
„Hij raakt hem aan, hij raakt hem aan”, zegt Ajax-coach Francesco Farioli met grote ogen tegen de vierde official. Maar het besluit van de scheidsrechter staat: Ajax-keeper Matheus heeft een terugspeelbal opgepakt die van de eigen middenvelder Steven Berghuis kwam zónder dat er een Spartaans been tussen zat, tot ontsteltenis van zijn medespelers.
Indirecte vrije trap in het strafschopgebied. Sparta-invaller Mohamed Nassoh schiet na een tikje van een medespeler binnen: 0-1, diep in de blessuretijd. Stilte in het stadion.
Het is een tegendoelpunt veroorzaakt door vertwijfeling – en daarmee symbolisch voor deze middag voor Ajax. Tactiek? Bijzaak was het. Ajax speelde zondag een mentale wedstrijd, waarin het er maar bij vlagen in slaagde de eigen angsten te onderdrukken. Invaller Youri Regeer redde met een goal in extremis nog een punt voor de thuisploeg, maar achtervolger PSV kruipt met nog drie wedstrijden te spelen naderbij. De club uit Eindhoven kan het gat met de koploper volgende week tegen Fortuna Sittard terugbrengen tot vier punten. Het eerder zo stabiele Ajax oogt ineens uiterst kwetsbaar.
Farioli zei direct na de pijnlijke nederlaag tegen FC Utrecht (4-0), de grootste verliespartij van dit seizoen, dat er vooral „geen drama” van gemaakt moest worden. De uitslag was geflatteerd als je keek naar de kansenverhouding, vond hij, iets wat hij nog maar eens herhaalde toen hij vrijdagavond te gast was bij de Nacht van de Filosofie in Amsterdam. „Onverklaarbaar”, noemde hij het resultaat, „het mysterie van de magische bal”.
Nederigheid, focus en strijdlust
Een statisticus zou het anders formuleren: toeval speelt een vaak onderschatte rol in voetbal, en dat maakt dat wedstrijden die min of meer gelijk op gaan soms in 4-0 of 1-5 eindigen. Ajax heeft dit seizoen regelmatig juist méér gekregen dan het op grond van het spel en de kansen had verdiend. Het risico is dat spelers gaan geloven dat ze superieur zijn. Of andersom, na een zeperd zoals tegen FC Utrecht, het zelfvertrouwen juist verliezen en nerveus worden.
Farioli ziet het als een van de belangrijkste taken van een coach om precies dat te voorkomen. Vandaar het oeverloze gehamer op nederigheid, focus en strijdlust. Vandaar ook het verbod voor zijn spelers om over een kampioenschap te spreken, ook al hield niet iedereen zich daar meer aan. Vandaar de voortdurende lofzang op het collectief, nooit op individuen. De vraag na Utrecht was: lukte het Farioli de rust en vastberadenheid in de groep te behouden met de titel in zicht en een achtervolger, PSV, die plotseling in bloedvorm lijkt te verkeren?
Van nervositeit was aanvankelijk niet veel te merken. Van behoedzaamheid des te meer. Ajax zocht vanaf de aftrap de aanval, maar gedoseerd en geduldig. De ploeg van Farioli wisselde veelvuldig van kant om uiteindelijk vaak de vrije man te vinden in de opkomende rechtsback Anton Gaaei. Zijn voorzetten waren af en toe gevaarlijk, maar misten net de precisie om tot grote kansen te leiden.
Gefluit van de tribunes
Gaandeweg werd Ajax slordiger en slordiger, alsof weggedrukte zenuwen en angst toch opspeelden. Brian Brobbey gaf een paar onbegrepen passes, Gaaei leverde de bal zomaar in en vooral Bertrand Traoré leek concentratie te missen. De beweging vloeide uit het elftal, spelers boden zich met de minuut minder aan. Viel er een bal tussen twee Ajax-spelers in? Geen van beiden bewoog er naartoe, gefluit van de tribunes.
De eerste grote kans was na een klein half uur dan ook voor Sparta, nadat Traoré in de zoveelste vlaag van besluiteloosheid balverlies had geleden op het middenveld. De bal belandde na een simpele combinatie voor de voeten van Mitchell van Bergen, die vanaf een meter of twintig op keeper Matheus schoot. Nog voor rust doken ook Sparta-middenvelders Shunsuke Mito (tweemaal) en Gjivai Zechiël nog gevaarlijk op voor Matheus, terwijl Ajax steeds hulpelozer oogde.
Maurice Steijn moet er van hebben genoten langs de lijn. Hij is bij Sparta, waar hij succesvol werkte voordat hij in de zomer van 2023 naar Ajax ging, bezig revanche te nemen voor zijn donkere maanden in Amsterdam. Bij zijn komst begin november vorig jaar had de club slechts elf punten uit tien wedstrijden en dreigde een lang gevecht tegen degradatie. Inmiddels staat Sparta met 35 punten veilig in de middenmoot. Vooral de laatste weken gaat het goed, mede dankzij middenvelders Kristian Hlynsson en Gjivai Zechiël, in de winter gehuurd van respectievelijk Ajax en Feyenoord. De ploeg van Steijn was voor het duel van zondag zes wedstrijden ongeslagen.
Drie keer lat, één keer paal
Een ploeg met zelfvertrouwen dus, en dat groeide en groeide zondagmiddag in de Arena. In het eerste kwartier na rust domineerde Sparta simpelweg. Steijn zag een voor hem herkenbaar Ajax, in die zin dat alle samenhang uit het elftal leek verdwenen. Pas met de komst van Wout Weghorst, die met nog ruim een half uur te spelen inviel voor Brobbey en is gespecialiseerd in wedstrijden onder hoogspanning, keerde bij Ajax langzaam maar zeker het besef terug dat de ploeg thuis speelde, tegen Sparta bovendien, en dat winnen wel degelijk tot de mogelijkheden behoorde.
Plotseling had de ploeg van Farioli weer de overhand en speelde vlotjes een paar hele en halve kansen bij elkaar. Weghorst, kopbal op de lat uit een hoekschop. Klaassen, een omhaal die een paar meter naast vloog. Taylor, die na een snelle combinatie over de linkerflank van dichtbij op de paal schoot. Regeer, rebound op de lat. Weghorst weer, óók op de lat. Pech? Zeker, maar je kunt net zo goed zeggen dat Ajax de zenuwen te laat onder controle kreeg.
Helemaal lukte dat trouwens sowieso niet, getuige het gepruts van keeper Matheus diep in blessuretijd. Farioli, vaak geprezen om zijn tactische inzicht, zal zijn psychologische kwaliteiten moeten aanspreken om te voorkomen dat Ajax de titel nog verspeelt.
