliging is voor iedereen belangrijk maar voor sommige organisaties nóg belangrijker, zegt Maasland. „Ben je een kleine MKB-organisatie dan moet je de beveiliging anders inrichten dan een advocatenkantoor. Bij een groentenboer is het niet zo heel erg als de stagiair bij alle adresgegevens kan. Voor een groot advocatenkantoor is het misschien niet handig als elke stagiair alle adresgegevens kan downloaden.”
Belangrijk is ervoor te zorgen dat ze niet verder komen. Dus niet in de woonkamer. Niet in de slaapkamer. En zeker niet bij de kluis
Binnen zulke organisaties moeten veiligheidsexperts opereren alsóf ze gehackt zijn, zegt Maasland. „Ze moeten dagelijks bezig met het opsporen van de hacks, met het blussen van digitale branden.” Binnenkomen is voor een hacker eigenlijk nooit een probleem, legt hij uit. Net als bij een gewone diefstal lukt dat als je echt wil. Ze forceren een deur of tikken een ruitje in. Zo komt een hacker relatief makkelijk binnen bij de administratie-afdeling waar medewerkers de hele tijd bezig zijn bijlages in mails te openen. Maasland: „Belangrijk is ervoor te zorgen dat ze niet verder komen. Dus niet in de woonkamer. Niet in de slaapkamer. En zeker niet bij de kluis.”
De ene aanval erger dan de andere
Gevers vindt dat de politie zo helder mogelijk moet zijn over wat er is gebeurd. „Een BEC-aanval is wel heel vervelend maar minder ernstig dan veel andere cyberaanvallen. Dus daarmee kan je al veel onrust wegnemen.” Ook Maasland wijst op het belang van zo goed mogelijk informatie verschaffen. „Agenten willen nu vooral weten: wie, wat en waarom. Zij moeten goed geïnformeerd worden en blíjven, zeker de gevoelige teams. Dat houdt voorlopig niet op. Want mogelijk duiken de gegevens op op het internet. Zeker als ze gecombineerd worden met gegevens uit andere hacks, kan er een vollediger plaatje ontstaan dat gevaarlijk is voor individuele politiemensen. Dan moeten er vervolgstappen worden ondernomen.”
De aanval laat zien dat ook de politie slachtoffer kan zijn, zegt Rejo Zenger, beleidsadviseur bij Bits of Freedom. Dat betekent volgens hem dat de politie voorzichtig moet zijn met burgergegevens en niet meer moet opslaan dan strikt noodzakelijk. „Want nu zijn het gegevens van politiemensen die zijn gelekt. Nog vervelender wordt het als gegevens van verdachten, ooggetuigen of slachtoffers op straat liggen.”
Honderd procent beveiligen bestaat niet, zegt ook Zenger. Wel moeten we als land investeren in het verstevigen van een veilige digitale infrastructuur. Dat gebeurt lang niet altijd, zegt hij, en hij wijst op een Europees voorstel om digitaal seksueel misbruik van kinderen en jongeren tegen te gaan. „Op zich een nobel streven”, zegt Zenger. Maar onderdeel daarvan is de versleuteling van digitale gegevens verzwakken door een achterdeurtje in te bouwen. Dat levert een groot risico op, want het verzwakt het systeem. „Deze politiehack laat zien hoe fragiel de infrastructuur is. We moeten zeker geen maatregelen nemen die die infrastructuur verzwakken.”
Vrijdag liet het kabinet in een kort briefje weten dat het het besluit van het vorige kabinet om alsnog een „afgebakende groep” Afghaanse bewakers naar Nederland te halen, heeft herroepen. Het nieuwe kabinet maakt een „andere afweging”, zo schrijven ministers Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC), Ruben Brekelmans (Defensie, VVD) en Marjolein Faber (Asiel, PVV). Een nadere onderbouwing van het besluit ontbreekt.
Afgelopen week nog poseerde Veldkamp (NSC) in New York tijdens de algemene vergadering van de VN met zijn collega’s Baerbock (Duitsland), Joly (Canada) en Wong (Australië). De vier ministers hadden zojuist aangekondigd de Taliban voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag te zullen dagen vanwege schending van het VN-vrouwenverdrag. „De situatie van Afghaanse vrouwen en meisjes is hartverscheurend”, twitterde Veldkamp.
Maar terwijl Nederland zich inspant voor Afghaanse vrouwen, vissen vele tientallen Afghaanse bewakers die voor Nederland hebben gewerkt en daarom mogelijk gevaar lopen, achter het net. Opvallend, omdat coalitiepartijen VVD en NSC vorig jaar nog vóór een motie van Kati Piri hadden gestemd die het kabinet opriep zich over de bewakers te bekommeren. NSC-leider Pieter Omtzigt was eerder buitengewoon kritisch over de behandeling van lokaal Afghaans personeel en maakte zelfs een vergelijking met de aan de Serviërs overgeleverde tolken in Srebrenica.
Chaotische afwikkeling
Kati Piri heeft inmiddels aangekondigd een spoeddebat aan te zullen vragen: „Ik laat het hier niet bij zitten.” Daarmee wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de slepende en chaotische afwikkeling van de Nederlanse militaire aanwezigheid in Afghanistan (2002-2021). Al ruim vóór de val van Kabul en de westerse nederlaag had de Tweede Kamer erop aangedrongen alle tolken die voor Nederland hadden gewerkt, in veiligheid te brengen. Dat ging moeizaam, want het ministerie van Defensie had geen goede administratie bijgehouden.
Toen de Taliban op 15 augustus 2021 Kabul veroverden, kwam een chaotische evacuatie op gang – niet alleen van tolken, maar (op aandringen van de Kamer) ook van vele ándere lokale medewerkers, zoals ambassadepersoneel en medewerkers van NGO’s. In totaal 1860 Afghanen konden in veiligheid worden gebracht voordat de VS de reddingsoperatie abrupt beëindigden. In de maanden daarna kwamen er nog eens 2.764 mensen naar Nederland. Grote groepen Afghanen vielen echter buiten de boot. De zogeheten Afghan Security Guards (ASG’s), die Nederlandse bases in Uruzgan hadden bewaakt, konden in veel gevallen niet rekenen op ‘overbrenging’ naar Nederland – terwijl ze soms wel gevaar liepen. Uit onderzoek van NRC bleek vorig jaar dat er inmiddels vijftien voormalige bewakers zijn vermoord. Een onderzoekscommissie onder leiding van oud-topambtenaar Maarten Ruys die de evacautie uit Kabul evalueerde, concludeerde vorig jaar dat Nederland niet goed had nagedacht over welk lokaal personeel zou moeten worden geëvacueerd. De commissie Ruys hekelde daarbij de onduidelijkheid over de status van de bewakers.
27 miljoen euro
Het kabinet-Schoof is echter onvermurwbaar – en daarbij spelen financiële afwegingen een belangrijke rol. Volgens het ambtelijke advies dat naar de Kamer is gestuurd, wilde het demissionaire kabinet Rutte IV 48 voormalige beveiligers van de Nederlandse ambassade en 145 Afghan Security Guards met hun gezinsleden naar Nederland halen: een groep van ongeveer 965 personen. Hiermee, zo becijferden de ambtenaren, waren jaarlijkse kosten van zo’n 27 miljoen euro gemoeid. Volgens de ambtenaren zou de groep ook groter kunnen worden: uit een inventarisatie van Defensie blijkt dat er in totaal 914 Afghan Security Guards voor Defensie hebben gewerkt. Het totale aantal Afghanen dat een beroep zou kunnen doen op asiel – bewakers plus kerngezin – zou daarom wel eens kunnen oplopen tot 4.640 personen, aldus de nota.
Of het deze aantallen zijn die het kabinet heeft doen besluiten om behalve „schrijnende gevallen” geen bewakers meer op te nemen, is niet duidelijk. Dat de komst van duizenden Afghanen op weinig steun van de PVV kan rekenen, lijkt echter vast te staan. Afgelopen week maakte partijleider Geert Wilders bekend dat de PVV vasthoudt aan het plan om noodwetgeving in te zetten tegen de door het kabinet uitgeroepen ‘asielcrisis’ – ondanks bezwaren van een groot deel van de Kamer en regeringspartij NSC. Wilders dreigde zelfs met een kabinetscrisis als NSC niet zou instemmen. In dit klimaat lijkt er in het kabinet even weinig begrip te zijn voor het lot van Afghaanse bewakers.
Volgens Kati Piri is dit echter geen reden de Afghaanse bewakers aan hun lot over te laten. „Migratie is een splijtzwam in de Nederlandse politiek, maar er is altijd een brede consensus geweest dat we onze ereschuld aan Afghaanse oud-medewerkers moeten inlossen”, schrijft het Kamerlid in een reactie. Piri refereert fijntjes aan de procedure die Nederland heeft aangespannen voor het Internationaal Gerechtshof: „Alle zorgen over het lot van Afghaanse vrouwen en de wreedheid van de Taliban zijn holle woorden als het kabinet zelfs onze eigen oud-medewerkers (…) aan hun lot overlaat.” Jan Paternotte was directer en concludeerde op X dat minister Veldkamp „door de mand” was gevallen.
Nederland loopt uit de pas, zegt Annemarie Snels, die zich al jaren inzet voor het lot van de Afghaanse medewerkers: „Andere landen hebben hun bewakers wél opgenomen, juist vanwege het grote risico dat ze lopen.”
Voormalig ASG-commandant Nesar Ahmad Naeemi – inmiddels in Nederland – wijst op het feit dat Australië – de Nederlandse militaire partner in Uruzgan – inmiddels ál zijn Afghaanse bewakers heeft opgenomen. „Zij die voor de Nederlandse strijdkrachten hebben gewerkt, treft helaas een zwaarder lot”, schrijft Naeemi op LinkedIn. „Ondanks alles zullen we de offers die Nederlandse militairen hebben gebracht nimmer vergeten.”
‘We zijn van de ene hel in de andere terechtgekomen”, huilt de 55-jarige Selma Khdouh, zittend op een muurtje in het noorden van de Libanese hoofdstad Beiroet. „Ik kwam hier met mijn familie om half vier ’s nachts aan en heb op straat moeten slapen”, vertelt de vrouw. „Al de hele week draag ik dezelfde kleren, en mijn medicijnen raken op.” Ze schudt met haar leegrakende pillendoosjes.
Sinds Israël zijn offensief tegen Libanon vrijdagmiddag opvoerde door de zuidelijke delen van de hoofdstad zwaar te bombarderen, zijn duizenden mensen uit zuidelijke wijken op de vlucht geslagen. De bombardementen duurden de hele avond, nacht en zaterdagochtend voort en waren in de wijde omtrek van Beiroet te horen.
Wat velen in Libanon lang voor onmogelijk hielden, werd daarbij vrijdagavond werkelijkheid. Bij het zwaarste Israëlische bombardement dat Libanon sinds de oorlog in 2006 meemaakte, werd Hezbollah-leider Hassan Nasrallah gedood. Bij de aanval, waarbij het Israëlische leger naar eigen zeggen meer dan tachtig bommen afwierp op een drukke volkswijk, zijn waarschijnlijk tientallen doden gevallen en raakten zeker nog eens tientallen mensen gewond, aldus cijfers van het Libanese ministerie van Volksgezondheid. Nasrallahs dood werd na meer dan een halve dag radiostilte door Hezbollah op zaterdagmiddag bevestigd via een persbericht van de sjiitische gewapende groep.
Bivakkeren in plantsoentjes
Vooral het centrum en de volkswijken zijn zaterdagochtend- en middag chaotisch. Auto’s staan soms twee of drie rijen dik geparkeerd, overal lopen mensen op straat te zoeken naar een onderkomen, eten en drinken, huilend aan de telefoon of radeloos voor zich uit starend.
Hele families liggen en zitten in plantsoentjes, op speelpleintjes en op de trappen van de Mohammad al Amin-moskee of zoeken de schaduw op onder bomen. Het gezoem van Israëlische surveillancedrones is overal in de stad te horen.
Het is voor veel ontheemden de tweede keer in een week dat ze hun huis halsoverkop hebben moeten verlaten. Op maandag vertrok bijvoorbeeld de familie-Khdouh uit Nabatieh, een stad in het zuiden die sinds maandag hevig onder vuur ligt, naar Beiroet. „Overal om ons heen werd gebombardeerd. Het is nergens veilig, ook niet in Beiroet.”
Fatima zit met vijftien familieleden, onder wie veel kinderen, aan de achterkant van de moskee. Ook zij zijn vannacht uit de zuidelijke, sjiitische wijk Dahieh gevlucht, toen die zwaar werd gebombardeerd. „We hebben geen plan, we hebben geen familie elders die ons op kan vangen. De overheid helpt op geen enkele manier, en zelfs organisaties kunnen wij niet bereiken. We hebben alleen eten en water gekregen van mensen op straat. Alles wat we hebben zijn wat kleren en geld.”
Iedereen is wanhopig op zoek naar een slaapplek. Mensen in Zuid-Beiroet, en ook elders in de hoofdstad, hebben vrijdagnacht geen oog dichtgedaan vanwege de bombardementen. Nergens is het meer veilig, vreest iedereen. Maar vrijwel alle hotels en appartementen zijn inmiddels bezet. Degenen die vannacht pas vluchtten, zijn te laat.
Syriërs keren huiswaarts
Even verderop, in een al jaren leegstaand en verlaten winkelcentrum in hartje Beiroet, lopen honderden mensen rond. Van sommige winkelpanden worden de luiken omhooggetrokken om de lege vloeren schoon te kunnen schrobben met een dweil en matrassen neer te leggen.
Hoewel lokale burgerinitiatieven hun best doen om iets van hulp te bieden aan de duizenden vluchtelingen, is die solidariteit lang niet overal terug te zien. Een gezin uit Zuid-Beiroet dat tegen het hek van een stadspark staat te wachten, zegt dat ze vanochtend vroeg het park zijn uitgezet door een bewaker. „Ze zeiden niet waarom, alleen dat we hier weg moesten gaan. Terwijl we de hele nacht geen oog dicht hebben gedaan, ik wil dat mijn kinderen even kunnen slapen”, zegt Mohammed Slim.
Op de hoek van een klein parkje staan tientallen Syriërs bij busjes die worden volgeladen. „Iedereen hier gaat terug naar Syrië”, zegt een van de chauffeurs. „Ze gaan naar Deir Ezzor, zelfs naar Idlib, als ze maar niet hier hoeven te blijven. Sommigen moeten misschien het leger in, maar alles beter dan een verwoestende oorlog hier.” Afgelopen week staken volgens cijfers van de VN en de Libanese autoriteiten al tienduizenden Syriërs en Libanezen de grens met Syrië over.
Deze zaterdagochtend is de dood van Hezbollah-leider Nasrallah alleen nog opgeëist door Israël – en nog niet door zijn strijdgroep zelf bevestigd. Libanezen uit Dahieh en andere zuidelijke wijken willen er daarom niet op reageren. „We weten het niet zeker, we kunnen niet vertrouwen wat Israël zegt. Eigenlijk geloof ik het niet”, aldus Fatima. „De enige op wie we vertrouwen is God.”
Lees ook
Geliefd wegens zijn verzet tegen Israël en meedogenloos voor politieke tegenstanders
Wat de dood van Nasrallah zal betekenen voor het huidige conflict is voor iedereen de grote vraag. Na de bevestiging van het nieuws door Hezbollah zijn verspreid in de stad geweerschoten te horen. Op verscheidene plekken worden ook al rouwmarsen en herdenkingsdiensten georganiseerd.
Yahya al Shaer, die met zijn ouders en drie zussen op de trappen van een moskee zit, hoopt dat andere landen verder aandringen op een staakt het vuren. Als Nasrallah inderdaad dood blijkt te zijn, vreest hij het ergste. „Als dat waar is, dan wordt het een grote puinhoop.”