Hoe voorkom je dat dit park op Bonaire de zee in spoelt? Twee studenten uit Velp zoeken het uit

Veldwerk doen op Bonaire voor je bachelorstudie – het klinkt als een buitenkansje. En dat is het ook wel, zeggen Casper Dekker (26) en Thijs van Brouwershaven (22) dapper. „Het is supergaaf”, zeggen ze bijna in koor. Maar vaak is het ook afzien, met lange zware dagen in een dor heet landschap. Ze vertellen erover via een videoverbinding, vanuit een bloedheet veldkantoor. Thijs draagt een tropenhoed, beiden hebben een waterfles bij de hand. „Het is hier nu 32 graden”, grijnst Casper.

Casper studeert bos- en natuurbeheer, Thijs land- en watermanagement, allebei aan Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp. Samen doen ze drie maanden veldwerk in Washington Slagbaai Nationaal Park, een natuurgebied van bijna vijfduizend hectare in het noordwesten van Bonaire. Het park bestaat uit rotsachtig heuvellandschap met zoutpannen en droog-tropisch bos.

Maar het verkeert niet in goede staat. Toen de toenmalige Stichting Nationale Parken Nederlandse Antillen (nu Stinapa Bonaire) het in de jaren 70 aankocht, waren de voormalige plantages grotendeels kaalgekapt en kaalgevreten door duizenden verwilderde geiten. Er groeide nauwelijks meer dan cactussen en doornstruiken. Sindsdien werkt Stinapa er aan natuurherstel, samen met diverse partners. Het park wordt stapsgewijs ‘geitvrij’ gemaakt en de oorspronkelijke vegetatie wordt hersteld.

Thijs van Brouwershaven doet grondboringen.
Casper Dekker brengt de bedekkingsgraad in kaart.

Foto’s Casy Roosje/Stinapa

„Maar er is veel erosie in het park”, vertelt Thijs. „Als het regent, spoelen er grote hoeveelheden sediment naar zee, waar het de mangroven en de koraalriffen verstikt. En in het regenseizoen zijn de toegangswegen vaak onbegaanbaar en moet Stinapa het park sluiten voor bezoekers.” Stinapa wilde daarom graag een plan maken voor herstel van het bodem- en watersysteem, en riep de hulp in van onderzoekspartners. Jan van der Ploeg, lector inclusief natuurbeheer in Velp en voormalig directeur van Stinapa, zag daarin een mooie kans voor zijn studenten. Casper: „Zo kwamen wij hier terecht, twee maanden geleden.”

Wat onderzoeken jullie precies?

Casper: „Ik doe vegetatieonderzoek. Ik breng op verschillende plekken in het park de bedekkingsgraad in kaart en doe vegetatieopnames: ik beschrijf welke soorten ik aantref. Nou ja, niet alle soorten, dat zou te veel tijd kosten. Ik kijk alleen naar de dominante soorten.”

Thijs: „Ik onderzoek op die plekken de bodem, om bodem en vegetatie met elkaar in verband te kunnen brengen. Ik doe grondboringen en onderzoek dan de bodemsamenstelling. Onze gegevens kunnen we invoeren in een model waarmee je de erosie kunt berekenen op basis van de neerslag, de vegetatie, de bodem- en de hoogtekaart. Dat model bestaat al, maar er ontbreken nog heel veel veldgegevens. Daar helpen wij bij.”

Hoe gaan jullie te werk?

Thijs: „We onderzoeken vooral de ‘rooien’: drooggevallen beekbeddingen. Daarvan karteren we zo’n drie- tot vierhonderd meter per dag. Ik doe elke vijftig meter boringen, Casper karteert elke honderd meter een vegetatieplot van tien bij tien meter. In de komende maand hebben we nog acht à negen kilometer te gaan.”

Casper: „De eerste maand moesten we een beetje op gang komen. Ons plan finetunen, onszelf wegwijs maken in het park, wennen aan het landschap en het klimaat. Het is hier veel heter dan in Nederland, altijd boven de 30 graden, en de vegetatie is een stuk…”

Thijs: „…pijnlijker.” Ze schieten allebei in de lach.

Casper: „Je krijgt voortdurend stekels in je benen. Dat is wel even wennen.”



Waarom specifiek die rooien?

Casper: „Die rooien zijn nooit eerder op dit niveau in kaart gebracht, terwijl juist daarin intensieve erosie plaatsvindt. Maar de reden is ook praktisch. In die rooien kun je je tenminste nog een beetje voortbewegen. In de rest van het park staan overal doornstruiken en cactussen.”

Thijs: „En giftige planten.”

Is het eigenlijk wel leuk daar?

Casper: „Jazeker.” Weer lachen ze. „Soms is het afzien, maar over het algemeen hebben we het heel leuk.”

Thijs: „Soms hebben we er even genoeg van, aan het eind van een lange dag, of als er weer een doorn in je been zit. Maar het is een ervaring voor het leven. Het landschap is hier zó mooi. En de mensen van Stinapa zijn heel hulpvaardig.”

Casper: „We zien allemaal kleurrijke vogels, zoals flamingo’s en kolibries. Verschillende soorten hagedissen, iguana’s. Gisteren had ik nog een schorpioen op mijn hand, daar was ik iets minder blij mee.”

Gisteren had ik nog een schorpioen op mijn hand, daar was ik iets minder blij mee

Casper Dekker
student bos- en natuurbeheer

Thijs: „Slangen zijn hier gelukkig niet, wel heel veel muggen.”

Casper: „Meestal zijn we aan het werk, zes dagen per week, maar we hebben soms ook wel tijd om de rest van het eiland te bekijken. De mangroven zijn prachtig, de koraalriffen…”

Thijs: „En we hebben laatst een lokale schoolklas een dag mee het veld in genomen. Dat was echt heel leuk.”

En, komt er al iets uit jullie onderzoek?

Thijs: „Het is nog een beetje te vroeg om daar iets over te zeggen. We zitten nog midden in de dataverzameling. We gaan de data pas uitwerken als we terug zijn in Nederland. Ik ga ook grondmonsters mee terug nemen, bijvoorbeeld om het gehalte aan organisch materiaal te bepalen en de grondsoorten te classificeren.”

Foto Casy Roosje/Stinapa

Wat gaat er gebeuren met jullie resultaten?

Casper: „Uiteindelijk worden al die data gecombineerd in een GIS-kaart [een geografisch informatiesysteem], die gaat helpen bij het maken van een watermanagementplan voor het park. Er zijn wel manieren waarop je de erosie kunt tegengaan, bijvoorbeeld door herbeplanting of kleinschalige oplossingen, zoals dammetjes, waarmee je het water beter kunt vasthouden op de hellingen.”

Thijs: „Daar gaan wij niet zelf mee bezig. Na de zomer komen er andere studenten, die met onze kaart aan de gang gaan om te helpen een concreet plan te schrijven.”

Denken jullie dat je hiermee verder wilt, qua carrière?

Casper: „Ik weet het nog niet. Ik vind dit een geweldige ervaring, in dit landschap, en ik zie de schoonheid er ook echt wel van in.” Hij formuleert voorzichtig: „Maar ik gedij net wat beter in een iets gematigder klimaat en de vegetatie die daarbij hoort.” Weer schieten beiden in de lach.

Thijs: „Ik wil hierna in Wageningen een master gaan doen. Misschien internationaal land- en watermanagement, dat sluit hier perfect bij aan. Maar er zijn daar nog veel meer leuke masters. Dat onderzoeksgedeelte vind ik heel gaaf.”

Casper: „Ik wil graag meer leren over waterkwaliteit, chemie, drinkwater… maar veldwerk vind ik ook heel leuk. Ik zou wel graag beter willen leren werken met GIS en de software die daarbij hoort. Maar misschien wil ik ook wel gewoon meteen gaan werken en andere dromen najagen.”