Voor wie wel eens langs de lijn heeft gestaan om voetballende kinderen aan te moedigen, biedt de populaire Netflix-serie Voetbalouders honderd procent herkenbaarheid. Dat is meteen ook de belangrijkste kwaliteit van de serie.. De comedy draait om het contrast tussen het ambitieuze fanatisme van de ouders en dat wat er op het spel staat: een groepje kinderen die voetballen voor hun plezier.
Serieleider is Ilse Warringa, die eerder indruk maakte met de bekroonde schoolkomedie De Luizenmoeder. En ja, Voetbalouders lijkt daar sprekend op: een normale moeder (Eva van Gessel) komt in een groep onprettig gestoorde ouders terecht, en moet verbijsterd maar lijdzaam aanzien hoe die ouders over haar en elkaars grenzen heen gaan. Dat leidt tot vele pijnlijke, gênante scènes.
Zoals Warringa in De Luizenmoeder zelf schitterde als Juf Ank, zo is ze nu het middelpunt als de enthousiaste hippiemoeder Marenka, die door de andere moeders wordt geïntroduceerd als: „hysterische moeder, tandvlees, rode vlechtjes’’. Haar cringy, uitbundige gedrag en haar blindheid voor wat anderen daarvan vinden, wekt torenhoge ergernis. Maar zij is de enige die bereid is om het team te leiden, met alle rotklusjes van dien, dus wordt ze gedoogd. Ook de kijker mag zich lekker ergeren, totdat hij beseft dat Marenka het enige personage is met een goede inborst. En de enige die in staat is om het belang van voetbal te relativeren.
Luizenmoeder-equivalenten
Hoewel je achter sommige rollen moeiteloos de Luizenmoeder-equivalenten herkent, is de cast wel grotendeels anders. Het duo bullebak-vriendinnen wordt nu gespeeld door Mariana Aparicio en Leonoor Koster. Bas Hoeflaak speelt de gedreven trainer die het na een hartaanval rustiger aan moet doen, wat niet lukt. Anders dan in De Luizenmoeder toont deze serie meer dynamiek in de onderlinge verhoudingen – de arrogante vader wordt ook eens op zijn nummer gezet, het dominante duo moet het ook wel eens afleggen tegen Marenka, en de normale moeder komt wat beter voor zichzelf op.
Voetbalouders is zeker vermakelijk, de herkenbaarheid is groot, de acteurs zijn uitstekend. Maar verder is het niet zo’n goeie comedy. Niet geestig en verrassend genoeg. De serie eindigt met een grote vechtpartij. Net als in echte amateurvoetbal waar geregeld scheidsrechters worden bedreigd en mishandeld. De afgelopen maanden was het raak in onder meer Veldhoven, Helmond, Alphen en Lisse. Het voetbalgeweld in de serie blijft zonder consequenties. Is dat om te lachen? Beetje wrange ontknoping voor een luchtige comedy.
Hoe lopen de maatschappelijke scheidslijnen in Nederland? Tussen mensen met een hoge en een lage kwaliteit van leven? Tussen progressieven en conservatieven? Mensen met veel en weinig vertrouwen in de democratie?
Bij al dit soort tegenstellingen zijn regionale verschillen nauwelijks van belang, concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Van een duidelijke tweedeling tussen bijvoorbeeld de Randstad en grensregio’s is geen sprake. En ook bij fijnmazigere regio-indelingen kwam het SCP alleen kleine tot matige tegenstellingen tegen.
Veel belangrijker is de sociale klasse waartoe je behoort. Die kan veel beter je levenshouding, je kwaliteit van leven en je politieke voorkeuren voorspellen dan je woonplaats.
Twee jaar geleden schreef het SCP al dat Nederland uit zeven sociale klassen bestaat. En dat de verschillen tussen deze klassen groot zijn. Mensen in de onderste klassen hebben over het algemeen slechtere baankansen, minder vrienden en een slechtere gezondheid dan mensen in de hoogste klassen.
Een ‘elitenaam’ als Charlotte of Roderick kan al een voordeel geven, omdat het beïnvloedt hoe anderen jou zien en behandelen
Voor dit nieuwe rapport (Verdeeld over het land) wilde het SCP weten hoe deze klasse-verschillen zich verhouden tot regionale verschillen. En ook: zijn woonplaats en sociale klasse goede voorspellers van hoe mensen naar zichzelf kijken, hoe hun leefwereld eruitziet en wat hun maatschappelijke opvattingen zijn? Woonplaats blijkt dus veel minder bepalend dan sociale klasse.
Of mensen bijvoorbeeld progressieve of conservatieve opvattingen hebben over onderwerpen als Europa, klimaat en migratie, kan voor hooguit 4,7 procent worden verklaard door de regio waar zij wonen. De overige ruim 95 procent wordt verklaard door individuele verschillen. De voorspellende waarde van de sociale klasse is meer dan twee keer zo groot: 11,5 procent.
Bij het ervaren van een slechte levenskwaliteit is het verschil nog groter. Hiervoor bekeek het SCP of mensen ontevreden zijn met hun leven, slecht slapen, roken en krap bij kas zitten. Zo’n slechte levenskwaliteit kan voor ruim 20 procent verklaard worden door de sociale klasse van mensen, en voor hooguit 1,7 procent door hun woonplaats.
‘Landelijke oplossing nodig’
Hogere sociale klassen ervaren een betere levenskwaliteit en zijn progressiever over culturele onderwerpen. Tegelijk zijn zij rechtser over economische thema’s. De laagste klassen zijn respectievelijk conservatiever en linkser.
Dit wil niet zeggen dat regionale verschillen niet bestaan. „Er zijn wel grote verschillen tussen de gebieden met de meest extreme scores”, zegt SCP-onderzoeker Cok Vrooman. In de stad Utrecht wonen bijvoorbeeld meer mensen uit hogere sociale klassen dan in Oost-Groningen. Zuid-Limburg is economisch linkser dan het Gooi. En in Rotterdam hebben meer mensen een slechte levenskwaliteit dan in Breda. Toch is de woonplaats uiteindelijk een slechte voorspeller voor dit soort kenmerken.
Dat is goed te verklaren, zegt Vrooman. „Nederland is een klein, dichtbevolkt land met een goede infrastructuur, sterke sociale netwerken en een hoogontwikkelde verzorgingsstaat.” Dat dempt eventuele scheefgroei tussen regio’s.
Voor politiek Den Haag is de boodschap van het SCP dat ongelijkheid een landelijk probleem is, dat het beste met landelijk beleid bestreden kan worden. Ook benadrukt het planbureau opnieuw dat ongelijkheid méér is dan economische ongelijkheid.
Ook je netwerk, leefstijl, gezondheid en zelfs je voornaam en uiterlijk dragen bij aan je maatschappelijke positie, beschreef het SCP twee jaar geleden al. Een ‘elitenaam’ als Charlotte of Roderick kan al een voordeel geven, omdat het beïnvloedt hoe anderen jou zien en behandelen. Zo is economische ongelijkheid „verstrengeld” met andere ongelijkheden.
Zeven sociale klassen
Het SCP deelt Nederlanders op in zeven sociale klassen, op basis van hoeveel ‘kapitaal’ zij hebben op vier gebieden: economisch (opleidingsniveau, inkomen), persoonsgebonden (gezondheid, uiterlijk), sociaal (mensen met wie je over persoonlijke zaken spreekt, of die je kunnen helpen) en cultureel (muzieksmaak, voornaam, digitale vaardigheden).
De hoogste klasse van het SCP, de ‘werkende bovenlaag’, scoort goed op al deze aspecten. De daarop volgende ‘jongere kansrijken’ zitten economisch in de middenmoot, maar compenseren dat ruimschoots met hun gezondheid, netwerk en digitale vaardigheden. De grootste klasse is de ‘werkende middengroep’.
Een op de zes Nederlanders behoort tot de twee kwetsbaarste klassen: de ‘onzekere werkenden’ en het ‘precariaat’. Zij hebben het financieel het slechtst, zijn het ongezondst en hebben de meeste mentale problemen. Om hun problemen op te lossen, zegt Vrooman, moet er meer gebeuren dan het verhogen van hun inkomen. „Dan kies je de makkelijke weg, terwijl je weet dat het moeilijker is.”
Twee jaar geleden kreeg het SCP als kritiek dat de verschillen tussen sociale klassen vooral verklaard kunnen worden door hun opleidingsniveau. Dat zou het echte probleem zijn. Het planbureau weerlegt die kritiek nu met nieuwe berekeningen: de klasse-indeling kan de leefwereld en opvattingen van mensen óók beter voorspellen dan hun opleidingsniveau.
Welvarende ‘kapitaalstrook’
Hoe is deze boodschap van het SCP te rijmen met nieuwsberichten en politieke zorgen over regionale ongelijkheid? Een van de redenen, zegt Vrooman, is dat het SCP breder kijkt dan economische ongelijkheid.
Op de pagina’s waar het SCP wél alleen naar economische ongelijkheden kijkt, duikt direct een regionale tegenstelling op. Maar niet tussen de Randstad en de rest van Nederland. Het planbureau ontdekte op de kaart van Nederland een welvarende „kapitaalstrook” van de regio Castricum, via Amsterdam en Utrecht, naar Zuidoost-Brabant.
En voor één thema blijkt de woonplaats wel bepalender dan de sociale klasse: regionale onvrede. Deels is dat logisch. Het verbaast niet dat inwoners van Groningen, Zeeland en Drenthe vaker vinden dat de landelijke politiek te weinig oog voor hen heeft. Wat wel opvalt: dit gevoel loopt dwars door alle klassen, van laag tot hoog. Regionale onvrede, concludeert Vrooman, „is redelijk klassenloos”.
Lees ook
SCP: Mensen met laag inkomen leven duurzamer, terwijl rijken zich meer zorgen maken over het klimaat
In een opgeruimd appartement stapt Anna met beheerste pasjes naar de eettafel. Ze steunt op haar rollator, dwergkeeshondje James trippelt achter haar aan. De brede doorgangen hebben geen drempels meer. In de gang staat haar scootmobiel klaar.
Vier jaar geleden liep de 33-jarige vrouw, die om privacyredenen bij haar tweede naam genoemd wil worden, nog moeiteloos. Nu komt Anna haar appartement nauwelijks uit, vertelt ze als ze aan tafel zit. „Ik zie vooral artsen, vriendinnen zie ik bijna nooit meer.” Ze heeft neurologische schade en lijdt aan aanvallen die lijken op epileptische episodes. „Na zo’n aanval heb ik soms tien dagen nodig om bij te komen.”
De neurologische schade hield Anna over aan haar tijd in de vrouwengevangenis Ter Peel in Limburg, waar ze een half jaar zat wegens betrokkenheid bij een drugszaak. Vorig jaar oordeelde de rechter dat de medische dienst ernstig tekort was geschoten in de zorgverlening, en dat de staat aansprakelijk is voor de schade die Anna heeft geleden en nog zal lijden.
Het afgelopen jaar groeide de aandacht voor medische misstanden in detentie. Er zijn al jaren personeelstekorten in de gevangeniszorg en in maart publiceerde vrouwenrechtenorganisatie Bureau Clara Wichmann het misstandenboek Vrouwen gevangen in onrecht uit, met ruim vijftig getuigenissen van (ex-)gedetineerde vrouwen. Schrijnend voorbeeld daarin is de dood van de toen 32-jarige Suzanne de Vries, die onder meer verkeerde medicijnen kreeg. Volgens een medisch deskundige had haar overlijden kunnen worden voorkomen met adequate zorg.
Vanaf 5 juni is op NPO 3 de documentaireserie Dubbel gestraft te zien, die onder meer toont dat mensen in detentie structureel verstoken blijven van adequate medische zorg. De twee vrouwen die voor dit artikel hun verhaal doen, werkten ook mee aan de serie.
Uitstel
Vóór haar arrestatie had Anna haar leven goed op de rails, zegt ze. Na een opleiding arbeidsrecht werkte ze bij internationale bedrijven als sales manager. Wel stond ze onder behandeling bij meerdere medisch specialisten voor wat later endometriose bleek te zijn: een pijnlijke, chronische aandoening waarbij weefsel dat lijkt op baarmoederslijmvlies buiten de baarmoeder groeit.
Anna hield neurologische schade over aan haar tijd in vrouwengevangenis Ter Peel in Limburg.
Foto Jagoda Lasota
Er zou een reeks medische onderzoeken plaatsvinden, maar toen werd Anna aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een drugszaak. De aanleiding was een vakantiewoning van haar moeder, die tijdelijk werd verhuurd aan een man die betrokken was bij de cocaïnehandel. Anna had veel contact met de huurder, maar zegt dat ze aanvankelijk niet wist wat die van plan was. Toen ze vermoedens kreeg was het volgens haar te laat om zich terug te trekken.
Al snel na de arrestatie liep de medische zorg spaak. Alle eerder geplande medische afspraken – waaronder consultaties bij een gynaecoloog en een uroloog – werden afgezegd. Vervoer zou te duur zijn, zeiden de bewakers, de afspraken niet noodzakelijk zolang haar detentie nog liep. „Misschien ga je over twee weken vrijuit”, kreeg ze te horen. „Dan is het zonde van het geld.” Het vonnis waarin de staat aansprakelijk werd gesteld onderstreept dat de afspraken in voorarrest werden uitgesteld. Daarin staat dat werd ingeschat dat de zorg „uitstelbaar” was, en dat daardoor „onvoldoende adequaat” gehandeld werd.
Als je drie maanden vastzit, kan het aanpassen van je bril misschien wachten. Maar wie bepaalt wat uitstelbaar is?
Uitstel van zorg is het gevolg van een botsing tussen twee tegenstrijdige principes binnen het gevangeniswezen, vertelt Lilianne Ploumen, adviseur bij Bureau Clara Wichmann. Wanneer iemand in detentie komt, stopt de reguliere zorgverzekering en neemt de staat de verantwoordelijkheid over. In theorie moet die zorg gelijkwaardig zijn aan buiten de gevangenismuren. Tegelijkertijd geldt: alles wat uitgesteld kan worden, wórdt uitgesteld. „Soms is dat begrijpelijk”, zegt Ploumen. „Als je drie maanden vastzit, kan het aanpassen van je bril misschien wachten. Maar wie bepaalt wat uitstelbaar is? En op basis van welke criteria?”
Taaislijmziekte
Ook een 49-jarige vrouw uit de Randstad die onder meer van witwassen wordt verdacht, had last van deze uitgestelde zorg, in haar geval in de gevangenis in Nieuwersluis. Zij belandde in de cel terwijl ze onder behandeling was voor taaislijmziekte – een erfelijke en progressieve aandoening waarbij slijm in het lichaam te taai is om goed af te voeren. Ze zat vier maanden in voorarrest, inmiddels wacht ze haar strafzaak thuis af. Ze wil niet met naam in NRC en vertelt haar verhaal in het kantoor van haar advocaat Vincent van Biljouw, in Breukelen.
In haar borst zit een klein kastje, net onder het sleutelbeen. Via een slangetje dat rechtstreeks in een ader loopt, krijgt ze medicatie toegediend. „Mijn longen zitten continu vol dik slijm dat ik niet kan ophoesten.” Alles wat blijft zitten, raakt ontstoken. „Inmiddels ben ik meer dan dertig keer geopereerd.” De gemiddelde levensverwachting voor mensen met haar aandoening is vijftig jaar, vertelt ze. „Een gewone verkoudheid is voor mij levensgevaarlijk.”
De vrouw met taaislijmziekte wacht haar proces thuis af. Intussen probeert haar advocaat haar detentieongeschikt te laten verklaren.
Foto Jagoda Lasota
Voor haar detentie slikte ze drie keer per dag zware medicatie en bezocht ze meermaals per week het ziekenhuis. Toch kreeg ze na binnenkomst in het huis van bewaring zes dagen lang geen medische zorg, zegt ze. „Geen arts, geen medicatie, niemand vroeg wat ik had.” Haar medische intake kwam pas op dag zes, ondanks herhaalde verzoeken. „Ze deden niets.”
Poortwachters
Anna heeft een soortgelijke ervaring. Zij kon in de eerste dagen van haar detentie niet bij haar medicatie, ondanks verklaringen van haar huisarts. Toen ze die uiteindelijk kreeg, bleek het de verkeerde. „Ik zei meteen dat de pillen er anders uitzagen,” zegt ze. „Maar ik werd niet geloofd.” Pas toen ze het medicatiezakje in handen kreeg, zag ze wat er fout was gegaan: een verkeerd celnummer. Haar medicijnen waren verwisseld met die van een andere gedetineerde – iemand met hartproblemen.
In Nederlandse gevangenissen bepaalt een penitentiair inrichtingswerker (PIW’er) – bewakers zonder medische opleiding – of een gedetineerde een arts mag zien. Zij verstrekken ook medicijnen. Bij die poortwachtersrol gaat het volgens Ploumen vaak mis. „De straf is dat je je vrijheid verliest,” zegt ze. „Niet dat je moet hopen dat je je medicijnen krijgt.”
Ook de 49-jarige vrouw met taaislijmziekte, die afhankelijk is van dagelijkse antibiotica, kreeg naar eigen zeggen regelmatig verkeerde medicatie. „Ik kreeg de medicijnen van mijn buurvrouw. Ze keken niet eens op het zakje voor wie het was.” En toen ik mijn eigen pillen miste, zeiden ze alleen: ‘morgen weer een dag’.”
De poortwachtersrol van PIW’ers gaat verder dan medicatie alleen. In de avond en het weekend is er vaak geen medisch personeel aanwezig. „Dan moeten PIW’ers zelf beoordelen of een klacht ernstig genoeg is voor ziekenhuiszorg,” zegt Ploumen. „Zij moeten inschatten of iemand bijvoorbeeld is flauwgevallen of een hersenbloeding heeft.”
De straf is dat je je vrijheid verliest. Niet dat je moet hopen dat je je medicijnen krijgt
Tijdens een aanval, veroorzaakt door Functioneel Neurologisch Syndroom (FNS) – een aandoening waarbij het zenuwstelsel tijdelijk uitvalt, die kan ontstaan door langdurige niet behandelde klachten – drukte Anna op de noodknop. Volgens haar kreeg ze geen respons.
„Niet storen, we kijken voetbal”, zouden de PIW’ers hebben geroepen. Ze probeerde zelf naar het toilet te lopen, maar viel en verloor het gevoel in haar benen. „Ze sleepten me uiteindelijk aan mijn armen terug naar bed”, zegt ze.
Zes tot acht uur na de aanval kwam er een arts, schat ze in. Die schrok dat er zo lang was gewacht en oordeelde dat ze onmiddellijk naar het ziekenhuis moest. Daar bleek dat er neurologische schade was ontstaan. De neuroloog adviseerde intensieve revalidatie, maar terug in de gevangenis gebeurde er wekenlang niets, zo staat ook in het vonnis.
Pas na Anna’s vrijlating in novemver kwam de juiste zorg op gang. „Nu ga ik twee keer per week naar de bekkenfysio, drie keer naar een gespecialiseerde fysio, en zie ik meerdere specialisten. Maar de schade is blijvend.”
Sprekersbriefjes
Gedetineerden die medische hulp nodig hebben, moeten daarvoor vaak een zogeheten ‘sprekersbriefje’ invullen – een verzoek dat ze in een brievenbus op de afdeling gooien en dat wordt beoordeeld door een PIW’er. „Als je iets nodig hebt, schrijf je zo’n briefje”, zegt de vrouw met taaislijmziekte. „Ik had dagenlang 40 graden koorts en was al 12 kilo afgevallen – bij mijn aandoening kan zoiets net het laatste zetje zijn.” Haar verzoek werd beantwoord met een thermometer en het advies om haar temperatuur bij te houden. „Ze zeiden: hou het zelf maar bij, dan kijken we over vijf dagen weer. Maar in mijn situatie had ik met spoed een arts nodig.”
Zelf mocht ze haar arts niet bellen. „Dus heb ik mijn advocaat gebeld”, vertelt ze. „Ik zei: jij moet nu de arts bellen, anders overleef ik het niet.” Van Biljouw nam contact op met haar arts in het ziekenhuis. Toen die vervolgens de gevangenis belde, werd ze met spoed opgenomen.
Volgens een arts die de gezondheid van de 49-jarige vrouw voor justitie beoordeelde, moet ze bij complicaties „snel en adequaat” behandeld kunnen worden. Dat schrijft hij in een advies aan justitie dat is ingezien door NRC. Buiten detentie heeft zij al eens „complicaties doorgemaakt, die lethaal [dodelijk] hadden kunnen zijn” als ze niet snel behandeld waren.
Volgens Ploumen laten zulke voorbeelden de kern van het probleem zien. „Medische klachten van vrouwelijke gedetineerden worden niet altijd serieus genomen”, zegt ze. „Daarnaast ervaren veel vrouwen schaamte bij het melden van gendergerelateerde klachten, vooral tegenover mannelijke PIW’ers.” „Daarom is het belangrijk dat er vrouwelijke PIW’ers zijn.”
Mijn leven ís een gevangenis geworden. En niemand neemt verantwoordelijkheid
Die schaamte herkennen de 49-jarige vrouw met taaislijmziekte en Anna. Zo moest Anna eens haar bebloede maandverband aan een mannelijke bewaker laten zien om een extra verband te krijgen. „Heel erg vernederend”, zegt ze. Toen de vrouw met taaislijmziekte na een ziekenhuisopname werd overgeplaatst naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg in Scheveningen, voelde ze zich onveilig. „Ik was daar de enige vrouw”, zegt ze. „We moesten een wit, doorschijnend shirt dragen – zonder beha.”
Een onafhankelijk onderzoek van de Universiteit Leiden bevestigt dat klachten van vrouwen vaak minder serieus worden genomen. In het onderzoek naar sociale veiligheid in vrouwengevangenissen gaven veel geïnterviewden aan zich te generen of zich niet serieus genomen te voelen bij medische klachten. De machtsverhouding tussen gevangenen en personeel en het ontbreken van goed opgeleide zorgverleners worden als risicofactoren genoemd.
Detentieongeschikt
Voor Anna veranderde er iets toen haar advocaat juridische stappen aankondigde. „Er werden eindelijk medisch specialisten ingeschakeld”, zegt ze. „Zij concludeerden dat ik detentieongeschikt ben.” Dat betekent dat de noodzakelijke zorg niet gegarandeerd kan worden, en dat vasthouden neer zou komen op een schending van de mensenrechten.
De rechtbank nam dat oordeel over. De staat had volgens de rechter „structureel gefaald” in de zorgplicht, er werd een schadevergoeding toegekend, die mogelijk verder oploopt. In de aansprakelijkheidszaak oordeelde de rechter bovendien dat Anna al veel eerder als detentieongeschikt had moeten worden aangemerkt. Kort na de verklaring van detentieongeschiktheid werd Anna vrijgelaten, de rest van haar straf hoefde ze niet uit te zitten.
Anna komt haar appartement nauwelijks meer uit. „Ik zie vooral artsen, vriendinnen bijna nooit meer.”
Foto Jagoda Lasota
Ze verhuisde met haar man naar de gelijkvloerse woning waar ze nu, vier jaar later, nog steeds woont. Soms rijdt ze een blokje om met haar scootmobiel, maar meestal blijft ze binnen. Ze is volledig afhankelijk van haar partner – voor katheterisatie, persoonlijke verzorging en hulp bij vrijwel alle dagelijkse handelingen. „Mijn leven ís een gevangenis geworden”, zegt ze. „En niemand neemt echt verantwoordelijkheid.”
Terwijl de vrouw met taaislijmziekte wacht op haar proces, probeert haar advocaat haar ook detentieongeschikt te laten verklaren. Het OM eist een jarenlange celstraf. Ook vanwege de korte levensverwachting van mensen met taaislijmziekte hangt voor haar veel af van de uitkomst van die juridische procedure. „Gevangenisstraf kan voor mij de doodstraf betekenen.”
DJI laat, vanuit het oogpunt van privacy van betrokkenen, weten niet in te kunnen gaan op individuele gevallen.
Op het Mathenesserplein in Rotterdam-West hangt een Nederlandse vlag aan een balkon geknoopt. Een enkeling in de buurt heeft de vlag buiten gehesen om de val van het kabinet te vieren.
Toch heerst op straat vooral politieke apathie. Twee Marokkaans-Nederlandse mannen van middelbare leeftijd zitten op een bankje tegenover de geknoopte vlag. Een van hen reageert verbaasd als de vraag wordt gesteld wat hij van de kabinetsval vindt. Politiek is „niets” voor hem, maar verbazingwekkend vindt hij het niet. „Iedereen is altijd bezig met de macht te pakken. Nu ook weer. Maar het werkt nooit!” Hij gooit lachend zijn handen in de lucht.
Fietsenmaker Richard Zuiderweg (59) zit een paar bankzitjes verderop, en vindt het „politieke spel” hopeloos. „Waarom is niemand het met elkaar eens? Het is alleen maar geharrewar.” Zuiderweg zag eerst wel wat in de plannen van Wilders, maar zijn aanvallende stijl van politiek bedrijven vindt hij niets. De politieke crises hebben zijn vertrouwen in politici tot nul doen dalen. „Het lijkt wel alsof ze elkaar haten.”
Ook voor anderen in Rotterdam-West, inwoners met zowel Nederlandse als met internationale wortels, is de kabinetsval vooral meer van hetzelfde. De politici zijn er niet voor hen, is het sentiment, dus waarom zou je je dan met politiek bezighouden? „Dít is onze politiek”, zegt een man met Kaapverdische roots, die bij het café op de hoek naborrelt na een dag werk in de bouw. Lachend wijst hij op zijn biertje.
Een paar straten verder klinkt geschater van kinderen. Er is een buurtfeest gaande, georganiseerd door de lokale basisschool. Ook daar houden de ouders die NRC sprak zich liever buiten de politiek. Ze verwijzen liever naar hun volwassen dochter, hun echtgenoot of het bestuur van de school.
Bezuinigingen
Aziem Jarmohamed (41), directeur van de school, wil op persoonlijke titel wel iets zeggen over de val van het kabinet. Verbaasd is hij niet, over de val. Wel teleurgesteld, al zou hij het de kabinetsleden niet nadoen. „Deze regering is de stem van het volk, en ga er maar aan staan om iets op te pakken wat anderen hebben laten liggen. Maar regeren is niet hetzelfde als oppositie voeren, en dat zijn ze blijven doen.”
Kies je voor het welzijn van je medemens of voor je eigen gewin?
De val is wél onhandig, zeker voor hem in het onderwijs. Daar hangen hem al jaren bezuinigingen boven het hoofd. „Er wordt bezuinigd op de toekomst”, zegt Jarmohamed. „De plannen voor onderwijs hebben al twee, drie jaar stilgestaan, en dat is rampzalig.”
Die stilstaande plannen voor bezuinigingen op onderwijs zijn nu weer tot nieuwe verkiezingen uitgesteld. „Het is jammer dat we nu weer moeten wachten op een nieuwe regering die het land moet gaan leiden.”
Jarmohamed heeft weinig vertrouwen dat politici, „ook die in het buitenland de laatste tijd”, dat ook werkelijk zullen doen, het land leiden. „Gaat het nou om de mensen in je land, of gaat het de partij erom de grootste te worden? Kies je voor het welzijn van je medemens of voor je eigen gewin?” Volgens de schooldirecteur is het laatste het geval.
Hij wordt onderbroken door een kind dat even gedag komt zeggen en giechelend weer wegstuift.
„Kijk hoeveel nationaliteiten hier op dit plein rondlopen. Meer dan veertig.” Jarmohamed kijkt naar de suikerspin etende, spelende, kletsende, vrolijke menigte op het plein. „En de kinderen gaan allemaal heel netjes met elkaar om. Die zien geen verschil. Ruzies kunnen ontstaan, maar ook dan blijf je respect tonen.”
Zet dat tegenover de manier waarop politici met elkaar omgaan, zegt de directeur. „Als kinderen nu het Jeugdjournaal kijken, en zien hoe de leiders van het land zich gedragen, met die constante crises zonder dat ze nader tot elkaar komen… Dat is toch geen goed voorbeeld voor kinderen. Wij onderwijzers hebben voorbeeldgedrag te laten zien, en leiders van het land al helemaal.”
Lees ook
Bij nieuwe verkiezingen willen ze wel stemmen, maar waarop? Dat wordt ‘een hele puzzel’, zeggen ze in het Drentse Nijeveen