Verrassende analyse van De Nederlandsche Bank: meeste Nederlandse bedrijfstakken behoren wél tot de top qua productiviteit

Economen waarschuwen er al tijden – en steeds nadrukkelijker – voor: Nederland, en eigenlijk heel Europa, dreigt economisch achterop te raken. Vooral ten opzichte van de Verenigde Staten is de kloof pijnlijk zichtbaar. Zelfs nu de Amerikaanse economie in het eerste kwartaal van dit jaar onverwacht is gekrompen, blijft een structureel verschil overeind: per gewerkt uur produceren Amerikanen nog altijd meer dan Europeanen.

De arbeidsproductiviteitsgroei in Nederland – de groei van de gemiddelde productie van één werknemer in een bepaalde periode – daalt al tijden. Vorig jaar becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de arbeidsproductiviteit de afgelopen vijftig jaar steeds minder sterk toenam. De afnemende groei speelde ook een centrale rol in de waarschuwing van voormalig ECB-president Mario Draghi naar aanleiding van zijn rapport over het concurrentievermogen van de EU vorig jaar: als Europa niet sneller groeit, dreigt een „langzame doodsstrijd” voor de economie. Draghi had het over de economie in brede zin, maar productiviteit vormt daar de ruggengraat van.

Maar klopt dat rampscenario wel? Onderzoekers van De Nederlandsche Bank (DNB) plaatsen daar in een vandaag gepubliceerde analyse vraagtekens bij: „De productiviteitsgroei houdt zich in Nederland juist al jaren opvallend stabiel.”

Geen daling, maar een vlakke lijn

Arbeidsproductiviteit is de motor achter economische groei: het bepaalt hoeveel economische waarde een land toevoegt per gewerkt uur. Als een werknemer in een uur een machine maakt die voor 100 euro verkocht kan worden, is zijn arbeidsproductiviteit hoger dan die van iemand die in een uur iets produceert dat 50 euro waard is.

De productiviteitsgroei daalde flink tussen 2013 en 2023 ten opzichte van de tien jaar daarvoor, meldt het Europese statistiekbureau Eurostat. Van 1,1 naar 0,4 procent. Het lijkt een onheilspellende trend: we worden met z’n allen minder efficiënt. Maar volgens onderzoekers van De Nederlandsche Bank (DNB) is dat beeld dus te somber.

Sterker nog: „De arbeidsproductiviteitsgroei is sinds 2003 vrij constant”, zegt Frank van Moock, econoom bij DNB. Van Moock schreef de analyse met collega’s Maikel Volkerink en Marco Hoeberichts. Volgens hen ligt de groei in de marktsector nog altijd rond de 1,1 procent per jaar – geen daling dus, maar het groeitempo vertoont een vlakke lijn.

Wat overblijft, noemen ze ‘de relevante marktsector’: het deel van de economie waar bedrijven echt met elkaar concurreren – en waar je dus zinniger kunt meten hoeveel waarde elk gewerkt uur oplevert. En waar mogelijk een efficiëntieslag te makenvalt.

‘Niet aan het cherrypicken’

Is dit niet vooral een handig trucje om de cijfers wat op te poetsen? „Nee hoor, we zijn niet aan het cherrypicken,” zegt Volkerink beslist. „We stellen gewoon een andere manier van kijken voor. Niet om de boel op te leuken, maar om zuiverder te zien waar het wel – en juist níét – goed gaat.”

Van Moock neemt de gaswinning in Groningen als voorbeeld. „Sinds 2014 is de gaskraan langzaam dichtgedraaid.” Daardoor krimpt de economische waarde, terwijl het aantal gewerkte uren nauwelijks verandert. „Productiviteit wordt daar bepaald door de stand van de kraan – niet door hoe hard iemand werkt. Dus wat zegt dat nog over efficiëntie?” De daling in productiviteit komt hier niet doordat mensen minder efficiënt werken, maar doordat er minder geproduceerd mág worden.

Hetzelfde geldt voor de publieke sector. „Het aantal getapte biertjes kun je optellen en zo de toegevoegde waarde daarvan berekenen. Maar de waarde van een basisschoolles of een ambtenarennota? Die zijn moeilijk in statistieken te vangen, en verstoren dus het totaalplaatje.”

Ook de productie van financiële dienstverleners – zoals banken – is lastig te meten. Zij sturen geen factuur waarin precies staat wat hun diensten kosten. In plaats daarvan verdienen ze vooral aan rente, bijvoorbeeld op leningen of hypotheken. Daardoor is hun economische bijdrage moeilijker te herleiden dan die van een fabriek of restaurant.

DNB-bril

Door de bril van de drie DNB-economen verandert het beeld behoorlijk. Want waar Nederland al jaren onderaan de lijst van OESO-landen – een groep voornamelijk welvarende ontwikkelde landen – bungelt qua productiviteitsgroei, klimt Nederland – door alleen naar de relevante marktsector te kijken – opeens naar het linkerrijtje. Van 0,4 naar 1,1 procent groei per jaar. De meeste Nederlandse bedrijfstakken behoren dus wél tot de top. Vooral de industriesector springt eruit, met 93 euro toegevoegde waarde per gewerkt uur. Daarmee behoort Nederland, samen met Ierland, tot de Europese top. Ter vergelijking: in Kroatië levert een gewerkt uur in de industrie slechts 16 euro op.

In de meeste sectoren staat Nederland bij de Europese koplopers, maar er is ook ruimte voor verbetering. In de sector media en ict, bijvoorbeeld, moet Nederland zes andere EU-landen voor zich dulden. Daar zit potentieel.

Toch is het niet alleen hosanna, want ook met de methode van DNB blijft het verschil met de VS bestaan. Zeker in de technologiesector is het gat enorm: daar groeide de Amerikaanse productiviteit met 5,6 procent per jaar van 2013 tot 2023, tegen 0,6 procent in Nederland. Deze achterstand is voor de EU – met 1,6 procent – als geheel kleiner, maar het blijft de sector waar Europa het meest achterloopt op de VS.

Toch is dat volgens de DNB-onderzoekers geen reden voor paniek, maar juist een kans. „We weten nu veel beter welke sectoren achterblijven”, zegt Volkerink. „En dus ook waar we gericht kunnen investeren – en later kunnen meten of het iets oplevert.”

Werk aan de winkel

De rooskleuriger cijfers van DNB moeten niet leiden tot zelfgenoegzaamheid, waarschuwen de economen: „Er is werk aan de winkel.” De productiegroei is stabiel, maar stijgt niet. En door de vergrijzing hoeft Nederland voorlopig weinig te verwachten van de aanbodkant van de arbeidsmarkt. „We hebben simpelweg te weinig mensen”, zegt Van Moock. „Dus móet de productiviteit omhoog.”

Hoe dan? Technologie speelt een sleutelrol, aldus de onderzoekers. Denk aan AI-toepassingen die processen efficiënter maken in brede delen van het bedrijfsleven. Maar het gaat om meer dan technologische sprongen. „Je moet ook kijken naar de structuur van de economie. Hoe richt je die zo in dat bedrijven en mensen productiever kunnen worden?”

Draghi schetst in zijn rapport zinnige oplossingen, aldus de drie economen. De oud-ECB-president pleit voor het wegnemen van belemmeringen in de Europese interne markt – barrières voor handel, kapitaal en arbeidsmobiliteit.

Een voorbeeld: „Voor een Nederlander is voor werk verhuizen naar Berlijn een veel grotere stap dan voor een Amerikaan om van New York naar Californië te verhuizen”, zegt Van Moock. „Dat belemmert onze economische groei en productiviteitsgroei. Terwijl versterking van de Europese interne markt cruciaal is.”

Niet enkel inzetten op snelle groei

Toch waarschuwen de DNB-onderzoekers ook voor té veel focus op sectoren die snel rendement opleveren – zoals zware industrie of AI. „Het is verleidelijk om daar vol op in te zetten”, zegt Volkerink. „Maar dan verlies je andere, minstens zo cruciale sectoren uit het oog.”

Zoals zorg en onderwijs – sectoren die buiten hun productiviteitsanalyse vallen, maar volgens hen wel degelijk essentieel zijn. „Juist uit het onderwijs komen kennis en nieuwe vaardigheden voort”, zegt Van Moock. „En zonder die kennis kunnen andere sectoren niet groeien. Onderwijs is het fundament van onze beroepsbevolking – zonder kunnen we niet eens lezen of schrijven.”

Daarom moet productiviteit geen doel op zich worden. Volkerink: „Het is een belangrijke lens om naar de economie te kijken, maar niet de enige. Je wilt ook een samenleving waar de terrassen vol zitten, het onderwijs goed is en de zorg draait.”

Of zoals Van Moock het samenvat: „Hoge productiviteit is nodig om onze welvaart vast te houden. Maar brede welvaart gaat over meer dan wat we per uur produceren.”