Opinie | Achter het noodpakket schuilt een grimmige ideologie

De regering roept burgers op een noodpakket aan te schaffen. Minister David van Weel (Justitie en Veiligheid) noemt als reden dat „we erachter komen dat de wereld drastisch verandert”. Hij doelt dan op de ontwikkelingen rond de oorlog in Oekraïne en de verschuivende loyaliteit van de Verenigde Staten. Op de speciale website denkvooruit.nl staat dat je onder meer een zaag, kaarsen en kopieën van je rijbewijs in het noodpakket moet stoppen.

Het is op zich geen gek idee: je weet nooit wat er kan gebeuren, dus als iedereen wat basisdingen heeft, kunnen we een onvoorspelbare situatie het hoofd bieden – een situatie zoals die zich bijvoorbeeld deze week nog voordeed met de stroomuitval in Spanje en Portugal.

Het advies is ook bevreemdend in zijn beperktheid. Bij alle vormen van onverwachte acute nood die je kunt voorstellen (zoals extreem weer, een aanslag, een cyberaanval of, met enige verbeelding, wanneer de tanks van Poetin bij Oldenzaal het land binnenrammelen) is het idee van thuis afwachten zonder wifi en licht wel een heel aparte vorm van noodgedrag.

Mark Levels en Jeanette de Weert, veteraan en officier bij de landmacht, waren in hun opiniestuk (NRC, 20/3) al duidelijk: „Met wat water en een knijpkat zijn we er niet”. Ze vinden dat we moeten investeren in een weerbare samenleving, en constateren dat het ons ontbreekt aan allerlei noodzakelijke voorwaarden. „Het vertrouwen in onze overheid is laag, de samenleving is sterk gepolariseerd, cruciale instituties zijn door decennia van bezuinigingen uitgehold en afgebroken. […] We moeten daarom actief werken aan sterkere gemeenschappen. Aan het bevorderen van verbinding tussen mensen, bijvoorbeeld door bestaande stereotypen te bestrijden en positieve contacten en concrete samenwerking tussen verschillende sociale groepen te bevorderen.”

Rake woorden. Maar het is ook verontrustend dat ze nodig zijn. Het zou toch vanzelf moeten spreken dat we elkaar helpen in geval van nood? Waarom ontbreekt elk idee van gemeenschap of sociaal verband bij de adviezen van de overheid? Is dit een blinde vlek, of een moedwillige keuze om ons niet zozeer als burgers en leden van een samenleving aan te spreken, maar als losse inwoners?

Op jezelf aangewezen

Uit het schijnbaar zorgzame advies voor het noodpakket spreekt een ideologie, en die is grimmig. Het zegt in feite: let op, je bent op jezelf aangewezen. Niemand komt je helpen. En jij hoeft ook niemand te helpen.

Minister Van Weel vertelt ons in feite dat we allemaal individuen zijn die langs elkaar heen leven, elk op zoek naar succes, veiligheid en comfort. In die wereld betalen we belasting in ruil voor bescherming door politie en leger. Het gaat om transacties, niet om relaties. Het spook van Margaret Thatcher’s bewering dat „er niet zoiets bestaat als de maatschappij” waart nog steeds rond.

Zelfredzaamheid als ideaal – het zit diep. Al als kind worden we gestimuleerd om goede resultaten te scoren, bij de winnaars te horen en zelfstandig te zijn. We worden klaargestoomd voor een wereld van competitie en concurrentie waarin je werkt ten dienste van een of ander verdienmodel. Je inkomen is je waarde. Je hebt een rol als werknemer, klant, consument. Zolang je een verzekeringspolis koopt, of een noodpakket, ben je veilig.

Het is de ideologie van de markt. Het goede leven is te koop, en als je maar geld verdient ben je vrij, want: onafhankelijk. Dit is propaganda, of tenminste een manke theorie die niet strookt met de werkelijkheid. We zijn geen losse bellen die ronddwarrelen, maar diep sociale en zorgzame wezens die door samenwerking een complexe cultuur hebben gebouwd, waarin we compleet afhankelijk zijn van elkaar.

Onze wereld is vervlochten. Dat is geen probleem, maar juist heel fijn. Niet alleen verbinden geldstromen, datakabels en communicatieapparatuur ons wereldwijd, ons leven bestaat uit allerlei vormen van hulp, zorg en contact. Het houdt ons gezond, maar geeft ons leven ook zin. We bestaan bij de gratie van anderen. Dat is geen luxe, maar noodzaak. Als we niet welkom zijn, genegeerd of buitengesloten worden, ervaren we stress. Als dat voortduurt, worden we depressief.

Het eerste dat we in een noodsituatie nodig hebben, is dan ook elkaar. Als er iets gebeurt waardoor de stroom uitvalt, telefoons niet meer functioneren, de lucht giftig wordt of gemalen ermee ophouden, dan ga ik niet wachten, maar op zoek naar mijn kinderen. En daarna: mijn ouders helpen. Of vrienden of bekenden die dat nodig hebben. Ik zal niet de enige zijn. Verwacht daarom dat veel mensen op een dergelijk moment gaan bewegen, naar plekken waar ze nodig zijn, op zoek naar wie hulp behoeft. (Waarom zit er geen fiets in het noodpakket?)

Niemand lijkt meer zich bewust van de broncode achter al ons gekwetter

Het noodpakket zoals de regering dat ziet, suggereert dat iedereen zichzelf kan helpen. Dat is niet alleen onwaar – het gaat voorbij aan mensen die ziek of dakloos zijn, of met een verslaving kampen – het is ook raar kortzichtig. Vertel ons over essentiële beroepen, over hoe we ziekenhuizen openhouden, en hoe we mensen opvangen die vluchten uit gebieden die het meest getroffen zijn.

Je zou hopen dat het noodpakket slechts een detail is in een groter verhaal waarin de gevaren en risico’s die ons belagen worden besproken en in kaart gebracht, en waaruit ook duidelijk wordt wat de overheid weet, doet en kan. Maar dat verhaal is er niet. In plaats daarvan vertellen hoge defensiemensen in talkshows hoe zwak ons leger is en dat we totaal niet zijn voorbereid op een slag met Poetins tanks bij Oldenzaal.

Zo krijgen we als burger losse flodders op ons afgevuurd. Er is dreiging. Bereid je voor op 72 uur zonder water en wifi. Cyberaanvallen zijn in volle gang. Er kan een overstroming komen. Maar door droogte kan het water ook opraken. Terroristen kunnen toeslaan. Zonder Amerika kan Europa niks beginnen.

We zijn verzadigd door deze brij van nieuws, uitspraken meningen en geruchten. Dat er grote gedeelde belangen zijn, dat we van elkaar afhankelijk zijn, zelf een rol spelen en zelf onderdeel zijn van een groter geheel – dat komt niet eens meer in ons op.

Houvast

Een samenleving is een ervaring. Je maakt haar mee in de manier hoe mensen met elkaar omgaan, je voelt haar in de regels die er zijn, de ondernemingen die bloeien en de zaken die we vieren of betreuren.

Al deze losse gebeurtenissen krijgen samenhang in verhalen. Plekken, personages en momenten worden vervlochten tot iets groters: een gemeenschap, een streek of een land. In verhalen krijgt alles waarde en betekenis. Ze geven ons houvast, een idee van wie we zijn in relatie met anderen, wat er van ons wordt verwacht en hoe we een goed mens kunnen zijn. Dat is groot, maar ook alledaags. Het is de kunst waarin wij als soort gespecialiseerd zijn, en die ons tot ongekende welvaart, talrijkheid en samenwerking heeft gebracht.

Juist dit vermogen verhalen te vertellen gaat op hard achteruit. In een overdaad aan kennis, informatie en communicatie lijkt niemand zich bewust van de broncode achter al ons gekwetter. We zijn druk bezig met de kleur van ons behang terwijl de draagmuren inzakken.

Als we straks 5 mei vieren, horen we weer mooie woorden over vrede en vrijheid. En dat we die zaken niet voor lief moeten nemen. Maar kunnen we ook zien hoe die vrijheid en vrede bestaan bij de gratie van het geloof in een samenleving waarin we gedeelde waarden koesteren en voor elkaar zorgen bij tegenslag? Kunnen we zien hoe vrijheid en vrede ons gegeven worden zolang we zorgen voor de juiste voorwaarden, namelijk een besef van wat ons bindt? Laten we 5 mei vieren als onze nationale afhankelijkheidsdag.


Lees ook

Lees ook: Als er een crisis uitbreekt, weten de Finnen wat ze te doen staat

Foto Pirjo Tuominen/EPA