
Het zal je maar gebeuren: een dag voor je dood als paus staat de Amerikaanse vice-president J.D. Vance voor je neus, de man met wie je net nog een appeltje hebt geschild over zijn afkeer van migranten en zijn tribalistische interpretatie van de ordo caritatis, de rangorde in christelijke naastenliefde.
Vance had dat katholieke leerstuk opgevat als een reeks concentrische cirkels: eerst komt liefde voor je familie, dan voor je buren, dan je landgenoten en pas daarna de rest van de wereld. De theologie van ‘America First’.
De vice-president kreeg op zijn kop van de kerkvorst die uitlegde dat christelijke naastenliefde universeel is, en in NRC van de gelovige wetenschappers Stefan Paas en Beatrice de Graaf, die Vance „misvormd citeren” verweten.
Het zullen mijn gereformeerde genen zijn, maar nu wil ik het toch – een klein beetje – voor de valse veep opnemen.
Ja, Vance maakt er een naargeestige eigen-volk-eerst moraal van, maar er is wel een zekere rangorde in caritas, ook in de Summa Theologica van Thomas van Aquino, de grote metafysicus van de Roomse kerk. Niet in benevolentia (goede wil, liefde voor alle mensen) maar wel in beneficientia (het goede doen). Het eerste is universeel, het tweede proportioneel: de natuurlijke naasten komen het eerst.
In handen van een gifmenger als Vance wordt zoiets een religieuze legitimatie voor ongebreideld nationaal egoïsme. Wat stellen we ertegenover?
In Buitenhof maakte De Graaf indruk met een pleidooi voor deugdenethiek, tegenover het wereldbeeld vol „strijd” van Trump en Vance. De kardinale deugden – tot en met geloof, hoop en liefde – verdienen herwaardering. Dat past in een intellectuele trend want die ethiek is al jaren bezig aan een terugkeer, ook in de filosofie. We moeten, aldus De Graaf, „jonge mensen niet alleen maar opleiden om heel slim te zijn”, maar ook om „te handelen volgens een hoger doel” – aan de hand van die persoonlijke deugden.
Het probleem is: dat is ook een frappante samenvatting van het bekeringsverhaal van nu juist J.D. Vance. Ooit was die een „intellectuele atheïst” die zich, ontgoocheld door de leegte van het jagen op „succes”, wendde tot de deugden van de kerk, schreef hij in het katholieke tijdschrift The Lamp (2020).
Vance legde uit dat hij als wijsneuzige student „de taal van de deugden” was verleerd, maar zich daar nu weer aan wilde wijden, „ingebed in een gemeenschap”. Weg van een religieus ongeletterde samenleving die „gericht is op consumptie en genot” en „deugdzaamheid verwaarloost”.
Kortom, Vance zou het Buitenhof-pleidooi van De Graaf vermoedelijk van harte onderschrijven. Dat is ook niet zo gek, want de deugden-ethiek hoort van oudsher bij de katholieke kerk, tegenover de calvinistische ethiek van Schrift en plicht en contra het moderne individualisme.
Ja, natuurlijk is Vance óók hypocriet. De Trumpiaan die deugden ophemelt, hoont tegelijk over linkse ‘deugneuzen’ en ‘pronkdeugers’. Eigen deugden eerst, uiteraard.
Uit mijn eigen denominatie zou ik er graag een ander geloofsartikel tegenover willen plaatsen. Dat van de mens die geneigd is tot alle kwaad en – zonder Zijn genade – onbekwaam tot enig goed. De waarheid die daarin schuilt is dat je ook op deugden nooit helemaal kunt vertrouwen. Vandaar het belang van instituties, regels en procedures.
Intussen is het evident waar, zoals De Graaf zegt, dat het trumpisme een kille wereld is, vol „strijd”. Darwinisme dat Vance besprenkelt met wijwater. Trump niet, die heeft genoeg aan zichzelf en een vergulde bijbel, liefst gesigneerd (door hem, niet God). En natuurlijk wordt ook het geloof omgesmeed tot zwaard. Recent trad een task force aan om „anti-christelijke bias” bij de overheid uit te roeien.
De Texaanse politicus-prediker James Talarico meent dat Trump en Vance Jezus, als ze hem nu ontmoetten, zouden bespotten als „een alleenstaande, kinderloze hippie”.
Hij heeft gelijk. Jezus was een loser, tenslotte.
Sjoerd de Jong is redacteur van NRC. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.
