De Chinese vicepremier wordt in Den Haag toegejuicht, terwijl de slachtoffers van Beijing op afstand moeten blijven

De straatruzie waarin Kalbinur Sidik eind januari belandde was niet alledaags. Om te beginnen ging het er heftig aan toe. „Als we niet in een beschaafd land als Nederland hadden gewoond weet ik zeker dat het vechten was geworden”, vertelt ze achteraf. „Ik was woest.”

Op het eerste gezicht is dat misschien moeilijk voor te stellen. Sidik (55) is een vrouw met een vriendelijk gezicht en golvend lang haar, die vroeger als lerares werkte. Maar ze is ook een vluchteling met trauma’s, die in 2017 met eigen ogen moest toekijken hoe Chinese autoriteiten Oeigoeren opsloten in ‘heropvoedingskampen’. Sidik moest hen in die kampen Chinees leren.

Sinds haar vlucht naar Nederland in 2019 vertelt ze aan media wereldwijd hoe haar leerlingen, volwassen mannen, aan handen en voeten geketend in de les zaten. Hoe de bewakers leerlingen uit de klas haalden, waarna er geschreeuw door de muren klonk. Haar verhaal is slechts gedeeltelijk te verifiëren, maar sluit aan op de getuigenissen van andere vluchtelingen.

Op donderdag 23 januari, aan het begin van een koude middag met wind en regen, is Sidik voor een protestactie naar de stoep voor het Catshuis in Den Haag gekomen. Vanavond om kwart over zes zal premier Schoof hier samen met minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp de vicepremier van China ontvangen. Hoewel het nog uren duurt voor de man zal arriveren, komen voor- en tegenstanders van zijn bezoek nu al naar het Catshuis.

Als ze aan komt lopen raakt Sidik – van oorsprong Oezbeeks maar opgegroeid in de Oeigoerse regio – meteen in conflict met een Chinese Nederlander. Ze heeft hem met een groep anderen uit de nabijgelegen Chinese ambassade zien vertrekken. Een andere demonstrant heeft dat ook gezien. Sidik en de man bekvechten met elkaar over wat China met de Oeigoeren doet. Als de man zegt: „Nederland heeft jullie hier vandaag neergezet om een show op te voeren”, slaan bij Sidik bijna de stoppen door.

Genocide

„Het raakte me diep in mijn hart”, zegt ze. „Ik heb de afgelopen jaren alleen over de kampen verteld wat ik werkelijk heb meegemaakt. Mijn verhaal is al door veel onderzoekers en journalisten gefactcheckt. Bovendien is ook het Nederlandse parlement ervan overtuigd dat China genocide pleegt op de Oeigoeren.” Inderdaad heeft een Kamermeerderheid in 2021 de mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren als genocide bestempeld, onder meer vanwege gedwongen geboortebeperking.

De Chinese vicepremier Ding Xuexiang combineerde afgelopen januari zijn deelname aan het World Economic Forum in Davos met een bezoek aan Nederland, dat door China vaak ‘de toegangspoort tot Europa’ wordt genoemd. China wil met het bezoek de banden met Europa aanhalen, aan het begin van de tweede termijn van Donald Trump. Daarnaast is er veel te bespreken over de toegang tot de chipmachines van ASML. Nederland houdt de export van deze machines naar China tegen op verzoek van de Verenigde Staten. Dat wil de Chinese regering graag veranderd zien.

Nederland onthaalt Ding op het hoogste niveau. Een dag voor de ontmoeting met Schoof wordt hij door koning Willem-Alexander ontvangen op paleis Huis ten Bosch. Het ceremonieel is onderdeel van een ingewikkelde diplomatieke balanceeract: Nederland ziet China als een ‘systeemrivaal’ voor het Westen die cyberaanvallen uitvoert en elektrische auto’s op de Europese markt dumpt. Maar ook als een niet te negeren grootmacht en een onmisbare handelspartner. De inlichtingendienst AIVD noemde China vorige week in zijn jaarverslag „partner en tegenstrever tegelijk”.

Schoof zal na afloop van Dings bezoek tegen de pers spreken over „een buitengewoon belangrijk bezoek”, waarin hij kritisch heeft gesproken over ASML én, zoals altijd, over de mensenrechten in China.

Demonstreren is óók een mensenrecht. Het is als zodanig vastgelegd in de grondwet. Maar bij Dings bezoek aan Den Haag slaagde een aan China gelieerde organisatie erin een Chinese steunbetoging een prominente plek te bezorgen, terwijl tegendemonstranten uit het zicht verdwenen, zo blijkt uit onderzoek van NRC. Het onderzoek maakt deel uit van het project ChinaTargets van het internationale journalistieke consortium ICIJ, waarin media in dertig landen wereldwijd onderzoek deden naar ‘transnationale repressie’ door China.

Tibetaanse en Oeigoerse betogers staan samen met enkele Chinese dissidenten bij het World Forum in Den Haag.
Falun Gong-aanhangers demonstreren bij de achteringang van het Catshuis.

Foto’s Olivier Middendorp

Blauwe vlag

Kalbinur Sidik heeft zich voorgenomen om die middag haar woede over het lot van de Oeigoeren over te brengen aan de Chinese vicepremier. Ze is met een groep Oeigoeren naar het Catshuis gereisd om zijn aandacht te trekken met spandoeken en de blauwe vlag van het Oeigoerse thuisland dat zij Oost-Turkestan noemen (Xinjiang in het Chinees, ‘nieuwe grens’).

Een andere groep betogers is van afkomst Tibetaans, ook een onderdrukte etnische minderheid. Bij protesten tegen de Chinese Communistische Partij (CCP) trekken ze vaak samen op, vandaag met ongeveer twintig mensen. Ook een handvol Han-Chinese dissidenten uit Hongkong of het vasteland van China sluit zich bij hen aan. Verder zijn er leden van de in China verboden religieuze beweging Falun Gong.

De Oeigoeren, Tibetanen, dissidenten en Falun Gong-beoefenaars vormen samen met Taiwanezen de ‘Vijf Vergiffen’, zoals de regering in Beijing ze noemt: de vijf voornaamste bedreigingen voor de CCP. Chinese organisaties en ambassades wereldwijd spannen zich in om deze groepen ook buiten China in de gaten te houden en te voorkomen dat zij de belangen van de CCP schaden, zeggen wetenschappers en mensenrechtenorganisaties.

Dit fenomeen wordt transnationale repressie genoemd, en kent allerlei vormen. In Azië kan het leiden tot ontvoering, in Nederland krijgen vervolgde minderheden onder meer bedreigende telefoontjes. Familieleden in China worden geïntimideerd. De Chinese lange arm beweegt daarnaast ook op subtiele, onopvallende manieren, bijvoorbeeld bij het smoren van protesten. Hoe dat gaat, is te zien op de januarimiddag in Den Haag.

Plek bezet

De locatie is gewijzigd, hoort Kalbinur Sidik van andere demonstranten als ze na de ruzie haar vlag wil uitrollen. De demonstratie is vooraf digitaal bij de gemeente aangemeld door Norbu Chuma Tsang, voorzitter van de Stichting Tibetaanse Gemeenschap Nederland. Hij had op het formulier vermeld dat de Tibetanen en Oeigoeren bij het Catshuis wilden demonstreren. Dan zouden vicepremier Ding en premier Schoof hen hopelijk zien.

Maar die plek is al bezet, vertelt een politieman die Chuma Tsang een dag voor de demonstratie opbelt. De gemeente stelt een andere plaats voor: op de hoek van het congrescentrum World Forum en de Churchilllaan. Een beter alternatief is er niet, zegt de politieman volgens Chuma Tsang.

De voorzitter is voorzichtig in zijn relatie met de gemeente en de politie. „We moeten altijd goed nadenken en heel netjes doen”, zegt hij achteraf over zijn afweging. „Anders mag ons protest een volgende keer misschien niet doorgaan.” Op dat moment weet hij al dat hij de gemeente en de politie binnenkort weer nodig heeft, voor een veel groter protest in maart, waarbij duizenden Tibetanen uit heel Europa naar Den Haag zullen komen. Hij gaat akkoord met de alternatieve locatie.

Dus daar staan ze: zo’n vijfentwintig Tibetanen, Oeigoeren en dissidenten, op de hoek van het Churchillplein en het World Forum. Ze dragen vlaggen en protestborden: „Tibet belongs to Tibetans!”. Door een megafoon roepen ze: “Independence for East Turkestan, Independence for Tibet! Fascist Xi Jinping!”

Weggestopt

Maar behalve het voorbijrazende verkeer en de vele politieagenten ziet of hoort niemand ze. De hoofdingang van het Catshuis ligt 400 meter verderop, aan de overkant van de Johan de Wittlaan. Voordat hun leuzen die afstand hebben afgelegd zijn ze allang vervlogen in de wind. De vicepremier zal hier niet eens in de buurt komen. Hij verblijft in het Marriott Hotel recht tegenover de hoofdingang van het Catshuis. „We voelden ons weggestopt”, zegt Kalbinur Sidik na afloop.

Wie vanaf deze hoek de laan oversteekt om naar de hoofdingang te lopen, passeert eerst de achteringang van de ambtswoning, op de hoek met de Adriaan Goekooplaan. Daar demonstreert de Falun Gong-beweging. ‘Stop gedwongen orgaanroof bij Falun Gong in China’, staat er op hun gele spandoeken. Ze delen flyers uit aan de paar passanten die voorbijlopen. Ook zij staan buiten het zicht en gehoorsafstand van de hoofdingang.

Wie staan er dan wel bij de hoofdingang van het Catshuis? Een groep van tientallen jonge mensen met Chinese en Nederlandse vlaggetjes in hun handen. Zij hebben een meterslang spandoek, dat zij met achttien man op een rij vasthouden: “Lang leve de Chinees-Nederlandse vriendschap!”. Hun namen willen ze niet geven, vragen blijven onbeantwoord.

Een jongen met bril wil één ding kwijt: „Wij zijn Chinese studenten en academici die de Nederlands-Chinese relaties willen bevorderen”, zegt hij in het Engels. Direct daarna komt de groep in beweging. Ze steken de Johan de Wittlaan over en lopen het Marriott binnen, dat de ingang heeft versierd met Chinese lantaarns. De groep neemt even pauze en ploft neer in de lobby, te midden van de Chinese ambtenaren en ambassademedewerkers die de delegatie vormen van vicepremier Ding.

Op het aanmeldformulier voor deze steunbetuiging bij de gemeente staat wie zij zijn: de Studentenvereniging van Chinese studenten in Nederland, ook bekend als de ACSSNL. Het is de grootste vereniging voor Chinese studenten in het land, met afdelingen in zestien steden, schrijft instituut Clingendael in een rapport over politieke beïnvloeding van het onderwijs in Nederland.

De vereniging werkt nauw samen met de Chinese ambassade, aldus Clingendael. Sterker, de ambassade stuurt de vereniging actief aan, schrijft Chinakenner Frank Pieke in een studie van het Leiden Asia Centre. „Zo werden in het voorjaar van 2020 de lokale afdelingen geïnstrueerd op welke manier hulppakketten uit China met mondkapjes en dergelijke gedistribueerd moesten worden, of hoe bijvoorbeeld het Chinese Nieuwjaarsgala georganiseerd moest worden.” Volgens de statuten verwacht de vereniging van haar leden dat zij „een warme liefde voor het vaderland koesteren, de goede naam en de eer van het vaderland in stand houden en actief deelnemen aan alle activiteiten.”

Neutraal principe

Op de stoep rond het Catshuis vragen de betogende Oeigoeren en Tibetanen meermaals aan de politie of zij hun protest alsnog naar de vooringang mogen verplaatsen, of anders mogen aansluiten bij de Falun Gong aan de achterkant. Tegen Alerk Ablikim, een Oeigoerse Nederlander, legt een agent uit waarom dat niet mag: „We hanteren het enige neutrale principe: wie het eerst komt, het eerst maalt.”

De Chinese studenten waren inderdaad het eerst, leert navraag bij de gemeente. Zij meldden hun betoging aan op vrijdag 17 januari om 09.59 uur. Dat is uren voordat het bezoek van de Chinese vicepremier in Nederland wordt bekendgemaakt. De Rijksvoorlichtingsdienst zet kort voor het weekend om 15.29 uur een bericht online waarin het bezoek wordt aangekondigd. De aanvragen van de Tibetanen, Oeigoeren en de Falun Gong volgen dan ook na het weekend, op maandag 20 januari.

„Lang leve de Chinees-Nederlandse vriendschap!”, staat te lezen op het banier van de Chinese studenten bij de hoofdingang van het Catshuis.
Foto Olivier Middendorp

De ACSSNL reageert niet op vragen van NRC, waardoor onbekend is door wie en wanneer zij geïnformeerd zijn. De dagelijkse persconferentie van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken in Beijing heeft op het tijdstip van hun aanmelding al plaatsgevonden, maar daarin is alleen gemeld dat de vicepremier van 19 tot 24 januari in Europa zal zijn.

Details over zijn reisschema worden niet genoemd, terwijl op de aanvraag van de studenten staat dat ze „ter hoogte van The Hague Marriott Hotel” willen demonstreren, waar de Chinese vicepremier later blijkt te verblijven. De Chinese ambassade antwoordt niet op de vraag of zij de ACSSNL heeft geïnformeerd over de details van Dings bezoek aan Den Haag.

De Chinese studenten zijn er vroeg bij. Zij meldden hun betoging al bij de gemeente aan uren voordat het bezoek van de Chinese vicepremier in Nederland bekend wordt gemaakt.

Een woordvoerder van burgemeester Jan van Zanen bevestigt dat de gemeente het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ hanteert. „Als een bepaalde locatie al in gebruik was door een andere partij is in goed overleg gezocht naar de best mogelijke alternatieve locatie”, aldus de woordvoerder. Volgens haar is het belangrijk om „vermenging van groepen” te voorkomen.

Berend Roorda, jurist en demonstratiedeskundige bij de Rijksuniversiteit Groningen, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er van Chinese zijde „een spel” wordt gespeeld, „waarbij pro-China groepen door de ambassade op tijd worden ingelicht en een locatie kunnen claimen, waardoor anderen minder ruimte hebben om daar hun geluid te laten horen”.

Volgens Roorda moet de burgemeester zich inspannen om ervoor te zorgen dat alle groepen, voor zover redelijkerwijs mogelijk, op dezelfde plek kunnen demonstreren, ook als een demonstratie later wordt aangemeld. Bij weigering moet de burgemeester duidelijk maken waarom tegendemonstranten in dit geval bijna een halve kilometer verderop moeten staan. „Dat kan in beginsel alleen als er aanwijzingen zijn dat het gaat clashen.”

In 2022 is er een clash geweest. Toen gooiden deelnemers aan een Oeigoerse demonstratie met stenen naar de ambassade en stichtten ze brand op het terrein. Toch waren er volgens de woordvoerder van de burgemeester „geen aanwijzingen van geweld” bij het bezoek van de vicepremier. Voor Roorda is het bovendien onduidelijk waarom de Tibetanen en Oeigoeren zich niet bij de Falun Gong mochten voegen. Met die groep was een botsing hoe dan ook onwaarschijnlijk.

Ook Marjolein Kuijers, projectleider demonstratierecht bij Amnesty International, is kritisch. „Internationale richtlijnen schrijven voor dat het first come, first served-principe juist zoveel mogelijk moet worden verméden”, zegt zij. „Een overheid moet voorkomen dat bepaalde groepen een tijd of plaats kunnen ‘blokkeren’ die ook voor andere groepen relevant zijn.”

Op de locatie bij het World Forum valt volgens haar veel aan te merken. „De demonstranten stonden niet ‘within sight and sound’ van hun doelwit. De gemeente moet er alles aan doen om dit wel mogelijk te maken.” Kuijers zegt vaak te zien dat demonstranten uit angst voor inperkingen akkoord gaan met locaties die ze eigenlijk niet geschikt vinden.

Ze worden gefilmd

Er is nog een ander fenomeen dat indirect de vrijheid van anti-CCP-demonstranten inperkt. Als de Oeigoerse demonstrant Alerk Ablikim samen met een Tibetaanse activist die middag langs het Marriott Hotel loopt op weg naar het World Forum, passeren ze een man met een Chinees uiterlijk, gekleed in een donkere jas met capuchon. Hij filmt hen met zijn telefoon. „Dat gebeurt bijna bij elk protest”, zegt Ablikim. „Chinese personen komen langs, maken foto’s of filmen ons en gaan dan weer weg.”


Lees ook

Als Oeigoeren naar een ‘studiecentrum’ moeten, weten ze dat dat een concentratiekamp is

Muurpropaganda in de Chinese stad Turpan, in de Xinjiang-provincie, waar een miljoen Oeigoeren en andere moslims in interneringskampen zitten.

NRC bezocht de afgelopen maanden meerdere protesten tegen de CCP en nam zelf waar dat er gefilmd werd, of sprak er betogers die zeiden tijdens het protest gefilmd te zijn. Ze weten niet wie de filmers zijn en wat er precies met de beelden gebeurt, maar allen vermoeden een verband met de Chinese staat.

Op 10 maart demonstreerden Tibetanen uit heel Europa in Den Haag tegen China. Dit soort protesten wordt vaak gefilmd door personen met een Chinese achtergrond.

Foto’s Olivier Middendorp

Aanleiding daarvoor zijn ervaringen als die van Mirali Seley (26). Hij is jongerenwoordvoerder van de organisatie Free Uyghur. Net als veel andere anti-CCP-activisten heeft hij jaren geleden het contact met zijn familie in zijn thuisland verbroken. Niet omdat hij niet van hen houdt, maar juist om ze te beschermen. Via-via krijgt hij heel soms nog een boodschap van hen.

In 2020 hield Seley op de Koekamp in het centrum van Den Haag een toespraak bij een protest tegen het gebruik van katoen uit Xinjiang in de kledingindustrie. Dat katoen is vaak het product van dwangarbeid. Kort daarna vertelde zijn contactpersoon dat zijn familieleden die nog in de Oeigoerse regio wonen de politie aan de deur hadden gekregen.

De agent kwam een foto van zijn toespraak op de Koekamp laten zien. Seley: „Mijn familie heeft ontkend dat ze de persoon op die foto kennen. Ze vinden dit heel eng en daar hebben ze alle reden toe. Familieleden van ons zijn gedwongen naar heropvoedingsscholen gestuurd. Ze weten dat alles afgeluisterd kan worden. Daarom noemen ze mijn naam niet meer, zelfs niet als ze onderling praten.”

De contactpersoon verzocht namens zijn familie om protesten voortaan over te slaan, of op zijn minst niet meer op de voorgrond te treden. Toch gaat Seley door. „Ook als ik stil blijf, wordt mijn familie zwaar onderdrukt. Op deze manier doe ik nog íets voor ze.” Hij is verbaasd dat de Chinese politie hem wist te koppelen aan zijn familieleden in de Oeigoerse regio. „Ik ben vertrokken toen ik zes was, in 2005. Maar nu wisten ze nog precies waar ik heb geleefd en wie mijn familie is.”

Seley vertelt dit verhaal op 5 februari, als hij deelneemt aan een Oeigoerse betoging voor de ingang van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook dat protest is gefilmd, zegt hij, door een Chinees ogende man, ongeveer een half uur lang en van een afstandje. NRC heeft de man niet zelf zien filmen en niet kunnen identificeren.

Dat lukt wel met een Chinese vrouw die op 10 maart de grote Europese Tibet-demonstratie in het centrum van Den Haag filmt, die wordt opgeluisterd door een bezoek van de Amerikaanse filmster Richard Gere. Met een mondkapje op en een hoed over haar ogen filmt de vrouw twee uur lang de toespraken op het podium. Voor omstanders is zichtbaar dat ze de video’s verstuurt via WeChat, het Chinese sociale medium.

Naderhand, als NRC haar benadert, ontkent ze meerdere malen dat ze bij het protest aanwezig is geweest. Later zegt ze dat ze een toevallige passant was en de video’s uit belangstelling voor Tibet en het boeddhisme heeft gemaakt. Ze verstuurde ze naar vrienden, zegt de vrouw. Omdat er geen bewijs is van banden met de Chinese staat, vermeldt NRC haar identiteit niet.

Bij een ander recent geval is die band met de Chinese overheid er wel. Op 28 januari vierden Chinese Nederlanders in het Zuidplein Theater in Rotterdam het begin van het Jaar van de Slang. In de nieuwjaarskaart die de organisatie uitdeelde, werden alle etnische Chinezen in Nederland aangesproken als ‘overzeese Chinezen’, waarmee hun band met China werd benadrukt.

De viering van Chinees Nieuwjaar in Theater Zuidplein in Rotterdam.
Foto Olivier Middendorp

Voor de ingang protesteerde Liu Feilong, een Chinese dissident, met zes anderen tegen de invloed van de CCP op het Chineestalige onderwijs in Nederland. Op beelden die Liu later op X plaatst is te zien hoe enkele mannen met rode sjaals uit het theater komen en de demonstranten filmen en fotograferen.

Cafetariahouder

„Jullie kunnen nooit meer terug naar China”, zeiden ze volgens Liu, als hij later voor het theater NRC te woord staat. Achteraf blijkt een van de fotograferende mannen Cai Yong te zijn. Hij is een cafetariahouder uit Capelle aan den IJssel. Volgens een bericht op de website van de Vereniging van Chinese Cafetaria Ondernemers is hij ook de adjunct-directeur van de afdeling Bevordering Politieke Participatie van de Federatie van Chinese Verenigingen in Nederland. Daarnaast is Cai adviseur van de politieke partij NL Plan, die volgens onderzoek van Follow the Money en RTL nauwe banden met de CCP onderhoudt.

Gevraagd naar de foto’s die hij nam zegt Cai in een telefonische reactie „ik weet het niet, ik weet het totaal niet”, maar erkent hij wel naar de demonstranten te zijn gelopen. „Ik was buiten aan het roken, dus ging ik even bij ze kijken”, zegt hij. Vervolgens zegt Yong te druk te zijn met klanten in zijn cafetaria om verder te praten. Op het tijdstip dat NRC zou terugbellen, neemt hij de telefoon niet meer op.

Op beelden is te zien hoe enkele mannen met rode sjaals uit het theater komen en de demonstranten beginnen te filmen en fotograferen

Bronnen binnen de overheid bevestigen dat mensen gelieerd aan de Chinese overheid soms demonstraties filmen en fotograferen. Het gebeurt waarschijnlijk vooral om te intimideren, zeggen ze. Soms wordt geprobeerd om demonstranten te identificeren en familieleden in China met die informatie te confronteren.

Het heeft effect, zegt Alerk Ablikim in januari bij het bezoek van de vicepremier. „Er komen minder mensen naar protesten. De mensen die hier vandaag zijn, zijn de meer weerbare personen. Zij houden er al rekening mee dat ze gefilmd worden en hebben de banden met hun familie verbroken.”

Er blijven inderdaad mensen weg om veiligheidsredenen, zegt Kunsel Rinchen Dorjee (21), voorzitter van Students for a Free Tibet Nederland. Een persoon die zij kent wil binnenkort op bezoek naar de buitengebieden van Tibet [de Autonome Regio Tibet zelf is ontoegankelijk] om daar voor het eerst het land te zien waar zijn wortels liggen. Dat vergt een lange voorbereidingstijd, waarbij minutieus elke relatie met Tibet moet worden gewist uit telefoongegevens, e-mails en sociale media-accounts. Deelnemen aan een protest – met het risico daar gefilmd te worden –is dan uit den boze.

Anderen nemen nog wel deel, maar voorzichtiger. Een studente die anoniem moet blijven bezocht vorig jaar familieleden in het Tibetaanse buitengebied. Ondanks zorgvuldige voorbereiding werden zij en haar familieleden urenlang ondervraagd op het vliegveld in de Chinese stad Shenzhen. Daardoor kent de politie nu de identiteit van haar familieleden in Tibet.

Bij het protest tegen de vicepremier blijft de studente daarom op de achtergrond en draagt ze een mondkapje. „Mijn moeder vond dat niet genoeg”, zegt ze achteraf. „Voortaan draag ik ook een hoed.”

Kalbinur Sidik kent geen terughoudendheid meer. Ze heeft alle banden met haar familie verbroken en zet haar protest door. Op deze donderdagmiddag heeft ze maar één probleem, en dat is de afstand tot het Catshuis. „Doordat niemand ons kon zien gaf het protest mij totaal geen voldoening”, zegt ze.

Koplampen

Als het donker wordt, druipen haar medebetogers langzaam af. Ze weten niet dat de vicepremier pas om kwart over zes zal arriveren. Die informatie stond niet in de aankondiging van de Rijksvoorlichtingsdienst. De Chinese studenten weten het wel. Zij staan na hun pauze in de hotellobby weer achter hun rode banier bij de hoofdingang.

Uiteindelijk krijgt Kalbinur Sidik de Chinese vicepremier en zijn gevolg alsnog in het vizier.
Foto Olivier Middendorp

Sidik is achtergebleven met drie andere betogers. Ze moeten wachten tot een kennis hen met de auto komt ophalen en besluiten een warme plek te zoeken. Ze lopen langs de achteringang van het Catshuis over de Johan de Wittlaan, in de richting van de hoofdingang.

Dan ziet Sidik opeens hoe motoragenten het verkeer op de weg stilzetten. Bij het Marriott Hotel aan de overkant flitsen koplampen van zwarte auto’s aan. Ze weet: daar komt de vicepremier alsnog. En ze gilt, samen met de andere drie: „Freedom for East-Turkestan! Terrorist China! Fascist China! China lies, people die!”

Ze vatten moed en lopen dichter naar de hoofdingang terwijl ze schreeuwen en met hun blauwe vlag zwaaien. Maar dan komt de politie in actie, met een busje dat langzaam over de stoep naar hen toe komt gereden en hen terugdrijft. „U mag allemaal even doorlopen”, klinkt het door de luidspreker. De politie doet het zoeklicht aan, richt op de demonstranten en dwingt hen zo langzaam naar achteren.

Een politiebus drijft de laatste Oeigoerse demonstranten terug naar de achterkant van het Catshuis. Video Wilmer Heck

Marjolein Kuijers van Amnesty is ervan overtuigd dat de politie hier verkeerd zit. „De politie moet bij vreedzaam protest de-escalerend optreden. Ik durf wel te stellen dat enkele demonstranten met een politiebus terugdrijven daar niet onder valt. Het kan natuurlijk zijn dat er concrete zorgen waren over hun veiligheid. Dan moet de politie eerst kijken hoe ze het protest kan beschermen, eventueel met meer politie-inzet.”

Sidik was alleen maar blij met het zoeklicht, zegt ze. „Er stond opeens een spotlicht op ons. Dat betekent dat de vicepremier ons beter kon zien! Het gaf me nieuwe energie, ik ging er harder door roepen. Het voelde alsof Nederland ons hielp. Ineens was alles goed.”