
Een Formule 1-race die zo saai en kluchtig was dat zelfs de deelnemers hun excuses ervoor aanboden: dat was de Grand Prix van Monaco afgelopen zondag. Lando Norris won de ruim anderhalf uur durende optocht, waarin welgeteld één keer werd ingehaald, terwijl een plan van de F1-organisatie om de strijd dit jaar spannender te maken, kolderieke taferelen opleverde.
Wat hield dat plan in?
Omdat de Formule 1 op het krappe stratenparcours in Monaco al langer met een inhaalprobleem kampt, leek het wereldautosportbond FIA een aardig idee om de coureurs dit jaar in Monaco verplicht twéé pitstops voor nieuwe banden te laten maken. Normaal gesproken is het in het prinsdom ruim voldoende om één keer banden te wisselen (het verplichte minimumaantal tijdens alle races). Een extra stop, zo was de gedachte, zou meer tactische variatie opleveren. En omdat inhalen in Monaco eigenlijk alleen mogelijk is door de tegenstander met pitstops tactisch af te troeven, zou het pitstopplan dus meer spanning moeten opleveren.
Directe aanleiding was de race van vorig jaar, misschien wel de meest tergende Monaco-editie ooit. In de eerste ronde werd de race stilgelegd wegens een crash. Alle rijders wisselden tijdens die onderbreking hun banden, en hoefden na de hervatting dus geen pitstops meer te maken. Daardoor finishte de complete top tien in de volgorde waarin ze was gestart.
Waarom is inhalen zo lastig in Monaco?
Het volledig door vangrails omzoomde circuit is extreem smal en bochtig. Moderne F1-wagens hebben lange rechte stukken gevolgd door scherpe bochten nodig om in te halen – Monaco biedt exact nul van dat soort plekken.
Daarom is Monaco al decennia het parcours waar het minste wordt ingehaald. Wie niet snel is, moet breed zijn – dat wil zeggen: zijn auto zó pontificaal op de weg positioneren, dat er fysiek letterlijk geen ruimte is om er voorbij te rijden. Zo kon Ayrton Senna in 1992 de veel snellere Nigel Mansell van de overwinning houden.
Waar inhalen in Monaco destijds lastig was, maar soms nog wel haalbaar, is het nu nagenoeg onmogelijk. F1-wagens zijn namelijk groter dan ooit. Vijfenhalve meter lang, ruim een meter meer dan twintig jaar geleden, en zo’n 20 centimeter breder. Het maakt de Grand Prix van Monaco, voor het eerst gehouden in 1929, in feite tot één groot anachronisme, dat op de F1-kalender totaal uit de toon valt tussen de ruim opgezette permanente circuits en moderne stratenparcoursen over brede boulevards.
Monaco staat enkel nog op het programma vanwege de historie en de prestige. En voor de coureurs is Monaco hét adrenalinemoment van het jaar. De kwalificatie althans, wanneer inhalen geen rol speelt en ze simpelweg zo hard proberen te rijden als ze kunnen: met 170 kilometer per uur gemiddeld, en 270 maximaal, racen ze dan door straatjes waar je normaal 50 mag.
Hoe pakte het pitstopplan uit?
Niet zo best. Alle tactische spanning werd uit de race gezogen door de sluwe werkwijze van Williams en Racing Bulls. Beide teams gaven één van hun twee coureurs opdracht expres langzaam te gaan rijden, en zo de rest van het veld op te houden, zodat de ander ervandoor kon rijden om zonder positieverlies zijn pitstops te maken. De rijdende wegblokkades gingen soms wel vier seconden per ronde trager dan gebruikelijk en werden nog steeds niet ingehaald. Dat kan alleen in Monaco.
Op zich was de list van Williams en Racing Bulls de afgelopen jaren al vaker toegepast. Maar door de twee verplichte pitstops was het effect veel erger: de blokkeerders moesten de boel nog langer ophouden, om hun teamgenoten tijd te geven voor niet één, maar twee pitstops.
Zo reden uiteindelijk alleen de eerste vijf coureurs snel in de rondte. Verder vormde het merendeel een slang van (relatief) traag voorthobbelende F1-wagens. Vanaf de negende plek werden alle rijders liefst twee keer op een ronde gezet door de leiders. In de allerlaatste ronde was er pas een inhaalactie: Lance Stroll ging bij het uitkomen van de tunnel voorbij Nico Hülkenberg.
„Excuus aan iedereen die heeft zitten kijken”, zei Williams-rijder Alexander Albon na afloop. Williams-teambaas James Vowles was ook niet trots: hij zei via een appje sorry tegen zijn Mercedes-collega Toto Wolff. Volgens Max Verstappen, die vierde werd, had de race niets meer met de Formule 1 te maken. „Het leek wel Mario Kart. Misschien kunnen we ook met bananen gaan gooien.”
Hoe moet het nu verder met Monaco?
Mercedes-coureur George Russell opperde alleen nog maar de kwalificatie te rijden, en de hele race gewoon te schrappen. „Dat vinden wij het leukst, dat vinden [de kijkers] het leukst. En 99 procent van de mensen hier in Monaco zitten champagne te drinken op hun jacht, dus hen kan het niets schelen.”
Een andere optie, ook nu weer genoemd door Verstappens teambaas Christian Horner, is het aanpassen van het circuit, dat sinds 1929 nauwelijks is gewijzigd. „Er moet gewoon één plek zijn waar je kunt inhalen. […] We komen allemaal graag naar Monaco, maar alles moet op een gegeven moment met z’n tijd meegaan.”
Zulke ingrijpende plannen zullen er niet snel doorheen komen. Een lichtpuntje is dat de auto’s volgend jaar kleiner worden, al zullen de 20 centimeter lengte- en 10 centimeter breedtebesparing ook geen wereld van verschil maken.
Kortom: zeker tot 2031, het jaar waarin Monaco’s huidige contract afloopt, hoort de jaarlijkse slaapverwekkende parade aan de Côte d’Azur erbij.
