In de afgelopen nacht zijn in Rusland twee bruggen ingestort. Hierbij zijn zeker zeven doden gevallen. Ook raakten tientallen mensen gewond. Afgelopen nacht begaf een viaduct in Brjansk het, waarna een trein ontspoorde doordat vallend puin op de rails terechtkwam. Een deel van het viaduct kwam daarna op de trein terecht.
De directe oorzaak is niet duidelijk. Russische staatsmedia melden dat het viaduct als gevolg van een explosie is ingestort. In de trein zaten 379 passagiers, van wie zeker 47 gewond zijn geraakt. Er zijn inmiddels tientallen hulpverleners naar het gebied gestuurd.
De spoorwegmaatschappij meldt dat er sprake is van sabotage. De Russen beschuldigen Oekraïne. Brjansk ligt in de grensregio tussen Oekraïne en Rusland en is regelmatig het doelwit van drone-aanvallen en beschietingen van Oekraïne. Kyiv heeft nog niet gereageerd op de Russische aantijgingen.
Ook in de regio Koersk, eveneens in de buurt van Oekraïne, begaf een brug het toen daar een goederentrein overheen reed. Voor zover bekend is een van de machinisten gewond geraakt. De Russische autoriteiten hebben een onderzoek geopend naar beide incidenten; waarvan het onduidelijk is of ze verband houden met elkaar.
Demissionair minister-president Dick Schoof probeerde woensdagochtend te redden wat er te redden viel. Wat hem betreft was de kabinetsval onnodig. Nu dat een feit is, deed Schoof een verzoek aan de Tweede Kamer om vier belangrijke thema’s niet controversieel te verklaren – zodat het demissionaire kabinet hier nog mee aan de slag kan.
Wat hem betreft waren dat: de handelsoorlog, de rijksbegroting, nationale en internationale veiligheid en de hersteloperaties van Groningen en de Toeslagen. „Het laatste wat we nu kunnen gebruiken is uitstel en toch zal dit nu op sommige onderwerpen onvermijdelijk zijn.”
Aan coalitiepartijen VVD en BBB ligt het niet, benadrukten ze zelf. VVD-leider Dilan Yesilgöz zei deze woensdag in het debat over de kabinetsval dat ze hoopt dat de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord overeind blijven. „Nederland moet door”, zei ook Caroline van der Plas.
Dick Schoof bij aankomst in de Tweede Kamer, voorafgaand aan het debat over de val van zijn kabinet.
Foto Bart Maat
Maar nu de PVV uit het kabinet is gestapt en het kabinet demissionair is, is allerminst zeker in welke mate het kan doorregeren. Gebruikelijk is dat een gevallen kabinet terughoudend is en vooral ‘op de winkel past’. Alleen met problemen die niet kunnen wachten, kan een demissionair kabinet doorgaans door.
Asielwetten
Officieel moet de Tweede Kamer in commissiedebatten de komende weken vaststellen welke onderwerpen controversieel worden verklaard of niet. Maar op een aantal grote onderwerpen lijkt deze woensdag al genoeg steun, allereerst dankzij de „constructieve” christelijke partijen SGP, CU en CDA.
Deze partijen zijn extra belangrijk, nu deze week een BBB-senator overstapte naar D66. Daardoor zijn voor een rechtse meerderheid of voor een christelijke meerderheid in de Eerste Kamer het CDA en de SGP nodig.
Het meest besproken onderwerp in het debat woensdag: de asielwetten van voormalig minister Marjolein Faber (PVV), die straks door een ander bewindspersoon door het parlement geloodst moeten worden. Hoewel dit een van de meest controversiële wetsvoorstellen betreft, kan het rekenen op genoeg steun voor behandeling. SGP’er Chris Stoffer maakte er zijn missie van om meerderheden te vergaren voor de asielwetten van voormalig minister Faber. Wilders zei ook toe de wetten te blijven steunen.
Ook het CDA wil de wetten van Faber behandelen. CDA-partijleider Henri Bontenbal zei dat zijn partij „constructief in de wedstrijd” zit. Maar dat betekent geen automatische steun, waarschuwde hij. De Raad van State had forse kritiek op de wetsvoorstellen. De partij is mede daarom van plan om verbetervoorstellen voor de asielwetten in te dienen. CDA wil „de populistische route” niet op.
CDA en SGP zien ook graag dat het kabinet verder gaat met defensie, woningbouw en stikstof. „Het demissionaire kabinet moet de ruimte krijgen om deze urgente problemen aan te pakken”, aldus Stoffer. Ook de ChristenUnie benadrukte dat zij defensie-uitgaven graag steunen, en deel uitmaken van de „vrolijke christelijke coalitie”.
Dat de partijen defensie noemen, heeft te maken met de NAVO-top die deze maand wordt gehouden in Den Haag. Daar besluiten NAVO-lidstaten hoeveel aan defensie uitgegeven moet worden. Dat ligt ingewikkelder bij Geert Wilders (PVV) dan de asielwetten. Naar verwachting zal Nederland de komende jaren flink extra moeten uitgeven aan Defensie, op termijn 16 tot 19 miljard euro per jaar. Wilders wilde dat het kabinet evenveel geld zou uitgeven aan mensen met een laag inkomen.
Maar voor het onderwerp defensie heeft het kabinet brede steun in de Kamer, onder andere van oppositiepartij GroenLinks-PvdA. Wat partijleider Frans Timmermans betreft moet dit kabinet verder met onderwerpen van nationale en internationale veiligheid. „We willen vooruit, snel vooruit.”
Lees ook
Burgemeesters hopen na de kabinetsval nu weer verder te kunnen ‘met een nieuw kabinet dat niet voortdurend met zichzelf bezig is’
Campagne
Zo bleek woensdag de kans groot dat de Tweede Kamer besluit de meeste onderwerpen open te laten voor debat. Zo ging dat ook onder Rutte IV, waar het kabinet de facto nog flink doorregeerde tijdens de demissionaire periode. De oude traditie van ‘op de winkel passen’ als demissionair kabinet lijkt de afgelopen jaren al doorbroken, nu steeds meer kabinetten niet hun volledige tijd uitzitten en formatieperiodes lang duren.
Na de val van Rutte IV, bijna twee jaar geleden, heerste in de samenleving een breed gevoel dat het kabinet moest doorgaan, omdat het land al geruime tijd stil leek te staan.
Een andere verklaring die in 2023 na de vorige val genoemd werd: veel politieke partijen willen zich in campagnetijd profileren. Dan is het handig om die onderwerpen op de agenda te houden. Ook nu lijkt dat het geval.
De traditie van ‘op de winkel passen’ als demissionair kabinet lijkt doorbroken, nu steeds meer kabinetten niet hun tijd uitzitten
Het komt de partijen in ieder geval goed uit om te laten zien dat zij dingen voor elkaar willen krijgen. Het verwijt van de oppositie luidt dat Nederland de afgelopen maanden stilstond. Om belangrijke onderwerpen dan controversieel te verklaren, druist lijnrecht in tegen het punt dat veel oppositiepartijen willen maken: laat ons maar regeren, wij lossen wél de problemen op.
Een eerste moment waarop oppositiepartijen hun stempel kunnen drukken op het beleid (of ongewenste plannen aan te passen) is de behandeling van de Voorjaarsnota, volgende week. De Tweede Kamer kan zoeken naar mogelijkheden om de plannen aan te passen en alvast een voorschotje nemen op de te maken Miljoenennota in augustus en september.
Ook de overige coalitiepartijen NSC, BBB en VVD benadrukken dat de kabinetsval aan hén niet gelegen heeft. Zij maken graag een punt van het voorkomen van bestuurlijke „stilstand”.
De huidige samenstelling van de Tweede Kamer kan ook voelen als een laatste kans. Zo verkondigde Yesilgöz de periode tot de verkiezingen te willen gebruiken om „rechts beleid” door te zetten, zei ze dinsdag in verschillende tv-programma’s.
Lees ook
De dag dat het kabinet viel: Wil je mij weg hebben, vraagt Fleur Agema aan Dick Schoof
Mensen met huisdieren waren tijdens de coronapandemie gemiddeld niet gelukkiger dan mensen zonder huisdieren. Dat schrijft een team Amerikaanse onderzoekers in Personality and Social Psychology Bulletin (juni), op basis van onderzoek onder enkele honderden mensen (ruim 80 procent vrouwen) die in 2020 een paar keer online een vragenlijst invulden over liefde in tijden van covid. De deelnemers kwamen vooral uit de Verenigde Staten, Spanje en Canada (en nog 2 procent Nederlanders). Iets meer dan de helft van hen had huisdieren. Het soort huisdier (hond, kat, anders) hing niet samen met welbevinden, het aantal huisdieren evenmin, en het karakter van de eigenaar of hoe gehecht ze aan hun dieren waren deed er ook niet toe.
Wél noemden mensen met huisdieren veel meer voordelen dan nadelen van huisdieren op, in antwoord op de open vraag hoe het hebben van huisdieren hen al dan niet had geholpen tijdens de pandemie. De beestjes waren altijd zo lief en troostrijk in de buurt, ze verminderden stress en somberheid, het was zo leuk om naar ze te kijken, het aaien stilde de huidhonger, het was fijn om met de hond te kunnen wandelen en (afstand houdend) andere hondenmensen te spreken, en het was ook prettig dat de dieren niet beseften dat er een pandemie was. Jammer dat ze je soms uit je concentratie halen, troep maken en verdriet veroorzaken bij ziekte en dood, maar de huisdieren waren toch vooral een bron van vreugde.
Alleen waren hun menselijke huisgenoten dus niet meetbaar gelukkiger.
Ongetrouwde mannen en vrouwen
Nou is er natuurlijk best wat af te dingen op dit onderzoek (en dat ga ik straks ook doen), maar het interessante van dit artikel is dat deze resultaten, schrijven de onderzoekers, consistent zijn met heel veel ander onderzoek. „Hoewel huisdieren mensen ogenschijnlijk en anekdotisch voordelen bieden op het gebied van de geestelijke gezondheid, is bewijs dat huisdierenbezit de geestelijke gezondheid verbetert moeilijk te vinden”, melden ze al in de eerste alinea.
Wat? Maar huisdieren zijn toch zo goed voor mensen?
Nou, dat is dus nog niet duidelijk. Mensen zeggen zelf van wel, er is dus kwalitatief bewijs, maar kwantitatief bewijs ontbreekt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een systematische review uit 2021, gepubliceerd in Veterinary Sciences. Een team van (alweer) Amerikaanse onderzoekers bekeek alle studies die ze vonden waarin het verband tussen huisdierbezit en mentale gezondheid werd onderzocht. In 17 van de 54 artikelen was dat verband positief, in 5 positief en in 13 was er geen verband. In 19 studies was het gevonden verband gemengd: dan waren bijvoorbeeld ongetrouwde vrouwen met huisdieren het minst somber, maar ongetrouwde mannen met huisdieren juist het somberst.
Ongeveer een derde positieve en een derde gemengde studies: dan is het verband nog steeds het vaakst positief, en voelen mensen met huisdieren zich gemiddeld beter dan mensen zonder, kun je denken. Maar het verband tussen huisdierbezit en psychische gezondheid was vaker positief of gemengd naarmate de kwaliteit van het onderzoek lager was. En het onderzoek was daadwerkelijk vaak beroerd. Een derde van de studies scoorde volgens de auteurs van de systematische review een duidelijke onvoldoende, terwijl studies al punten van hen kregen voor de meest basale eigenschappen: als het doel van de studie duidelijk gespecificeerd was, als er een huisdierloze controlegroep was, de steekproef van deelnemers representatief was, de selectiemethode en de demografische eigenschappen werden beschreven, enzovoort. Dat veruit het meeste onderzoek in westerse culturen was gedaan, is natuurlijk ook niet goed, maar daar gingen geen punten voor af.
Placebo-huisdier
Het meest wezenlijke probleem is natuurlijk de vraag: als mensen met huisdieren gelukkiger of minder gelukkig zijn dan mensen zonder huisdieren, kómt dat dan door die huisdieren? De gouden onderzoeksstandaard om zo’n causaal verband te kunnen aantonen, is: een steekproef van mensen kiezen die representatief is voor de groep die je wilt onderzoeken, aan een willekeurig gekozen helft van hen een huisdier toewijzen (en aan de andere helft misschien een placebo-huisdier zoals een robot of een knuffelbeest), en in elk geval ervoor en erna de mentale gezondheid van de deelnemers vaststellen. Zo’n experiment kan om allerlei redenen niet.
Maar in de meeste onderzoeken worden de deelnemers niet eens langere tijd gevolgd: driekwart van de onderzoeken in de review had maar één vragenlijstmoment. De corona-studie in het begin van dit artikel had er weliswaar drie voor geluk en welbevinden, maar er werd maar één keer gevraagd hoeveel en wat voor dieren iemand had en hoe hecht de relatie was. Zo kom je er niet achter of mensen die psychisch al niet zo lekker in hun vel zitten, vaker of minder vaak een huisdier nemen. Je kunt niet statistisch controleren voor de mate van welbevinden vóórdat iemand een huisdier nam. Je weet eigenlijk vrijwel niets. Zóveel in een mensenleven kan geluksgevoelens beïnvloeden.
In 2011 zette Harold Herzog, auteur van het boekSome We Love, Some We Hate, Some We Eat: Why It’s So Hard to Think Straight About Animals (2010), deze problemen, en nog een paar andere, al op een rijtje in Current Directions in Psychological Science. Hij betoogt dat het gezondheids- en gelukseffect van huisdieren al ruim veertig jaar een onbevestigde hypothese is, namelijk sinds een spraakmakend onderzoek uit 1980 onder 92 mensen die op de hartafdeling in een Amerikaans academisch ziekenhuis waren beland na een hartaanval of pijn op de borst. Van die 92 hadden er 53 een huisdier en daarvan leefden er 50 een jaar later nog (94 procent), terwijl van de 39 huisdierloze hartpatiënten er een jaar later nog maar 28 leefden (72 procent). Die kleine, exploratieve studie bracht volgens Herzog een stroom van onderzoek naar het positieve effect van huisdieren op gang.
In de gewenste richting
Alleen is het effect van huisdieren op mensen, het causale verband, dus niet experimenteel te onderzoeken en zijn de niet-experimentele studies die er zijn vaak ondermaats. Toch proberen veel onderzoekers het positieve effect te vinden: huisdierenonderzoek wordt vaak gedaan door dierenliefhebbers die ervan overtuigd zijn dat huisdieren goed zijn voor mensen, schrijft Herzog (overigens zonder onderbouwing, behalve dat hij zelf ook een liefhebber is). Bevooroordeelde onderzoekers kunnen onbewust hun resultaten in de door hen gewenste richting duwen. Dan wordt het positieve effect van huisdieren overschat.
Een ander probleem is dat studies waarin geen verband wordt gevonden tussen huisdieren en gezondheid of geluk minder kans hebben om gepubliceerd te worden: wetenschappelijke-tijdschriftredacties houden er niet van als er ‘niks’ gevonden wordt. Die studies verdwijnen in een la alsof ze nooit bestaan hebben (het file drawer effect wordt dat genoemd).
Foto Getty Images
En onderzoeken waarin een negatief verband tussen huisdieren en gezondheid of geluk wordt gevonden krijgen volgens Herzog te weinig media-aandacht, zoals een onderzoek uit 2009 onder ruim vierhonderd mensen die op een Australische hartafdeling waren opgenomen. Huisdierbezitters onder hen hadden twee keer zo veel kans op een depressie in verband met hun hartproblemen (14 procent) dan mensen zonder huisdieren (7 procent) en meer kans (22 procent) om binnen een jaar later opnieuw opgenomen te worden of te sterven dan huisdierlozen (14 procent). Maar daar hoorde je volgens Herzog niemand over, omdat mensen liever lezen (en schrijven) over de positieve effecten van huisdieren, waar mensen met huisdieren zelf ook in geloven.
Herzog noemt een onderzoek uit 2009 onder patiënten met chronischevermoeidheidssyndroom. Op gestandaardiseerde gezondheidsvragenlijsten hadden patiënten met en zonder huisdier even lage scores, maar mensen schreven zelf hun huisdieren allerlei gezondheidsvoordelen toe, vooral psychische. Net als in de corona-studie uit het begin van dit artikel geloofden mensen ten diepste dat hun huisdieren goed voor hen waren, maar dat valt maar niet consistent uit onderzoek te krijgen.
Huisdieren bieden piekmomenten in het leven. Met kinderen speelt iets vergelijkbaars
Maar voelen die mensen het dan verkeerd? Proberen ze misschien onbewust voor zichzelf goed te praten dat ze een huisdier hebben genomen dat zorg eist en soms lastig is, of ziek (in jargon: proberen ze de cognitieve dissonantie die ze daarover ervaren te verminderen)? Of schiet het onderzoek vooralsnog tekort? Het zou bijvoorbeeld ook kunnen dat vragen naar algemeen welbevinden of gezondheid ongeschikt zijn om vast te stellen wat mensen precies aan huisdieren hebben. Een (alweer) Amerikaans onderzoek uit 2021 vroeg meer dan dertienduizend 50-plussers van uur tot uur wat ze precies deden op een dag en hoe betekenisvol en gelukkigmakend elke activiteit was, en spelen met huisdieren scoorde daarin gemiddeld het hoogst. Misschien is dat wel wat mensen fijn aan hun huisdieren vinden: die bieden piekmomenten in hun leven.
Dat doet denken aan onderzoek naar kinderen en geluk. Daar speelt iets vergelijkbaars: ouders zéggen zelf meestal dat hun kinderen hen zo gelukkig maken, terwijl uit onderzoek vaak blijkt dat jonge ouders zeker de eerste paar jaar na het krijgen van een kind juist wat ongelukkiger worden over hun leven en hun relatie, gemiddeld ongelukkiger dan kinderloze leeftijdsgenoten. Kinderen kunnen positieve emoties opwekken, maar ook negatieve: zorgen over hun veiligheid en gezondheid, slaapproblemen, financiële problemen, stress, drukte. En het effect van negatieve emoties op levensgeluk is over het algemeen groter dan dat van positieve emoties. Dieren kunnen net als kinderen een bron van zorg zijn. En ze leven ook nog minder lang.
Dus maken huisdieren mensen gelukkiger en gezonder? Zeker is dat mensen met huisdieren dénken van wel. En dat meer onderzoek nodig is naar wie en wanneer wel en niet en hoe dan precies.
Na het dichtdraaien van de geldkraan heeft de Amerikaanse president Trump een nieuw wapen gevonden in zijn aanval op door hem betwiste wetenschap. Onderzoek van federale instanties moet voldoen aan een „gouden standaard” van transparantie en publieke verantwoording.
In het nieuwe decreet ‘Restoring Gold Standard Science’, uitgevaardigd op 23 mei, stelt Trump een reeks nieuwe eisen aan wetenschappers die werken voor overheidsinstanties onder federaal toezicht.
Zo moeten onderzoekers data en modellen openbaar maken die ze gebruiken voor studies die effect hebben op „belangrijke beleidsvraagstukken” en op dito „beslissingen in de private sector”. Afdelingshoofden moeten werknemers beschermen die „alternatieve wetenschappelijke opties” willen meewegen.
Dat geeft directeuren en afdelingshoofden die door de regering zijn benoemd grote macht om wetenschappelijke communicatie te sturen en om onderzoekers te berispen.
Het nieuwe decreet heeft protest opgeroepen van wetenschappers die Trump ervan beschuldigen dat hij met het „kapen” van respectabele noties als transparantie de ideologische greep van de overheid op de wetenschap probeert te vergroten. Een protestbrief aan het kabinet en het Congres kreeg inmiddels ruim zesduizend handtekeningen.
Ideologische opvattingen
Volgens Trump heeft de federale overheid in het verleden „bijgedragen” aan het tanende vertrouwen in de wetenschap. Als voorbeeld geeft hij covid-richtlijnen van zijn voorganger Biden voor het sluiten van scholen, terwijl onderzoek al had aangetoond dat het virus niet of nauwelijks werd overgedragen door kinderen. Ook beschuldigt Trump klimaatwetenschappers ervan het publiek voortdurend te confronteren met „hoogst onwaarschijnlijke” worstcasescenario’s.
De ondertekenaars van de open brief vinden dat Trump zich „te kwader trouw” wetenschappelijke taal toe-eigent om een politieke doel te bereiken: het promoten van alternatieve wetenschap die strookt met zijn ideologische opvattingen. Ze wijzen erop dat zijn regering al „misinformatie” heeft verspreid over de effecten van vaccins, „liegt” over de gevolgen van klimaatverandering en „sekse onjuist heeft gedefinieerd als binair”. De procedurele eisen die hij nu stelt zouden hem „politieke controle geven over de nationale wetenschappelijke infrastructuur”.
Het decreet van Trump roept herinneringen op aan de ideologische ‘science wars’ die in de jaren negentig in de Verenigde Staten woedden, disputen over het objectieve karakter van wetenschap en het progressieve en emancipatoire engagement van nieuwe vakken als vrouwenstudies en postkoloniale studies.
Een geruchtmakende episode was de zogenoemde Sokal-hoax (1996), de stunt van natuurwetenschapper Alan Sokal die een artikel over zwaartekracht als sociaal construct geplaatst kreeg in het tijdschrift Social Text. Behoudende academici trokken van leer tegen wat zij zagen als onwetenschappelijke trends, vooral in de sociale wetenschappen. De polemieken werden munitie in de rechtse culture wars tegen linkse maatschappijkritiek die zou worden gepropageerd aan universiteiten.
Boeken en debatten
In die jaren bleef die ideologische aanval op academisch links doorgaans nog beperkt tot het intellectuele domein van boeken en opiniepagina’s, maar met het aan de macht komen van Trump is het offensief overheidsbeleid geworden.
Enkele maatregelen op het terrein van onderwijs en wetenschap, zoals de voorgenomen opheffing van het ministerie van Onderwijs, werd aanbevolen in het omvangrijke ‘Project 2025’ van de Heritage Foundation, de blauwdruk voor een conservatieve revolutie en ontmanteling van federale bureaucratie door een tweede regering-Trump. Dat Project keerde zich ook tegen de „irrationele, destructieve en on-Amerikaanse” covid-maatregelen van Biden.
De afgelopen maanden heeft de regering-Trump behalve de universiteiten een groot aantal federale instanties en afdelingen onder vuur genomen zoals de National Weather Service, de National Science Foundation, de Library of Congress en musea van het Smithsonian Institute in Washington. Rode draad bij de laatsten is dat zij geen „on-Amerikaanse” ideeën mogen verspreiden.
Klimaatwetenschapper Andrew Desller van de Texas A&M University hekelt het ‘gouden standaard’- decreet in The New York Times als „gereedschap om onwenselijk geachte wetenschap weg te werken”. De erosie van Amerika’s wetenschappelijke slagkracht is volgens de klimaatwetenschapper allang niet meer theoretisch maar in volle gang.