Column | Je mag een bedrieger missen

Inmiddels hebben mijn vrienden en ik de leeftijd bereikt waarop we niet meer bang zijn voor slippertjes, maar voor affaires. Om ons heen vallen de huwelijken om, wat niet alleen erg verdrietig is maar ook tot nadenken noopt.

Ooit was het makkelijk om een mening te hebben over vreemdgaan. De bedrieger was een monster, de bedrogene moest hem/haar/hen gewoon dumpen, klaar, opgeruimd staat netjes, probleem weg. Maar zo simpel is het in de praktijk zelden, niet alleen omdat er nu vaak ook kinderen, huisdieren of een hypotheek zijn, maar ook nog om iets anders.

Jaren geleden maakte ik het uit met mijn toenmalige partner, nadat hij me maandenlang had doodgezwegen zonder dat ik begreep waarom (en dan is samenwonen echt niet zo leuk meer). Toen mijn vrienden hoorden dat het uit was, zeiden ze van tja, toen jullie de relatie vorig jaar opengooiden dachten wij al dat het op zijn einde liep.

„Hé,” zei ik, „maar we hádden helemaal geen open relatie.”

Hij bleek hun dat te hebben wijsgemaakt. Zodat er geen vragen werden gesteld wanneer hij op feestjes tof stond te doen bij andere meisjes. Ik ontdekte ook dat er al tijden een ander was.

Toen ze dit hoorde, stond mijn omgeving meteen klaar met haar oordeel: hij was een eikel en ik moest hem vergeten. Waar ze niet aan wilden is dat, wanneer je ontdekt dat er achter je rug om een hele relatie werd opgebouwd, je in een soort liminale toestand belandt. Mijn ex splitste zich in twee versies, die allebei verdriet veroorzaakten. Enerzijds was er de persoon die tot deze mate van bedrog in staat was. Anderzijds waren daar ook nog steeds de herinneringen aan iemand met wie ik mooie momenten en reizen had beleefd, met wie ik eigen grapjes, liedjes en gewoontes had.

Wanneer ik deze laatste versie met mijn vrienden en familie probeerde te delen, zeiden ze dat ik last had van het stockholmsyndroom en dat ik hem uit mijn hoofd moest zetten. Ik begreep hun reactie, ze wilden me beschermen. Het zorgde er tegelijkertijd ook voor dat ik er in mijn eentje maar mee moest leren zien om te gaan, in een periode waarin de eenzaamheid al als een verzwaringsdeken om mijn schouders hing.

Laatst zei een vriend, die er onlangs achter kwam dat zijn echtgenote al anderhalf jaar een minnaar heeft, dat hij nu pas de conflicterende gevoelens begreep waar ik indertijd mee worstelde.

„Het is een ambigue soort heimwee”, zei hij zacht.

„Je mag bedriegers missen”, mompelde ik. „Het blijven ook gewoon mensen.”

Herinneringen gutsten uit zijn ogen, stroomden over zijn wangen, kletterden neer op het asfalt.

Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.