Economen waarschuwen er al tijden – en steeds nadrukkelijker – voor: Nederland, en eigenlijk heel Europa, dreigt economisch achterop te raken. Vooral ten opzichte van de Verenigde Staten is de kloof pijnlijk zichtbaar. Zelfs nu de Amerikaanse economie in het eerste kwartaal van dit jaar onverwacht is gekrompen, blijft een structureel verschil overeind: per gewerkt uur produceren Amerikanen nog altijd meer dan Europeanen.
De arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland – de groei van de gemiddelde productie van één werknemer in een bepaalde periode – daalt al tijden. Vorig jaar becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de arbeidsproductiviteit de afgelopen vijftig jaar steeds minder sterk toenam. De afnemende groei speelde ook een centrale rol in de waarschuwing van voormalig ECB-president Mario Draghi naar aanleiding van zijn rapport over het concurrentievermogen van de EU vorig jaar: als Europa niet sneller groeit, dreigt een „langzame doodsstrijd” voor de economie. Draghi had het over de economie in brede zin, maar productiviteit vormt daar de ruggengraat van.
Maar klopt dat rampscenario wel? Onderzoekers van De Nederlandsche Bank (DNB) plaatsen daar in een vandaag gepubliceerde analyse vraagtekens bij: „De productiviteitsgroei houdt zich in Nederland juist al jaren opvallend stabiel.”
Geen daling, maar een vlakke lijn
Arbeidsproductiviteit is de motor achter economische groei: het bepaalt hoeveel economische waarde een land toevoegt per gewerkt uur. Als een werknemer in een uur een machine maakt die voor 100 euro verkocht kan worden, is zijn arbeidsproductiviteit hoger dan die van iemand die in een uur iets produceert dat 50 euro waard is.
De productiviteitsgroei daalde flink tussen 2013 en 2023 ten opzichte van de tien jaar daarvoor, meldt het Europese statistiekbureau Eurostat. Van 1,1 naar 0,4 procent. Het lijkt een onheilspellende trend: we worden met z’n allen minder efficiënt. Maar volgens onderzoekers van De Nederlandsche Bank (DNB) is dat beeld dus te somber.
Sterker nog: „De arbeidsproductiviteitsgroei is sinds 2003 vrij constant”, zegt Frank van Moock, econoom bij DNB. Van Moock schreef de analyse met collega’s Maikel Volkerink en Marco Hoeberichts. Volgens hen ligt de groei in de marktsector nog altijd rond de 1,1 procent per jaar – geen daling dus, maar het groeitempo vertoont een vlakke lijn.
Wat overblijft, noemen ze ‘de relevante marktsector’: het deel van de economie waar bedrijven echt met elkaar concurreren – en waar je dus zinniger kunt meten hoeveel waarde elk gewerkt uur oplevert. En waar mogelijk een efficiëntieslag te makenvalt.
‘Niet aan het cherrypicken’
Is dit niet vooral een handig trucje om de cijfers wat op te poetsen? „Nee hoor, we zijn niet aan het cherrypicken,” zegt Volkerink beslist. „We stellen gewoon een andere manier van kijken voor. Niet om de boel op te leuken, maar om zuiverder te zien waar het wel – en juist níét – goed gaat.”
Van Moock neemt de gaswinning in Groningen als voorbeeld. „Sinds 2014 is de gaskraan langzaam dichtgedraaid.” Daardoor krimpt de economische waarde, terwijl het aantal gewerkte uren nauwelijks verandert. „Productiviteit wordt daar bepaald door de stand van de kraan – niet door hoe hard iemand werkt. Dus wat zegt dat nog over efficiëntie?” De daling in productiviteit komt hier niet doordat mensen minder efficiënt werken, maar doordat er minder geproduceerd mág worden.
Hetzelfde geldt voor de publieke sector. „Het aantal getapte biertjes kun je optellen en zo de toegevoegde waarde daarvan berekenen. Maar de waarde van een basisschoolles of een ambtenarennota? Die zijn moeilijk in statistieken te vangen, en verstoren dus het totaalplaatje.”
Ook de productie van financiële dienstverleners – zoals banken – is lastig te meten. Zij sturen geen factuur waarin precies staat wat hun diensten kosten. In plaats daarvan verdienen ze vooral aan rente, bijvoorbeeld op leningen of hypotheken. Daardoor is hun economische bijdrage moeilijker te herleiden dan die van een fabriek of restaurant.
DNB-bril
Door de bril van de drie DNB-economen verandert het beeld behoorlijk. Want waar Nederland al jaren onderaan de lijst van OESO-landen – een groep voornamelijk welvarende ontwikkelde landen – bungelt qua productiviteitsgroei, klimt Nederland – door alleen naar de relevante marktsector te kijken – opeens naar het linkerrijtje. Van 0,4 naar 1,1 procent groei per jaar. De meeste Nederlandse bedrijfstakken behoren dus wél tot de top. Vooral de industriesector springt eruit, met 93 euro toegevoegde waarde per gewerkt uur. Daarmee behoort Nederland, samen met Ierland, tot de Europese top. Ter vergelijking: in Kroatië levert een gewerkt uur in de industrie slechts 16 euro op.
In de meeste sectoren staat Nederland bij de Europese koplopers, maar er is ook ruimte voor verbetering. In de sector media en ict, bijvoorbeeld, moet Nederland zes andere EU-landen voor zich dulden. Daar zit potentieel.
Toch is het niet alleen hosanna, want ook met de methode van DNB blijft het verschil met de VS bestaan. Zeker in de technologiesector is het gat enorm: daar groeide de Amerikaanse productiviteit met 5,6 procent per jaar van 2013 tot 2023, tegen 0,6 procent in Nederland. Deze achterstand is voor de EU – met 1,6 procent – als geheel kleiner, maar het blijft de sector waar Europa het meest achterloopt op de VS.
Toch is dat volgens de DNB-onderzoekers geen reden voor paniek, maar juist een kans. „We weten nu veel beter welke sectoren achterblijven”, zegt Volkerink. „En dus ook waar we gericht kunnen investeren – en later kunnen meten of het iets oplevert.”
Werk aan de winkel
De rooskleuriger cijfers van DNB moeten niet leiden tot zelfgenoegzaamheid, waarschuwen de economen: „Er is werk aan de winkel.” De productiegroei is stabiel, maar stijgt niet. En door de vergrijzing hoeft Nederland voorlopig weinig te verwachten van de aanbodkant van de arbeidsmarkt. „We hebben simpelweg te weinig mensen”, zegt Van Moock. „Dus móet de productiviteit omhoog.”
Hoe dan? Technologie speelt een sleutelrol, aldus de onderzoekers. Denk aan AI-toepassingen die processen efficiënter maken in brede delen van het bedrijfsleven. Maar het gaat om meer dan technologische sprongen. „Je moet ook kijken naar de structuur van de economie. Hoe richt je die zo in dat bedrijven en mensen productiever kunnen worden?”
Draghi schetst in zijn rapport zinnige oplossingen, aldus de drie economen. De oud-ECB-president pleit voor het wegnemen van belemmeringen in de Europese interne markt – barrières voor handel, kapitaal en arbeidsmobiliteit.
Een voorbeeld: „Voor een Nederlander is voor werk verhuizen naar Berlijn een veel grotere stap dan voor een Amerikaan om van New York naar Californië te verhuizen”, zegt Van Moock. „Dat belemmert onze economische groei en productiviteitsgroei. Terwijl versterking van de Europese interne markt cruciaal is.”
Niet enkel inzetten op snelle groei
Toch waarschuwen de DNB-onderzoekers ook voor té veel focus op sectoren die snel rendement opleveren – zoals zware industrie of AI. „Het is verleidelijk om daar vol op in te zetten”, zegt Volkerink. „Maar dan verlies je andere, minstens zo cruciale sectoren uit het oog.”
Zoals zorg en onderwijs – sectoren die buiten hun productiviteitsanalyse vallen, maar volgens hen wel degelijk essentieel zijn. „Juist uit het onderwijs komen kennis en nieuwe vaardigheden voort”, zegt Van Moock. „En zonder die kennis kunnen andere sectoren niet groeien. Onderwijs is het fundament van onze beroepsbevolking – zonder kunnen we niet eens lezen of schrijven.”
Daarom moet productiviteit geen doel op zich worden. Volkerink: „Het is een belangrijke lens om naar de economie te kijken, maar niet de enige. Je wilt ook een samenleving waar de terrassen vol zitten, het onderwijs goed is en de zorg draait.”
Of zoals Van Moock het samenvat: „Hoge productiviteit is nodig om onze welvaart vast te houden. Maar brede welvaart gaat over meer dan wat we per uur produceren.”
Het kabinet wordt opnieuw geconfronteerd met een grote financiële tegenvaller in de energietransitie. Een plan voor een groot, publiek warmtenet in Zuid-Holland valt bijna twee keer duurder uit dan eerder werd geraamd.
WarmtelinQ, zoals het project heet, gaat volgens de laatste berekeningen geen 600 miljoen euro kosten maar minstens 1,1 miljard euro. Dat bevestigen drie bronnen die op de hoogte zijn van de kostenstijging. Mogelijk loopt het project ook (extra) vertraging op. Alle bronnen willen anoniem blijven vanwege de gevoeligheid van het onderwerp.
Via het warmtenet moeten rond 2027 de eerste van in totaal 120.000 huizen in onder andere Den Haag, Schiedam, Leiden en Delft worden verwarmd met ‘restwarmte’ van industriebedrijven uit de Rotterdamse haven. Warm water moet vanuit de haven met pijpleidingen naar de woonwijken worden vervoerd. Ook tuinders in de regio moeten zo hun warmte verkrijgen.
Het is verreweg het grootste warmteproject in Nederland. Het kabinet ziet het als belangrijke manier om huishoudens en bedrijven in de provincie ‘van het gas af’ te krijgen. Staatsbedrijf Gasunie bouwt het net, en is daar in 2022 mee begonnen.
Publiek geheim
Wie de extra kosten gaat betalen, is onduidelijk. Het ministerie van Klimaat en Groene Groei en een woordvoerder van Gasunie die over het project gaat, zeggen niet in te kunnen gaan op de bedragen. De projectwoordvoerder zegt wel: „Het is inmiddels publiek geheim dat we bij WarmtelinQ te maken hebben met kostenoverschrijdingen en vertragingen. We hebben daar flink mee te kampen. Met de tegenslag lopen we overigens niet uit de pas met andere ontwikkelingen in bouw, infrastructuur en kabels en leidingen in Nederland. We zijn niet de enige die het tegenzit.”
Gasunie wordt in principe uit de wind gehouden bij dit soort tegenvallers, op basis van afspraken die het in het verleden heeft gemaakt met het kabinet. Een Haagse bron zegt dat het kabinet daarom nu onderzoekt of het de extra kosten helemaal zelf kan dragen, of dat klanten ook een deel van de rekening gepresenteerd krijgen, via hogere tarieven.
Dat zijn in eerste instantie energieleveranciers Eneco en Vattenfall, die vervoerscapaciteit hebben gereserveerd bij Gasunie. Zij zouden eventuele hogere tarieven op termijn weer (deels) kunnen doorberekenen aan hun klanten. Dat ligt gevoelig, omdat het kabinet wil dat deze vorm van warmte niet duurder wordt dan met gas opgewekte warmte.
Meer tegenvallers
Het warmteproject is opnieuw een groot energietransitieproject waarbij de overheid met fors oplopende kosten wordt geconfronteerd. Recentelijk was er ook een fikse tegenvaller bij het in aanbouw zijnde landelijke waterstoftransportnetwerk, waar de overheid eveneens de regie voert. Dat netwerk gaat geen 1,5 miljard euro kosten maar zeker 3,8 miljard euro, schreef minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) eind februari aan de Tweede Kamer.
In diezelfde brief schreef Hermans al dat er een tegenvaller aan zat te komen bij WarmtelinQ, mede als gevolg van inflatie. Maar ze zei toen niet hoe groot die precies was. Een bron stelt dat het een dusdanig grote kostenstijging is, dat die niet alleen het gevolg kan zijn van inflatie. „Onderschatting van de complexiteit van het project en verkeerde keuzes bij de uitvoering en de aanbesteding” zouden ook een rol spelen.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren veelvuldig een hoofdrol gepakt bij grote energieprojecten, mede omdat bedrijven zelf de ermee gemoeide grote investeringen te riskant vinden. Zo gaat het kabinet zelf de kosten van de bouw van nieuwe kerncentrales voor zijn rekening nemen.
Maar de risico’s van zo’n sturende rol worden ook steeds zichtbaarder. Een Haagse bron zegt: „Het afgelopen jaar zijn er wel erg veel tegenvallers geweest. Dat kost miljarden. De emmer is nog niet helemaal vol, maar er kan een punt komen dat dit wel zo is en politici besluiten dat ook de overheid niet altijd kan bijspringen.”
Lees ook
Buurten zelf aan de slag met groene energie
Gekibbel
De overheid trok zes jaar geleden de controle over WarmtelinQ juist naar zich toe, vanwege onder andere zorgen of de tarieven wel betaalbaar zouden blijven als commerciële partijen de netten zouden exploiteren. Het warmtenet was aanvankelijk een initiatief van Eneco, dat daarbij samenwerkte met lokale overheden.
Omdat de bouw dreigde vast te lopen vanwege onderling gekibbel over onder meer de tarieven, besloot toenmalig minister Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD) dat Gasunie het project zou overnemen. De Rekenkamer toonde zich daar destijds kritisch over, mede omdat onvoldoende duidelijk was welke bijdrage zo werd geleverd aan „publieke belangen, zoals […] betaalbaarheid”.
Het kabinet wil tegelijkertijd dat de overheid bij meer warmteprojecten een hoofdrol gaat spelen. Het werkt aan een wet (Wet collectieve warmte) die moet regelen dat alle nieuwe warmtebedrijven (ook op distributieniveau, het fijnmazigere stuk in woonwijken zelf) altijd in meerderheid in handen komen van gemeenten. Dit mede omdat het kabinet wil dat zulke ‘vitale’ infrastructuur in publieke handen komt. Komende week praat een Tweede Kamercommissie over de wet.
Energiebedrijven ageren daar echter tegen, omdat zij dan geen controle zouden hebben over de risico’s, zoals de kostenstijgingen die nu het WarmtelinQ-project raken. Een bron zegt dat die tegenvaller ook aantoont dat de overheid het helemaal niet goedkoper kan, zoals vaak wordt gesteld door voorstanders van publiek eigenaarschap.
WarmtelinQ liep eerder al vertraging op. De bedoeling was aanvankelijk dat het project in 2023 de eerste warmte ging leveren, later werd dat 2025. Het is ook een omstreden project. Tegenstanders zeggen dat door restwarmte van vervuilende industrie af te nemen, die industrie geen prikkel krijgt om te verduurzamen. Vaak gaat het om bedrijven die veel fossiele brandstoffen gebruiken.
Iedereen rouwt op zijn of haar eigen manier. Hoe weet je wat jij nodig hebt in deze periode? En hoe kun je een rouwende vriend, partner, familielid of collega steunen? NRC gidst je door het rouwverwerkingsproces heen.
Wat houdt rouwen in?
In de breedste zin van het woord betekent rouwen het verwerken van het verlies van een dierbare. Vaak door de dood, maar je kunt ook rouwen om een verloren vriend of een partner na een scheiding. Wat houdt rouwen in? En hoe zien de fases van rouw eruit? NRC geeft antwoord op vier veelgestelde vragen over rouw.
Illustratie Maud de Vries
1 Wat gebeurt er met iemand die rouwt?
Hoe voelt iemand die rouwt zich? In zijn boek De vijf talen van troost probeert Huub Buijssen uit te leggen wat er gebeurt met iemand die rouwt. „In het boek probeer ik aan de hand van een gevoel dat bijna iedereen wel kent, verliefdheid, duidelijk te maken hoe extreem de gevoelens zijn die komen kijken bij rouw”, vertelde de auteur in 2022 aan NRC. Want liefde en rouw zijn twee kanten van dezelfde medaille, stelde Buijssen. „Rouw is de prijs die we betalen voor liefde, wordt ook wel gezegd.”
Wie wil begrijpen wat rouwen met iemand doet, kan zich dus het best het intense gevoel van een verliefdheid voorstellen. Dat gevoel gaat dan alleen de andere kant op. „Bij een verliefdheid wordt alles warmer, bij rouw komt alles onder een grijze deken te liggen.”
2 Wat is het doel van rouw?
Rouwen gaat er niet om dat je je van de overleden persoon losmaakt. Maar wat is het doel van rouwen dan wel? In zijn boek Grief stelt Michael Cholbi dat rouwen uiteindelijk draait om het verwerven van zelfkennis. De dood dwingt je om de relatie met een dierbare te herzien. Door deze verandering in jouw leven verander je zelf als persoon ook; je moet jezelf als het ware opnieuw uitvinden.
Je kan rouw dus zien als een ontwikkelingsproces. Maar Cholbi heeft ook oog voor de pijn, benadrukte boekenredacteur Maarten Doorman in zijn recensie over Cholbi’s boek. De auteur stelt enkel: het leed is in ieder geval niet zinloos.
Odette de Theije kan dat beamen. In 2014 verloor ze plotseling haar man Roelof. NRC sprak haar vier jaar later, in 2018. „Ik ben niet alleen maar dingen kwijtgeraakt. De periode voordat ik Roelof kende, was ik Odette 1.0. Mét Roelof werd ik Odette 2.0. En inmiddels ben ik Odette 3.0”, vertelde ze in het interview. „Ik ben nu een completer mens, heler dan ik vroeger was.”
3 Hoelang duurt rouwen?
Als kinder- en jeugdpsychiater leerde Odette de Theije dat rouw een afgebakende periode beslaat van „een jaar of twee”. Toen De Theije echter zelf met rouw te maken kreeg na het plotselinge overlijden van haar man, besefte ze: er is helemaal geen termijn voor rouw.
Wel verandert het verdriet langzaam van vorm, stelde ze in het eerder genoemd interview met NRC. „In de volksmond wordt gezegd dat ‘eerst de seizoenen eroverheen moeten’. Mijn ervaring is dat het na het eerste jaar juist erger wordt. Dan gaat de rest van de wereld allang weer verder, terwijl voor jou het besef dat het echt definitief voorbij is alleen maar dieper wordt.”
Rouw heeft dus geen einde. Maar, zo stelde De Theije, „naarmate de tijd verstrijkt wordt het rustiger in mijn hoofd. Lichter. De dagelijkse dingen zijn er weer”.
Lees ook
Hanne Hagenaars sprak met kunstenaars over de kunst van verlies: „Ik scoor abnormaal op de rouwmeter”
4 Welke fases ga je door als je rouwt?
Voor rouw bestaat geen stappenplan, schreef columnist Gemma Venhuizen. „Soms grijpt gemis je jaren na dato naar de keel.” Toch kan je de periode na het overlijden van een dierbare volgens ervaringsdeskundige en oprichter van de Grief Academy Annemiek Dogan opdelen in fases. In gesprek met NRC zette ze de vier fases van rouw uiteen, oorspronkelijk geïntroduceerd door de Amerikaanse rouwdeskundige William Worden in 1992, en later erkend en overgenomen door de bekende Vlaamse rouwexpert Manu Keirse. „Als je aan het rouwen bent, heb je vier taken”, aldus Dogan.
Het verlies onder ogen zien
Rouw gaat vaak gepaard met ontkenning. De eerste fase van rouw staat volgens Dogan in het teken van het verlies onder ogen zien. In deze fase is praten – en, als naaste: luisteren en steunen – belangrijk. „Help iemand met praktische dingen: stofzuigen, de hond uitlaten. Breng de kinderen naar school en zet een pan soep neer” tipte ze in gesprek met NRC.
De pijn van het verlies ervaren
In de tweede fase staat verdriet centraal. Wanneer het besef is ingedaald, volgt de pijn. „Als je man net is overleden en je ziet de buren met het hele gezin de auto inpakken om op vakantie te gaan, mag je boos, verdrietig en jaloers zijn”, aldus Dogan. Stop deze emoties niet weg, maar voel ze en erken dat ze er zijn, zo luidde haar advies.
Je aanpassen aan de nieuwe realiteit
Fase drie staat in het teken van de nieuwe realiteit, en je daaraan aanpassen. In gesprek met NRC benadrukte Dogan dat er in deze fase ook bijzondere dingen kunnen gebeuren. Zo gaf ze als voorbeeld: „Als ik het verlies van mijn dochter niet had ervaren, had ik dit bedrijf niet opgezet.” Haar dochter heeft haar veel gebracht, alleen op een andere manier dan ze van tevoren had gedacht.
Herinneren en weer leren genieten
In fase vier ga je weer leren genieten, bevestigde Dogan. Of ze daarmee loslaten bedoelde? Nee, absoluut niet. In deze fase is het volgens de rouwdeskundige belangrijk om herinneringen te blijven delen en bepaalde rituelen rondom de overleden persoon in stand te blijven houden. „Organiseer iets, zoals eens per maand een etentje in het teken van papa.”
Lees ook
In haar essays over rouw onderzoekt Chimamanda Ngozi Adichie de fysieke kant van verdriet
Tips als je zelf rouwt
Rouwen, hoe doe je dat? Hoe weet je wat je nodig hebt? Hoe vraag je om hulp? En hoe kom je tot je verdriet als je moeite hebt met het uiten van emoties? Deze tips kunnen je helpen om verlies op een goede manier te verwerken.
Illustratie Maud de Vries
1 Blijf praten om erachter te komen wat je nodig hebt
Waar iemand die rouwt behoefte aan heeft, verschilt per persoon, maar ook per moment. Soms weet je het zelf even niet. De enige manier om daarachter te komen, is om te blijven praten, stelde Huub Buijssen, psychogerontoloog en auteur van het boek De vijf talen van troost, in dit artikel.
Soms wil je het erover hebben, en soms wil je juist stil zijn. Soms wil je heel hard huilen, en soms ‘gewoon’ gezellig zijn. Maar er zijn ook veel mensen die afleiding willen, die willen dóén. Dat kan allemaal, niks is goed of fout; iemand in rouw kan verschillende talen spreken.
2 Plan je verdriet
Verdriet komt nooit uit. Doen alsof het er niet is, kost veel energie. Bovendien is het dan een kwestie van tijd tot het je overvalt, stelt rouwtherapeut Ilja Degenaar, die kinderen, jongeren en volwassenen helpt om na een verlies het leven weer op te pakken en zin te geven. „Daarom zeg ik altijd: plan je verdriet. Plan een moment op de dag dat je met het verdriet bezig kan zijn. Verdriet vraagt aandacht, en dat mag het ook krijgen.”
„Ga bijvoorbeeld een stuk wandelen, alleen of met iemand anders. Dat maakt het bovendien makkelijker om erover te praten. Je kan ook naar muziek luisteren, of er een fotoboek bij pakken. Het gaat erom dat je tijd en ruimte maakt om met herinneringen bezig te zijn.” Spreek ook weer een eindtijd met jezelf af. „Het kan een uur zijn, maar ook een kwartier. Ervaar wat voor jou werkt.”
3 Vraag in je omgeving om hulp, of geef bezoek een taak
Na een verlies komen mensen ook met hun verdriet jouw huis in. Dat kan veel zijn, stelt rouwtherapeut Ilja Degenaar. „Visite kost energie. Spreek dat uit, of geef bezoek bijvoorbeeld een taak.” Zo sla je twee vliegen in één klap, want in een periode van rouw kan het huishouden een last zijn. „Je kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Als je hierheen komt, zou het fijn zijn als je wat boodschappen mee kan nemen’. Of: ‘Ik vind het leuk als je komt, zou je dan misschien samen willen koken?’” Je kan hiervoor bijvoorbeeld een netwerk aanmaken op de app Huppla, tipt de rouwtherapeut. Daarin kunnen mensen aangeven welke hulp ze jou kunnen bieden.
„Laat daarnaast mensen je af en toe mee op pad nemen”, vult Degenaar aan. „Jezelf activeren om ergens naartoe te gaan, kan soms nog te veel zijn. Wees een beetje egoïstisch in deze periode, en laat anderen het voor jou regelen. Als je kleine activiteiten blijft ondernemen, komen de geluksmomentjes vanzelf weer. Het is een kwestie van doorleven tot je voelt dat je weer leeft.”
Lees ook
Liesbeth Rasker: „Een kind dat zijn moeder verliest… Dat gemis is onoplosbaar”
4 Aarzel niet om naar de huisarts te stappen als je verdrinkt in je verdriet
Bij de één duurt de eerste periode van rouw – waarin besef en verdriet centraal staan – langer dan bij de ander, stelt rouwtherapeut Ilja Degenaar. In sommige gevallen kan dat leiden tot depressieve gevoelens. „Wanneer je maar niet kan bevatten dat iemand er niet meer is, kan het lijken alsof je verdrinkt in je verdriet”, aldus Degenaar. Aarzel in dat geval niet om naar de huisarts te stappen.
Rouw kan aanvoelen als een depressie, maar het is niet hetzelfde, legt Degenaar uit. „Depressie is een ziekte, rouw is eerder een logische, gezonde reactie van het lichaam. Als je depressieve gevoelens ervaart tijdens een periode van rouw, komt dat omdat je lijf zegt: deze gevoelens zijn te veel, ik schakel even uit.” Een huisarts kan in dat geval helpen. „Je leven is veranderd, dus het is heel logisch dat je daarbij een beetje coaching nodig hebt. De huisarts kan een luisterend oor bieden, wat vaak al oplucht, of je doorsturen naar een (rouw)therapeut of je in contact brengen met lotgenoten.”
Denk niet dat je alleen naar de huisarts kan stappen met een ‘echte’ depressie, benadrukt Degenaar tot slot. „Als je zulke gevoelens ervaart, vraagt dat om actie, en dat lukt simpelweg niet altijd alleen.”
5 ‘Actief’ rouwen op rouwkamp of tijdens een rouwcursus
Wie ‘actief’ aan de slag wil gaan met zijn of haar rouwgevoelens, kan zich tegenwoordig voor genoeg kampen en cursussen inschrijven. Zo kun je als lid van de Grief Academy gratis webinars bekijken en betaalde cursussen volgen, die inzichten over rouw kunnen geven. Annemiek Dogan, die de Grief Academy oprichtte toen ze haar ongeboren dochter verloor, wil een community creëren, een plek waar mensen kunnen leren omgaan met rouw en elkaar kunnen vinden. De community achter haar platform, waar je toegang toe krijgt als je een cursus doet, heeft inmiddels ruim 6.500 leden.
Ook opgericht door een moeder die haar kind verloor, Mirjam Louwen, is de stichting Nooit Voorbij. Louwen zette de stichting op om gezinnen met een overleden kind te ondersteunen. De stichting organiseert vier kampen per jaar – waaronder schrijfkampen, waar deelnemers over hun verdriet kunnen schrijven – om zowel volwassenen als kinderen te helpen bij het verwerken van een verlies.
6 Richt je tot kunst (zoals games) om tot je verdriet te komen
Hoe kom je tot je verdriet als je moeite hebt met het uiten van emoties? Kunst kan in dat geval uitkomst bieden, stelt de Zweedse game-onderzoeker Sabine Harrer in haar boek Games and Bereavement (2018). Kunst nodigt niet alleen uit om na te denken over het verlies van de ander, maar ook om bewust te voelen wat er voor jou niet meer is en wat dat losmaakt.
Volgens Harrer zijn games hiervoor zeer geschikt, vanwege de ‘interreactiviteit’. Waar de interactie in bijvoorbeeld boeken slechts van één kant komt – jij bladert, jij voelt – kunnen games op jou reageren. Ze passen zich aan jou aan, niet alleen in actie, maar ook in muziek en beeld.
Len Maessen merkte in de praktijk dat games kunnen helpen bij het ervaren en verwerken van emoties. Wekenlang kon haar broer niet bij zijn verdriet komen toen hun moeder overleed, tot hij de game Spiritfarer (2020) speelde. „Opeens kwam álles los”, vertelde hij. „Ik denk dat het verdriet voor mij opeens behapbaar werd.”
Lees ook
Lees-, kijk- en luistertips: boeken, films, podcasts en muziek om kracht uit te putten in periode van rouw
Tips als je partner of een vriend rouwt
Wat zeg je tegen een naaste die een dierbare heeft verloren (en wat juist niet)? En wat kun je doen om hem of haar te steunen? Huub Buijssen, psychogerontoloog en auteur van het boek De vijf talen van troost, gaf in 2022 in een interview met NRC bruikbare tips.
Illustratie Maud de Vries
1 Erken dat er geen troost mogelijk is
Iemand steun bieden begint met (proberen te) begrijpen wat iemand die rouwt, doormaakt. Wie begrijpt wat er met een persoon in rouw gebeurt, weet dat er op dat moment geen troost mogelijk is. „Een van de meest gemaakte fouten als je iemand wilt troosten, is denken dat de pijn verzacht kan worden”, legde Buijssen uit „Maar dat is geen troost, dat is bagatelliseren van het verdriet. Troost is erkennen dat er geen troost mogelijk is.”
2 Vraag wat de ander nodig heeft
Waar rouwende personen in deze gids de tip krijgen om te blijven praten om erachter te komen wat hij of zij nodig heeft, krijgen naasten de tip om te blijven vrágen naar wat de ander nodig heeft. Vul niet in wat je zelf zou willen als je in rouw bent, benadrukte Buijssen. „Het gaat erom dat je de ander moet vragen wat hij of zij wil. Dan pas kan je de talen van troost spreken.”
3 Het waardevolste wat je een persoon in rouw kan geven, is tijd
Probeer een persoon in rouw niet te troosten, en vul niet in wat diegene nodig heeft. Maar wat kun je wél actief doen om een naaste in rouw te steunen? Volgens psychogerontoloog Huub Buijssen is er slechts één gunst die kan helpen: tijd. De tijd die je er voor iemand kan en wil zijn.
Tijd is het meest waardevolle wat je iemand die rouwt kan geven, stelde Buijssen. „In het geval van rouw betekent dat: iemand zijn of haar verhaal laten vertellen, iemand helpen in het huishouden, zorgen dat er boodschappen in huis zijn, voor iemand koken.” Door onze spaarzame tijd te geven, erkennen we dat er iets aan de hand is. „En erkenning is waar mensen behoefte aan hebben.”
4 Niet doen: dooddoeners
Wat zeg je tegen een persoon die rouwt? Dat kan lastig zijn. Vraag wat een persoon nodig heeft, of hoe het nú met hem of haar gaat, adviseerde psychogerontoloog Huub Buijssen, met de kanttekening dat het woordje ‘nú’ in die zin heel belangrijk is.
Als je maar niet het verdriet van de ander bagatelliseert, benadrukte Buijssen. Denk aan uitspraken als: ‘Ze heeft wel een mooie leeftijd bereikt’, ‘Hij heeft in elk geval geen pijn geleden’, ‘Tijd heelt alle wonden’, ‘Het heeft zo moeten zijn’. Zulke uitspraken worden ook wel dooddoeners genoemd; het zijn manieren om over de dood heen te praten, in plaats van er óver.
Lees ook
Hoe verwerken kinderen het verlies van een dierbare? Dit kun je als ouder doen om te helpen
Rouwen op de werkvloer
Een slechte concentratie, verdrietige gevoelens en/of behoefte aan een luisterend oor: ook op de werkvloer gaat rouw door. Hoe kun je een rouwende collega steunen? En hoe pak je rouw op de werkvloer als leidinggevende aan? NRC geeft tips.
Illustratie Maud de Vries
1 Bied ruimte voor verdriet
Als collega kun je ruimte bieden voor verdriet, door te luisteren en je te realiseren wat verlies met iemand doet, schreef Ben Tiggelaar in deze column over rouwen op de werkvloer. Zo zijn mensen die rouwen vaak vermoeid en minder geconcentreerd. Dit kan lang aanhouden. Wees je daarvan bewust – ook na een paar dagen compassie, wanneer deadlines en urgente taken weer de overhand dreigen te nemen.
2 Luister goed naar zijn of haar behoeftes
Omgaan met rouw komt neer op communicatie, stelde rouwcoach Chantal Frederiks in dit artikel uit 2021. De kunst is volgens haar om als leidinggevende zo weinig mogelijk aannames te doen – bijvoorbeeld: na drie maanden is het wel over – en zo empathisch mogelijk te luisteren naar waar de behoeftes liggen.
3 Neem als leidinggevende een actieve steunende rol aan
Kijk vervolgens hoe je een rouwende collega tegemoet kan komen in deze behoeftes, stelde Ben Tiggelaar in zijn column. Denk heel praktisch aan vrije dagen, en hoe deze persoon het fijnst kan terugkeren naar het werk. Bied bijvoorbeeld aan dat iemand de eerste werkdag wordt opgehaald door collega’s. Maar laat ook weten dat je beschikbaar bent voor de rouwende persoon, om te luisteren of te helpen.
4 Volg als leidinggevende een training over rouw op de werkvloer
Rouwonderzoekers pleiten ervoor dat leidinggevenden een training volgen op dit gebied, zo sloot Ben Tiggelaar zijn column over rouwen op de werkvloer af. Leidinggevenden kunnen onder meer een gratis handleiding over rouwen op de werkvloer aanvragen bij vakbond CNV. In deze handleiding, samengesteld met de Vlaamse rouwspecialist Manu Keirse, vind je uitleg en praktische tips.
Nederland is een Mahlerland. Als een orkest in Nederland een symfonie van componist Gustav Mahler (1860 – 1911) op het programma zet, dan is dat bijna garantie voor een volle zaal – en dus programmeren orkesten Mahler maar wat graag. Terecht, Mahlers symfonieën zijn prachtig! Deze gids is voor wie de Mahler-klok wel hoort klingelen (is dat een verwijzing naar het vijfde deel van Mahlers Derde symfonie? Misschien.), maar nog niet (helemaal) weet waar de klepel hangt.
Waar komt de traditie vandaan?
Onze nationale liefde voor de Oostenrijkse componist hebben we te danken aan Willem Mengelberg, de chef van het Concertgebouworkest tussen 1895 en 1945. Hij was groot fan van Mahler en haalde hem regelmatig naar Nederland om te gast-dirigeren.
Op veel plekken begint het publiek in die tijd enorm van Mahler te houden, maar hier in Nederland hield de ‘cultus’ (zoals sommige critici het noemden) wel heel erg stand. In 1920 viert Mengelberg zijn vijfentwintigjarig jubileum met een groot Mahlerfeest: het Concertgebouworkest voert alle symfonieën van Mahler uit. De Mahlertraditie is geboren.
En nu?
In 1920 moet het Mahlerfeest nog als een hedendaags in memoriam hebben gevoeld, maar in 1995 is de liefde voor Mahler in steen gebeiteld: 75 jaar na het eerste Mahlerfeest wordt er een tweede Mahlerfestival georganiseerd, dan samen met de Wiener en Berliner Philharmoniker. Veel sneller, in 2020, stond de derde editie op het programma; een festijn waar nogal verlekkerd naar uitgekeken werd omdat de beste orkest van de wereld die Mahler ooit dirigeerde zouden komen spelen: naast de orkesten uit Amsterdam, Wenen en Berlijn ook de New York Philharmonic.
‘Zouden komen’, want: corona. Nu, vijf jaar later, gaat het Mahlerfeest alsnog door. Wel deels met iets minder bekende orkesten, maar dat mag de pret niet drukken. Dus of je nou voor bijna 2000 euro een eersterangs passe-partout in het Concertgebouw hebt, of de gratis livestreams in het Vondelpark Mahlerpaviljoen of op NPO2 Extra meepikt – óf op welk ander moment dan ook een symfonie van Mahler wil luisteren: deze Mahlergids met feitjes, achtergrond en luistertips kan je op elk moment verderhelpen. En als klap op de vuurpijl verschijnt na elke symfonie een recensie van de uitvoering in het Mahlerfestival, steeds de dag na de uitvoering.
Lees ook
Geen klassiek genre zó monumentaal en prestigieus als de symfonie
Eerste symfonie: de ‘titaan’
Af in: 1896 (eerste versie 1888)
Koffieautomaatfeitje: De Eerste was niet Mahlers eerste. Eerder componeerde hij al minstens twee ongenummerde symfonieën. Maar als je een van de allergrootste symfonische componisten uit de muziekgeschiedenis bent, dan kun je van je eersteling maar beter een episch, innovatief en alomvattend statement maken. Dat had Mahler goed in de gaten toen hij ‘nummer 1’ boven deze noten schreef.
Achtergrond: De Eerste was aanvankelijk een symfonisch gedicht in vijf delen, met lyrische titels en een uitgebreid ‘programma’ dat verhelderde wat de muziek allemaal wilde zeggen. Na de première in Boedapest in 1889 voegde Mahler nog de titel Der Titan toe voor uitvoeringen in 1893 en 1894. Maar daarna veranderde hij van inzicht: zijn muziek moest op zichzelf staan. Exit titels én het tweede deel, ‘Blumine’ (dat nog vaak zelfstandig wordt uitgevoerd).
Binnen de resulterende vierdelige symfonievorm maakte Mahler opvallende keuzes die kenmerkend zouden blijken voor zijn stijl. Het scherzo is bijvoorbeeld een ‘Ländler’, een volksdans in driekwartsmaat: het contrast tussen die boertige dansvorm en Mahlers orkestratievernuft is typerend.
Uitgelichte momenten:
In de uitgesponnen langzame introductie is de hoofdrol voor de houtblazers, die bij Mahler prominente solo-instrumenten worden.
Het derde deel is een treurmars gebaseerd op ‘Vader Jacob’, maar dan in mineur – Mahler gebruikte graag bekende melodieën. De contrabas, die in symfonisch repertoire zelden een solorol heeft, introduceert het thema.
Koffieautomaatfeitje: Mahler krijgt een writer’s block nadat hij het openingsdeel ‘Totenfeier’ op piano voorspeelt aan de bekende dirigent Hans von Bülow. Die doet de handen over zijn oren en roept uit: „Als dit muziek is, snap ik er geen snars meer van.” Hoe nu verder? twijfelt Mahler. Pas zes jaar later, op de begrafenis van Von Bülow, openbaart zich aan Mahler het slotdeel van zijn symfonie.
Achtergrond: In zijn Eerste symfonie schept Mahler een wereld en een held. Die held sterft, maar weet van de diepten van de hel naar de hoogten van de hemel te klimmen. In zijn Tweede symfonie – bijgenaamd Opstanding – ‘jongleert’ de componist met de gedachte van de verrijzenis. Hij begint met een onheilspellende en lange begrafenismars. In het zwierige tweede deel haalt Mahler vertederende herinneringen op aan de gestorvene.
In het derde en vierde deel doet hij een greep in het boek Des Knaben Wunderhorn met Duitse volksliederen. Het derde deel bevat een typisch staaltje Mahler-ironie en gaat over Sint Antonius, die de kerk leeg vindt en daarom maar voor de vissen gaat prediken. Het vierde deel is het dromerige lied ‘Uhrlicht’, een gelovige die het aardse leven voor het paradijs wil verruilen. „Ik ben van God en ik wil naar God.”
Zoals in de Eerste symfonie leveren hel en hemel hier opnieuw in het slotdeel hun eeuwige strijd. Van vernietigende crescendo’s naar diepe stiltes.
Uitgelichte momenten:
Vanuit de diepten roepen de contrabassen en cello’s al in de eerste noten van de symfonie een enorme spanning op. Je voelt meteen: we staan aan het begin van een reis door grootste landschappen met diepe ravijnen.
„De mens is in nood, de mens lijdt pijn. Ach, kon ik maar in de hemel zijn.” De zoektocht naar verlossing in het lied ‘Uhrlicht’. Mahler op zijn tederst.
De magische eerste fluistering van het koor „Aufersteh’n, ja aufersteh’n” (opstaan) – voel je voordat je het woord hoort. In het hart van de tekst en van Mahlers denken staat die ene zin: „Sterven moet ik om te leven.”
Derde symfonie: de langste
Af in: 1896
Koffieautomaatfeitje: De Derde symfonie duurt ongeveer 1 uur en drie kwartier. Het is Mahlers langste, en een van de langere symfonieën überhaupt. Alleen het eerste deel duurt al ruim een (heerlijk) halfuur.
Achtergrond: Met de Derde symfonie wilde Mahler een wereld bouwen: van levenloze natuur via planten, dieren en mensen naar God of het eeuwige. Daarin wilde hij alles stoppen wat hij tot dan toe over het leven geleerd had. Oorspronkelijk bedacht hij titels bij de verschillende delen, zoals: ‘I. Pan ontwaakt, de zomer stormt binnen.’ ‘III. Wat de dieren in het woud me vertellen’. Maar die titels schrapte hij bij de eerste uitgave: de muziek moest voor zichzelf spreken.
In zijn tijd was de Derde zo gigantisch, dat het niet meteen in één keer kon worden uitgevoerd. Toch had Mahler er eigenlijk nog een deel aan toe willen voegen. Dat werd het laatste deel van de Vierde symfonie, die daarmee voltooid was vóór de Derde überhaupt voor het eerst helemaal geklonken had; dat was pas in 1902, gedirigeerd door Mahler zelf. Zelfs de Vijfde was toen al bijna af.
Uitgelichte momenten:
Vierde symfonie: de hemelse
Af in: 1900
Koffieautomaatfeitje: Mahler zelf dirigeerde in 1904 de Nederlandse première van de Vierde symfonie bij het Concertgebouworkest. Na de pauze voerden ze de hele symfonie nog een keer uit: een ideetje van orkestchef Willem Mengelberg.
Achtergrond: Een gemiddelde Mahler-symfonie klinkt alsof de componist hoogstpersoonlijk het universum wilde herschikken. Maar met zijn ‘slechts’ één uur durende Vierde symfonie laat hij simpelweg het pad naar de hemel horen. Hij werd geïnspireerd door een lied dat hij eerder had gecomponeerd: ‘Das himmlische Leben’. Dat bezingt de hemel vanuit de kinderblik: een vreugdevol bestaan met gedans en gehuppel en natuurlijk de mooiste muziek. In de hele symfonie duiken er liedflarden op, totdat het laatste deel in zijn geheel wordt gezongen door een solosopraan.
Het orkest speelt met een sterk uitgedunde kopersectie en zonder tuba’s en trombones. Alleen dat al tilt de muziek weg van het aardse. De sfeer is volks en op sommige momenten regelrecht sprookjesachtig. Er klinken belletjes en speelse melodieën, en er zijn nagenoeg geen allesomvattende klankexplosies. Na de kolossale Tweede en Derde symfonieën had het Mahler-publiek in Duitsland en Oostenrijk daar juist wel de oren op voorgesorteerd. De meesten konden de in kinderlijke onschuld badende vierde dan ook maar matig waarderen. In Nederland vond men de symfonie juist sympathiek en charmant.
Uitgelichte momenten:
Mahler kon als de beste een ‘er-is-hier-iets-niet-pluis-gevoel’ tevoorschijn toveren. In het tweede deel doet hij dat met een één toon hoger gestemde soloviool die als Magere Hein boven het orkest danst.
De slotmaten van Mahlers symfonieën zijn meestal één groot knal- en tetterfestijn. Niet bij de Vierde symfonie: op het zachte wiegen van de harp stuurt Mahler je huiswaarts.
Vijfde symfonie: de optimistische
Af in: 1902
Koffieautomaatfeitje: Het vierde deel, het ‘Adagietto’, is zo’n prachtig romantisch stuk, dat het op zichzelf beroemd is geworden, met name door de film Death in Venice (1971). Velen, vooropgegaan door Mengelberg destijds, horen er een muzikale liefdesbrief in voor de vrouw met wie hij net was getrouwd: Alma Schindler.
Achtergrond: Mahler zelf vond deze symfonie, waaraan na vier symfonieën met zang geen zangers te pas komen, niet zo romantisch. „Het is simpelweg een uiting van ongelofelijke energie van een persoon in de bloei van zijn leven.” Mahler zelf kampte in die periode juist met gezondheidsproblemen; hij overleefde in 1901 maar net een bloeding. De Vijfde werd overal (behalve in Wenen) nogal slecht ontvangen, op het ‘Adagietto’ na. In Nederland ging de symfonie in première in 1905, door de Berliner Philharmoniker in een slecht gevuld Kurhaus in Scheveningen. Mahler reviseerde het zeven keer, tot hij in de laatste maanden van zijn leven, in 1911, een definitieve versie had.
Uitgelichte momenten:
Het allereerste trompetten die de treurmars – zo noemt Mahler het eerste deel – inleiden zijn even herkenbaar als imposant.
Maar het treuren is snel voorbij. Mahlers Vijfde is vooral een erg optimistische symfonie. Het derde deel begint blij, huppelig, als iemand die in z’n nopjes is over een aanstaande date. Daarna volgt de emotionele rollercoaster van zo’n moment: angst, een vlaagje paniek, eenzame vertwijfeling, dan weer verschillende troostende stemmen in het prachtige pizzicatomoment, om er aan het einde met frisse overmoed zin in te hebben.
En dan komt de liefde zelf, het ‘Adagietto’. Daar moet een mens verder geen woorden vuil aan maken. Dat kun je alleen maar horend begrijpen. Sowieso mag je in de Vijfde horen wat je wil; Mahler heeft er geen ‘betekenis’ aan gegeven. Het is muziek om muziek.
Zesde symfonie: de ‘tragische’
Af in: 1904
Koffieautomaatfeitje: De symfonie met de hamer: in het laatste deel gebruikt Mahler een enorme houten hamer als instrument. Er is discussie over of die hamer twee of drie keer moet slaan – Mahler haalde de derde slag er om bijgelovige redenen uit. Er is ook discussie over de volgorde van het tweede en derde deel, omdat Mahler die een paar keer omgooide.
Achtergrond: Het gaat Mahler ogenschijnlijk voor de wind: succes in Wenen, net getrouwd, spelend met zijn eerste kind in zijn zomerhuis en een tweede kind op komst. Het is dus nogal een plotselinge omslag dat Mahler na de optimistische Vijfde zijn meest ‘Tragische’ symfonie componeert: de Zesde. Het is zijn enige symfonie die in mineur eindigt. Waarom is niet helemaal duidelijk, maar gegist wordt dat angst om alles kwijt te raken en onvermogen zich echt met Alma te verbinden ermee te maken hebben. In ieder geval is Mahler zelf tijdens de repetities en de première enorm aangedaan door zijn muziek.
Dat was de pers ook, maar niet in positieve zin. Het publiek klapt laaiend enthousiast zelfs tussen de delen door, wat de pers dan weer afdeed als ‘veroorzaakt door een ontstane, kritiekloze Mahler-cultus’. Jaren later wordt de eerste uitvoering in Nederland ook door het publiek matig ontvangen. Één recensent schrijft dat de zaal moet lachen bij de hamerslag, en ‘een grappenmaker’ met kop en schotel rammelt als er alpenklokjes klinken: „Het viel gemakkelijk te voorspellen, dat deze symphonie zonder succes zou voorbijgaan.” Nu is het een van Mahlers meest gespeelde symfonieën.
Uitgelichte momenten:
Sowieso hoor je in Mahlers muziek uit welk vaatje bijvoorbeeld filmcomponist John Williams heeft getapt, maar het eerste deel van Mahler Zes is al helemaal Star Wars Extra Grand Deluxe.
De hamer hamert in het laatste deel, twee of drie keer. Slagwerkers strooien soms wat talkpoeder op het blok, voor het dramatische opstuifeffect:
https://youtu.be/OZBDdKrGgOc
Zevende symfonie: de ongrijpbare
Af in: 1906
Koffieautomaatfeitje: Mahler vergeleek het eerste ‘Nachtmusik’-deel uit zijn Zevende symfonie met de sfeer van Rembrandts Nachtwacht. Hij zag het schilderij tijdens een bezoek aan het Rijksmuseum in oktober 1903.
Achtergrond: De Zevende is een symfonie van paradoxen. Intiem zonder persoonlijk te worden. Door Mahler zelf bestempeld als zijn beste werk, maar verreweg de minst populaire van al zijn symfonieën. De muzikale sfeer is er eentje van schaduw en schemering – boven twee van de vijf delen prijkt het kopje ‘Nachtmusik’ – en toch doet het werk licht en opgewekt aan. De ‘Finale’ is zelfs zó uitzinnig en over de top dat je je afvraagt of Mahler ze nog wel op een rijtje heeft. Is dit sarcastische overdrijving? Of een doorgedraaide componist in een lachstuip?
De Zevende symfonie roept meer vragen op dan het beantwoordt, maar dat is ook meteen wat het zo’n ongrijpbaar geweldig stuk maakt. Waar Mahlers symfonieën meestal doordrenkt zijn van diep persoonlijke gevoelens, lijkt de Zevende eerder een zoekplaatje van symboliek, literatuur en beeldende kunst. Het werk is trouwens ook opvallend modern. Mahler bereidt de weg voor radicale vernieuwers als Arnold Schönberg, die tijdens de première in 1908 in het publiek zit en op slag enthousiast is.
Uitgelichte momenten:
Het openingsmotief van Mahlers Zevende symfonie viel hem in terwijl hij zich liet overroeien op de Wörthersee – je hoort meteen het ritme van de roeispanen die door het water worden getrokken.
In het zwoele ‘Andante amoroso’, de tweede ‘Nachtmusik’, stopt Mahler een paar ongewone instrumenten in het orkest. Let vooral op de solo’s van de gitaar en de mandoline.
Achtste symfonie: ‘Symfonie der Duizend’
Af in: 1907
Koffieautomaatfeitje: De bijnaam van deze symfonie – al kan je je afvragen of het fenomeen ‘symfonie’ niet uit zijn voegen barst in dit stuk – is de ‘Symfonie der Duizend’, vanwege de megalomane bezetting met acht solisten en meerdere koren. Mahler zelf vond deze bijnaam erg stom.
Achtergrond: Mahler schreef de Achtste na een visioen in één kolk van inspiratie tijdens zijn zomervakantie in 1906. ‘Je moet je voorstellen dat het heelal begint te trillen en tot klinken komt,’ beschreef Mahler het zelf in een brief.
In allebei de delen vormt zang de kern. Het eerste deel is gebaseerd op een middeleeuwse pinksterhymne waarbij de zangers de heilige geest smeken zich over de wereld uit te storten. Het tweede deel vertolkt het slot van Goethes Faust, en hoewel niemand de precieze betekenis van dit alles ooit helder heeft gekregen, is het duidelijk dat het hele stuk gaat om het streven naar het hogere, met de Liefde als stuwende kracht, waarbij het ‘eeuwig vrouwelijke’ ons omhoog trekt, naar de verlossing.
Mahler zelf was enorm tevreden met het resultaat, en ook de première in 1910 was een gigantisch succes.
Uitgelichte momenten:
Aan het begin van de symfonie geeft Mahler geheel nieuwe invulling aan de uitdrukking ‘vol op het orgel gaan’. Na de eerste klanken van het orgel zetten de koorzangers in met een overrompelende uitroep: ‘Veni, creator spiritus’. (Kom, schepper geest)
Na de extatische laatste maten van het eerste deel hangt menig luisteraar verslagen in de touwen. De mysterieuze fluistering van het begin van het tweede deel, geeft een zinderende spanning.
Het tweede deel zit vol met pareltjes (Engelenkoren! Mater Gloriosa!) maar weinig kan tippen aan het slot, het ‘chorus mysticus’. Al het vergankelijke is maar schijn – bovenaards en kippenvel-garant.
Negende symfonie: zijn afscheid
Af in: 1909
Koffieautomaatfeitje: De Negende werd Mahlers laatste voltooide symfonie, een soort afscheid van het leven.
Achtergrond: Alsof je almaar verder wegzweeft, de kosmos in, de aarde nog maar een vaalblauw stipje in de verte. ‘Wegstervend’, ‘met diepgevoelde emotie’, schrijft Mahler in de partituur van zijn Negende symfonie. Sla je die bij de laatste pagina’s open, dan zie je steeds meer notenbalken wegvallen. Het ene na het andere instrument verdampt, tot alleen nog violen, altviolen en cello’s stilletjes overblijven. Anderhalf uur muziek eindigt zonder climax, als een stipje.
Hoewel hij nog een Tiende symfonie hoopt te voltooien, voorvoelt Mahler misschien al dat de Negende de laatste wordt die hij afkrijgt. Het stuk wordt vaak beschouwd als zijn muzikale afscheid van het leven, van de liefde en de lust, van de aarde. Op naar de hemel.
De symfonie is min of meer symmetrisch opgebouwd. Twee snellere middendelen van pakweg een kwartiertje elk, geflankeerd door twee zware hoekdelen die beide grofweg een halfuur in beslag nemen.
De Negende is geen symfonie die je op de achtergrond aanzet. Hier moet je echt anderhalf uur goed voor gaan zitten. Maar als je geconcentreerd luistert en je openstelt voor die ‘diepgevoelde emotie, dan kan een uitvoering van de Negende symfonie zomaar een spirituele ervaring worden.
Uitgelichte momenten:
Das Lied von der Erde: de dood te slim af
Af in: 1909
Koffieautomaatfeitje: Mahler kent zijn klassieken. Beethoven, Schubert, Bruckner, Dvorak: de grote voorgangers kwamen niet verder dan negen symfonieën. Hij besluit deze vloek te slim af te zijn door zijn negende niet een symfonie, maar Das Lied von der Erde te noemen. En verdomd, het werkt, hij blijft in leven. Dus voltooit Mahler daarna de ‘echte’ Negende. Maar de dood laat zich niet foppen: een jaar later sterft de componist. Een Tiende symfonie krijgt hij niet af.
Achtergrond: In alle symfonieën filosofeert Mahler muzikaal over de dood en wat die betekent. Is sterven het einde of een nieuw begin? En moeten we de dood vrezen of omarmen als een oude vriend? Mahler neigt naar dat laatste. In Das Lied von der Erde speelt hij deze vragen nogmaals tegen elkaar uit.
Mahler vindt inspiratie in zes gedichten uit de Chinese oudheid. Ze verhalen en filosoferen over de vergankelijkheid van schoonheid en het menselijk leven tegenover de cyclus van vernieuwing in de natuur.
Hij laat de tenor beginnen in boze dronkenschap met ‘Het drinklied over de bekommernis op aarde’: „Donker is het leven, is de dood.” De alt belichaamt daarentegen berusting, vooral in het magistrale – half uur durende – slotlied ‘Het afscheid’. „Stil is mijn hart en wacht kalm op zijn uur.” Nog eenmaal laaft ze zich aan de schoonheid van de natuur, waarin alles sterft om opnieuw geboren te worden: „Eeuwig! Eeuwig! Eeuwig!”
Uitgelichte momenten:
De handtekening van Mahler.Foto DeAgostini/Getty Images